Pagina inhoud

    Aanvaring binnenschepen (Afd. 1, Titel 11, Hoofdstuk III, Boek 8 B.W.)

    Inleiding aanvaring binnenschepen

    Afd. 1, Titel 11, Hoofdstuk III, Boek 8 B.W. definieert voor de binnenvaart het begrip aanvaring, en op welke vaartuigen deze regels van toepassing zijn. Deze afdeling omvat 8 bepalingen (art. 8:1000 B.W. tot en met art. 8:1007 B.W.).

    Reikwijdte definitie binnenschip met betrekking tot aanvaringen

    Onder binnenschepen worden in deze afdeling mede verstaan draagvleugelboten, vlotten, veerponten, beweegbare delen van schipbruggen, baggermolens, drijvende kranen, elevatoren en alle drijvende werktuigen, pontons of materiaal van soortgelijke aard, die voldoen aan de in de art. 8:1 B.W. en art. 8:3 B.W. ten aanzien van binnenschepen vermelde vereisten (art. 8:1000 B.W.).

    Definitie aanvaring binnenschip

    De definitie van aanvaring voor binnenschepen (en al wat daaronder valt, zie boven) is eenvoudig: aanvaring is de aanraking van schepen met elkaar (art. 8:1001 B.W.).

    Schade zonder aanvaring

    De regels betreffende aanvaring zoals vastgesteld in deze afdeling zijn van toepassing tenzij afdeling 1 van titel 6 Boek 8 B.W. van toepassing is (art. 8:1002 B.W.). Dit geldt ook wanneer schade door een binnenschip is veroorzaakt zonder dat er sprake was van een daadwerkelijke aanvaring.

    Aansprakelijkheid

    Als een binnenschip schade veroorzaakt door een aanvaring wordt de aansprakelijkheid voor deze schade geregeld volgens deze afdeling tenzij afdeling 1 van titel 6 van toepassing is (art. 8:1003 B.W.).

    Aansprakelijkheid, vermoedens; toeval, overmacht, twijfel; sleep

    Een verplichting tot schadevergoeding op grond van deze afdeling bestaat alleen als de schade is veroorzaakt door schuld (art. 8:1004 lid 1 B.W.). Er is geen wettelijk vermoeden van schuld met betrekking tot een aanvaring. Het schip dat in aanraking komt met een ander schip is aansprakelijk voor de schade, tenzij kan worden aangetoond dat de schade niet is veroorzaakt door de schuld van het schip. Het is hierbij ook noodzakelijk dat deze laatste behoorlijk verlicht en vastgemaakt is op een geschikte plaats.

    Als de schade is veroorzaakt door toeval, overmacht, of als de oorzaken ervan niet kunnen worden vastgesteld wordt de schade gedragen door degenen die er schade door hebben geleden (art. 8:1004 lid 2 B.W.).

    Bij het slepen is ieder binnenschip dat deel uitmaakt van de sleep alleen aansprakelijk als er schuld aan zijn zijde is (art. 8:1004 lid 3 B.W.).

    Aansprakelijkheid door schuld van één binnenschip

    Als de schade is veroorzaakt door de schuld van één binnenschip, is de eigenaar van dat schip verplicht om de schade te vergoeden (art. 8:1005 B.W.).

    Schuld van twee of meer schepen of wederzijdse schuld

    Als twee of meer binnenschepen gezamenlijk door hun schuld schade hebben veroorzaakt zijn de eigenaren daarvan hoofdelijkheid aansprakelijk voor de schade die is toegebracht aan medeschuldige schepen en aan de goederen die zich aan boord daarvan bevinden (art. 8:1006 lid 1 B.W.). Ze zijn ook hoofdelijk aansprakelijk voor alle andere schade.

    Als de aansprakelijkheid niet hoofdelijk is zijn de eigenaren van de schepen die gezamenlijk door hun schuld de schade hebben veroorzaakt aansprakelijk tegenover de benadeelden in verhouding tot het gewicht van de schuld van hun schepen (art. 8:1006 lid 2 B.W.). Als de omstandigheden het moeilijk maken om deze verhouding vast te stellen of als blijkt dat de schuld van deze schepen gelijkwaardig is wordt de aansprakelijkheid in gelijke delen verdeeld.

    Als de aansprakelijkheid hoofdelijk is, moet elke aansprakelijke eigenaar zijn aandeel zoals vastgesteld in het tweede lid van dit artikel voor zijn rekening nemen en betalen aan de schuldeiser (art. 8:1006 lid 3 B.W.). Onder voorbehoud van art. 8:880 B.W. en art. 8:364 B.W. heeft degene die meer dan zijn aandeel heeft betaald het recht om het overschot te verhalen op zijn mede-schuldenaren die minder dan hun aandeel hebben betaald. Verlies dat wordt veroorzaakt door het onvermogen van een van de eigenaren van de medeschuldige schepen om te betalen wordt verdeeld onder de andere eigenaren in de verhouding vastgesteld in het tweede lid van dit artikel.

    Schuld van de loods

    De aansprakelijkheid die voortvloeit uit deze afdeling blijft ook bestaan als de schade is veroorzaakt door de schuld van een loods (art. 8:1007 B.W.). Dit geldt ook als het gebruik van een loods verplicht is.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 5-03-2022; laatste bewerking OP 7-03-2024]

    Aanvaring binnenschepen (Afd. 1, Titel 11, Hoofdstuk III, Boek 8 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Aanvaring binnenschepen (Afd. 1, Titel 11, Hoofdstuk III, Boek 8 B.W.)

