Het bestuur en toezicht op het bestuur van de naamloze vennootschap (Afd. 5, Titel 4, Boek 2 B.W.)
Inleiding bestuur en toezicht op het bestuur van de naamloze vennootschap
Afd. 5 geeft de wettelijke regeling voor het bestuur en het toezicht op het bestuur (de Raad van Commissarissen) op het bestuur van de N.V.. Deze afdeling omvat 23 bepalingen (art. 2:129 B.W. tot en met art. 2:151 B.W.).
Benoeming bestuur N.V.
Het bestuur wordt bij de oprichting van de N.V. benoemd in de akte van oprichting. Na de oprichting geschiedt de benoeming van het bestuur door de algemene vergadering (art. 2:132 B.W.).
Het bestuur van de N.V. is belast met het besturen van de vennootschap (art. 2:129 B.W.). Dit betekent dat het bestuur zich bezig houdt met leidinggeven en zich richt op de dagelijkse gang van zaken. Ook dient het bestuur inlichtingen te verschaffen aan de raad van commissarissen en stelt zij haar op de hoogte van het beleid (art. 2:141 B.W.).
Het bestuur is daarnaast bevoegd om de N.V. te vertegenwoordigen (behoudens eventuele beperkingen in de statuten). Dit betekent dat het bestuur namens de N.V. rechtshandelingen mag verrichten en overeenkomsten mag sluiten. Deze bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt aan iedere bestuurder afzonderlijk toe en is zijn bevoegdheid tot vertegenwoordiging onbeperkt en onvoorwaardelijk, tenzij de statuten anders bepalen (art. 2:130 B.W.).
Met de invoering van de wettelijke bedenktijd voor het bestuur van beursgenoteerde vennootschappen (zie hieronder nader, bij art. 2:114b B.W.) is daarom aan art. 2:129 lid 1 B.W. toegevoegd, waarin de wetgever vastlegt dat voor een beursvennootschap geldt, dat onder de wettelijke bevoegdheid van het bestuur tot het besturen van de vennootschap in ieder geval is begrepen het bepalen van het beleid en de strategie van de vennootschap.
Met de invoering van de WTBR per 1 juli 2021 is art. 2:131 B.W. gewijzigd: in artikel 131 wordt «artikel 685 van Boek 7» vervangen door: artikel 671b en artikel 671c van Boek 7.
Ook is art. 2:134 lid 4 B.W. gewijzigd. Deze bepaling luidt thans: De statuten bevatten voorschriften omtrent de wijze waarop in de uitoefening van de taken en bevoegdheden voorlopig wordt voorzien in geval van ontstentenis of belet van alle bestuurders. De statuten kunnen deze voorschriften bevatten voor het geval van ontstentenis of belet van een of meer bestuurders. In de statuten kan nader worden bepaald wanneer sprake is van belet. Degene die bij ontstentenis of belet van bestuurders ingevolge een statutaire regeling is aangewezen tot het verrichten van bestuursdaden, wordt voor wat deze bestuursdaden betreft met een bestuurder gelijkgesteld.
Benoeming en ontslag bestuurders N.V.
Bij de statuten kan worden bepaald dat de benoeming door de algemene vergadering van aandeelhouders geschiedt uit een voordracht (art. 2:133 lid 1 B.W.).
De algemene vergadering kan echter aan een voordracht steeds het bindend karakter ontnemen bij een besluit genomen met twee derden van de uitgebrachte stemmen, die meer dan de helft van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen (art. 2:133 lid 2 B.W.).
Indien de voordracht één kandidaat voor een te vervullen plaats bevat, heeft een besluit over de voordracht tot gevolg dat de kandidaat is benoemd, tenzij het bindend karakter aan de voordracht wordt ontnomen (art. 2:133 lid 3 B.W.).
Een en ander tenzij de benoeming van de bestuurders geschiedt door de RvC (art. 2:133 lid 4 B.W.).
Onbehoorlijk bestuur door bestuur(ders) N.V.
