Pagina inhoud

    Nevenvoorzieningen scheidingsprocedures (Par. 3, Afd. 2, Titel 6, Boek 3 Rv.)

    Inleiding nevenvoorzieningen scheidingsprocedures

    De rechter kan bij het uitspreken van de echtscheiding of scheiding van tafel en bed een aantal “nevenvoorzieningen” treffen. Deze voorzieningen naast het eigenlijke verzoek tot uitspreken van de (echt)scheiding kunnen ook – als voorloper van de nevenvoorzieningen naast de hoofdvoorziening – als voorlopige voorziening gevraagd worden. De nevenvoorzieningen zijn geregeld in Par. 3, Afd. 2, Titel 6, Boek 3 Rv.. Effectief bestaat deze Paragraaf slechts uit één artikel: art. 827 Rv.. De artikelen 827a Rv. tot en met art. 827p Rv. zijn vervallen.

    Het is van belang bij het inleidende verzoekschrift wel zowel de voorlopige voorzieningen als de nevenvoorzieningen (de definitieve eindmaatregelen) te vragen, want na het uitspreken van het eindvonnis eindigen de voorlopige voorzieningen uit de aard der zaak. Zie ook de pagina Voorlopige voorzieningen in scheidingszaken.

    Nevenvoorzieningen echtscheiding

    Bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed kan de rechter gevraagd worden in de eindbeschikking de volgende nevenvoorzieningen te treffen (art. 827 lid 1 Rv.):

    a. toekenning van een uitkering tot levensonderhoud aan een echtgenoot ten laste van de andere echtgenoot;

    b. voorzieningen met betrekking tot de verdeling van de gemeenschap of bij huwelijkse voorwaarden overeengekomen verrekening van inkomsten of van vermogen;

    c. voorzieningen betreffende het gezag over, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over, de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van of de omgang met, de informatie en raadpleging over en een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen van de echtgenoten.

    Blijkens HR 12 januari 2018 (voorziening over gezag minderjarige kinderen in Indiase echtscheiding) is het uitgangspunt van art. 827 lid 1 aanhef en sub c Rv. in samenhang met art. 1:251a lid 2 B.W., dat dit verzoek berust op het uitgangspunt dat voorzieningen betreffende, onder meer, “het gezag over, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over, de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van of de omgang met, de informatie en raadpleging over (…) minderjarige kinderen van de echtgenoten” als ‘nevenvoorziening’ worden getroffen door de rechter die de echtscheiding uitspreekt. Zie ook de pagina Gezamenlijk gezag van ouders binnen en buiten huwelijk en éénoudergezag.

    In die casus kon de nevenvoorziening echter ook als afzonderlijke procedure in Nederland gevraagd worden, ook al liep de echtscheidingsprocedure in India. Lees de bespreking van dit arrest op Lawyrup (lees Rechtspraak).

    Zie de pagina Ouderlijk gezag over minderjarige kinderen voor art. 1:251a Rv..

    Nevenvoorzieningen scheiding tafel en bed

    Bij scheiding van tafel en bed kan de rechter ook nog gevraagd worden in de eindbeschikking de volgende nevenvoorzieningen te treffen (art. 827 lid 1 Rv., vervolg):

    d. toepassing van art. 1:165 lid 1 B.W. (voortzetting gebruik echtelijke woning bij echtscheiding), of van art. 1:175 lid 1 B.W. (idem bij scheiding van tafel en bed);

    e. toepassing van art. 7:266 lid 5 B.W. (toewijzing huurrecht) (NB dit is inmiddels sub f zie hierna);

    f. een andere voorziening dan bedoeld in de onderdelen a tot en met e, mits deze voldoende samenhang vertoont met het verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, en niet te verwachten is dat de behandeling daarvan tot onnodige vertraging van het geding zal leiden (NB dit is sub g geworden, zie hierna).

    Zie voor de voorziening van de voortzetting van het gebruik van de echtelijke woning ook de pagina Echtscheiding.

    Zie voor de toewijzing van het huurrecht aan een echtgenoot bij medehuurderschap als bedoeld in art. 7:266 lid 5 B.W. ook de pagina Medehuur en voortzetting van de huur.

