Pagina inhoud

    Hulpverlening zeeschepen (Afd. 2, Titel 6, Hoofdstuk II, Boek 8 B.W.)

    Inleiding hulpverlening zeeschepen

    Afd. 2, Titel 6, Hoofdstuk II, Boek 8 B.W. geeft een regeling voor hulpverlening bij zeeschepen. De Afdeling omvat 28 bepalingen (art. 8:550 B.W. tot en met art. 8:577 B.W.). De regeling is gebaseerd op het Internationaal hulpverleningsverdrag van Londen 1989.

    Regeling hulpverlening zeeschepen geldt ook voor de binnenvaart

    De regeling van hulpverlening uit het zeerecht is met de schakelbepaling van van overeenkomstige toepassing verklaard op de binnenvaart. Zie de pagina Hulpverlening binnenvaart.

    De regeling is fascinerend, als je gaat nadenken over het aantal objecten en situaties waarin er sprake kan zijn van (de noodzaak tot) hulpverlening op zee (of in de binnenvaart dus) en op de zeestranden.

    Wet op de strandvonderij

    Voor het beheer van op het strand aangetroffen zaken is een door de overheid aangewezen ambtenaar verantwoordelijk: de strandvonder. Deze functie is geregeld in de Wet op de strandvonderij. In alle aan zee grenzende gemeenten wordt het beheer der strandvonderij uitgeoefend door een strandvonder (art. 1 Wet op de strandvonderij). In tegenstelling tot elders op land gevonden zaken (die naar de politie gebracht moeten worden) moeten op strand gevonden zaken naar de strandvonder gebracht worden, die deze in beheer neemt. Wanneer deze na verloop van tijd niet opgehaald worden, verkoopt hij deze.

    De burgemeester der gemeente bekleedt van rechtswege het ambt van strandvonder. De CvK kan een of meer ‘hulpstrandvonders’ aanwijzen. In bepaalde gevallen kan de Voorzitter van de veiligheidsregio deze functie bekleden.

    De strandvonder is belast met het toezicht op de naleving van de voorschriften, vervat in de artikelen 8:557, 8:558 en 8:559 B.W. (art. 5 Wet op de strandvonderij).

    Hulpverlening al dan niet na voorafgaande overeenkomst

    Hulpverlening kan plaatsvinden nadat eerst een hulpverleningsovereenkomst gesloten is, maar de hulpverlener kan ook zonder overeenkomst hulp bieden. In beide gevallen heeft de hulpverlener recht op hulploon. In de regel betreft het een zeeschip, dat om een of andere reden in nood verkeert en dreigt onder te gaan. Bij voorbeeld doordat de motoren zijn uitgevallen, de trossen zijn losgeraakt of het schip ergens op is vastgelopen en daardoor dreigt te breken.

    Hulploon

    Geschillen rondom hulpverlening kunnen nogal eens rijzen over het hulploon. Dat kan nogal in de papieren lopen (het gaat in de scheepvaart vaak om tonnen). De discussie draait daarbij vaak over de vraag, welk gedeelte van de bijstand nog aan te merken is als hulp in een noodsituatie en welk gedeelte van de hulp niet meer echt nodig was (welk deel de reder niet wil betalen of tegen een andere prijs).

    Vgl. Rb. Overijssel 24 december 2014 (Sichem Anne), waar de hulpverlener 9 ton vorderde en de rechtbank de vergoeding vaststelde op 2,5 ton.

    Definitie hulpverlening zeeschepen

    Onder hulpverlening wordt verstaan iedere daad of werkzaamheid, verricht om hulp te verlenen aan een in bevaarbaar water of in welk ander water dan ook in gevaar verkerend schip of andere zaak (art. 8:551 lid 1 B.W.) (gelijkluidend aan (art. 1 sub a Hulpverleningsverdrag).

    De bepaling geeft verder een definitie van de begrippen:

    • schip;
    • goederen;
    • milieuschade en
    • betaling.

    Uitzonderingen, territoriaal toepassingsgebied en uitbreiding

    De Afdeling start – naast de definitie van hulpverlening en daarmee verwante begrippen – met een aantal uitzonderingen voor gevallen van hulpverlening waarvoor de regeling niet geldt, en met een bepaling inzake de territoriale toepasselijkheid.