Het bestuur van de N.V. dient haar taak behoorlijk te vervullen, zo volgt uit art. 2:9 B.W.Het niet behoorlijk vervullen van haar taak kan leiden tot aansprakelijkheid van het bestuur als zodanig of van een afzonderlijke bestuurder indien hen/hem een ernstig verwijt kan worden gemaakt en er geen maatregelen zijn getroffen om de gevolgen van het onbehoorlijk bestuur af te wenden.
Deze aansprakelijkheid betreft de interne aansprakelijkheid van het bestuur jegens de vennootschap zelf.
Aansprakelijkheid bestuur N.V. bij faillissement
Ook in geval van een faillissement kan het onbehoorlijk besturen van de N.V. er onder omstandigheden toe leiden dat het bestuur als zodanig of een afzonderlijke bestuurder aansprakelijk kan worden gehouden voor schulden van de N.V., zo volgt uit art. 2:138 B.W.. Het gaat hier om de externe aansprakelijkheid jegens met name de schuldeisers.
Aan art. 2:138 lid 6 B.W. is met de WTBR toegevoegd, dat een bestuurder een vordering op de vennootschap niet kan verrekenen met zijn vordering op de vennootschap. De 2e volzin van art. 2:138 lid 7 B.W. is gewijzigd in: De vordering kan niet worden ingesteld tegen een door de rechter benoemde bewindvoerder of een door de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam aangestelde bestuurder als bedoeld in artikel 356, onder c.
Er geldt een wettelijk vermoeden van onbehoorlijk bestuur als niet is voldaan aan het bijhouden van een deugdelijke boekhouding (art. 2:10 B.W.) of wanneer de jaarrekening niet of niet tijdig gepubliceerd is (art. 2:394 B.W.).
De regeling is identiek aan die bij de besloten vennootschap. Zie voor verdere behandeling de pagina Bestuur van de besloten vennootschap.
Raad van Commissarissen naamloze vennootschap
Voor de N.V. kan bij de statuten worden bepaald dat er een raad van commissarissen zal zijn (art. 2:140 lid 1 B.W.). Tenzij is gekozen voor een bestuur bestaande uit uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders op grond van art. 2:129a B.W.. De RvC bestaat uit een of meer natuurlijke personen.
Taak RvC N.V.
De RvC heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de vennootschap en de met haar verbonden onderneming (art. 2:140 lid 2 B.W.). Hij staat het bestuur met raad ter zijde. Bij de vervulling van hun taak richten de commissarissen zich naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming.
De statuten kunnen aanvullende bepalingen omtrent de taak en de bevoegdheden van de raad en van zijn leden bevatten (art. 2:140 lid 3 B.W.).
Commissaris met extra stemrecht bij N.V.
De statuten kunnen bepalen dat een met name of in functie aangeduide commissaris meer dan één stem wordt toegekend. Een commissaris kan niet meer stemmen uitbrengen dan de andere commissarissen tezamen (art. 2:140 lid 4 B.W.).
Tegenstrijdig belang commissaris N.V.
Een commissaris neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang bedoeld in lid 2. Wanneer de raad van commissarissen hierdoor geen besluit kan nemen, wordt het besluit genomen door de algemene vergadering, tenzij de statuten anders bepalen (art. 2:140 lid 5 B.W.).
Informatieverstrekking bestuur aan RvC N.V.
Het bestuur van de N.V. moet de raad van commissarissen voortdurend tijdig de voor de uitoefening van diens taak noodzakelijke gegevens verstrekken (art. 2:141 lid 1 B.W.).
Jaarlijkse verslaglegging bestuur aan RvC van de N.V.
Het bestuur stelt ten minste een keer per jaar de raad van commissarissen schriftelijk op de hoogte van de hoofdlijnen van het strategisch beleid, de algemene en financiële risico’s en het beheers- en controlesysteem van de vennootschap (art. 2:141 lid 2 B.W.).
