Vereffening van de nalatenschap (Afd. 3, Titel 6, Boek 4 B.W.)
Pagina inhoud
- 1 Vereffening van de nalatenschap (Afd. 3, Titel 6, Boek 4 B.W.)
- 1.1 Inleiding vereffening van de nalatenschap
- 1.2 Vereffening nalatenschap door de erfgenamen of door een vereffenaar
- 1.3 Deponering rekening en verantwoording door vereffenaar nalatenschap
Inleiding vereffening van de nalatenschap
Afd. 3, Titel 6, Boek 4 B.W. geeft regels voor de wijze waarop een nalatenschap moet worden ‘vereffend’. De erfgenamen – of als die is aangewezen de executeur-testamentair – moeten de boedel inventariseren en vereffenen, schulden betalen en vervolgens de baten verdelen. Deze ‘vereffening’ vertoont gelijkenissen met de vereffening van een failliete boedel. De wet verwijst dan ook voor de vereffening van nalatenschappen naar de wettelijke regels voor de vereffening in faillissement, hoewel niet al die regels onverkort ook hier gelden (zie de pagina Vereffening boedel in faillissement).
Deze Afdeling omvat 25 bepalingen (art. 4:202 B.W. tot en met art. 4:226 B.W.).
Vereffening nalatenschap door de erfgenamen of door een vereffenaar
Een nalatenschap wordt volgens art. 4:202 lid 1 B.W. in beginsel overeenkomstig de voorschriften van deze afdeling vereffend, wanneer een erfgenaam de nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving (beneficiair) heeft aanvaard, dan wel wanneer de rechtbank een vereffenaar heeft benoemd.
De wettelijk vertegenwoordiger die voor een minderjarige beneficiair heeft aanvaard, kan de kantonrechter verzoeken om ontheffing van de verplichting om te vereffenen volgens de wet, als er sprake is van een positief saldo (art. 4:202 lid 2 B.W.).
Benoeming van een vereffenaar door de rechtbank kan onder meer plaatsvinden op verzoek van een schuldeiser van de nalatenschap (art. 4:204 lid 1 sub b B.W.).
In geval van beneficiaire aanvaarding zijn de erfgenamen zelf vereffenaar, behalve wanneer de rechtbank een vereffenaar benoemt (art. 4:195 lid 1 BW en art. 4:203 lid 2 B.W.).
De vereffenaar heeft steeds tot taak de nalatenschap als een goed vereffenaar te beheren, een boedelbeschrijving met een voorlopige staat van de schulden van de nalatenschap op te maken en bekende schuldeisers op te roepen hun vorderingen in te dienen (art. 4:211 lid 1 en lid 3 B.W. en art. 4:214 lid 2 B.W.).
Vervolgens dient de vereffenaar te bepalen in hoeverre de ingediende schulden van de nalatenschap in aanmerking komen voor voldoening uit het actief van de nalatenschap, rekening en verantwoording te doen, en een na uitkering aan de schuldeisers eventueel resterend overschot uit te keren aan de erfgenamen of andere rechthebbenden (art. 4:214 lid 4 B.W., art. 4:218 B.W., art. 4:220 lid 1 B.W., art. 4:221 lid 3 B.W. en art. 4:226 lid 1 B.W.).
Voor een door de rechtbank benoemde vereffenaar gelden, behoudens de mogelijkheid van vrijstelling op de voet van art. 4:221 lid 2 BW en het geval dat alle hem bekende schulden volledig worden voldaan, voorschriften ten aanzien van openbare oproeping van (onbekende) schuldeisers, terinzagelegging van een lijst van erkende en betwiste vorderingen en neerlegging van een rekening en verantwoording met uitdelingslijst, waartegen door schuldeisers verzet kan worden gedaan (art. 4:214 lid 1 B.W. en art. 4:214 lid 5 B.W. en art. 4:218 lid 1 t/m 3 B.W.).
Deze voorschriften gelden voor erfgenamen die uit hoofde van beneficiaire aanvaarding als vereffenaar optreden slechts indien de kantonrechter dit bepaalt (art. 4:221 lid 1 B.W.). In de praktijk wordt in dit verband wel gesproken van een ‘zware vereffening’ respectievelijk een ‘lichte vereffening’. Uit de wetsgeschiedenis blijkt, dat de mogelijkheid van een ‘lichte vereffening’ is toegevoegd met het oog op het belang van erfgenamen bij een eenvoudige afwikkeling (MvA II, Parl. Gesch. Vaststellingswet Erfrecht, p. 957).
Met de vereffening zijn zowel belangen van de schuldeisers van de nalatenschap als belangen van de beneficiaire erfgenamen gemoeid. Voor schuldeisers van de nalatenschap is het belang van de vereffening vooral erin gelegen dat hun vorderingen zoveel als mogelijk worden voldaan uit de nalatenschap en dat de overige schuldeisers van de erfgenamen zich pas daarna kunnen verhalen (art. 4:224 B.W.).
