Transacties met verbonden partijen bij de naamloze vennootschap (Afd. 8, Titel 4, Boek 2 B.W.)
Inleiding transacties met verbonden partijen bij de naamloze vennootschap
Afd. 8, Titel 4, Boek 2 B.W. is per 1 december 2019 toegevoegd aan Boek 2, ter implementatie van Richtlijn 2017/828/EU van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG ter bevordering van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders (de zgn. ‘Herziene richtlijn aandeelhoudersrechten’, PbEU 2017, L 132). Een deel van de regeling is pas op 3 september 2020 in werking getreden (Stb. 2019, 423).
Deze afdeling kent 9 bepalingen, maar effectief zijn het slechts 4, want de bepalingen na art. 2:270 B.W. zijn vervallen (art. 2:167 B.W. tot en met art. 2:170 B.W.).
In de toelichting op de balans moet op grond van art. 2:381 lid 3 B.W. vermeld worden, welke transacties er zijn aangegaan met ‘verbonden partijen’. Dit zijn partijen, die op deze wijze invloed kunnen uitoefenen op of binnen de rechtspersoon. Deze transparantie is wenselijk en noodzakelijk, ook om te voorkomen dat de onderwereld toegang krijgt tot de bovenwereld. Of zicht te houden op beïnvloeding van bedrijven door buitenlandse mogendheden of aan hen gelieerde personen. En meer in het algemeen fraude door betrokken personen (waaronder bestuur en commissarissen) te voorkomen. Zie ook de pagina Bijzondere voorschriften omtrent de toelichting op de jaarrekening.
Afd. 8, Titel 4 Boek 2 B.W. (oud) ‘Beroep’
Tot 1 januari 2013 had deze afdeling een andere naam: ‘Het beroep’. Dit artikel bepaalde dat de rechtbank Rotterdam bevoegd was kennis te nemen van een beroep tegen beslissingen op een ontheffing (waartoe?) en in plaats van de bestuursrechter van art. 8.7 Algemene wet Bestuursrecht. Betrof dus iets heel anders.
De wetgever heeft de vrij gekomen plek in Titel 4 dus hergebruikt voor deze nieuwe regeling.
De richtlijn is van toepassing op beursvennootschappen met een statutaire zetel in een lidstaat van de Europese Unie waarvan aandelen zijn genoteerd aan een reguliere beurs in de Europese Unie, dat wil zeggen dat aandelen zijn toegelaten tot de handel op een in een lidstaat gelegen of werkzame gereglementeerde markt (artikel 1 lid 1 en artikel 2 onderdeel a van de richtlijn). Maar ook op tussenpersonen voor zover zij diensten verlenen aan aandeelhouders of aan andere tussenpersonen met betrekking tot aandelen van beursvennootschappen, op institutionele beleggers voor zover zij beleggen in aandelen die op een gereglementeerde markt worden verhandeld, op vermogensbeheerders voor zover zij namens beleggers handelen in dergelijke aandelen en stemadviseurs voor zover zij diensten verlenen aan aandeelhouders van beursvennootschappen die binnen de reikwijdte van de richtlijn vallen.
Zie voor de inhoud van de wetswijziging Stb. 2019, 423 en de Parl. Gesch. van wetsvoorstel 35058. De wet bracht behalve wijzigingen in Boek 2 B.W. ook wijzigingen mee in de Wet financieel toezicht (Wft) en de Wet giraal effectenverkeer.
Lees meer over de achtergrond van de Herziene richtlijn aandeelhoudersrechten
Blijkens de MvT wordt met de herziene richtlijn de oorspronkelijke richtlijn Aandeelhoudersrechten uit 2007 aangevuld:
“De wijzigingsrichtlijn wijzigt enkele bepalingen in richtlijn 2007/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen (PbEU 2007, L184) (de «richtlijn») en voegt enkele bepalingen in om de betrokkenheid van aandeelhouders bij de corporate governance van beursvennootschappen verder te vergroten en de transparantie tussen vennootschappen en beleggers te bevorderen.”