Benoeming en ontslag leden RvC N.V.
De commissarissen die niet reeds bij de akte van oprichting zijn aangewezen, worden benoemd door de algemene vergadering van aandeelhouders (art. 2:142 lid 1 B.W.).
De statuten kunnen de kring van benoembare personen beperken door eisen te stellen waaraan de commissarissen moeten voldoen. De eisen kunnen terzijde worden gesteld door een besluit van de algemene vergadering genomen met twee derden van de uitgebrachte stemmen die meer dan de helft van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen.
Regels inzake benoeming en bindende voordracht bestuurders gelden in principe ook voor commissarissen
Volgens art. 2:142 lid 2 B.W. zijn art. 2:133 lid 1 B.W. en art. 2:133 lid 2 B.W. (zie boven bij benoeming bestuurders) ook van toepassing op commissarissen. Dit tenzij de benoeming plaatsvindt volgens het systeem van benoeming van de commissarissen bij de structuurvennootschap zoals bepaald in art. 2:158 B.W.. Zie ook de pagina RvC bij de grote naamloze vennootschap.
Wanneer echter ingevolge art. 2:164a B.W. toepassing is gegeven aan het one tier board systeem, waarbij de niet-uitvoerende bestuurders het toezicht uitoefenen op de uitvoerende bestuurders, dan gelden art. 2:133 lid 1 B.W. en art. 2:133 lid 2 B.W. evenmin.
Bij aanbeveling van een kandidaat commissaris te verschaffen gegevens
Bij een aanbeveling of voordracht tot benoeming van een commissaris worden van de kandidaat medegedeeld zijn leeftijd, zijn beroep, het bedrag aan door hem gehouden aandelen in het kapitaal der vennootschap en de betrekkingen die hij bekleedt of die hij heeft bekleed voor zover die van belang zijn in verband met de vervulling van de taak van een commissaris. Tevens wordt vermeld aan welke rechtspersonen hij reeds als commissaris is verbonden; indien zich daaronder rechtspersonen bevinden, die tot een zelfde groep behoren, kan met de aanduiding van de groep worden volstaan. De aanbeveling en de voordracht tot benoeming of herbenoeming worden gemotiveerd. Bij herbenoeming wordt rekening gehouden met de wijze waarop de kandidaat zijn taak als commissaris heeft vervuld (art. 2:142 lid 3 B.W.).
Voorziening in geval van ontstentenis of belet van commissarissen N.V.
Met de invoering van de WTBR is per 1 juli 2021 een vierde lid toegevoegd, dat bepaalt dat de statuten voorschriften moeten bevatten omtrent de wijze waarop in de uitoefening van de taken en bevoegdheden voorlopig wordt voorzien in geval van ontstentenis of belet van alle commissarissen. De statuten kunnen deze voorschriften bevatten voor het geval van ontstentenis of belet van een of meer commissarissen.
In de statuten kan nader worden bepaald wanneer sprake is van belet. Degene die bij ontstentenis of belet van commissarissen ingevolge een statutaire regeling de taken van een commissaris vervult, wordt voor het vervullen van die taken met een commissaris gelijkgesteld (art. 2:142 lid 4 B.W.).
Verval bepaling bestuurshandelingen door vervanger
Art. 2:151 B.W. is per 1 juli 2021 met de invoering van de WTBR vervallen. Dit artikel bepaalde, dat eenieder – commissarissen of anderen – die, zonder deel uit te maken van het bestuur der naamloze vennootschap, krachtens enige bepaling der statuten of krachtens besluit der algemene vergadering, voor zekere tijd of onder zekere omstandigheden daden van bestuur verrichten, worden te dien aanzien, wat hun rechten en verplichtingen ten opzichte van de vennootschap en van derden betreft, als bestuurders aangemerkt.
Auteur & Last edit
[KG, 19-08-2020; laatste bewerking MdV 22-08-2021]
Het bestuur en toezicht op het bestuur van de naamloze vennootschap (Afd. 5, Titel 4, Boek 2 B.W.)
