Pagina inhoud

    Deelgeschillen letselschade en overlijdensschade (Titel 17, Boek III Rv.)

    Inleiding deelgeschillen letselschade en overlijdensschade

    In Titel 17, Boek III Rv. is een wettelijke regeling opgenomen voor deelgeschillen over letselschade en overlijdensschade. De regeling omvat 7 artikelen (art. 1019w Rv. tot en met art. 1019cc Rv.). De deelgeschilprocedure is een verzoekschriftprocedure.

    Zie ook de pagina Verzoekschriftprocedures voor de eisen die de wet aan een verzoekschrift stelt en hoe een dergelijke procedure verloopt.

    Deelgeschil

    Art. 1019w Rv. biedt een partij, die een ander aansprakelijk houdt voor zijn letselschade de mogelijkheid de rechter te verzoeken te beslissen over een deel van hun geschil, als die beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de aard en het vermoedelijke beloop van de vordering. Zo’n verzoek is ook mogelijk voordat de zaak ten principale aanhangig is.

    Zie ook de pagina Vaststellingsovereenkomst.

    Jurisprudentie deelgeschilprocedure

    Een voorbeeld van een deelgeschilprocedure biedt Rb. Noord-Nederland 11 maart 2016 (letsel bij voetbalwedstrijd). Deze procedure gaat over de vraag, of het letsel dat de gelaedeerde A heeft opgelopen is veroorzaakt door speler B van de club Muntendam of door een andere speler, en subsidiair of speler B – ook als niet vast staat dat hij de veroorzaker was van het letsel – toch op basis van groepsaansprakelijkheid (art. 6:166 lid 1 B.W.) aansprakelijk gehouden kan worden. Zie voor groepsaansprakelijkheid ook de pagina Algemene bepalingen onrechtmatige daad.

    Verder is een interessant element, dat ook de WA-verzekeraar van speler B (Reaal) op grond van art. 7:954 lid 1 B.W. op basis van de “directe actie” die deze bepaling biedt naast speler B in de procedure betrokken was. Zie voor wat betreft deze directe actie de pagina Schadeverzekering.

    Overigens was de conclusie van de rechtbank, dat speler B het letsel had veroorzaakt zodat groepsaansprakelijkheid niet aan de orde was, maar ook dat het letsel binnen de speelruimte van de risico’s van sport en spel was ontstaan en het handelen van speler B dus niet onrechtmatig was, hoe ongelukkig de gevolgen ook waren voor de gelaedeerde. Zie de pagina Persoonlijk letsel door onrechtmatige daad.

    Er is een niet gepubliceerde uitspraak van rechtbank Lelystad, waarin het verzoek tot vaststelling van aansprakelijkheid van twee daders is toegewezen op basis van groepsaansprakelijkheid. Het slachtoffer wist door de verwarring van het moment niet, wie van tweeën hem – terwijl hij tussen hen door wegrende – hem met een stanleymes in zijn rug had gesneden van heup tot schouder. Hij merkte de snee zelfs pas wat later op. Het slachtoffer heeft een litteken over zijn hele rug. Door de groepsaansprakelijkheid werd toch verhaal mogelijk, terwijl in de strafzaak geen van beiden voor het toebrengen van de snee veroordeeld kon worden.

    Bevoegde rechter deelgeschilprocedure

    Het verzoek moet worden gedaan aan de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn van de zaak kennis te nemen, indien deze ten principale aanhangig gemaakt zou worden (art. 1019x lid 1 Rv.). Dit betreft zowel de relatieve bevoegdheid als de absolute bevoegdheid. Zie de pagina Relatieve bevoegdheid verzoekschriftprocedures.

    Deelgeschil bij de Kantonrechter

    Als de vordering de EUR 25.000 niet te boven gaat, kan dat dus ook de Kantonrechter zijn.

    Indien de zaak door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist, wordt het verzoek gedaan aan de kantonrechter. De rechter beoordeelt summierlijk of hij absoluut bevoegd is en of de zaak door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist.

    Afwijzingsgrond

    De rechter wijst het verzoek af als de verzochte beslissing naar zijn oordeel onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst (art. 1019z Rv.).

    Rb. Rotterdam 1 november 2018 (werknemer/The Greenery) – verzoek deelgeschil over werkgeversaansprakelijkheid afgewezen omdat partijen het niet slechts gedeeltelijk oneens zijn, maar over alles.

    Begroting van de buitengerechtelijke kosten

    Op grond van art. 1019aa lid 1 Rv. begroot de rechter van de kosten aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt, wanneer hij het verzoek in behandeling neemt. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.