De Europese Commissie is instigator van de herziening, zo valt in de MvT te lezen:
“De wijzigingsrichtlijn vloeit voort uit het «Actieplan betreffende Europees vennootschapsrecht en corporate governance – een modern rechtskader voor meer betrokken aandeelhouders een duurzamere ondernemingen» van de Europese Commissie. Daarin wordt opgemerkt dat zich sinds de laatste uitgebreide herziening van het vennootschapsrecht en het kader voor corporate governance op Europees niveau, waar de oorspronkelijke richtlijn onderdeel van is, nieuwe ontwikkelingen hebben voorgedaan die verdere maatregelen vereisen. Zo stelt de Europese Commissie dat aandeelhouders niet erg geneigd te zijn om van bestuurders te eisen dat zij zich rekenschap geven van hun beslissingen en acties. De Europese Commissie signaleert onvoldoende aandeelhoudersbetrokkenheid en gebrek aan adequate transparantie, zo blijkt uit de toelichting bij het wijzigingsrichtlijnvoorstel. Om die reden moeten aandeelhouders worden aangemoedigd om zich meer in de corporate governance van de vennootschap te mengen en moeten zij meer mogelijkheden krijgen om het beloningsbeleid en transacties met verbonden partijen te overzien.
Daartoe bevat de richtlijn onder meer een regeling voor de identificatie van aandeelhouders en transparantieverplichtingen voor institutionele beleggers, vermogensbeheerders en stemadviseurs. Daarnaast geeft de richtlijn aandeelhouders meer invloed op de beloning van bestuurders en commissarissen van vennootschappen en verplicht de richtlijn vennootschappen bepaalde transacties met verbonden partijen openbaar te maken en goed te laten keuren.”
Op de website van Stibbe is een blog te lezen van Manon Cremers over de richtlijn. Ze beschrijft daarin de wijzigingen die de Herziene richtlijn meebrengt:
“Onder de Herziene Richtlijn krijgen beursvennootschappen onder meer het recht om hun aandeelhouders te identificeren teneinde direct met ze te kunnen communiceren met het oog op het faciliteren van de uitoefening van aandeelhoudersrechten en aandeelhoudersbetrokkenheid. Institutionele beleggers en vermogensbeheerders – asset managers – worden door middel van diverse transparantieverplichtingen aangespoord een beleggingsstrategie te voeren die bevorderlijk is voor de middellange en lange termijn-prestaties van de vennootschappen waarin zij beleggen. Stemadviesbureaus moeten onder meer een gedragscode in acht nemen en een toelichting geven als zij dit niet doen. Een nieuw element met betrekking tot het onderwerp beloningen betreft de mogelijkheid voor de aandeelhouders in de algemene vergadering om in ieder geval éénmaal in de vier jaar te stemmen over het beloningsbeleid voor bestuurders, dus niet slechts bij materiële wijzigingen van dit beleid. Daarnaast mag de algemene vergadering van grote beursvennootschappen jaarlijks over het renumeratierapport stemmen. Ten slotte moeten significante transacties met partijen die met de vennootschap zijn verbonden (“related parties”) worden goedgekeurd door de algemene vergadering of het bestuurs- of toezichthoudend orgaan.”
Toepasselijkheid regels transacties verbonden partijen
De afdeling is van toepassing op vennootschappen waarvan aandelen of met medewerking van de vennootschap uitgegeven certificaten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in art. 1:1 Wft (art. 2:167 lid 1 B.W.).
Definitie verbonden partij
Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder een verbonden partij verstaan een verbonden partij als bedoeld in de door de International Accounting Standards Board vastgestelde en door de Europese Commissie goedgekeurde standaarden. Deze luidt blijkens Verordening (EU) 632/2010 als volgt:
“Een verbonden partij is een natuurlijke persoon of entiteit die verbonden is met de entiteit die haar jaarrekening opstelt (in deze standaard de „verslaggevende entiteit” genoemd). behoort tot de managers op sleutelposities in de verslaggevende entiteit of in een moedermaatschappij van de verslaggevende entiteit.”
Materiële transactie met verbonden partij
Een transactie met een verbonden partij wordt volgens art. 2:167 lid 3 B.W. beschouwd als ‘materieel’ wanneer:
a. informatie over de transactie voorwetenschap is als bedoeld in artikel 7 lid 1 van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik; en
b. zij is aangegaan tussen de vennootschap en een verbonden partij, daaronder in ieder geval begrepen:
i. een of meer houders van aandelen die alleen of gezamenlijk ten minste een tiende gedeelte van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen;
ii. een bestuurder van de vennootschap; of
iii. een commissaris van de vennootschap.
Smurfing (het onder de radar blijven door een transactie op te splitsen in meerdere transacties onder een bepaalde waarde) wordt tegengegaan door art. 2:167 lid 4 B.W.: Niet materiële transacties die in hetzelfde boekjaar met dezelfde verbonden partij worden aangegaan, worden voor de toepassing van art. 2:169 lid 1 tot en met 4 B.W. samengevoegd.
Procedure ter beoordeling transacties met verbonden partijen
Voor transacties die in het kader van de normale bedrijfsvoering en onder normale marktvoorwaarden zijn aangegaan, stelt de raad van commissarissen (of het bestuur in geval van een two tier board ex art. 2:129a B.W.) een interne procedure vast om periodiek te beoordelen of aan die voorwaarden is voldaan (art. 2:168 B.W.).
