Pagina inhoud

    Internationaal privaatrecht erfrecht (Titel 12, Boek 10 B.W.)

    Inleiding internationaal privaatrecht erfrecht

    Titel  12, Boek 10 Burgerlijk Wetboek geeft bepalingen van internationaal privaatrecht inzake het erfrecht. Het IPR geeft bij geschillen tussen partijen die in verschillende landen gevestigd zijn regels om vast te stellen, welk recht van toepassing is en regelt verder de wederzijdse erkenning van gerechtelijke en buitengerechtelijke ‘titels’ (vonnissen en akten).

    De Titel omvat 7 bepalingen (art. 10:145 B.W. tot en met art. 10:152 B.W.). Art. 10:146 B.W. is vervallen per 17 augustus 2015.

    EU-Richtlijn erfrecht en Haags erfrechtverdrag

    Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder de verordening erfrecht: de Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (PbEU 2012, L 201) (art. 10:145 lid 1 B.W.).

    Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder het Haags Erfrechtverdrag 1989: het op 1 augustus 1989 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op erfopvolging (Trb. 1994, 49) (art. 10:145 lid 2 B.W.).

    Uitleg HvJ EU van art. 22 en art. 75 Verordening (EU) 650/2012

    In het arrest HvJ EU 12 oktober 2023 (OP/Poolse notaris) (ECLI:EU:C:2023:766) heeft het Hof beslist, dat gelet op artikel 22 van verordening (EU) nr. 650/2012 een onderdaan van een derde land die in een lidstaat van de Europese Unie woont, het recht van dat derde land kan kiezen als het recht dat zijn erfopvolging in het geheel beheerst. Het ging hier om een Oekraïner (ene OP) die in Polen woonde en voor Oekraïens recht wilde opteren. De notaris weigerde om een authentiek testament op te stellen dat een beding bevat op grond waarvan het op de nalatenschap van OP toepasselijke recht het Oekraïense recht is.

    Maar als er een eerdere bilaterale overeenkomst bestond, op grond waarvan deze keuze was uitgesloten, dan blijft die uitzondering gelet op art. 75 van verordening (EU) nr. 650/2012 onverkort gelden.

    IPR benadeling gerechtigde

    Als een aantal gerechtigden een nalatenschap dienen te vereffenen en een andere gerechtigde wordt benadeeld door een buitenlands vermogensbestanddeel, worden de goederen wel als geldig verkregen erkend (art. 10:147 lid 1 B.W.). Het moet gaan om een vermogensbestanddeel waarop internationaal privaatrecht van toepassing is en de verkrijging moet gebeuren overeenkomstig dat recht.

    De benadeelde gerechtigde heeft de mogelijkheid om een vordering in te stellen tot verrekening over de nalatenschap van de bevoordeelde (art. 10:147 lid 2 B.W.). Dit kan slechts tot ten hoogste het ondervonden nadeel. Verrekening is alleen mogelijk met betrekking tot goederen van de nalatenschap of door vermindering van een last.

    In de leden hiervoor worden onder gerechtigde verstaan erfgenaam, legataris (verkrijger van legaat) of de lastbevoordeelde (art. 10:147 lid 3 B.W.).

    IPR herroeping door erflater

    De herroeping door de erflater wordt vermoed te gaan om een aanwijzing van het recht van vererving van de nalatenschap (art. 10:148 B.W.)

    IPR vereffening nalatenschap

    De vereffening van de nalatenschap is onderworpen aan Nederlands recht als de erflater zijn gewone verblijfsplaats had in Nederland (art. 10:149 lid 1 B.W.). De Nederlandse voorschriften over de gehoudenheid uit het Haags Erfrechtverdrag uit 1989 zijn van toepassing op de erfgenamen en de schulden van de erflater. Hierbij zijn de voorwaarden waaronder zij hun gehoudenheid kunnen uitsluiten of beperken ook van toepassing.

    De manier waarop de nalatenschap wordt verdeeld en tot stand komt wordt door Nederlands recht beheerst als de erflater hier zijn gewone verblijfplaats had (art. 10:149 lid 2 B.W.). Dit is niet het geval als de deelgenoten gezamenlijk het recht van een ander land aanwijzen. De eisen van goederenrecht worden in acht genomen bij de plaats van ligging van de activa.

    IPR vereffenaar nalatenschap

    De taak en bevoegdheden van een vereffenaar worden door Nederlands recht beheerst (art. 10:150 lid 1 B.W.). Dit is het geval als de erflater zijn gewone verblijfplaats had in Nederland.

    De rechter kan op verlangen van een belanghebbende de nodige voorzieningen treffen dat met de vererving in Nederland te maken heeft (art. 10:150 lid 2 B.W.). Hierbij zijn de bepalingen uit het Haags Erfrechtverdrag 1989 van toepassing. De rechter kan bevelen dat bepaalde zekerheden worden gesteld.