Inleiding bestuur en toezicht op het bestuur van de naamloze vennootschap
Afd. 5 geeft de wettelijke regeling voor het bestuur en het toezicht op het bestuur (de Raad van Commissarissen) op het bestuur van de N.V.. Deze afdeling omvat 23 bepalingen (art. 2:129 B.W. tot en met art. 2:151 B.W.).
Benoeming bestuur N.V.
Het bestuur wordt bij de oprichting van de N.V. benoemd in de akte van oprichting. Na de oprichting geschiedt de benoeming van het bestuur door de algemene vergadering (art. 2:132 B.W.).
Het bestuur van de N.V. is belast met het besturen van de vennootschap (art. 2:129 B.W.). Dit betekent dat het bestuur zich bezig houdt met leidinggeven en zich richt op de dagelijkse gang van zaken. Ook dient het bestuur inlichtingen te verschaffen aan de raad van commissarissen en stelt zij haar op de hoogte van het beleid (art. 2:141 B.W.).
Het bestuur is daarnaast bevoegd om de N.V. te vertegenwoordigen (behoudens eventuele beperkingen in de statuten). Dit betekent dat het bestuur namens de N.V. rechtshandelingen mag verrichten en overeenkomsten mag sluiten. Deze bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt aan iedere bestuurder afzonderlijk toe en is zijn bevoegdheid tot vertegenwoordiging onbeperkt en onvoorwaardelijk, tenzij de statuten anders bepalen (art. 2:130 B.W.).
Met de invoering van de wettelijke bedenktijd voor het bestuur van beursgenoteerde vennootschappen (zie hieronder nader, bij art. 2:114b B.W.) is daarom aan art. 2:129 lid 1 B.W. toegevoegd, waarin de wetgever vastlegt dat voor een beursvennootschap geldt, dat onder de wettelijke bevoegdheid van het bestuur tot het besturen van de vennootschap in ieder geval is begrepen het bepalen van het beleid en de strategie van de vennootschap.
Met de invoering van de WTBR per 1 juli 2021 is art. 2:131 B.W. gewijzigd: in artikel 131 wordt «artikel 685 van Boek 7» vervangen door: artikel 671b en artikel 671c van Boek 7.
Ook is art. 2:134 lid 4 B.W. gewijzigd. Deze bepaling luidt thans: De statuten bevatten voorschriften omtrent de wijze waarop in de uitoefening van de taken en bevoegdheden voorlopig wordt voorzien in geval van ontstentenis of belet van alle bestuurders. De statuten kunnen deze voorschriften bevatten voor het geval van ontstentenis of belet van een of meer bestuurders. In de statuten kan nader worden bepaald wanneer sprake is van belet. Degene die bij ontstentenis of belet van bestuurders ingevolge een statutaire regeling is aangewezen tot het verrichten van bestuursdaden, wordt voor wat deze bestuursdaden betreft met een bestuurder gelijkgesteld.
Benoeming en ontslag bestuurders N.V.
Bij de statuten kan worden bepaald dat de benoeming door de algemene vergadering van aandeelhouders geschiedt uit een voordracht (art. 2:133 lid 1 B.W.).
De algemene vergadering kan echter aan een voordracht steeds het bindend karakter ontnemen bij een besluit genomen met twee derden van de uitgebrachte stemmen, die meer dan de helft van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen (art. 2:133 lid 2 B.W.).
Indien de voordracht één kandidaat voor een te vervullen plaats bevat, heeft een besluit over de voordracht tot gevolg dat de kandidaat is benoemd, tenzij het bindend karakter aan de voordracht wordt ontnomen (art. 2:133 lid 3 B.W.).
Een en ander tenzij de benoeming van de bestuurders geschiedt door de RvC (art. 2:133 lid 4 B.W.).
Onbehoorlijk bestuur door bestuur(ders) N.V.