    Astronautenovereenkomst

    Art. 8:550 B.W. bepaalt, dat deze afdeling slechts van toepassing is onder voorbehoud van de Astronautenovereenkomst (Trb. 1968, 134). Deze de fantasie prikkelende regeling is een op 22 april 1968 tot stand gekomen internationaal verdrag inzake de Overeenkomst inzake de redding van ruimtevaarders, de terugkeer van ruimtevaarders en de teruggave van in de kosmische ruimte gebrachte voorwerpen. De regeling is vrij eenvoudig en bestaat uit 10 artikelen (de link gaat naar de Engelse en Franse tekst, die om en om door elkaar staan).

    Immers kunnen astronauten en ruimtevaartuigen en objecten vanuit de ruimte weer op aarde belanden, en – als het goed is doorgaans – in zee belanden. Voor hulpverlening in die gevallen geldt de regeling in deze afdeling niet.

    Territoriaal toepassingsgebied

    Voor de toepassing van deze afdeling worden de Dollart, de Lauwerzee, de Waddenzee, het IJsselmeer, de Zuidhollandsche en de Zeeuwsche stroomen en andere bij AMvB aan te wijzen wateren, binnen de bij AMvB te bepalen grenzen, beschouwd tot de zee en de stranden en oevers daarvan tot het zeestrand te behoren (art. 8:552 B.W. jo. art. 21 Wet op de strandvonderij, uit 1931).

    Niet toepasselijk op drijvende of boor- platforms en maritiem cultuurgoed

    De Afdeling is ook niet van toepassing bij hulpverlening aan vaste of drijvende platforms of verplaatsbare boorinstallaties wanneer die platforms of boorinstallaties op een lokatie in bedrijf zijn voor de exploratie, exploitatie of winning van minerale rijkdommen van de zeebodem (art. 8:553 aanhef en sub a B.W.)

    En ook niet wanneer het gaat om maritiem cultuurgoed dat van prehistorisch, archeologisch of historisch belang is en zich ten minste vijftig jaar op de zeebodem bevindt (sub b).

    Uitbreiding: geldt ook bij hulpverlening aan oorlogsschip of ander niet handelsschip

    Deze afdeling is mede van toepassing in geval van hulpverlening door of aan een oorlogsschip of ander niet-handelsschip, dat toebehoort aan, dan wel gebruikt of bevracht wordt door de Staat der Nederlanden of enige andere Staat die het Internationaal Verdrag inzake Hulpverlening, 1989 (Trb. 1990, 109), op die schepen van toepassing heeft verklaard (art. 8:554 B.W.).

    Uitbreiding: ook bij hulpverlening op zeestrand

    De bepalingen omtrent hulpverlening zijn volgens art. 8:555 B.W. van overeenkomstige toepassing in geval van hulpverlening:

    a. aan op het vaste zeestrand of de oevers van bevaarbaar binnenwater gezonken of aangespoelde zaken;

    b. door een schip aan een luchtvaartuig.

    Wettelijke regeling zaakwaarneming geldt niet bij hulpverlening

    De Afdeling sluit af met nog een uitzondering: de wettelijke bepalingen omtrent zaakwaarneming vinden op hulpverlening geen toepassing (art. 8:577 B.W.). Zie voor de toelichting op het begrip zaakwaarneming de pagina Zaakwaarneming.

    Vernietiging of wijziging van een overeenkomst van hulpverlening

    Een overeenkomst tot hulpverlening kan door de rechter geheel of deels gewijzigd worden of vernietigd worden, wanneer deze tot stand is gekomen door misbruik van omstandigheden of onder invloed van gevaar en de overeengekomen voorwaarden onbillijk zijn, of de overeengekomen betaling buitensporig hoog of laag is in verhouding tot de daadwerkelijk verleende diensten (art. 8:556 lid 1 B.W.).

    Deze mogelijkheid kan niet contractueel worden uitgesloten. Een dergelijk beding is nietig (lid 2).

    Geen hulpverlening tegen de zin van de kapitein of de reder

    Hulp aan in gevaar verkerende schepen, aan zich aan boord daarvan bevindende zaken of aan van een schip afkomstige driftige, aangespoelde of gezonken zaken mag niet worden verleend tegen een uitdrukkelijk en redelijk verbod van de reder of kapitein van het schip in (art. 8:557 lid 1 B.W.).

    Hulp aan andere in gevaar verkerende zaken mag niet worden verleend tegen een uitdrukkelijk en redelijk verbod in van de rechthebbende op de zaak.

