Pagina inhoud

    Overeenkomst tot arbitrage (Afd. 1, Titel 1, Boek IV Rv.)

    Inleiding arbitrage-overeenkomst

    Voor Nederlandse arbitrages is de arbitrage-overeenkomst geregeld in Titel 1, Boek 4 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. De arbitrage-overeenkomst is geregeld in Afd. 1, Titel 1, Boek IV Rv.. Onder andere in de bouwwereld is de arbitrageprocedure bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw gebruikelijk, hoewel geschillenbeslechting via de gewone rechter in die sector toeneemt. Zie ook de pagina Aanneming van werk.

    Afd. 1 omvat twee bepalingen over de overeenkomst tot arbitrage: art. 1020 Rv. en art. 1021 Rv..

    Arbitrage: een vorm van alternatieve geschillenbeslechting

    Partijen bij een geschil kunnen – hetzij voordat er een geschil is gerezen of nadat een geschil is ontstaan – met elkaar afspreken dat zij niet naar de overheidsrechter zullen gaan, maar hun geschil zullen laten beslechten door ‘scheidsmannen’ of arbiters. Die scheidsmannen kunnen ook vrouwen zijn natuurlijk.

    De arbiters zijn geen door de overheid benoemde beroepsrechters, zoals de rechters in rechtbanken, gerechtshoven en bij de Hoge Raad. Een scheidsgerecht kan zelfs ook bestaan uit niet-juristen (leken), die echter een bepaalde expertise hebben die nuttig kan zijn bij de beoordeling van het geschil. Zoals deskundigen uit de bouw of een andere branche die relevant is voor het onderwerp van geschil. In dat opzicht kan arbitrage een voordeel bieden, omdat overheidsrechters die expertise doorgaans niet hebben en voor een inhoudelijk technisch oordeel deskundigen nodig zullen moeten aanwijzen. Zoals over – noem maar wat – de vraag of de draagkracht van een bouwkundige constructie van een parkeergarage correct is uitgerekend en die constructie ook correct in de bouw van de garage is toegepast.

    De keuze voor arbitrage wordt vastgelegd in een overeenkomst (art. 1020 lid 1 Rv.). In veel gevallen is dit opgenomen in algemene voorwaarden van één van de beide contractspartijen, waarmee de andere partij (al dan niet bewust) instemt. In dat geval komt de arbitrage-afspraak dus tot stand via een contractueel beding.

    De afspraak om voor arbitrage te kiezen hoeft echter niet per se steeds te gaan om een geschil ontstaan over een overeenkomst. Het kan ook gaan om de oplossing van een geschil over schade uit onrechtmatige daad of enig ander onderwerp.

    De arbitrage-overeenkomst (arbitragebeding)

    Partijen kunnen de afspraak waarmee zij voor arbitrage kiezen in een beding in een overeenkomst opnemen, of dit afzonderlijk in een overeenkomst vastleggen (art. 1020 lid 2 Rv.). Bij voorbeeld over een schadekwestie, waarbij er voor het ontstaan van de schade hun rechtsbetrekking niet ontleend wordt aan een overeenkomst.

    Ook kan een arbitragebeding worden opgenomen in algemene voorwaarden, statuten of reglementen (art. 1020 lid 5 Rv.).

    Van de arbitrage-overeenkomst kan een arbitragereglement onderdeel uitmaken (art. 1020 lid 6 Rv.). Zie bij voorbeeld het arbitragereglement van het NAI.

    Arbitragebeding in algemene voorwaarden en consument

    Bij de modernisering van de wettelijke regeling van arbitrage (i.w.tr. 1 januari 2015) is art. 6:236 aanhef en sub n B.W. aan de zwarte lijst toegevoegd. Hierin is bepaald, dat een beding in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is als dat voorziet in de beslechting van een geschil door een ander dan de rechter die volgens de wet bevoegd zou zijn. Een consument kan dus de vernietiging van een dergelijk beding inroepen. Zie voor een praktijkvoorbeeld in een internationale kwestie het blog Forumkeuze in algemene voorwaarden.

    Deze bepaling houdt in, dat wanneer het arbitragebeding is opgenomen in algemene voorwaarden, dan wordt dit bij consumenten op grond van art. 6:236 aanhef en sub n B.W. geacht onredelijk bezwarend te zijn, tenzij de consument een maand bedenktijd krijgt om alsnog te kiezen voor de gewone overheidsrechter.

    Art. 6:236 B.W.:

    “Bij een overeenkomst tussen een gebruiker en een wederpartij, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, wordt als onredelijk bezwarend aangemerkt een in de algemene voorwaarden voorkomend beding

    n. dat voorziet in de beslechting van een geschil door een ander dan de rechter die volgens de wet bevoegd zou zijn, tenzij het de wederpartij een termijn gunt van tenminste een maand nadat de gebruiker zich schriftelijk jegens haar op het beding heeft beroepen, om voor beslechting van het geschil door de volgens de wet bevoegde rechter te kiezen;”

    Een arbitraal beding in algemene voorwaarden is op basis daarvan tegenover een consument dus in beginsel onredelijk bezwarend. Als het beding de consument een termijn gunt van tenminste één maand nadat de gebruiker zich schriftelijk jegens de consument op het beding heeft beroepen, om voor beslechting van het geschil door de volgens de wet bevoegde rechter te kiezen, dan is het beding wel geldig.

