Pagina inhoud

    Overige bepalingen consumentenkrediet (Afd. 2, Titel 2A, Boek 7 B.W.)

    Inleiding overige bepalingen consumentenkredietovereenkomsten

    Per 1 januari 2017 is de nieuwe regeling van het consumentenkrediet in werking getreden en in Boek 7 ondergebracht. Daarbij zijn ook de resterende bepalingen uit de WCK gevoegd bij de bepalingen die voortvloeiden uit de richtlijn inzake bescherming van consumenten bij kredietverlening. Zie de link naar MvT op wetsvoorstel 34 442.

    De regeling is opgenomen in Titel 2A Boek 7 B.W. met het opschrift overige bepalingen consumentenkredietovereenkomsten. De al in Boek 7 opgenomen bepalingen voortkomend uit de Implementatiewet van de EU-richtlijn is vernummerd naar Afd. 1. De regeling omvat 10 bepalingen (art. 7:74 B.W. tot en met art. 7:83 B.W.).

    Definities consumentenkredietovereenkomsten

    In art. 7:74 B.W. worden allereerst de definities gegeven van:

    a. geldkrediet: de kredietovereenkomst waarbij door of vanwege de kredietgever aan de kredietnemer een geldsom ter beschikking wordt gesteld en de kredietnemer aan de kredietgever een of meer betalingen doet;

    b. goederenkrediet: de kredietovereenkomst, daaronder begrepen een samenstel van overeenkomsten die een commerciële eenheid vormen in de zin van art. 7:57 lid 5 B.W., ter zake van het verschaffen van het genot door de kredietgever aan de kredietnemer van een roerende zaak, niet zijnde een registergoed;

    c. dienstenkrediet: de kredietovereenkomst omschreven onder b met dien verstande dat in plaats van het genot van een roerende zaak een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen dienst wordt verschaft;

    d. kredietsom bij geldkrediet: de geldsom die de kredietnemer in het kader van een geldkrediet ter beschikking wordt gesteld, met dien verstande, dat bij doorlopend geldkrediet de kredietlimiet als die geldsom wordt aangemerkt;

    e. kredietsom bij goederen- of dienstenkrediet: het verschil tussen het totaal van de contante prijzen van de zaken, onderscheidenlijk diensten, waarvan de kredietnemer het genot wordt verschaft, onderscheidenlijk welke aan de kredietnemer worden verleend, en de door deze in dat kader gedane contante betalingen, met dien verstande dat bij een doorlopend goederen- of dienstenkrediet de kredietlimiet als dat verschil wordt aangemerkt;

    f. doorlopend geldkrediet: een geldkrediet waarbij de kredietnemer op verschillende tijdstippen geldsommen bij de kredietgever kan opnemen, voor zover het uitstaand saldo een bepaald bedrag, de kredietlimiet, niet overschrijdt;

    g. doorlopend goederen- of dienstenkrediet: een goederen- of dienstenkrediet, waarbij de kredietgever dan wel de leverancier van de goederen of diensten ervoor heeft te zorgen, dat aan de kredietnemer op verschillende tijdstippen het genot van zaken wordt verschaft of diensten worden verleend, voor zover het uitstaand saldo een bepaald bedrag, de kredietlimiet, niet overschrijdt;

    h. kredietvergoeding: alle beloningen en vergoedingen, in welke vorm ook, die de kredietgever of de leverancier van de goederen of diensten ter zake van een kredietovereenkomst bedingt, in rekening brengt of aanvaardt, bij goederen- en dienstenkrediet verminderd met het totaal van de contante prijzen van de zaken onderscheidenlijk diensten, waarvan de kredietnemer het genot wordt verschaft onderscheidenlijk die aan de kredietnemer worden verleend, met dien verstande dat de vergoeding die verschuldigd wordt indien de kredietnemer vervroegd aflost, vastgesteld overeenkomstig art. 7:68 lid 2 en lid 5 B.W. geen deel van de kredietvergoeding uitmaakt.

    Toepasselijkheid Afd. 1 versus Afd. 2

    Uitzondering voor kredietovereenkomsten met kredietsom van > € 40.000

    Naast de bepalingen voor de kredietovereenkomsten die geregeld zijn in Afd. 1 van Titel 2A, Boek 7 B.W., zijn de bepalingen van deze Tweede Afdeling daarnaast van toepassing (art. 7:75 lid 1 B.W.).

    Met uitzondering van kredietovereenkomsten waarvan de kredietsom meer dan € 40.000 bedraagt, in zoverre dat art. 7:77 lid 1 aanhef en onder a B.W. niet geldt voor die overeenkomsten. Die bepaling verbiedt een beding op grond waarvan de kredietgever of de leverancier van de goederen of diensten eenzijdig de kredietvergoeding te verhogen of anderszins de verplichtingen van de consument te verzwaren. Ook het beding in art. 7:77 lid 1 aanhef en onder c B.W., op grond waarvan de opeisbaarheid gewijzigd mag worden, is bij deze kredieten wel toegestaan.