      Inleiding aanvaring binnenschepen

      Afd. 1, Titel 11, Hoofdstuk III, Boek 8 B.W. definieert voor de binnenvaart het begrip aanvaring, en op welke vaartuigen deze regels van toepassing zijn. Deze afdeling omvat 8 bepalingen (art. 8:1000 B.W. tot en met art. 8:1007 B.W.).

      Reikwijdte definitie binnenschip met betrekking tot aanvaringen

      Onder binnenschepen worden in deze afdeling mede verstaan draagvleugelboten, vlotten, veerponten, beweegbare delen van schipbruggen, baggermolens, drijvende kranen, elevatoren en alle drijvende werktuigen, pontons of materiaal van soortgelijke aard, die voldoen aan de in de art. 8:1 B.W. en art. 8:3 B.W. ten aanzien van binnenschepen vermelde vereisten (art. 8:1000 B.W.).

      Definitie aanvaring binnenschip

      De definitie van aanvaring voor binnenschepen (en al wat daaronder valt, zie boven) is eenvoudig: aanvaring is de aanraking van schepen met elkaar (art. 8:1001 B.W.).

      Schade zonder aanvaring

      De regels betreffende aanvaring zoals vastgesteld in deze afdeling zijn van toepassing tenzij afdeling 1 van titel 6 Boek 8 B.W. van toepassing is (art. 8:1002 B.W.). Dit geldt ook wanneer schade door een binnenschip is veroorzaakt zonder dat er sprake was van een daadwerkelijke aanvaring.

      Aansprakelijkheid

      Als een binnenschip schade veroorzaakt door een aanvaring wordt de aansprakelijkheid voor deze schade geregeld volgens deze afdeling tenzij afdeling 1 van titel 6 van toepassing is (art. 8:1003 B.W.).

      Aansprakelijkheid, vermoedens; toeval, overmacht, twijfel; sleep

      Een verplichting tot schadevergoeding op grond van deze afdeling bestaat alleen als de schade is veroorzaakt door schuld (art. 8:1004 lid 1 B.W.). Er is geen wettelijk vermoeden van schuld met betrekking tot een aanvaring. Het schip dat in aanraking komt met een ander schip is aansprakelijk voor de schade, tenzij kan worden aangetoond dat de schade niet is veroorzaakt door de schuld van het schip. Het is hierbij ook noodzakelijk dat deze laatste behoorlijk verlicht en vastgemaakt is op een geschikte plaats.

      Als de schade is veroorzaakt door toeval, overmacht, of als de oorzaken ervan niet kunnen worden vastgesteld wordt de schade gedragen door degenen die er schade door hebben geleden (art. 8:1004 lid 2 B.W.).

      Bij het slepen is ieder binnenschip dat deel uitmaakt van de sleep alleen aansprakelijk als er schuld aan zijn zijde is (art. 8:1004 lid 3 B.W.).

      Aansprakelijkheid door schuld van één binnenschip

      Als de schade is veroorzaakt door de schuld van één binnenschip, is de eigenaar van dat schip verplicht om de schade te vergoeden (art. 8:1005 B.W.).

      Schuld van twee of meer schepen of wederzijdse schuld

      Als twee of meer binnenschepen gezamenlijk door hun schuld schade hebben veroorzaakt zijn de eigenaren daarvan hoofdelijkheid aansprakelijk voor de schade die is toegebracht aan medeschuldige schepen en aan de goederen die zich aan boord daarvan bevinden (art. 8:1006 lid 1 B.W.). Ze zijn ook hoofdelijk aansprakelijk voor alle andere schade.

      Als de aansprakelijkheid niet hoofdelijk is zijn de eigenaren van de schepen die gezamenlijk door hun schuld de schade hebben veroorzaakt aansprakelijk tegenover de benadeelden in verhouding tot het gewicht van de schuld van hun schepen (art. 8:1006 lid 2 B.W.). Als de omstandigheden het moeilijk maken om deze verhouding vast te stellen of als blijkt dat de schuld van deze schepen gelijkwaardig is wordt de aansprakelijkheid in gelijke delen verdeeld.

      Als de aansprakelijkheid hoofdelijk is, moet elke aansprakelijke eigenaar zijn aandeel zoals vastgesteld in het tweede lid van dit artikel voor zijn rekening nemen en betalen aan de schuldeiser (art. 8:1006 lid 3 B.W.). Onder voorbehoud van art. 8:880 B.W. en art. 8:364 B.W. heeft degene die meer dan zijn aandeel heeft betaald het recht om het overschot te verhalen op zijn mede-schuldenaren die minder dan hun aandeel hebben betaald. Verlies dat wordt veroorzaakt door het onvermogen van een van de eigenaren van de medeschuldige schepen om te betalen wordt verdeeld onder de andere eigenaren in de verhouding vastgesteld in het tweede lid van dit artikel.

      Schuld van de loods

      De aansprakelijkheid die voortvloeit uit deze afdeling blijft ook bestaan als de schade is veroorzaakt door de schuld van een loods (art. 8:1007 B.W.). Dit geldt ook als het gebruik van een loods verplicht is.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 5-03-2022; laatste bewerking OP 7-03-2024]

      Aanvaring binnenschepen (Afd. 1, Titel 11, Hoofdstuk III, Boek 8 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!