    Verdrag inzake wetsconflicten inzake de vorm van testamentaire beschikkingen

    De verordening erfrecht laat onverlet het op 5 oktober 1961 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de wetsconflicten betreffende de vorm van testamentaire beschikkingen (Trb. 1980, 50). Het recht dat van toepassing is op de vorm van uiterste wilsbeschikkingen wordt bepaald door dit verdrag (art. 10:151 lid 1 B.W.).

    Een mondelinge testamentaire beschikking die is gemaakt door een Nederlander met een dubbele nationaliteit wordt niet erkend in Nederland (art. 10:151 lid 2 B.W.). Dit is in geval van normale omstandigheden.

    Overgangsrecht IPR erfrecht

    Art. 10:147 B.W. en art. 10:148 B.W. zijn van toepassing bij erfopvolging van personen die zijn komen te overlijden na 1 oktober 1996 (art. 10:152 lid 1 B.W.). Als er sprake is van erfopvolging na 17 augustus 2015, is alleen art. 10:147 B.W. van toepassing op het vermogensbestanddeel waarop de verrekening betrekking heeft. Het moet gaan om een staat die niet gebonden is aan de verordening erfrecht.

    Als de erflater voor 1 oktober 1996 het toepasselijke recht op zijn erfopvolging heeft aangewezen, wordt dit beschouwd als een aanwijzing die als geldig wordt beschouwd als wordt voldaan aan art. 5 van het Haags Erfrechtverdrag 1989 (art. 10:152 lid 2 B.W.).

    Als de partijen bij een overeenkomst over erfopvolging voor 1 oktober 1996 het recht hebben aangewezen wordt dit als geldig beschouwd (art. 10:152 lid 3 B.W.). Hierbij moet voldaan worden aan de vereisten uit art. 11 van het Haags Erfrechtverdrag 1989.

    Onverminderd de voorgaande leden van dit artikel kan een aanwijzing door de erflater op zijn erfenis niet als ongeldig worden beschouwd als een zodanige aanwijzing niet in de wet geregeld was (art. 10:152 lid 4 B.W.). Het dient te gaan om een aanwijzing die gedaan is vóór 1 oktober 1996.

    Art. 10:149 B.W en Art. 10:150 B.W zijn alleen van toepassing op personen die zijn overleden na 1 oktober 1996 en vóór 17 augustus 2015 (art. 10:152 lid 5 B.W.)

    Auteur & Last edit

    [MdV, 12-04-2022; laatste bewerking OP 22-08-2023 en MdV 8-11-2023]

    Internationaal privaatrecht erfrecht (Titel 12, Boek 10 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Internationaal privaatrecht erfrecht (Titel 12, Boek 10 B.W.)

      Inleiding internationaal privaatrecht erfrecht

      Titel  12, Boek 10 Burgerlijk Wetboek geeft bepalingen van internationaal privaatrecht inzake het erfrecht. Het IPR geeft bij geschillen tussen partijen die in verschillende landen gevestigd zijn regels om vast te stellen, welk recht van toepassing is en regelt verder de wederzijdse erkenning van gerechtelijke en buitengerechtelijke ‘titels’ (vonnissen en akten).

      De Titel omvat 7 bepalingen (art. 10:145 B.W. tot en met art. 10:152 B.W.). Art. 10:146 B.W. is vervallen per 17 augustus 2015.

      EU-Richtlijn erfrecht en Haags erfrechtverdrag

      Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder de verordening erfrecht: de Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (PbEU 2012, L 201) (art. 10:145 lid 1 B.W.).

      Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder het Haags Erfrechtverdrag 1989: het op 1 augustus 1989 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op erfopvolging (Trb. 1994, 49) (art. 10:145 lid 2 B.W.).

      Uitleg HvJ EU van art. 22 en art. 75 Verordening (EU) 650/2012

      In het arrest HvJ EU 12 oktober 2023 (OP/Poolse notaris) (ECLI:EU:C:2023:766) heeft het Hof beslist, dat gelet op artikel 22 van verordening (EU) nr. 650/2012 een onderdaan van een derde land die in een lidstaat van de Europese Unie woont, het recht van dat derde land kan kiezen als het recht dat zijn erfopvolging in het geheel beheerst. Het ging hier om een Oekraïner (ene OP) die in Polen woonde en voor Oekraïens recht wilde opteren. De notaris weigerde om een authentiek testament op te stellen dat een beding bevat op grond waarvan het op de nalatenschap van OP toepasselijke recht het Oekraïense recht is.

      Maar als er een eerdere bilaterale overeenkomst bestond, op grond waarvan deze keuze was uitgesloten, dan blijft die uitzondering gelet op art. 75 van verordening (EU) nr. 650/2012 onverkort gelden.

      IPR benadeling gerechtigde

      Als een aantal gerechtigden een nalatenschap dienen te vereffenen en een andere gerechtigde wordt benadeeld door een buitenlands vermogensbestanddeel, worden de goederen wel als geldig verkregen erkend (art. 10:147 lid 1 B.W.). Het moet gaan om een vermogensbestanddeel waarop internationaal privaatrecht van toepassing is en de verkrijging moet gebeuren overeenkomstig dat recht.