    Ook gelden art. 7:79 B.W.art. 7:80 B.W. en art. 7:81 B.W. (zie hierna) niet voor deze kredietovereenkomsten.

    Uitzondering voor kredietovereenkomsten waarbij de consument binnen 3 maanden aflost

    Voor kredietovereenkomsten waarbij de betalingen van de consument plaatsvinden:

    – binnen drie maanden nadat de geldsom ter beschikking is gesteld, of
    – nadat met het verschaffen van het genot van de zaak of het verlenen van de dienst een aanvang is gemaakt,

    gelden uitsluitend de art. 7:76 B.W. en art. 7:77 lid 1 aanhef en onder a B.W., aldus (art. 7:75 lid 2 B.W.)..

    Afd. 2 niet van toepassing op effectenkrediet

    Deze afdeling geldt niet voor de overeenkomst betreffende effectenkrediet (art. 7:75 lid 3 B.W.)..

    Bepalingen inzake de kredietvergoeding

    In art. 7:76 B.W. legt de wet beperkingen op ten aanzien van de te bedingen kredietvergoeding.

    Verboden bedingen in kredietovereenkomst

    Art. 7:77 lid 1 B.W. somt een reeks verboden bedingen in kredietovereenkomsten op. Onder meer inzake:

    – eenzijdige verzwaring van de kredietkosten (a);
    – verplichting tot aangaan van andere overeenkomsten (b);
    – wijziging van de opeisbaarheid (c);

    In art. 7:77 lid 2 B.W. wordt – onder bepaalde voorwaarden – een uitzondering gemaakt voor kredietovereenkomsten met een gemeentelijke kredietbank.

    Verboden bedingen in kredietovereenkomst

    Art. 7:77 lid 1 B.W. somt een reeks verboden bedingen in kredietovereenkomsten op. Onder meer inzake:

    – eenzijdige verzwaring van de kredietkosten (a);
    – verplichting tot aangaan van andere overeenkomsten (b);
    – wijziging van de opeisbaarheid (c);

    In art. 7:77 lid 2 B.W. wordt – onder bepaalde voorwaarden – een uitzondering gemaakt voor kredietovereenkomsten met een gemeentelijke kredietbank.

    Volmacht tot aangaan kredietovereenkomst

    De consument kan geen volmacht tot het sluiten van een kredietovereenkomst geven aan de kredietverstrekker of een kredietbemiddelaar (art. 7:78 lid 1 B.W.).

    Ook een onherroepelijke volmacht met dat doel is verboden (art. 7:77 lid 2 B.W.).

    Pandrecht en eigendomsvoorbehoud kredietovereenkomst

    In een kredietovereenkomst met een consument mag geen pandrecht of eigendomsvoorbehoud worden bedongen, tenzij het krediet ziet op het leveren van een zaak (art. 7:78 lid 1 B.W.). Met zaak wordt hier bedoeld een stoffelijk object (zie de pagina Begripsbepalingen).

    In art. 7:79 lid 2 B.W. wordt – onder bepaalde voorwaarden – een uitzondering gemaakt voor kredietovereenkomsten met een gemeentelijke kredietbank.

    Nadere bepalingen pandrecht en eigendomsvoorbehoud

    Het pandrecht komt slechts op een vervangende schade-uitkering te rusten als de gehele zaak teniet is gegaan (art. 7:80 lid 1 B.W.).

    Het vervalt als (i) de consument vervangende zekerheid stelt en/of (ii) als driekwart is afgelost (art. 7:80 lid 2 B.W.). Wanneer de kredietgever tot inning overgaat, moet deze de consument wijzen op de mogelijkheid van het stellen van zekerheid (art. 7:80 lid 3 B.W.).

    Afgifte wegens eigendomsvoorbehoud mag niet meer gevorderd worden als driekwart betaald is (art. 7:81 lid 2 B.W.).

    Ontbinding kredietovereenkomst wegens niet-nakoming door consument

    Ontbinding van een kredietovereenkomst op de grond dat de consument is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, kan slechts geschieden door de rechter (art. 7:82 B.W.).

    Behoudens in het geval van art. 7:90 B.W. (inzake goederenkrediet, Titel 2B, Boek 7 B.W.).

    Dwingend recht

    De bovenstaande bepalingen van Afd. 2, Titel 1A, Boek 7 B.W. inzake de kredietovereenkomst met consumenten zijn dwingend recht (art. 7:83 B.W.).

    Auteur & Last edit

    [MdV, 21-09-2018; laatste bewerking 20-03-2021]

    Overige bepalingen consumentenkrediet (Afd. 2, Titel 2A, Boek 7 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Overige bepalingen consumentenkrediet (Afd. 2, Titel 2A, Boek 7 B.W.)