    Een dergelijk verbod kan op ieder moment worden uitgevaardigd, dus ook als de hulpverlening al is begonnen (lid 2).

    Hulpverlening moet onder toezicht kapitein of eigenaar

    Het verlenen van hulp aan een schip of aan zaken moet geschieden onder toezicht van de kapitein of van de rechthebbende op het schip of de zaak (art. 8:558 lid 1 B.W.).

    Bij stranding of strandvonding heeft de strandvonder de leiding, als er geen kapitein of rechthebbende optreedt (lid 2).

    Als het nodig is onverwijld maatregelen te treffen dan hoeft de kapitein of rechthebbende niet te worden afgewacht (lid 3).

    Terugkeer van de kapitein: leiding overdragen

    Wanneer een schip door de bemanning is verlaten en door hulpverleners of de strandvonder is overgenomen, staat het de kapitein steeds vrij naar zijn schip terug te keren en het gezag daarover te hernemen, in welk geval de hulpverleners of de strandvonder terstond het gezag aan de kapitein moeten overdragen (art. 8:559 lid 1 B.W.).

    Afgifte zaken aan de kapitein of rechthebbende

    Als de kapitein of de rechthebbende bij de hulpverlening of ter plaatse, waar de geredde zaken worden aangebracht, tegenwoordig is en dit de hulpverlener of de strandvonder bekend is, moeten de hulpverleners of de strandvonder die zaken terstond ter beschikking van de kapitein of rechthebbende stellen (art. 8:559 lid 2 B.W.).

    Dit onverminderd het retentierecht van de hulpverlener voor het hulploon als bedoeld in art. 8:571 B.W.. Eventueel kan zekerheid gesteld worden voor het betwiste deel van het hulploon (art. 8:571 lid 3 B.W., zie hierna).

    Wanneer de geredde zaken niet op grond van het vorige lid terstond ter beschikking van de kapitein of van de rechthebbende moeten worden gesteld, moeten zij, voor zover zij tijdens de hulpverlening zich aan of op de buitengronden of het vaste zeestrand bevinden, terstond ter beschikking worden gesteld van de strandvonder (art. 8:559 lid 3 B.W.). Zie de definitie van strandvonder hierboven. Dit is een officiële ambtenaar belast met het toezicht op het strand.

    Retentierecht kan worden uitgeoefend op schepen voor de bijzondere vergoeding die van de reder gevorderd kan worden, als bedoeld in art. 8:564 lid 1 B.W.. Dit betreft hulploon aan een schip dat schade aan het milieu dreigde toe te brengen.

    Verplichtingen van de hulpverlener

    De hulpverlener is krachtens art. 8:560 lid 1 B.W. jegens de reder van het schip of de rechthebbende op andere in gevaar verkerende zaken verplicht:

    a. de hulpverlening met de nodige zorg uit te voeren;

    b. hierbij de nodige zorg te betrachten om milieuschade te voorkomen of te beperken;

    c. in alle gevallen, waarin de omstandigheden dit redelijkerwijze vereisen, de bijstand in te roepen van andere hulpverleners; en

    d. de tussenkomst van andere hulpverleners te aanvaarden, wanneer hierom redelijkerwijze wordt verzocht door de reder of de kapitein van het schip of de rechthebbende op andere in gevaar verkerende zaken, met dien verstande dat het bedrag van zijn beloning niet wordt verminderd, indien mocht blijken dat het verzoek onredelijk was.

    Verplichtingen van kapitein en reder jegens de hulpverlener

    De reder en de kapitein van het schip of de rechthebbende op andere in gevaar verkerende zaken zijn krachtens art. 8:560 lid 2 B.W. jegens de hulpverlener verplicht:

    a. gedurende de hulpverlening volledig met hem samen te werken;

    b. daarbij de nodige zorg te betrachten om milieuschade te voorkomen of te beperken; en

    c. wanneer het schip of de andere zaken in veiligheid zijn gebracht, teruggave daarvan te aanvaarden wanneer zulks redelijkerwijze door de hulpverlener wordt verzocht.

    Ieder beding, waarmee van bovenstaande bepalingen wordt afgeweken, is nietig (art. 8:560 lid 3 B.W.).

