Verordening inzake toepasselijk recht overeenkomsten (Rome I)
Inleiding Verordening inzake toepasselijk recht overeenkomsten (Rome I)
Verordening EG 593/2008 d.d. 17 juni 2008 inzake het toepasselijk recht op overeenkomsten, in de wandelgangen beter bekend als “Rome I”, maakt deel uit van het materiële internationaal privaatrecht (IPR). De Verordening wordt ook wel aangeduid als EVO-Verordening.
Inhoud van de EVO-Verordening
De EVO Verordening (Rome I) is ingedeeld in hoofdstukken. De indeling is als volgt:
Hoofdstuk I – Werkingssfeer
Art. 1 Materiële werkingssfeer
Art. 2 Universele toepassing
Hoofdstuk II Eenvormige regels
Art. 3 Rechtskeuze door partijen
Art. 4 Toepasselijk recht bij gebreke van rechtskeuze
Art. 5 Vervoersovereenkomsten
Art. 6 Consumentenovereenkomsten
Art. 7 Verzekeringsovereenkomsten
Art. 8 Individuele arbeidsovereenkomsten
Art. 9 Bepalingen van bijzonder dwingend recht
Art. 10 Bestaan en materiële geldigheid
Art. 11 Formele geldigheid van overeenkomsten
Art. 12 De onderwerpen die het toepasselijk recht beheerst
Art. 13 Handelingsonbekwaamheid en handelingsonbevoegdheid
Art. 14 Cessie van vorderingen en contractuele subrogatie
Art. 15 Wetteljke subrogatie
Art. 16 Hoofdelijke schuldenaars
Art. 17 Verrekening
Art. 18 Bewijs
Hoofdstuk III Overige bepalingen
Art. 19 De gewone verblijfplaats
Art. 20 Uitsluiting na herverwijzing
Art. 21 Openbare orde van het forum
Art. 22 Staten met meer dan één rechtssysteem
Art. 23 Verhouding tot andere bepalingen van Gemeenschapsrecht
Art. 24 Verhouding tot het Verdrag van Rome
Art. 25 Verhouding tot bestaande internationale verdragen
Art. 26 Lijst van overeenkomsten
Art. 27 Herzieningsclausule
Art. 28 Toepassing in de tijd
Hoofdstuk IV Slotbepalingen
Art. 29 Inwerkingtreding en toepassing
Rechtspraak
Art. 4 EVO
Hof Amsterdam 14 november 2017 (curatoren Indover Bank/Bank Indonesia) – (r.o. 3.5.2) Aangezien geen rechtskeuze is gesteld, is het recht van het land waarmee de gestelde overeenkomst het nauwst is verbonden van toepassing (art. 4 lid 1 EVO). Ingevolge art. 4 lid 2 EVO wordt vermoed dat de overeenkomst het nauwst is verbonden met het land waar de partij die de kenmerkende prestatie moet verrichten op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst haar hoofdbestuur heeft. Bij gebreke van andere door partijen aangedragen concrete aanknopingspunten is dit vermoeden hier beslissend. Ingevolge de gestelde overeenkomst rust de kenmerkende prestatie op BI (namelijk om ervoor te zorgen dat Indover haar verplichtingen kan blijven nakomen). Aangezien BI ten tijde van het gestelde sluiten van de overeenkomst haar hoofdbestuur in Jakarta had, moet de primaire vordering worden beoordeeld naar Indonesische recht.
Auteur & Last edit
[MdV, 3-03-2020]
Verordening inzake toepasselijk recht overeenkomsten (Rome I)
Inleiding Verordening inzake toepasselijk recht overeenkomsten (Rome I)
Verordening EG 593/2008 d.d. 17 juni 2008 inzake het toepasselijk recht op overeenkomsten, in de wandelgangen beter bekend als “Rome I”, maakt deel uit van het materiële internationaal privaatrecht (IPR). De Verordening wordt ook wel aangeduid als EVO-Verordening.
Inhoud van de EVO-Verordening
De EVO Verordening (Rome I) is ingedeeld in hoofdstukken. De indeling is als volgt:
Hoofdstuk I – Werkingssfeer
Art. 1 Materiële werkingssfeer
Art. 2 Universele toepassing
Hoofdstuk II Eenvormige regels
Art. 3 Rechtskeuze door partijen
Art. 4 Toepasselijk recht bij gebreke van rechtskeuze
Art. 5 Vervoersovereenkomsten
Art. 6 Consumentenovereenkomsten
Art. 7 Verzekeringsovereenkomsten
Art. 8 Individuele arbeidsovereenkomsten
Art. 9 Bepalingen van bijzonder dwingend recht
Art. 10 Bestaan en materiële geldigheid
Art. 11 Formele geldigheid van overeenkomsten
Art. 12 De onderwerpen die het toepasselijk recht beheerst
Art. 13 Handelingsonbekwaamheid en handelingsonbevoegdheid
Art. 14 Cessie van vorderingen en contractuele subrogatie
Art. 15 Wetteljke subrogatie
Art. 16 Hoofdelijke schuldenaars
Art. 17 Verrekening
Art. 18 Bewijs
Hoofdstuk III Overige bepalingen
Art. 19 De gewone verblijfplaats
Art. 20 Uitsluiting na herverwijzing
Art. 21 Openbare orde van het forum
Art. 22 Staten met meer dan één rechtssysteem
Art. 23 Verhouding tot andere bepalingen van Gemeenschapsrecht
Art. 24 Verhouding tot het Verdrag van Rome
Art. 25 Verhouding tot bestaande internationale verdragen
Art. 26 Lijst van overeenkomsten
Art. 27 Herzieningsclausule
Art. 28 Toepassing in de tijd
Hoofdstuk IV Slotbepalingen
Art. 29 Inwerkingtreding en toepassing
Rechtspraak
Art. 4 EVO
Hof Amsterdam 14 november 2017 (curatoren Indover Bank/Bank Indonesia) – (r.o. 3.5.2) Aangezien geen rechtskeuze is gesteld, is het recht van het land waarmee de gestelde overeenkomst het nauwst is verbonden van toepassing (art. 4 lid 1 EVO). Ingevolge art. 4 lid 2 EVO wordt vermoed dat de overeenkomst het nauwst is verbonden met het land waar de partij die de kenmerkende prestatie moet verrichten op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst haar hoofdbestuur heeft. Bij gebreke van andere door partijen aangedragen concrete aanknopingspunten is dit vermoeden hier beslissend. Ingevolge de gestelde overeenkomst rust de kenmerkende prestatie op BI (namelijk om ervoor te zorgen dat Indover haar verplichtingen kan blijven nakomen). Aangezien BI ten tijde van het gestelde sluiten van de overeenkomst haar hoofdbestuur in Jakarta had, moet de primaire vordering worden beoordeeld naar Indonesische recht.
Auteur & Last edit
[MdV, 3-03-2020]
Verordening inzake toepasselijk recht overeenkomsten (Rome I)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!