Het bestuur van de N.V. dient haar taak behoorlijk te vervullen, zo volgt uit art. 2:9 B.W.Het niet behoorlijk vervullen van haar taak kan leiden tot aansprakelijkheid van het bestuur als zodanig of van een afzonderlijke bestuurder indien hen/hem een ernstig verwijt kan worden gemaakt en er geen maatregelen zijn getroffen om de gevolgen van het onbehoorlijk bestuur af te wenden.
Deze aansprakelijkheid betreft de interne aansprakelijkheid van het bestuur jegens de vennootschap zelf.
Aansprakelijkheid bestuur N.V. bij faillissement
Ook in geval van een faillissement kan het onbehoorlijk besturen van de N.V. er onder omstandigheden toe leiden dat het bestuur als zodanig of een afzonderlijke bestuurder aansprakelijk kan worden gehouden voor schulden van de N.V., zo volgt uit art. 2:138 B.W.. Het gaat hier om de externe aansprakelijkheid jegens met name de schuldeisers.
Aan art. 2:138 lid 6 B.W. is met de WTBR toegevoegd, dat een bestuurder een vordering op de vennootschap niet kan verrekenen met zijn vordering op de vennootschap. De 2e volzin van art. 2:138 lid 7 B.W. is gewijzigd in: De vordering kan niet worden ingesteld tegen een door de rechter benoemde bewindvoerder of een door de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam aangestelde bestuurder als bedoeld in artikel 356, onder c.
Er geldt een wettelijk vermoeden van onbehoorlijk bestuur als niet is voldaan aan het bijhouden van een deugdelijke boekhouding (art. 2:10 B.W.) of wanneer de jaarrekening niet of niet tijdig gepubliceerd is (art. 2:394 B.W.).
De regeling is identiek aan die bij de besloten vennootschap. Zie voor verdere behandeling de pagina Bestuur van de besloten vennootschap.
Raad van Commissarissen naamloze vennootschap
Voor de N.V. kan bij de statuten worden bepaald dat er een raad van commissarissen zal zijn (art. 2:140 lid 1 B.W.). Tenzij is gekozen voor een bestuur bestaande uit uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders op grond van art. 2:129a B.W.. De RvC bestaat uit een of meer natuurlijke personen.
Taak RvC N.V.
De RvC heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de vennootschap en de met haar verbonden onderneming (art. 2:140 lid 2 B.W.). Hij staat het bestuur met raad ter zijde. Bij de vervulling van hun taak richten de commissarissen zich naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming.
De statuten kunnen aanvullende bepalingen omtrent de taak en de bevoegdheden van de raad en van zijn leden bevatten (art. 2:140 lid 3 B.W.).
Commissaris met extra stemrecht bij N.V.
De statuten kunnen bepalen dat een met name of in functie aangeduide commissaris meer dan één stem wordt toegekend. Een commissaris kan niet meer stemmen uitbrengen dan de andere commissarissen tezamen (art. 2:140 lid 4 B.W.).
Tegenstrijdig belang commissaris N.V.
Een commissaris neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang bedoeld in lid 2. Wanneer de raad van commissarissen hierdoor geen besluit kan nemen, wordt het besluit genomen door de algemene vergadering, tenzij de statuten anders bepalen (art. 2:140 lid 5 B.W.).
Informatieverstrekking bestuur aan RvC N.V.
Het bestuur van de N.V. moet de raad van commissarissen voortdurend tijdig de voor de uitoefening van diens taak noodzakelijke gegevens verstrekken (art. 2:141 lid 1 B.W.).
Jaarlijkse verslaglegging bestuur aan RvC van de N.V.
Het bestuur stelt ten minste een keer per jaar de raad van commissarissen schriftelijk op de hoogte van de hoofdlijnen van het strategisch beleid, de algemene en financiële risico’s en het beheers- en controlesysteem van de vennootschap (art. 2:141 lid 2 B.W.).
Benoeming en ontslag leden RvC N.V.