    Recht op hulploon

    Iedere hulpverlening die met succes is uitgevoerd, geeft recht op hulploon (art. 8:561 lid 1 B.W.) (art. 13 van het Hulpverleningsverdrag is gelijkluidend).

    Geen betaling krachtens deze afdeling verschuldigd, wanneer de hulp geen gunstig gevolg heeft gehad (art. 8:561 lid 2 B.W.). Dit behoudens het bepaalde in art. 8:564 B.W. (bijzondere vergoeding).

    Een merkwaardige bepaling is art. 8:561 lid 3 B.W.:

    “Hulp als omschreven in het eerste lid geeft recht op hulploon, ook al is de tot hulploon gerechtigde of hij, die gerechtigd is de vaststelling van het hulploon te vorderen, dezelfde persoon als hij die hulploon verschuldigd is.”

    Dat betekent dat een vordering en een schuld, die in hetzelfde vermogen vallen, toch samen kunnen bestaan en niet van rechtswege teniet gaan. Mogelijk zitten hier verzekeringsrechtelijke aspecten aan.

    In Rb. Zeeland-West Brabant 9 december 2015 (No Woman No Cry) was het zeilschip vernoemd naar deze Bob Marley song (waarde ca. 6,5 ton) op de Schelde op een strekdam gelopen. Multaship schoot te hulp, maar men besloot te wachten tot hoog water. Bij hoog water liep het schip vol, naar later bleek doordat de eigenaar had walstroomkabeldoorvoeringen niet waterdicht afgesloten en dat niet aan Multaship gemeld. De schadeclaim van de eigenaar ter hoogte van ruim 5 ton wegens waardevermindering van de boot door het vollopen werd dus afgewezen. Multaship vorderde van de eigenaar en diens verzekeraar EUR 114.764,06 aan hulploon plus “special compensations”. De rechtbank oordeelde dat er geen overeenkomst van opdracht was gesloten en dat Multaship EUR 30.000 aan hulploon. Voor ‘special compensations’ zag zij geen aanleiding.

    Overige bepalingen

    De overige bepalingen worden nog nader uitgewerkt.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 26-01-2022; laatste bewerking 19-05-2023]

    Hulpverlening zeeschepen (Afd. 2, Titel 6, Hoofdstuk II, Boek 8 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Hulpverlening zeeschepen (Afd. 2, Titel 6, Hoofdstuk II, Boek 8 B.W.)

      Inleiding hulpverlening zeeschepen

      Afd. 2, Titel 6, Hoofdstuk II, Boek 8 B.W. geeft een regeling voor hulpverlening bij zeeschepen. De Afdeling omvat 28 bepalingen (art. 8:550 B.W. tot en met art. 8:577 B.W.). De regeling is gebaseerd op het Internationaal hulpverleningsverdrag van Londen 1989.

      Regeling hulpverlening zeeschepen geldt ook voor de binnenvaart

      De regeling van hulpverlening uit het zeerecht is met de schakelbepaling van van overeenkomstige toepassing verklaard op de binnenvaart. Zie de pagina Hulpverlening binnenvaart.

      De regeling is fascinerend, als je gaat nadenken over het aantal objecten en situaties waarin er sprake kan zijn van (de noodzaak tot) hulpverlening op zee (of in de binnenvaart dus) en op de zeestranden.

      Wet op de strandvonderij

      Voor het beheer van op het strand aangetroffen zaken is een door de overheid aangewezen ambtenaar verantwoordelijk: de strandvonder. Deze functie is geregeld in de Wet op de strandvonderij. In alle aan zee grenzende gemeenten wordt het beheer der strandvonderij uitgeoefend door een strandvonder (art. 1 Wet op de strandvonderij). In tegenstelling tot elders op land gevonden zaken (die naar de politie gebracht moeten worden) moeten op strand gevonden zaken naar de strandvonder gebracht worden, die deze in beheer neemt. Wanneer deze na verloop van tijd niet opgehaald worden, verkoopt hij deze.

      De burgemeester der gemeente bekleedt van rechtswege het ambt van strandvonder. De CvK kan een of meer ‘hulpstrandvonders’ aanwijzen. In bepaalde gevallen kan de Voorzitter van de veiligheidsregio deze functie bekleden.

      De strandvonder is belast met het toezicht op de naleving van de voorschriften, vervat in de artikelen 8:557, 8:558 en 8:559 B.W. (art. 5 Wet op de strandvonderij).