Bekendmaking materiele transacties met verbonden partijen
De vennootschap maakt materiële transacties met een verbonden partij die niet in het kader van de normale bedrijfsvoering of niet onder normale marktvoorwaarden zijn aangegaan, openbaar op het moment dat de transactie is aangegaan (art. 2:169 lid 1 B.W.).
De bekendmaking moet volgens art. 2:169 lid 2 B.W. tenminste de volgende informatie bevatten:
a. de aard van de relatie met de verbonden partij;
b. de naam van de verbonden partij;
c. de datum van de transactie;
d. de waarde van de transactie; en
e. andere informatie die noodzakelijk is voor de beoordeling of de transactie redelijk en billijk is vanuit het oogpunt van de vennootschap en de aandeelhouders die geen verbonden partij zijn.
Goedkeuring ongebruikelijke transacties
Materiële transacties met een verbonden partij die niet in het kader van de normale bedrijfsvoering of niet onder normale marktvoorwaarden zijn aangegaan, zijn onderworpen aan de goedkeuring van de raad van commissarissen (of bij een two tier board het bestuur). Indien er geen raad van commissarissen is (en er ook geen two tier board is), zijn de transacties onderworpen aan de goedkeuring van de algemene vergadering (art. 2:169 lid 3 B.W.). Daarbij mag een betrokken commissaris of bestuurder niet deelnemen aan de besluitvorming (lid 4).
Uitgezonderde transacties
In art. 2:169 lid 3 B.W. worden enkele transacties uitgesloten van deze regeling.
Regels gelden ook voor transacties met verbonden partijen door een dochtermaatschappij
De artikelen 2:168 B.w. en art. 2:169 lid 1, 2 en 5 B.W. zijn ook van toepassing indien een materiële transactie wordt aangegaan door een dochtermaatschappij van de vennootschap met een aan de vennootschap verbonden partij (art. 2:170 B.W.).
Zie ook het blog Verbonden partijen: wie trekt er aan de touwtjes?
Auteur & Last edit
[MdV 10-03-2022; laatste bewerking 12-03-2022]
Transacties met verbonden partijen bij de naamloze vennootschap (Afd. 8, Titel 4, Boek 2 B.W.)
Inleiding transacties met verbonden partijen bij de naamloze vennootschap
Afd. 8, Titel 4, Boek 2 B.W. is per 1 december 2019 toegevoegd aan Boek 2, ter implementatie van Richtlijn 2017/828/EU van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG ter bevordering van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders (de zgn. ‘Herziene richtlijn aandeelhoudersrechten’, PbEU 2017, L 132). Een deel van de regeling is pas op 3 september 2020 in werking getreden (Stb. 2019, 423).
Deze afdeling kent 9 bepalingen, maar effectief zijn het slechts 4, want de bepalingen na art. 2:270 B.W. zijn vervallen (art. 2:167 B.W. tot en met art. 2:170 B.W.).
In de toelichting op de balans moet op grond van art. 2:381 lid 3 B.W. vermeld worden, welke transacties er zijn aangegaan met ‘verbonden partijen’. Dit zijn partijen, die op deze wijze invloed kunnen uitoefenen op of binnen de rechtspersoon. Deze transparantie is wenselijk en noodzakelijk, ook om te voorkomen dat de onderwereld toegang krijgt tot de bovenwereld. Of zicht te houden op beïnvloeding van bedrijven door buitenlandse mogendheden of aan hen gelieerde personen. En meer in het algemeen fraude door betrokken personen (waaronder bestuur en commissarissen) te voorkomen. Zie ook de pagina Bijzondere voorschriften omtrent de toelichting op de jaarrekening.
Afd. 8, Titel 4 Boek 2 B.W. (oud) ‘Beroep’
Tot 1 januari 2013 had deze afdeling een andere naam: ‘Het beroep’. Dit artikel bepaalde dat de rechtbank Rotterdam bevoegd was kennis te nemen van een beroep tegen beslissingen op een ontheffing (waartoe?) en in plaats van de bestuursrechter van art. 8.7 Algemene wet Bestuursrecht. Betrof dus iets heel anders.
De wetgever heeft de vrij gekomen plek in Titel 4 dus hergebruikt voor deze nieuwe regeling.