    Wet tegengaan huwelijkse gevangenschap (bevel religieuze scheiding)

    Met de wetswijziging inzake het tegengaan van huwelijkse gevangenschap en enige andere wetten (Stb. 2023, 84) wordt art. 827 Rv. per 1 juli 2023 gewijzigd. Lid 1 sub e en f zijn vernummerd naar f en g, en er is een nieuw sub e ingevoegd, dat luidt:

    “e. een bevel tot medewerking aan het teniet doen gaan van een naast het huwelijk bestaande religieuze of levensbeschouwelijke verbintenis op grond van art. 6:162 B.W. in samenhang met art. 1:68 lid 2 B.W., of een andere daartoe strekkende voorziening;”

    In art. 1:86 B.W. is hierbij opgenomen, dat de religieuze instantie mee moet werken aan deze religieuze scheiding. Zie de pagina Voltrekking van het huwelijk. De wetgever achtte dit de meest logische plek, omdat daar ook al een bepaling stond dat een religieus huwelijk niet voor een burgerlijk huwelijk voltrokken mag worden.

    Overeenkomstige toepassing bepalingen nevenvoorzieningen bij hoger beroep echtscheiding

    Art. 827 lid 2 Rv. bepaalt:

    “Ten aanzien van nevenvoorzieningen als bedoeld in art. 827 lid 1 aanhef en sub c Rv. zijn art. 808 Rv., art. 809 lid 1 Rv., art. 810 Rv., art. 810a Rv., art. 811 lid 1 Rv. en art. 812 lid 1 Rv. van toepassing, en komt – in afwijking van het bepaalde in art. 358 Rv. – het recht van hoger beroep slechts toe aan de ouders, voorzover dezen tot het gezag bevoegd zijn, en aan de Raad voor de Kinderbescherming.”

    In art. 808 Rv. is geregeld, dat procedures met betrekking tot minderjarigen de Kinderrechter de bevoegde rechter is. Behalve kwesties over kinderalimentatie. Zie ook de pagina Procedures in niet-echtscheidingszaken.

    Art. 809 lid 1 Rv. schrijft voor dat de rechter niet beslist dan nadat een kind van 12 jaar of ouder is gehoord. Zie ook de pagina Procedures in niet-echtscheidingszaken.

    De rechter kan blijkens art. 810 lid 1 Rv. over kwesties rond minderjarigen (behalve kinderalimentatie) steeds het advies van de Raad voor de Kinderbescherming vragen. Zie ook de pagina Procedures in niet-echtscheidingszaken.

    In art. 810a Rv. wordt ouders de mogelijkheid geboden zelf een deskundigenrapport in het geding te brengen. Zie ook de pagina Procedures in niet-echtscheidingszaken.

    Krachtens art. 811 lid 1 Rv. kunnen de ouders en andere belanghebbenden inzage en afschrift vragen op grond van art. 290 Rv. van de door de Raad voor de Kinderbescherming en andere instanties in het geding gebrachte stukken. Zie ook de pagina Procedures in niet-echtscheidingszaken.

    Art. 812 lid 1 Rv. betreft de ‘afgifte’ van het kind aan de ouder aan wie het gezag is toegewezen, zo nodig met de sterke arm der wet (de politie). Zie ook de pagina Procedures in niet-echtscheidingszaken.

    Inspraak gemeente bij bijstandsuitkering

    Art. 827 lid 3 Rv. bepaalt:

    “Indien aan de rechter blijkt dat een verzoek tot toekenning van een uitkering tot levensonderhoud aan een echtgenoot ten laste van de andere echtgenoot als voorwaarde is verbonden aan verlening van bijstand, stelt de rechter de gemeente die de voorwaarde heeft gesteld, in de gelegenheid schriftelijk of ter zitting haar mening omtrent de vordering kenbaar te maken.”

    IPR scheidingsprocedures

    Wanneer er sprake is van een internationale procedure over echtscheiding moet eerst worden bezien welke rechter bevoegd is. Binnen de EU is daarbij de Verordening Brussel II-ter van belang. Zie de pagina Brussel II-ter.

    Daarnaast kan in internationale echtscheidingsprocedures de vraag rijzen, welk materieel recht van toepassing is op de zaak. Voor het antwoord op die vraag moet gekeken worden in Boek 10 B.W.. Zie de pagina IPR Huwelijk.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 6-07-2018; laatste bewerking 26-08-2023]

    Nevenvoorzieningen scheidingsprocedures (Par. 3, Afd. 2, Titel 6, Boek 3 Rv.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Nevenvoorzieningen scheidingsprocedures (Par. 3, Afd. 2, Titel 6, Boek 3 Rv.)