      Hulpverlening al dan niet na voorafgaande overeenkomst

      Hulpverlening kan plaatsvinden nadat eerst een hulpverleningsovereenkomst gesloten is, maar de hulpverlener kan ook zonder overeenkomst hulp bieden. In beide gevallen heeft de hulpverlener recht op hulploon. In de regel betreft het een zeeschip, dat om een of andere reden in nood verkeert en dreigt onder te gaan. Bij voorbeeld doordat de motoren zijn uitgevallen, de trossen zijn losgeraakt of het schip ergens op is vastgelopen en daardoor dreigt te breken.

      Hulploon

      Geschillen rondom hulpverlening kunnen nogal eens rijzen over het hulploon. Dat kan nogal in de papieren lopen (het gaat in de scheepvaart vaak om tonnen). De discussie draait daarbij vaak over de vraag, welk gedeelte van de bijstand nog aan te merken is als hulp in een noodsituatie en welk gedeelte van de hulp niet meer echt nodig was (welk deel de reder niet wil betalen of tegen een andere prijs).

      Vgl. Rb. Overijssel 24 december 2014 (Sichem Anne), waar de hulpverlener 9 ton vorderde en de rechtbank de vergoeding vaststelde op 2,5 ton.

      Definitie hulpverlening zeeschepen

      Onder hulpverlening wordt verstaan iedere daad of werkzaamheid, verricht om hulp te verlenen aan een in bevaarbaar water of in welk ander water dan ook in gevaar verkerend schip of andere zaak (art. 8:551 lid 1 B.W.) (gelijkluidend aan (art. 1 sub a Hulpverleningsverdrag).

      De bepaling geeft verder een definitie van de begrippen:

      • schip;
      • goederen;
      • milieuschade en
      • betaling.

      Uitzonderingen, territoriaal toepassingsgebied en uitbreiding

      De Afdeling start – naast de definitie van hulpverlening en daarmee verwante begrippen – met een aantal uitzonderingen voor gevallen van hulpverlening waarvoor de regeling niet geldt, en met een bepaling inzake de territoriale toepasselijkheid.

      Astronautenovereenkomst

      Art. 8:550 B.W. bepaalt, dat deze afdeling slechts van toepassing is onder voorbehoud van de Astronautenovereenkomst (Trb. 1968, 134). Deze de fantasie prikkelende regeling is een op 22 april 1968 tot stand gekomen internationaal verdrag inzake de Overeenkomst inzake de redding van ruimtevaarders, de terugkeer van ruimtevaarders en de teruggave van in de kosmische ruimte gebrachte voorwerpen. De regeling is vrij eenvoudig en bestaat uit 10 artikelen (de link gaat naar de Engelse en Franse tekst, die om en om door elkaar staan).

      Immers kunnen astronauten en ruimtevaartuigen en objecten vanuit de ruimte weer op aarde belanden, en – als het goed is doorgaans – in zee belanden. Voor hulpverlening in die gevallen geldt de regeling in deze afdeling niet.

      Territoriaal toepassingsgebied

      Voor de toepassing van deze afdeling worden de Dollart, de Lauwerzee, de Waddenzee, het IJsselmeer, de Zuidhollandsche en de Zeeuwsche stroomen en andere bij AMvB aan te wijzen wateren, binnen de bij AMvB te bepalen grenzen, beschouwd tot de zee en de stranden en oevers daarvan tot het zeestrand te behoren (art. 8:552 B.W. jo. art. 21 Wet op de strandvonderij, uit 1931).

      Niet toepasselijk op drijvende of boor- platforms en maritiem cultuurgoed

      De Afdeling is ook niet van toepassing bij hulpverlening aan vaste of drijvende platforms of verplaatsbare boorinstallaties wanneer die platforms of boorinstallaties op een lokatie in bedrijf zijn voor de exploratie, exploitatie of winning van minerale rijkdommen van de zeebodem (art. 8:553 aanhef en sub a B.W.)

      En ook niet wanneer het gaat om maritiem cultuurgoed dat van prehistorisch, archeologisch of historisch belang is en zich ten minste vijftig jaar op de zeebodem bevindt (sub b).