De richtlijn is van toepassing op beursvennootschappen met een statutaire zetel in een lidstaat van de Europese Unie waarvan aandelen zijn genoteerd aan een reguliere beurs in de Europese Unie, dat wil zeggen dat aandelen zijn toegelaten tot de handel op een in een lidstaat gelegen of werkzame gereglementeerde markt (artikel 1 lid 1 en artikel 2 onderdeel a van de richtlijn). Maar ook op tussenpersonen voor zover zij diensten verlenen aan aandeelhouders of aan andere tussenpersonen met betrekking tot aandelen van beursvennootschappen, op institutionele beleggers voor zover zij beleggen in aandelen die op een gereglementeerde markt worden verhandeld, op vermogensbeheerders voor zover zij namens beleggers handelen in dergelijke aandelen en stemadviseurs voor zover zij diensten verlenen aan aandeelhouders van beursvennootschappen die binnen de reikwijdte van de richtlijn vallen.
Zie voor de inhoud van de wetswijziging Stb. 2019, 423 en de Parl. Gesch. van wetsvoorstel 35058. De wet bracht behalve wijzigingen in Boek 2 B.W. ook wijzigingen mee in de Wet financieel toezicht (Wft) en de Wet giraal effectenverkeer.
Lees meer over de achtergrond van de Herziene richtlijn aandeelhoudersrechten
Blijkens de MvT wordt met de herziene richtlijn de oorspronkelijke richtlijn Aandeelhoudersrechten uit 2007 aangevuld:
“De wijzigingsrichtlijn wijzigt enkele bepalingen in richtlijn 2007/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen (PbEU 2007, L184) (de «richtlijn») en voegt enkele bepalingen in om de betrokkenheid van aandeelhouders bij de corporate governance van beursvennootschappen verder te vergroten en de transparantie tussen vennootschappen en beleggers te bevorderen.”
De Europese Commissie is instigator van de herziening, zo valt in de MvT te lezen:
“De wijzigingsrichtlijn vloeit voort uit het «Actieplan betreffende Europees vennootschapsrecht en corporate governance – een modern rechtskader voor meer betrokken aandeelhouders een duurzamere ondernemingen» van de Europese Commissie. Daarin wordt opgemerkt dat zich sinds de laatste uitgebreide herziening van het vennootschapsrecht en het kader voor corporate governance op Europees niveau, waar de oorspronkelijke richtlijn onderdeel van is, nieuwe ontwikkelingen hebben voorgedaan die verdere maatregelen vereisen. Zo stelt de Europese Commissie dat aandeelhouders niet erg geneigd te zijn om van bestuurders te eisen dat zij zich rekenschap geven van hun beslissingen en acties. De Europese Commissie signaleert onvoldoende aandeelhoudersbetrokkenheid en gebrek aan adequate transparantie, zo blijkt uit de toelichting bij het wijzigingsrichtlijnvoorstel. Om die reden moeten aandeelhouders worden aangemoedigd om zich meer in de corporate governance van de vennootschap te mengen en moeten zij meer mogelijkheden krijgen om het beloningsbeleid en transacties met verbonden partijen te overzien.
Daartoe bevat de richtlijn onder meer een regeling voor de identificatie van aandeelhouders en transparantieverplichtingen voor institutionele beleggers, vermogensbeheerders en stemadviseurs. Daarnaast geeft de richtlijn aandeelhouders meer invloed op de beloning van bestuurders en commissarissen van vennootschappen en verplicht de richtlijn vennootschappen bepaalde transacties met verbonden partijen openbaar te maken en goed te laten keuren.”
Op de website van Stibbe is een blog te lezen van Manon Cremers over de richtlijn. Ze beschrijft daarin de wijzigingen die de Herziene richtlijn meebrengt:
“Onder de Herziene Richtlijn krijgen beursvennootschappen onder meer het recht om hun aandeelhouders te identificeren teneinde direct met ze te kunnen communiceren met het oog op het faciliteren van de uitoefening van aandeelhoudersrechten en aandeelhoudersbetrokkenheid. Institutionele beleggers en vermogensbeheerders – asset managers – worden door middel van diverse transparantieverplichtingen aangespoord een beleggingsstrategie te voeren die bevorderlijk is voor de middellange en lange termijn-prestaties van de vennootschappen waarin zij beleggen. Stemadviesbureaus moeten onder meer een gedragscode in acht nemen en een toelichting geven als zij dit niet doen. Een nieuw element met betrekking tot het onderwerp beloningen betreft de mogelijkheid voor de aandeelhouders in de algemene vergadering om in ieder geval éénmaal in de vier jaar te stemmen over het beloningsbeleid voor bestuurders, dus niet slechts bij materiële wijzigingen van dit beleid. Daarnaast mag de algemene vergadering van grote beursvennootschappen jaarlijks over het renumeratierapport stemmen. Ten slotte moeten significante transacties met partijen die met de vennootschap zijn verbonden (“related parties”) worden goedgekeurd door de algemene vergadering of het bestuurs- of toezichthoudend orgaan.”