      Inleiding nevenvoorzieningen scheidingsprocedures

      De rechter kan bij het uitspreken van de echtscheiding of scheiding van tafel en bed een aantal “nevenvoorzieningen” treffen. Deze voorzieningen naast het eigenlijke verzoek tot uitspreken van de (echt)scheiding kunnen ook – als voorloper van de nevenvoorzieningen naast de hoofdvoorziening – als voorlopige voorziening gevraagd worden. De nevenvoorzieningen zijn geregeld in Par. 3, Afd. 2, Titel 6, Boek 3 Rv.. Effectief bestaat deze Paragraaf slechts uit één artikel: art. 827 Rv.. De artikelen 827a Rv. tot en met art. 827p Rv. zijn vervallen.

      Het is van belang bij het inleidende verzoekschrift wel zowel de voorlopige voorzieningen als de nevenvoorzieningen (de definitieve eindmaatregelen) te vragen, want na het uitspreken van het eindvonnis eindigen de voorlopige voorzieningen uit de aard der zaak. Zie ook de pagina Voorlopige voorzieningen in scheidingszaken.

      Nevenvoorzieningen echtscheiding

      Bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed kan de rechter gevraagd worden in de eindbeschikking de volgende nevenvoorzieningen te treffen (art. 827 lid 1 Rv.):

      a. toekenning van een uitkering tot levensonderhoud aan een echtgenoot ten laste van de andere echtgenoot;

      b. voorzieningen met betrekking tot de verdeling van de gemeenschap of bij huwelijkse voorwaarden overeengekomen verrekening van inkomsten of van vermogen;

      c. voorzieningen betreffende het gezag over, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over, de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van of de omgang met, de informatie en raadpleging over en een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen van de echtgenoten.

      Blijkens HR 12 januari 2018 (voorziening over gezag minderjarige kinderen in Indiase echtscheiding) is het uitgangspunt van art. 827 lid 1 aanhef en sub c Rv. in samenhang met art. 1:251a lid 2 B.W., dat dit verzoek berust op het uitgangspunt dat voorzieningen betreffende, onder meer, “het gezag over, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over, de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van of de omgang met, de informatie en raadpleging over (…) minderjarige kinderen van de echtgenoten” als ‘nevenvoorziening’ worden getroffen door de rechter die de echtscheiding uitspreekt. Zie ook de pagina Gezamenlijk gezag van ouders binnen en buiten huwelijk en éénoudergezag.

      In die casus kon de nevenvoorziening echter ook als afzonderlijke procedure in Nederland gevraagd worden, ook al liep de echtscheidingsprocedure in India. Lees de bespreking van dit arrest op Lawyrup (lees Rechtspraak).

      Zie de pagina Ouderlijk gezag over minderjarige kinderen voor art. 1:251a Rv..

      Nevenvoorzieningen scheiding tafel en bed

      Bij scheiding van tafel en bed kan de rechter ook nog gevraagd worden in de eindbeschikking de volgende nevenvoorzieningen te treffen (art. 827 lid 1 Rv., vervolg):

      d. toepassing van art. 1:165 lid 1 B.W. (voortzetting gebruik echtelijke woning bij echtscheiding), of van art. 1:175 lid 1 B.W. (idem bij scheiding van tafel en bed);

      e. toepassing van art. 7:266 lid 5 B.W. (toewijzing huurrecht) (NB dit is inmiddels sub f zie hierna);

      f. een andere voorziening dan bedoeld in de onderdelen a tot en met e, mits deze voldoende samenhang vertoont met het verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, en niet te verwachten is dat de behandeling daarvan tot onnodige vertraging van het geding zal leiden (NB dit is sub g geworden, zie hierna).

      Zie voor de voorziening van de voortzetting van het gebruik van de echtelijke woning ook de pagina Echtscheiding.

      Zie voor de toewijzing van het huurrecht aan een echtgenoot bij medehuurderschap als bedoeld in art. 7:266 lid 5 B.W. ook de pagina Medehuur en voortzetting van de huur.

