Pagina inhoud

    Ontkenning vaderschap (Afd. 2, Titel 11, Boek 1 B.W.)

    Inleiding ontkenning vaderschap

    Wanneer tijdens een huwelijk een kind wordt geboren, wordt de man geacht de vader te zijn. Dat hoeft echter uiteraard niet steeds zo te zijn. De wet voorziet dan ook in de mogelijkheid van ontkenning van het vaderschap. De vader kan daarmee voorkomen, dat er een familierechtelijke relatie tussen hem en het kind ontstaat. Althans kan die band, die er rechtens in principe is, ongedaan gemaakt worden. Dit geldt ook voor de ontkenning van het vaderschap, dat is ontstaan als gevolg van geregistreerd partnerschap van twee mannen.

    Ontkenning van het vaderschap is geregeld in Afd. 2, Titel 11 van Boek 1 B.W. geeft een aantal algemene bepalingen inzake afstamming. De Afdeling omvat drie artikelen: art. 1:200 B.W., art. 1:201 B.W. en art. 1:202 B.W.. Deze bepalingen zijn bij een wetswijziging sinds 1 april 1998 van kracht. Zie de hoofdpagina Afstamming (Titel 11).

    Wie kunnen het vaderschap ontkennen?

    Het vaderschap kan door de vader, moeder of het kind zelf worden ontkend als de man niet de biologische vader is (art. 1:200 lid 1 B.W.).

    De vader en moeder kunnen het vaderschap niet ontkennen indien de man vóór het huwelijk of geregistreerd partnerschap wist van de zwangerschap (art. 1:200 lid 2 B.W.) of indien hij in heeft gestemd met een daad die de verwekking tot gevolg kan hebben gehad (art. 1:200 lid 3 B.W.).

    Bij dit laatste kan worden gedacht aan kunstmatige inseminatie. De man kan echter wel ontkennen als de moeder jegens hem heeft gelogen over wie de verwekker was (art. 1:200 lid 4 B.W.). Dit moet de man bewijzen.

    Termijn ontkenning vaderschap

    De ontkenning moet door de moeder bij de rechtbank worden verzocht, binnen een jaar na de geboorte van het kind (art. 1:200 lid 5 B.W.). Voor de vader begint die termijn te lopen vanaf het moment dat hij ontdekt dat hij vermoedelijk niet de biologische vader is. Overlijdt de vader of moeder voor afloop van deze termijn, dan kan een afstammeling of ouder van hem/haar het verzoek tot ontkenning doen. Dit moet worden gedaan binnen een jaar nadat de verzoeker bekend is geworden met het overlijden (art. 1:201 lid 1 B.W.).

    Voor het kind geldt een termijn van drie jaar, die aanvangt nadat hij/zij ontdekt dat zijn vader vermoedelijk niet zijn biologische vader is (art. 1:200 lid 6 B.W.). Is het kind op dat moment nog minderjarig, dan kan tot drie jaar nadat hij/zij meerderjarig is geworden de ontkenning worden verzocht. Overlijdt het meerderjarige kind voor deze termijn, dan kan zijn/haar afstammeling het verzoek doen, binnen een jaar nadat deze met het overlijden bekend is geworden. Was het kind bij het overlijden minderjarig, dan geldt een termijn van een jaar nadat het kind meerderjarig zou zijn geworden (art. 1:201 lid 2 B.W.).

    Rechtsgevolgen ontkenning vaderschap

    Nadat de ontkenning van het vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan, wordt het vaderschap geacht nooit te hebben bestaan (art. 1:202 lid 1 B.W.). Deze beschikking heeft dus terugwerkende kracht. Echter niet jegens door derden verkregen rechten, mits zij te goeder trouw waren (art. 1:202 lid 2 B.W.). Ook ontstaat geen vordering tot teruggave van kosten van verzorging en opvoeding, van kosten van levensonderhoud en studie of tot teruggave van het krachtens vruchtgenot genotene. Voorts ontstaat geen verplichting tot teruggave van genoten vermogensrechtelijke voordelen, mits diegene ten tijde van het doen van het verzoek daardoor niet was gebaat (art. 1:202 lid 3 B.W.).

    Auteur & Last edit

    [MdV, 25-12-2020; laatste bewerking AvB 2-08-2021]

    Ontkenning vaderschap (Afd. 2, Titel 11, Boek 1 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Ontkenning vaderschap (Afd. 2, Titel 11, Boek 1 B.W.)