Toepasselijkheid regels transacties verbonden partijen
De afdeling is van toepassing op vennootschappen waarvan aandelen of met medewerking van de vennootschap uitgegeven certificaten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in art. 1:1 Wft (art. 2:167 lid 1 B.W.).
Definitie verbonden partij
Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder een verbonden partij verstaan een verbonden partij als bedoeld in de door de International Accounting Standards Board vastgestelde en door de Europese Commissie goedgekeurde standaarden. Deze luidt blijkens Verordening (EU) 632/2010 als volgt:
“Een verbonden partij is een natuurlijke persoon of entiteit die verbonden is met de entiteit die haar jaarrekening opstelt (in deze standaard de „verslaggevende entiteit” genoemd). behoort tot de managers op sleutelposities in de verslaggevende entiteit of in een moedermaatschappij van de verslaggevende entiteit.”
Materiële transactie met verbonden partij
Een transactie met een verbonden partij wordt volgens art. 2:167 lid 3 B.W. beschouwd als ‘materieel’ wanneer:
a. informatie over de transactie voorwetenschap is als bedoeld in artikel 7 lid 1 van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik; en
b. zij is aangegaan tussen de vennootschap en een verbonden partij, daaronder in ieder geval begrepen:
i. een of meer houders van aandelen die alleen of gezamenlijk ten minste een tiende gedeelte van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen;
ii. een bestuurder van de vennootschap; of
iii. een commissaris van de vennootschap.
Smurfing (het onder de radar blijven door een transactie op te splitsen in meerdere transacties onder een bepaalde waarde) wordt tegengegaan door art. 2:167 lid 4 B.W.: Niet materiële transacties die in hetzelfde boekjaar met dezelfde verbonden partij worden aangegaan, worden voor de toepassing van art. 2:169 lid 1 tot en met 4 B.W. samengevoegd.
Procedure ter beoordeling transacties met verbonden partijen
Voor transacties die in het kader van de normale bedrijfsvoering en onder normale marktvoorwaarden zijn aangegaan, stelt de raad van commissarissen (of het bestuur in geval van een two tier board ex art. 2:129a B.W.) een interne procedure vast om periodiek te beoordelen of aan die voorwaarden is voldaan (art. 2:168 B.W.).
Bekendmaking materiele transacties met verbonden partijen
De vennootschap maakt materiële transacties met een verbonden partij die niet in het kader van de normale bedrijfsvoering of niet onder normale marktvoorwaarden zijn aangegaan, openbaar op het moment dat de transactie is aangegaan (art. 2:169 lid 1 B.W.).
De bekendmaking moet volgens art. 2:169 lid 2 B.W. tenminste de volgende informatie bevatten:
a. de aard van de relatie met de verbonden partij;
b. de naam van de verbonden partij;
c. de datum van de transactie;
d. de waarde van de transactie; en
e. andere informatie die noodzakelijk is voor de beoordeling of de transactie redelijk en billijk is vanuit het oogpunt van de vennootschap en de aandeelhouders die geen verbonden partij zijn.
Goedkeuring ongebruikelijke transacties
Materiële transacties met een verbonden partij die niet in het kader van de normale bedrijfsvoering of niet onder normale marktvoorwaarden zijn aangegaan, zijn onderworpen aan de goedkeuring van de raad van commissarissen (of bij een two tier board het bestuur). Indien er geen raad van commissarissen is (en er ook geen two tier board is), zijn de transacties onderworpen aan de goedkeuring van de algemene vergadering (art. 2:169 lid 3 B.W.). Daarbij mag een betrokken commissaris of bestuurder niet deelnemen aan de besluitvorming (lid 4).
Uitgezonderde transacties
In art. 2:169 lid 3 B.W. worden enkele transacties uitgesloten van deze regeling.
Regels gelden ook voor transacties met verbonden partijen door een dochtermaatschappij
De artikelen 2:168 B.w. en art. 2:169 lid 1, 2 en 5 B.W. zijn ook van toepassing indien een materiële transactie wordt aangegaan door een dochtermaatschappij van de vennootschap met een aan de vennootschap verbonden partij (art. 2:170 B.W.).
Zie ook het blog Verbonden partijen: wie trekt er aan de touwtjes?
Auteur & Last edit
[MdV 10-03-2022; laatste bewerking 12-03-2022]
Transacties met verbonden partijen bij de naamloze vennootschap (Afd. 8, Titel 4, Boek 2 B.W.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!