      Uitbreiding: geldt ook bij hulpverlening aan oorlogsschip of ander niet handelsschip

      Deze afdeling is mede van toepassing in geval van hulpverlening door of aan een oorlogsschip of ander niet-handelsschip, dat toebehoort aan, dan wel gebruikt of bevracht wordt door de Staat der Nederlanden of enige andere Staat die het Internationaal Verdrag inzake Hulpverlening, 1989 (Trb. 1990, 109), op die schepen van toepassing heeft verklaard (art. 8:554 B.W.).

      Uitbreiding: ook bij hulpverlening op zeestrand

      De bepalingen omtrent hulpverlening zijn volgens art. 8:555 B.W. van overeenkomstige toepassing in geval van hulpverlening:

      a. aan op het vaste zeestrand of de oevers van bevaarbaar binnenwater gezonken of aangespoelde zaken;

      b. door een schip aan een luchtvaartuig.

      Wettelijke regeling zaakwaarneming geldt niet bij hulpverlening

      De Afdeling sluit af met nog een uitzondering: de wettelijke bepalingen omtrent zaakwaarneming vinden op hulpverlening geen toepassing (art. 8:577 B.W.). Zie voor de toelichting op het begrip zaakwaarneming de pagina Zaakwaarneming.

      Vernietiging of wijziging van een overeenkomst van hulpverlening

      Een overeenkomst tot hulpverlening kan door de rechter geheel of deels gewijzigd worden of vernietigd worden, wanneer deze tot stand is gekomen door misbruik van omstandigheden of onder invloed van gevaar en de overeengekomen voorwaarden onbillijk zijn, of de overeengekomen betaling buitensporig hoog of laag is in verhouding tot de daadwerkelijk verleende diensten (art. 8:556 lid 1 B.W.).

      Deze mogelijkheid kan niet contractueel worden uitgesloten. Een dergelijk beding is nietig (lid 2).

      Geen hulpverlening tegen de zin van de kapitein of de reder

      Hulp aan in gevaar verkerende schepen, aan zich aan boord daarvan bevindende zaken of aan van een schip afkomstige driftige, aangespoelde of gezonken zaken mag niet worden verleend tegen een uitdrukkelijk en redelijk verbod van de reder of kapitein van het schip in (art. 8:557 lid 1 B.W.).

      Hulp aan andere in gevaar verkerende zaken mag niet worden verleend tegen een uitdrukkelijk en redelijk verbod in van de rechthebbende op de zaak.

      Een dergelijk verbod kan op ieder moment worden uitgevaardigd, dus ook als de hulpverlening al is begonnen (lid 2).

      Hulpverlening moet onder toezicht kapitein of eigenaar

      Het verlenen van hulp aan een schip of aan zaken moet geschieden onder toezicht van de kapitein of van de rechthebbende op het schip of de zaak (art. 8:558 lid 1 B.W.).

      Bij stranding of strandvonding heeft de strandvonder de leiding, als er geen kapitein of rechthebbende optreedt (lid 2).

      Als het nodig is onverwijld maatregelen te treffen dan hoeft de kapitein of rechthebbende niet te worden afgewacht (lid 3).

      Terugkeer van de kapitein: leiding overdragen

      Wanneer een schip door de bemanning is verlaten en door hulpverleners of de strandvonder is overgenomen, staat het de kapitein steeds vrij naar zijn schip terug te keren en het gezag daarover te hernemen, in welk geval de hulpverleners of de strandvonder terstond het gezag aan de kapitein moeten overdragen (art. 8:559 lid 1 B.W.).

      Afgifte zaken aan de kapitein of rechthebbende

      Als de kapitein of de rechthebbende bij de hulpverlening of ter plaatse, waar de geredde zaken worden aangebracht, tegenwoordig is en dit de hulpverlener of de strandvonder bekend is, moeten de hulpverleners of de strandvonder die zaken terstond ter beschikking van de kapitein of rechthebbende stellen (art. 8:559 lid 2 B.W.).

      Dit onverminderd het retentierecht van de hulpverlener voor het hulploon als bedoeld in art. 8:571 B.W.. Eventueel kan zekerheid gesteld worden voor het betwiste deel van het hulploon (art. 8:571 lid 3 B.W., zie hierna).

      Wanneer de geredde zaken niet op grond van het vorige lid terstond ter beschikking van de kapitein of van de rechthebbende moeten worden gesteld, moeten zij, voor zover zij tijdens de hulpverlening zich aan of op de buitengronden of het vaste zeestrand bevinden, terstond ter beschikking worden gesteld van de strandvonder (art. 8:559 lid 3 B.W.). Zie de definitie van strandvonder hierboven. Dit is een officiële ambtenaar belast met het toezicht op het strand.