      Wet tegengaan huwelijkse gevangenschap (bevel religieuze scheiding)

      Met de wetswijziging inzake het tegengaan van huwelijkse gevangenschap en enige andere wetten (Stb. 2023, 84) wordt art. 827 Rv. per 1 juli 2023 gewijzigd. Lid 1 sub e en f zijn vernummerd naar f en g, en er is een nieuw sub e ingevoegd, dat luidt:

      “e. een bevel tot medewerking aan het teniet doen gaan van een naast het huwelijk bestaande religieuze of levensbeschouwelijke verbintenis op grond van art. 6:162 B.W. in samenhang met art. 1:68 lid 2 B.W., of een andere daartoe strekkende voorziening;”

      In art. 1:86 B.W. is hierbij opgenomen, dat de religieuze instantie mee moet werken aan deze religieuze scheiding. Zie de pagina Voltrekking van het huwelijk. De wetgever achtte dit de meest logische plek, omdat daar ook al een bepaling stond dat een religieus huwelijk niet voor een burgerlijk huwelijk voltrokken mag worden.

      Overeenkomstige toepassing bepalingen nevenvoorzieningen bij hoger beroep echtscheiding

      Art. 827 lid 2 Rv. bepaalt:

      “Ten aanzien van nevenvoorzieningen als bedoeld in art. 827 lid 1 aanhef en sub c Rv. zijn art. 808 Rv., art. 809 lid 1 Rv., art. 810 Rv., art. 810a Rv., art. 811 lid 1 Rv. en art. 812 lid 1 Rv. van toepassing, en komt – in afwijking van het bepaalde in art. 358 Rv. – het recht van hoger beroep slechts toe aan de ouders, voorzover dezen tot het gezag bevoegd zijn, en aan de Raad voor de Kinderbescherming.”

      In art. 808 Rv. is geregeld, dat procedures met betrekking tot minderjarigen de Kinderrechter de bevoegde rechter is. Behalve kwesties over kinderalimentatie. Zie ook de pagina Procedures in niet-echtscheidingszaken.

      Art. 809 lid 1 Rv. schrijft voor dat de rechter niet beslist dan nadat een kind van 12 jaar of ouder is gehoord. Zie ook de pagina Procedures in niet-echtscheidingszaken.

      De rechter kan blijkens art. 810 lid 1 Rv. over kwesties rond minderjarigen (behalve kinderalimentatie) steeds het advies van de Raad voor de Kinderbescherming vragen. Zie ook de pagina Procedures in niet-echtscheidingszaken.

      In art. 810a Rv. wordt ouders de mogelijkheid geboden zelf een deskundigenrapport in het geding te brengen. Zie ook de pagina Procedures in niet-echtscheidingszaken.

      Krachtens art. 811 lid 1 Rv. kunnen de ouders en andere belanghebbenden inzage en afschrift vragen op grond van art. 290 Rv. van de door de Raad voor de Kinderbescherming en andere instanties in het geding gebrachte stukken. Zie ook de pagina Procedures in niet-echtscheidingszaken.

      Art. 812 lid 1 Rv. betreft de ‘afgifte’ van het kind aan de ouder aan wie het gezag is toegewezen, zo nodig met de sterke arm der wet (de politie). Zie ook de pagina Procedures in niet-echtscheidingszaken.

      Inspraak gemeente bij bijstandsuitkering

      Art. 827 lid 3 Rv. bepaalt:

      “Indien aan de rechter blijkt dat een verzoek tot toekenning van een uitkering tot levensonderhoud aan een echtgenoot ten laste van de andere echtgenoot als voorwaarde is verbonden aan verlening van bijstand, stelt de rechter de gemeente die de voorwaarde heeft gesteld, in de gelegenheid schriftelijk of ter zitting haar mening omtrent de vordering kenbaar te maken.”

      IPR scheidingsprocedures

      Wanneer er sprake is van een internationale procedure over echtscheiding moet eerst worden bezien welke rechter bevoegd is. Binnen de EU is daarbij de Verordening Brussel II-ter van belang. Zie de pagina Brussel II-ter.

      Daarnaast kan in internationale echtscheidingsprocedures de vraag rijzen, welk materieel recht van toepassing is op de zaak. Voor het antwoord op die vraag moet gekeken worden in Boek 10 B.W.. Zie de pagina IPR Huwelijk.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 6-07-2018; laatste bewerking 26-08-2023]

      Nevenvoorzieningen scheidingsprocedures (Par. 3, Afd. 2, Titel 6, Boek 3 Rv.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!