Voor een beneficiaire erfgenaam is van belang dat hij – zolang hij niet verwijtbaar tekortschiet in zijn verplichtingen als vereffenaar of anderszins verwijtbaar handelt – niet verplicht is een schuld van de nalatenschap te voldoen ten laste van naast zijn erfdeel aanwezig ‘overig vermogen’ (art. 4:184 lid 2 B.W.). Zie de pagina Algemene bepalingen gevolgen erfopvolging.
Wanneer een beneficiaire erfgenaam tijdens of na de vereffening uit de nalatenschap een uitkering heeft ontvangen, kunnen bij de vereffening onvoldaan gebleven schuldeisers van de nalatenschap zich tot het bedrag van die uitkering wel verhalen op het zojuist bedoelde overig vermogen (art. 4:184 lid 3 B.W.).
In de wetsgeschiedenis is vermeld dat de bepalingen van afdeling 4.6.3 BW en de regels voor de vereffening van een failliete boedel een sterke gelijkenis vertonen, omdat bij de vereffening de belangen van de schuldeisers op de voorgrond staan (MvA II, Parl. Gesch. Vaststellingswet Erfrecht, p. 844).
Deponering rekening en verantwoording door vereffenaar nalatenschap
De vereffenaar van een nalatenschap moet binnen zes maanden nadat de voor het indienen van vorderingen gestelde tijd is verstreken, een rekening en verantwoording en een uitdelingslijst ten kantore van de boedelnotaris of, indien deze ontbreekt, ter griffie van de rechtbank ter kennisneming van een ieder neer te leggen. De kantonrechter kan deze termijn verlengen (art. 4:218 lid 1 B.W.).
Deze bepaling geldt voor een door de rechtbank benoemde vereffenaar, behoudens vrijstelling en het geval dat alle hem bekende schulden volledig worden voldaan, en voor erfgenamen die uit hoofde van beneficiaire aanvaarding als vereffenaar optreden, indien de kantonrechter dit bepaalt.
Bekendmaking deponering rekening en verantwoording nalatenschap
De vereffenaar maakt de neerlegging op dezelfde wijze openlijk bekend als de oproep tot aanmelding van vorderingen en bovendien per brief aan de erfgenamen, de legatarissen en allen die zich als schuldeiser hebben aangemeld (art. 4:218 lid 2 B.W.).
Verzet tegen de rekening en verantwoording of uitdelingslijst nalatenschap
Binnen een maand na deze openlijke bekendmaking kan iedere belanghebbende tegen de rekening en verantwoording of tegen de uitdelingslijst bij de kantonrechter of, indien een rechter-commissaris is benoemd, bij de rechtbank in verzet komen (art. 4:218 lid 3 B.W.).
Verbintenissen tot levering goed uit nalatenschap
Verbintenissen die tot levering van een goed der nalatenschap of tot vestiging van een beperkt recht op een zodanig goed verplichten, worden in een geldschuld omgezet, voor zover een tekort dit nodig maakt. Andere verbintenissen die niet in geld luiden, en verbintenissen onder een opschortende voorwaarde worden in de uitdelingslijst slechts op verzoek van de schuldeiser opgenomen; in dat geval worden zij omgezet in een geldschuld. De vordering van een legitimaris wordt, indien zij ingevolge artikel 81 lid 2, een voorwaarde als bedoeld in artikel 82 of een beschikking als bedoeld in artikel 83 niet opeisbaar is, niet in de uitdelingslijst opgenomen (art. 4:218 lid 4 B.W.).
Overeenkomstige toepassing regels Faillissementswet op verdeling nalatenschap
Voor het overige vinden bij de berekening van ieders vordering, het opmaken van de uitdelingslijst en het verzet daartegen de dienaangaande in de Faillissementswet voorkomende voorschriften zoveel mogelijk overeenkomstige toepassing (art. 4:218 lid 5 B.W.).
De fixatie van rente geldt echter niet bij nalatenschappen
De Hoge Raad heeft in het arrest HR 17 september 2021 (geen fixatie rente nalatenschap) prejudiciële vragen over deze laatste bepaling beantwoord. Deze zaak gaat over de vraag of bij vereffening van een nalatenschap de rente over schulden van de nalatenschap buiten beschouwing dient te blijven op grond van overeenkomstige toepassing van art. 128 Fw.. Zie over deze bepaling de pagina Verificatie (in faillissement).
De Hoge Raad beantwoordt de vraag van de Kantonrechter aldus, dat de fixatie van de rente over schulden, zoals die in faillissement geldt, niet van toepassing is bij nalatenschappen. De aard van de vereffening van een nalatenschap verschilt in dat opzicht van dat van een faillissement, waarin een tekort doorgaans gegeven is. Wanneer er toch baten resteren, dan is een tweede faillissement nodig. De Hoge Raad acht het niet wenselijk dat dit bij een nalatenschap gebeurt.
Auteur & Last edit
[MdV, 9-10-2021; laatste bewerking 10-10-2021]
Over Lawyrup
Lawyrup, jouw gratis kennisbank voor burgerlijk (proces)recht! De website van Lawyrup bevat knowhow over vermogensrecht, civiel proces- en executierecht en insolventierecht.