      Retentierecht kan worden uitgeoefend op schepen voor de bijzondere vergoeding die van de reder gevorderd kan worden, als bedoeld in art. 8:564 lid 1 B.W.. Dit betreft hulploon aan een schip dat schade aan het milieu dreigde toe te brengen.

      Verplichtingen van de hulpverlener

      De hulpverlener is krachtens art. 8:560 lid 1 B.W. jegens de reder van het schip of de rechthebbende op andere in gevaar verkerende zaken verplicht:

      a. de hulpverlening met de nodige zorg uit te voeren;

      b. hierbij de nodige zorg te betrachten om milieuschade te voorkomen of te beperken;

      c. in alle gevallen, waarin de omstandigheden dit redelijkerwijze vereisen, de bijstand in te roepen van andere hulpverleners; en

      d. de tussenkomst van andere hulpverleners te aanvaarden, wanneer hierom redelijkerwijze wordt verzocht door de reder of de kapitein van het schip of de rechthebbende op andere in gevaar verkerende zaken, met dien verstande dat het bedrag van zijn beloning niet wordt verminderd, indien mocht blijken dat het verzoek onredelijk was.

      Verplichtingen van kapitein en reder jegens de hulpverlener

      De reder en de kapitein van het schip of de rechthebbende op andere in gevaar verkerende zaken zijn krachtens art. 8:560 lid 2 B.W. jegens de hulpverlener verplicht:

      a. gedurende de hulpverlening volledig met hem samen te werken;

      b. daarbij de nodige zorg te betrachten om milieuschade te voorkomen of te beperken; en

      c. wanneer het schip of de andere zaken in veiligheid zijn gebracht, teruggave daarvan te aanvaarden wanneer zulks redelijkerwijze door de hulpverlener wordt verzocht.

      Ieder beding, waarmee van bovenstaande bepalingen wordt afgeweken, is nietig (art. 8:560 lid 3 B.W.).

      Recht op hulploon

      Iedere hulpverlening die met succes is uitgevoerd, geeft recht op hulploon (art. 8:561 lid 1 B.W.) (art. 13 van het Hulpverleningsverdrag is gelijkluidend).

      Geen betaling krachtens deze afdeling verschuldigd, wanneer de hulp geen gunstig gevolg heeft gehad (art. 8:561 lid 2 B.W.). Dit behoudens het bepaalde in art. 8:564 B.W. (bijzondere vergoeding).

      Een merkwaardige bepaling is art. 8:561 lid 3 B.W.:

      “Hulp als omschreven in het eerste lid geeft recht op hulploon, ook al is de tot hulploon gerechtigde of hij, die gerechtigd is de vaststelling van het hulploon te vorderen, dezelfde persoon als hij die hulploon verschuldigd is.”

      Dat betekent dat een vordering en een schuld, die in hetzelfde vermogen vallen, toch samen kunnen bestaan en niet van rechtswege teniet gaan. Mogelijk zitten hier verzekeringsrechtelijke aspecten aan.

      In Rb. Zeeland-West Brabant 9 december 2015 (No Woman No Cry) was het zeilschip vernoemd naar deze Bob Marley song (waarde ca. 6,5 ton) op de Schelde op een strekdam gelopen. Multaship schoot te hulp, maar men besloot te wachten tot hoog water. Bij hoog water liep het schip vol, naar later bleek doordat de eigenaar had walstroomkabeldoorvoeringen niet waterdicht afgesloten en dat niet aan Multaship gemeld. De schadeclaim van de eigenaar ter hoogte van ruim 5 ton wegens waardevermindering van de boot door het vollopen werd dus afgewezen. Multaship vorderde van de eigenaar en diens verzekeraar EUR 114.764,06 aan hulploon plus “special compensations”. De rechtbank oordeelde dat er geen overeenkomst van opdracht was gesloten en dat Multaship EUR 30.000 aan hulploon. Voor ‘special compensations’ zag zij geen aanleiding.

      Overige bepalingen

      De overige bepalingen worden nog nader uitgewerkt.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 26-01-2022; laatste bewerking 19-05-2023]

      Hulpverlening zeeschepen (Afd. 2, Titel 6, Hoofdstuk II, Boek 8 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!