    In de hiervoor genoemde procedure bij Rb. Noord-Nederland van 13 november 2016 achtte de rechtbank de begrote buitengerechtelijke (advocaat)kosten van EUR 12.146,= niet excessief. In een deelgeschilprocedure kan dus een veel ruimere vergoeding voor advocaatkosten worden verkregen dan via een proceskostenveroordeling in een normale dagvaardingsprocedure. Zie ook de pagina Proceskosten waar het om de gewone wijze van vaststelling van proceskosten gaat.

    Geen proceskostenveroordeling

    De rechter spreekt hierbij in afwijking van art. 289 Rv.  geen proceskostenveroordeling uit (art. 1019aa lid 3 Rv.).

    Bindende uitspraak

    Wanneer de rechter in de deelgeschilprocedure een uitdrukkelijke eindbeslissing betreffende een geschilpunt inzake de materiële rechtsverhouding van partijen heeft genomen, heeft die dezelfde bindende kracht voor de rechter in de later aan te vangen of lopende bodemprocedure (de procedure “ten principale” of ook wel de “hoofdzaak”) als een tussenvonnis (art. 1019cc lid 1 Rv.).

    Wanneer een partij is veroordeeld tot betaling dan heeft die beslissing in de hoofdzaak geen verder strekkende betekenis dan een voorziening in kort geding (art. 1019cc lid 2 Rv.).

    Hoger beroep tegen beschikking deelgeschil

    In art. 1019cc lid 3 Rv. is een regeling gegeven voor hoger beroep tegen een beslissing in een deelgeschil (die dus als een tussenvonnis is aan te merken). Het gaat dan om hoger beroep in de bodemprocedure (de zaak ten principale). Deze regeling sluit aan bij de normale regeling van tussentijds hoger beroep (zie de pagina Appelabiliteit).

    Dit kan:

    a. tussentijds alleen indien de rechter in eerste aanleg deze mogelijkheid heeft geopend op een daartoe door een der partijen gedaan verzoek, waarover de wederpartij is gehoord; of

    b. tegelijk met het hoger beroep van het eindvonnis.

    Bij tussentijds beroep is de beroepstermijn binnen drie maanden, te rekenen van de eerste roldatum, dan wel, indien de beschikking nadien is gegeven, binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak van de beschikking. Het verzoek om verlof tussentijds beroep moet worden gedaan binnen de toepasselijke beroepstermijn.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 15-11-2018; laatste bewerking 10-09-2023]

    Deelgeschillen letselschade en overlijdensschade (Titel 17, Boek III Rv.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Deelgeschillen letselschade en overlijdensschade (Titel 17, Boek III Rv.)

      Inleiding deelgeschillen letselschade en overlijdensschade

      In Titel 17, Boek III Rv. is een wettelijke regeling opgenomen voor deelgeschillen over letselschade en overlijdensschade. De regeling omvat 7 artikelen (art. 1019w Rv. tot en met art. 1019cc Rv.). De deelgeschilprocedure is een verzoekschriftprocedure.

      Zie ook de pagina Verzoekschriftprocedures voor de eisen die de wet aan een verzoekschrift stelt en hoe een dergelijke procedure verloopt.

      Deelgeschil

      Art. 1019w Rv. biedt een partij, die een ander aansprakelijk houdt voor zijn letselschade de mogelijkheid de rechter te verzoeken te beslissen over een deel van hun geschil, als die beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de aard en het vermoedelijke beloop van de vordering. Zo’n verzoek is ook mogelijk voordat de zaak ten principale aanhangig is.

      Zie ook de pagina Vaststellingsovereenkomst.

      Jurisprudentie deelgeschilprocedure

      Een voorbeeld van een deelgeschilprocedure biedt Rb. Noord-Nederland 11 maart 2016 (letsel bij voetbalwedstrijd). Deze procedure gaat over de vraag, of het letsel dat de gelaedeerde A heeft opgelopen is veroorzaakt door speler B van de club Muntendam of door een andere speler, en subsidiair of speler B – ook als niet vast staat dat hij de veroorzaker was van het letsel – toch op basis van groepsaansprakelijkheid (art. 6:166 lid 1 B.W.) aansprakelijk gehouden kan worden. Zie voor groepsaansprakelijkheid ook de pagina Algemene bepalingen onrechtmatige daad.