      Inleiding ontkenning vaderschap

      Wanneer tijdens een huwelijk een kind wordt geboren, wordt de man geacht de vader te zijn. Dat hoeft echter uiteraard niet steeds zo te zijn. De wet voorziet dan ook in de mogelijkheid van ontkenning van het vaderschap. De vader kan daarmee voorkomen, dat er een familierechtelijke relatie tussen hem en het kind ontstaat. Althans kan die band, die er rechtens in principe is, ongedaan gemaakt worden. Dit geldt ook voor de ontkenning van het vaderschap, dat is ontstaan als gevolg van geregistreerd partnerschap van twee mannen.

      Ontkenning van het vaderschap is geregeld in Afd. 2, Titel 11 van Boek 1 B.W. geeft een aantal algemene bepalingen inzake afstamming. De Afdeling omvat drie artikelen: art. 1:200 B.W., art. 1:201 B.W. en art. 1:202 B.W.. Deze bepalingen zijn bij een wetswijziging sinds 1 april 1998 van kracht. Zie de hoofdpagina Afstamming (Titel 11).

      Wie kunnen het vaderschap ontkennen?

      Het vaderschap kan door de vader, moeder of het kind zelf worden ontkend als de man niet de biologische vader is (art. 1:200 lid 1 B.W.).

      De vader en moeder kunnen het vaderschap niet ontkennen indien de man vóór het huwelijk of geregistreerd partnerschap wist van de zwangerschap (art. 1:200 lid 2 B.W.) of indien hij in heeft gestemd met een daad die de verwekking tot gevolg kan hebben gehad (art. 1:200 lid 3 B.W.).

      Bij dit laatste kan worden gedacht aan kunstmatige inseminatie. De man kan echter wel ontkennen als de moeder jegens hem heeft gelogen over wie de verwekker was (art. 1:200 lid 4 B.W.). Dit moet de man bewijzen.

      Termijn ontkenning vaderschap

      De ontkenning moet door de moeder bij de rechtbank worden verzocht, binnen een jaar na de geboorte van het kind (art. 1:200 lid 5 B.W.). Voor de vader begint die termijn te lopen vanaf het moment dat hij ontdekt dat hij vermoedelijk niet de biologische vader is. Overlijdt de vader of moeder voor afloop van deze termijn, dan kan een afstammeling of ouder van hem/haar het verzoek tot ontkenning doen. Dit moet worden gedaan binnen een jaar nadat de verzoeker bekend is geworden met het overlijden (art. 1:201 lid 1 B.W.).

      Voor het kind geldt een termijn van drie jaar, die aanvangt nadat hij/zij ontdekt dat zijn vader vermoedelijk niet zijn biologische vader is (art. 1:200 lid 6 B.W.). Is het kind op dat moment nog minderjarig, dan kan tot drie jaar nadat hij/zij meerderjarig is geworden de ontkenning worden verzocht. Overlijdt het meerderjarige kind voor deze termijn, dan kan zijn/haar afstammeling het verzoek doen, binnen een jaar nadat deze met het overlijden bekend is geworden. Was het kind bij het overlijden minderjarig, dan geldt een termijn van een jaar nadat het kind meerderjarig zou zijn geworden (art. 1:201 lid 2 B.W.).

      Rechtsgevolgen ontkenning vaderschap

      Nadat de ontkenning van het vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan, wordt het vaderschap geacht nooit te hebben bestaan (art. 1:202 lid 1 B.W.). Deze beschikking heeft dus terugwerkende kracht. Echter niet jegens door derden verkregen rechten, mits zij te goeder trouw waren (art. 1:202 lid 2 B.W.). Ook ontstaat geen vordering tot teruggave van kosten van verzorging en opvoeding, van kosten van levensonderhoud en studie of tot teruggave van het krachtens vruchtgenot genotene. Voorts ontstaat geen verplichting tot teruggave van genoten vermogensrechtelijke voordelen, mits diegene ten tijde van het doen van het verzoek daardoor niet was gebaat (art. 1:202 lid 3 B.W.).

      Auteur & Last edit

      [MdV, 25-12-2020; laatste bewerking AvB 2-08-2021]

      Ontkenning vaderschap (Afd. 2, Titel 11, Boek 1 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!