      De benadeelde gerechtigde heeft de mogelijkheid om een vordering in te stellen tot verrekening over de nalatenschap van de bevoordeelde (art. 10:147 lid 2 B.W.). Dit kan slechts tot ten hoogste het ondervonden nadeel. Verrekening is alleen mogelijk met betrekking tot goederen van de nalatenschap of door vermindering van een last.

      In de leden hiervoor worden onder gerechtigde verstaan erfgenaam, legataris (verkrijger van legaat) of de lastbevoordeelde (art. 10:147 lid 3 B.W.).

      IPR herroeping door erflater

      De herroeping door de erflater wordt vermoed te gaan om een aanwijzing van het recht van vererving van de nalatenschap (art. 10:148 B.W.)

      IPR vereffening nalatenschap

      De vereffening van de nalatenschap is onderworpen aan Nederlands recht als de erflater zijn gewone verblijfsplaats had in Nederland (art. 10:149 lid 1 B.W.). De Nederlandse voorschriften over de gehoudenheid uit het Haags Erfrechtverdrag uit 1989 zijn van toepassing op de erfgenamen en de schulden van de erflater. Hierbij zijn de voorwaarden waaronder zij hun gehoudenheid kunnen uitsluiten of beperken ook van toepassing.

      De manier waarop de nalatenschap wordt verdeeld en tot stand komt wordt door Nederlands recht beheerst als de erflater hier zijn gewone verblijfplaats had (art. 10:149 lid 2 B.W.). Dit is niet het geval als de deelgenoten gezamenlijk het recht van een ander land aanwijzen. De eisen van goederenrecht worden in acht genomen bij de plaats van ligging van de activa.

      IPR vereffenaar nalatenschap

      De taak en bevoegdheden van een vereffenaar worden door Nederlands recht beheerst (art. 10:150 lid 1 B.W.). Dit is het geval als de erflater zijn gewone verblijfplaats had in Nederland.

      De rechter kan op verlangen van een belanghebbende de nodige voorzieningen treffen dat met de vererving in Nederland te maken heeft (art. 10:150 lid 2 B.W.). Hierbij zijn de bepalingen uit het Haags Erfrechtverdrag 1989 van toepassing. De rechter kan bevelen dat bepaalde zekerheden worden gesteld.

      Verdrag inzake wetsconflicten inzake de vorm van testamentaire beschikkingen

      De verordening erfrecht laat onverlet het op 5 oktober 1961 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de wetsconflicten betreffende de vorm van testamentaire beschikkingen (Trb. 1980, 50). Het recht dat van toepassing is op de vorm van uiterste wilsbeschikkingen wordt bepaald door dit verdrag (art. 10:151 lid 1 B.W.).

      Een mondelinge testamentaire beschikking die is gemaakt door een Nederlander met een dubbele nationaliteit wordt niet erkend in Nederland (art. 10:151 lid 2 B.W.). Dit is in geval van normale omstandigheden.

      Overgangsrecht IPR erfrecht

      Art. 10:147 B.W. en art. 10:148 B.W. zijn van toepassing bij erfopvolging van personen die zijn komen te overlijden na 1 oktober 1996 (art. 10:152 lid 1 B.W.). Als er sprake is van erfopvolging na 17 augustus 2015, is alleen art. 10:147 B.W. van toepassing op het vermogensbestanddeel waarop de verrekening betrekking heeft. Het moet gaan om een staat die niet gebonden is aan de verordening erfrecht.

      Als de erflater voor 1 oktober 1996 het toepasselijke recht op zijn erfopvolging heeft aangewezen, wordt dit beschouwd als een aanwijzing die als geldig wordt beschouwd als wordt voldaan aan art. 5 van het Haags Erfrechtverdrag 1989 (art. 10:152 lid 2 B.W.).

      Als de partijen bij een overeenkomst over erfopvolging voor 1 oktober 1996 het recht hebben aangewezen wordt dit als geldig beschouwd (art. 10:152 lid 3 B.W.). Hierbij moet voldaan worden aan de vereisten uit art. 11 van het Haags Erfrechtverdrag 1989.

      Onverminderd de voorgaande leden van dit artikel kan een aanwijzing door de erflater op zijn erfenis niet als ongeldig worden beschouwd als een zodanige aanwijzing niet in de wet geregeld was (art. 10:152 lid 4 B.W.). Het dient te gaan om een aanwijzing die gedaan is vóór 1 oktober 1996.

      Art. 10:149 B.W en Art. 10:150 B.W zijn alleen van toepassing op personen die zijn overleden na 1 oktober 1996 en vóór 17 augustus 2015 (art. 10:152 lid 5 B.W.)

      Auteur & Last edit

      [MdV, 12-04-2022; laatste bewerking OP 22-08-2023 en MdV 8-11-2023]

      Internationaal privaatrecht erfrecht (Titel 12, Boek 10 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!