      Inleiding overige bepalingen consumentenkredietovereenkomsten

      Per 1 januari 2017 is de nieuwe regeling van het consumentenkrediet in werking getreden en in Boek 7 ondergebracht. Daarbij zijn ook de resterende bepalingen uit de WCK gevoegd bij de bepalingen die voortvloeiden uit de richtlijn inzake bescherming van consumenten bij kredietverlening. Zie de link naar MvT op wetsvoorstel 34 442.

      De regeling is opgenomen in Titel 2A Boek 7 B.W. met het opschrift overige bepalingen consumentenkredietovereenkomsten. De al in Boek 7 opgenomen bepalingen voortkomend uit de Implementatiewet van de EU-richtlijn is vernummerd naar Afd. 1. De regeling omvat 10 bepalingen (art. 7:74 B.W. tot en met art. 7:83 B.W.).

      Definities consumentenkredietovereenkomsten

      In art. 7:74 B.W. worden allereerst de definities gegeven van:

      a. geldkrediet: de kredietovereenkomst waarbij door of vanwege de kredietgever aan de kredietnemer een geldsom ter beschikking wordt gesteld en de kredietnemer aan de kredietgever een of meer betalingen doet;

      b. goederenkrediet: de kredietovereenkomst, daaronder begrepen een samenstel van overeenkomsten die een commerciële eenheid vormen in de zin van art. 7:57 lid 5 B.W., ter zake van het verschaffen van het genot door de kredietgever aan de kredietnemer van een roerende zaak, niet zijnde een registergoed;

      c. dienstenkrediet: de kredietovereenkomst omschreven onder b met dien verstande dat in plaats van het genot van een roerende zaak een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen dienst wordt verschaft;

      d. kredietsom bij geldkrediet: de geldsom die de kredietnemer in het kader van een geldkrediet ter beschikking wordt gesteld, met dien verstande, dat bij doorlopend geldkrediet de kredietlimiet als die geldsom wordt aangemerkt;

      e. kredietsom bij goederen- of dienstenkrediet: het verschil tussen het totaal van de contante prijzen van de zaken, onderscheidenlijk diensten, waarvan de kredietnemer het genot wordt verschaft, onderscheidenlijk welke aan de kredietnemer worden verleend, en de door deze in dat kader gedane contante betalingen, met dien verstande dat bij een doorlopend goederen- of dienstenkrediet de kredietlimiet als dat verschil wordt aangemerkt;

      f. doorlopend geldkrediet: een geldkrediet waarbij de kredietnemer op verschillende tijdstippen geldsommen bij de kredietgever kan opnemen, voor zover het uitstaand saldo een bepaald bedrag, de kredietlimiet, niet overschrijdt;

      g. doorlopend goederen- of dienstenkrediet: een goederen- of dienstenkrediet, waarbij de kredietgever dan wel de leverancier van de goederen of diensten ervoor heeft te zorgen, dat aan de kredietnemer op verschillende tijdstippen het genot van zaken wordt verschaft of diensten worden verleend, voor zover het uitstaand saldo een bepaald bedrag, de kredietlimiet, niet overschrijdt;

      h. kredietvergoeding: alle beloningen en vergoedingen, in welke vorm ook, die de kredietgever of de leverancier van de goederen of diensten ter zake van een kredietovereenkomst bedingt, in rekening brengt of aanvaardt, bij goederen- en dienstenkrediet verminderd met het totaal van de contante prijzen van de zaken onderscheidenlijk diensten, waarvan de kredietnemer het genot wordt verschaft onderscheidenlijk die aan de kredietnemer worden verleend, met dien verstande dat de vergoeding die verschuldigd wordt indien de kredietnemer vervroegd aflost, vastgesteld overeenkomstig art. 7:68 lid 2 en lid 5 B.W. geen deel van de kredietvergoeding uitmaakt.

      Toepasselijkheid Afd. 1 versus Afd. 2

      Uitzondering voor kredietovereenkomsten met kredietsom van > € 40.000

      Naast de bepalingen voor de kredietovereenkomsten die geregeld zijn in Afd. 1 van Titel 2A, Boek 7 B.W., zijn de bepalingen van deze Tweede Afdeling daarnaast van toepassing (art. 7:75 lid 1 B.W.).

      Met uitzondering van kredietovereenkomsten waarvan de kredietsom meer dan € 40.000 bedraagt, in zoverre dat art. 7:77 lid 1 aanhef en onder a B.W. niet geldt voor die overeenkomsten. Die bepaling verbiedt een beding op grond waarvan de kredietgever of de leverancier van de goederen of diensten eenzijdig de kredietvergoeding te verhogen of anderszins de verplichtingen van de consument te verzwaren. Ook het beding in art. 7:77 lid 1 aanhef en onder c B.W., op grond waarvan de opeisbaarheid gewijzigd mag worden, is bij deze kredieten wel toegestaan.