    In het HR 8 november 2019 (Stichting Intermaris/huurder) heeft de Hoge Raad prejudiciële vragen beantwoord over deze bepaling. De rechter, die een verlof om tenuitvoerlegging van een arbitrale beslissing moet beoordelen, moet ambtshalve toetsen of het arbitragebeding geldig is tot stand gekomen en niet onredelijk bezwarend is voor de consument. Wanneer het arbitragebeding niet vermeldt, dat de consument de mogelijkheid heeft zich uit te laten over de keuze voor arbitrage (conform de tenzij-bepaling), dan kan dit niet hersteld worden door de consument per brief die termijn te gunnen. Het hele beding is dan ongeldig en met die brief kan dit niet worden hersteld, aldus de Hoge Raad.

    In die brief – die kan worden verstuurd als het tenzij-beding er wel in staat – moet de consument goed voorgelicht moet worden, wat arbitrage inhoudt en in hoeverre dit verschilt van beslechting via de gewone rechter. Een brochure over arbitrage versus de overheidsrechter ligt in de rede.

    De Raad van Arbitrage voor de Bouw heeft in een vonnis van 20 mei 2020 de Hoge Raad gevolgd en met expliciete verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad heeft zich op grond daarvan in een geschil met een consument onbevoegd verklaard.

    Bewijs van arbitragebeding

    Tussen partijen kan discussie ontstaan, of er arbitrage is afgesproken. Arbitrage moet schriftelijk worden vastgelegd, en dus door overlegging van dit schriftelijke stuk bewezen worden (art. 1021 Rv.). De wederpartij kan ook stilzwijgend hebben ingestemd met een arbitragebeding (bvb. via algemene voorwaarden).

    Bij het aanhangig maken van een procedure moet dus opgelet worden, of er wellicht arbitrage is afgesproken. Er kan een bevoegdheidsincident ontstaan, wanneer gedagvaard wordt voor de gewone rechter in weerwil van het arbitragebeding.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 25-01-2018; laatste bewerking 12-09-2023]

    Overeenkomst tot arbitrage (Afd. 1, Titel 1, Boek IV Rv.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Overeenkomst tot arbitrage (Afd. 1, Titel 1, Boek IV Rv.)

      Inleiding arbitrage-overeenkomst

      Voor Nederlandse arbitrages is de arbitrage-overeenkomst geregeld in Titel 1, Boek 4 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. De arbitrage-overeenkomst is geregeld in Afd. 1, Titel 1, Boek IV Rv.. Onder andere in de bouwwereld is de arbitrageprocedure bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw gebruikelijk, hoewel geschillenbeslechting via de gewone rechter in die sector toeneemt. Zie ook de pagina Aanneming van werk.

      Afd. 1 omvat twee bepalingen over de overeenkomst tot arbitrage: art. 1020 Rv. en art. 1021 Rv..

      Arbitrage: een vorm van alternatieve geschillenbeslechting

      Partijen bij een geschil kunnen – hetzij voordat er een geschil is gerezen of nadat een geschil is ontstaan – met elkaar afspreken dat zij niet naar de overheidsrechter zullen gaan, maar hun geschil zullen laten beslechten door ‘scheidsmannen’ of arbiters. Die scheidsmannen kunnen ook vrouwen zijn natuurlijk.

      De arbiters zijn geen door de overheid benoemde beroepsrechters, zoals de rechters in rechtbanken, gerechtshoven en bij de Hoge Raad. Een scheidsgerecht kan zelfs ook bestaan uit niet-juristen (leken), die echter een bepaalde expertise hebben die nuttig kan zijn bij de beoordeling van het geschil. Zoals deskundigen uit de bouw of een andere branche die relevant is voor het onderwerp van geschil. In dat opzicht kan arbitrage een voordeel bieden, omdat overheidsrechters die expertise doorgaans niet hebben en voor een inhoudelijk technisch oordeel deskundigen nodig zullen moeten aanwijzen. Zoals over – noem maar wat – de vraag of de draagkracht van een bouwkundige constructie van een parkeergarage correct is uitgerekend en die constructie ook correct in de bouw van de garage is toegepast.

      De keuze voor arbitrage wordt vastgelegd in een overeenkomst (art. 1020 lid 1 Rv.). In veel gevallen is dit opgenomen in algemene voorwaarden van één van de beide contractspartijen, waarmee de andere partij (al dan niet bewust) instemt. In dat geval komt de arbitrage-afspraak dus tot stand via een contractueel beding.