De commissarissen die niet reeds bij de akte van oprichting zijn aangewezen, worden benoemd door de algemene vergadering van aandeelhouders (art. 2:142 lid 1 B.W.).
De statuten kunnen de kring van benoembare personen beperken door eisen te stellen waaraan de commissarissen moeten voldoen. De eisen kunnen terzijde worden gesteld door een besluit van de algemene vergadering genomen met twee derden van de uitgebrachte stemmen die meer dan de helft van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen.
Regels inzake benoeming en bindende voordracht bestuurders gelden in principe ook voor commissarissen
Volgens art. 2:142 lid 2 B.W. zijn art. 2:133 lid 1 B.W. en art. 2:133 lid 2 B.W. (zie boven bij benoeming bestuurders) ook van toepassing op commissarissen. Dit tenzij de benoeming plaatsvindt volgens het systeem van benoeming van de commissarissen bij de structuurvennootschap zoals bepaald in art. 2:158 B.W.. Zie ook de pagina RvC bij de grote naamloze vennootschap.
Wanneer echter ingevolge art. 2:164a B.W. toepassing is gegeven aan het one tier board systeem, waarbij de niet-uitvoerende bestuurders het toezicht uitoefenen op de uitvoerende bestuurders, dan gelden art. 2:133 lid 1 B.W. en art. 2:133 lid 2 B.W. evenmin.
Bij aanbeveling van een kandidaat commissaris te verschaffen gegevens
Bij een aanbeveling of voordracht tot benoeming van een commissaris worden van de kandidaat medegedeeld zijn leeftijd, zijn beroep, het bedrag aan door hem gehouden aandelen in het kapitaal der vennootschap en de betrekkingen die hij bekleedt of die hij heeft bekleed voor zover die van belang zijn in verband met de vervulling van de taak van een commissaris. Tevens wordt vermeld aan welke rechtspersonen hij reeds als commissaris is verbonden; indien zich daaronder rechtspersonen bevinden, die tot een zelfde groep behoren, kan met de aanduiding van de groep worden volstaan. De aanbeveling en de voordracht tot benoeming of herbenoeming worden gemotiveerd. Bij herbenoeming wordt rekening gehouden met de wijze waarop de kandidaat zijn taak als commissaris heeft vervuld (art. 2:142 lid 3 B.W.).
Voorziening in geval van ontstentenis of belet van commissarissen N.V.
Met de invoering van de WTBR is per 1 juli 2021 een vierde lid toegevoegd, dat bepaalt dat de statuten voorschriften moeten bevatten omtrent de wijze waarop in de uitoefening van de taken en bevoegdheden voorlopig wordt voorzien in geval van ontstentenis of belet van alle commissarissen. De statuten kunnen deze voorschriften bevatten voor het geval van ontstentenis of belet van een of meer commissarissen.
In de statuten kan nader worden bepaald wanneer sprake is van belet. Degene die bij ontstentenis of belet van commissarissen ingevolge een statutaire regeling de taken van een commissaris vervult, wordt voor het vervullen van die taken met een commissaris gelijkgesteld (art. 2:142 lid 4 B.W.).
Verval bepaling bestuurshandelingen door vervanger
Art. 2:151 B.W. is per 1 juli 2021 met de invoering van de WTBR vervallen. Dit artikel bepaalde, dat eenieder – commissarissen of anderen – die, zonder deel uit te maken van het bestuur der naamloze vennootschap, krachtens enige bepaling der statuten of krachtens besluit der algemene vergadering, voor zekere tijd of onder zekere omstandigheden daden van bestuur verrichten, worden te dien aanzien, wat hun rechten en verplichtingen ten opzichte van de vennootschap en van derden betreft, als bestuurders aangemerkt.
Auteur & Last edit
[KG, 19-08-2020; laatste bewerking MdV 22-08-2021]
Het bestuur en toezicht op het bestuur van de naamloze vennootschap (Afd. 5, Titel 4, Boek 2 B.W.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!