      Ook gelden art. 7:79 B.W.art. 7:80 B.W. en art. 7:81 B.W. (zie hierna) niet voor deze kredietovereenkomsten.

      Uitzondering voor kredietovereenkomsten waarbij de consument binnen 3 maanden aflost

      Voor kredietovereenkomsten waarbij de betalingen van de consument plaatsvinden:

      – binnen drie maanden nadat de geldsom ter beschikking is gesteld, of
      – nadat met het verschaffen van het genot van de zaak of het verlenen van de dienst een aanvang is gemaakt,

      gelden uitsluitend de art. 7:76 B.W. en art. 7:77 lid 1 aanhef en onder a B.W., aldus (art. 7:75 lid 2 B.W.)..

      Afd. 2 niet van toepassing op effectenkrediet

      Deze afdeling geldt niet voor de overeenkomst betreffende effectenkrediet (art. 7:75 lid 3 B.W.)..

      Bepalingen inzake de kredietvergoeding

      In art. 7:76 B.W. legt de wet beperkingen op ten aanzien van de te bedingen kredietvergoeding.

      Verboden bedingen in kredietovereenkomst

      Art. 7:77 lid 1 B.W. somt een reeks verboden bedingen in kredietovereenkomsten op. Onder meer inzake:

      – eenzijdige verzwaring van de kredietkosten (a);
      – verplichting tot aangaan van andere overeenkomsten (b);
      – wijziging van de opeisbaarheid (c);

      In art. 7:77 lid 2 B.W. wordt – onder bepaalde voorwaarden – een uitzondering gemaakt voor kredietovereenkomsten met een gemeentelijke kredietbank.

      Verboden bedingen in kredietovereenkomst

      Art. 7:77 lid 1 B.W. somt een reeks verboden bedingen in kredietovereenkomsten op. Onder meer inzake:

      – eenzijdige verzwaring van de kredietkosten (a);
      – verplichting tot aangaan van andere overeenkomsten (b);
      – wijziging van de opeisbaarheid (c);

      In art. 7:77 lid 2 B.W. wordt – onder bepaalde voorwaarden – een uitzondering gemaakt voor kredietovereenkomsten met een gemeentelijke kredietbank.

      Volmacht tot aangaan kredietovereenkomst

      De consument kan geen volmacht tot het sluiten van een kredietovereenkomst geven aan de kredietverstrekker of een kredietbemiddelaar (art. 7:78 lid 1 B.W.).

      Ook een onherroepelijke volmacht met dat doel is verboden (art. 7:77 lid 2 B.W.).

      Pandrecht en eigendomsvoorbehoud kredietovereenkomst

      In een kredietovereenkomst met een consument mag geen pandrecht of eigendomsvoorbehoud worden bedongen, tenzij het krediet ziet op het leveren van een zaak (art. 7:78 lid 1 B.W.). Met zaak wordt hier bedoeld een stoffelijk object (zie de pagina Begripsbepalingen).

      In art. 7:79 lid 2 B.W. wordt – onder bepaalde voorwaarden – een uitzondering gemaakt voor kredietovereenkomsten met een gemeentelijke kredietbank.

      Nadere bepalingen pandrecht en eigendomsvoorbehoud

      Het pandrecht komt slechts op een vervangende schade-uitkering te rusten als de gehele zaak teniet is gegaan (art. 7:80 lid 1 B.W.).

      Het vervalt als (i) de consument vervangende zekerheid stelt en/of (ii) als driekwart is afgelost (art. 7:80 lid 2 B.W.). Wanneer de kredietgever tot inning overgaat, moet deze de consument wijzen op de mogelijkheid van het stellen van zekerheid (art. 7:80 lid 3 B.W.).

      Afgifte wegens eigendomsvoorbehoud mag niet meer gevorderd worden als driekwart betaald is (art. 7:81 lid 2 B.W.).

      Ontbinding kredietovereenkomst wegens niet-nakoming door consument

      Ontbinding van een kredietovereenkomst op de grond dat de consument is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, kan slechts geschieden door de rechter (art. 7:82 B.W.).

      Behoudens in het geval van art. 7:90 B.W. (inzake goederenkrediet, Titel 2B, Boek 7 B.W.).

      Dwingend recht

      De bovenstaande bepalingen van Afd. 2, Titel 1A, Boek 7 B.W. inzake de kredietovereenkomst met consumenten zijn dwingend recht (art. 7:83 B.W.).

      Auteur & Last edit

      [MdV, 21-09-2018; laatste bewerking 20-03-2021]

      Overige bepalingen consumentenkrediet (Afd. 2, Titel 2A, Boek 7 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!