      De afspraak om voor arbitrage te kiezen hoeft echter niet per se steeds te gaan om een geschil ontstaan over een overeenkomst. Het kan ook gaan om de oplossing van een geschil over schade uit onrechtmatige daad of enig ander onderwerp.

      De arbitrage-overeenkomst (arbitragebeding)

      Partijen kunnen de afspraak waarmee zij voor arbitrage kiezen in een beding in een overeenkomst opnemen, of dit afzonderlijk in een overeenkomst vastleggen (art. 1020 lid 2 Rv.). Bij voorbeeld over een schadekwestie, waarbij er voor het ontstaan van de schade hun rechtsbetrekking niet ontleend wordt aan een overeenkomst.

      Ook kan een arbitragebeding worden opgenomen in algemene voorwaarden, statuten of reglementen (art. 1020 lid 5 Rv.).

      Van de arbitrage-overeenkomst kan een arbitragereglement onderdeel uitmaken (art. 1020 lid 6 Rv.). Zie bij voorbeeld het arbitragereglement van het NAI.

      Arbitragebeding in algemene voorwaarden en consument

      Bij de modernisering van de wettelijke regeling van arbitrage (i.w.tr. 1 januari 2015) is art. 6:236 aanhef en sub n B.W. aan de zwarte lijst toegevoegd. Hierin is bepaald, dat een beding in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is als dat voorziet in de beslechting van een geschil door een ander dan de rechter die volgens de wet bevoegd zou zijn. Een consument kan dus de vernietiging van een dergelijk beding inroepen. Zie voor een praktijkvoorbeeld in een internationale kwestie het blog Forumkeuze in algemene voorwaarden.

      Deze bepaling houdt in, dat wanneer het arbitragebeding is opgenomen in algemene voorwaarden, dan wordt dit bij consumenten op grond van art. 6:236 aanhef en sub n B.W. geacht onredelijk bezwarend te zijn, tenzij de consument een maand bedenktijd krijgt om alsnog te kiezen voor de gewone overheidsrechter.

      Art. 6:236 B.W.:

      “Bij een overeenkomst tussen een gebruiker en een wederpartij, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, wordt als onredelijk bezwarend aangemerkt een in de algemene voorwaarden voorkomend beding

      n. dat voorziet in de beslechting van een geschil door een ander dan de rechter die volgens de wet bevoegd zou zijn, tenzij het de wederpartij een termijn gunt van tenminste een maand nadat de gebruiker zich schriftelijk jegens haar op het beding heeft beroepen, om voor beslechting van het geschil door de volgens de wet bevoegde rechter te kiezen;”

      Een arbitraal beding in algemene voorwaarden is op basis daarvan tegenover een consument dus in beginsel onredelijk bezwarend. Als het beding de consument een termijn gunt van tenminste één maand nadat de gebruiker zich schriftelijk jegens de consument op het beding heeft beroepen, om voor beslechting van het geschil door de volgens de wet bevoegde rechter te kiezen, dan is het beding wel geldig.

      In het HR 8 november 2019 (Stichting Intermaris/huurder) heeft de Hoge Raad prejudiciële vragen beantwoord over deze bepaling. De rechter, die een verlof om tenuitvoerlegging van een arbitrale beslissing moet beoordelen, moet ambtshalve toetsen of het arbitragebeding geldig is tot stand gekomen en niet onredelijk bezwarend is voor de consument. Wanneer het arbitragebeding niet vermeldt, dat de consument de mogelijkheid heeft zich uit te laten over de keuze voor arbitrage (conform de tenzij-bepaling), dan kan dit niet hersteld worden door de consument per brief die termijn te gunnen. Het hele beding is dan ongeldig en met die brief kan dit niet worden hersteld, aldus de Hoge Raad.

      In die brief – die kan worden verstuurd als het tenzij-beding er wel in staat – moet de consument goed voorgelicht moet worden, wat arbitrage inhoudt en in hoeverre dit verschilt van beslechting via de gewone rechter. Een brochure over arbitrage versus de overheidsrechter ligt in de rede.

      De Raad van Arbitrage voor de Bouw heeft in een vonnis van 20 mei 2020 de Hoge Raad gevolgd en met expliciete verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad heeft zich op grond daarvan in een geschil met een consument onbevoegd verklaard.

      Bewijs van arbitragebeding

      Tussen partijen kan discussie ontstaan, of er arbitrage is afgesproken. Arbitrage moet schriftelijk worden vastgelegd, en dus door overlegging van dit schriftelijke stuk bewezen worden (art. 1021 Rv.). De wederpartij kan ook stilzwijgend hebben ingestemd met een arbitragebeding (bvb. via algemene voorwaarden).

      Bij het aanhangig maken van een procedure moet dus opgelet worden, of er wellicht arbitrage is afgesproken. Er kan een bevoegdheidsincident ontstaan, wanneer gedagvaard wordt voor de gewone rechter in weerwil van het arbitragebeding.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 25-01-2018; laatste bewerking 12-09-2023]

      Overeenkomst tot arbitrage (Afd. 1, Titel 1, Boek IV Rv.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!