      Verder is een interessant element, dat ook de WA-verzekeraar van speler B (Reaal) op grond van art. 7:954 lid 1 B.W. op basis van de “directe actie” die deze bepaling biedt naast speler B in de procedure betrokken was. Zie voor wat betreft deze directe actie de pagina Schadeverzekering.

      Overigens was de conclusie van de rechtbank, dat speler B het letsel had veroorzaakt zodat groepsaansprakelijkheid niet aan de orde was, maar ook dat het letsel binnen de speelruimte van de risico’s van sport en spel was ontstaan en het handelen van speler B dus niet onrechtmatig was, hoe ongelukkig de gevolgen ook waren voor de gelaedeerde. Zie de pagina Persoonlijk letsel door onrechtmatige daad.

      Er is een niet gepubliceerde uitspraak van rechtbank Lelystad, waarin het verzoek tot vaststelling van aansprakelijkheid van twee daders is toegewezen op basis van groepsaansprakelijkheid. Het slachtoffer wist door de verwarring van het moment niet, wie van tweeën hem – terwijl hij tussen hen door wegrende – hem met een stanleymes in zijn rug had gesneden van heup tot schouder. Hij merkte de snee zelfs pas wat later op. Het slachtoffer heeft een litteken over zijn hele rug. Door de groepsaansprakelijkheid werd toch verhaal mogelijk, terwijl in de strafzaak geen van beiden voor het toebrengen van de snee veroordeeld kon worden.

      Bevoegde rechter deelgeschilprocedure

      Het verzoek moet worden gedaan aan de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn van de zaak kennis te nemen, indien deze ten principale aanhangig gemaakt zou worden (art. 1019x lid 1 Rv.). Dit betreft zowel de relatieve bevoegdheid als de absolute bevoegdheid. Zie de pagina Relatieve bevoegdheid verzoekschriftprocedures.

      Deelgeschil bij de Kantonrechter

      Als de vordering de EUR 25.000 niet te boven gaat, kan dat dus ook de Kantonrechter zijn.

      Indien de zaak door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist, wordt het verzoek gedaan aan de kantonrechter. De rechter beoordeelt summierlijk of hij absoluut bevoegd is en of de zaak door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist.

      Afwijzingsgrond

      De rechter wijst het verzoek af als de verzochte beslissing naar zijn oordeel onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst (art. 1019z Rv.).

      Rb. Rotterdam 1 november 2018 (werknemer/The Greenery) – verzoek deelgeschil over werkgeversaansprakelijkheid afgewezen omdat partijen het niet slechts gedeeltelijk oneens zijn, maar over alles.

      Begroting van de buitengerechtelijke kosten

      Op grond van art. 1019aa lid 1 Rv. begroot de rechter van de kosten aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt, wanneer hij het verzoek in behandeling neemt. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.

      In de hiervoor genoemde procedure bij Rb. Noord-Nederland van 13 november 2016 achtte de rechtbank de begrote buitengerechtelijke (advocaat)kosten van EUR 12.146,= niet excessief. In een deelgeschilprocedure kan dus een veel ruimere vergoeding voor advocaatkosten worden verkregen dan via een proceskostenveroordeling in een normale dagvaardingsprocedure. Zie ook de pagina Proceskosten waar het om de gewone wijze van vaststelling van proceskosten gaat.

      Geen proceskostenveroordeling

      De rechter spreekt hierbij in afwijking van art. 289 Rv.  geen proceskostenveroordeling uit (art. 1019aa lid 3 Rv.).

      Bindende uitspraak

      Wanneer de rechter in de deelgeschilprocedure een uitdrukkelijke eindbeslissing betreffende een geschilpunt inzake de materiële rechtsverhouding van partijen heeft genomen, heeft die dezelfde bindende kracht voor de rechter in de later aan te vangen of lopende bodemprocedure (de procedure “ten principale” of ook wel de “hoofdzaak”) als een tussenvonnis (art. 1019cc lid 1 Rv.).

      Wanneer een partij is veroordeeld tot betaling dan heeft die beslissing in de hoofdzaak geen verder strekkende betekenis dan een voorziening in kort geding (art. 1019cc lid 2 Rv.).

      Hoger beroep tegen beschikking deelgeschil

      In art. 1019cc lid 3 Rv. is een regeling gegeven voor hoger beroep tegen een beslissing in een deelgeschil (die dus als een tussenvonnis is aan te merken). Het gaat dan om hoger beroep in de bodemprocedure (de zaak ten principale). Deze regeling sluit aan bij de normale regeling van tussentijds hoger beroep (zie de pagina Appelabiliteit).

      Dit kan:

      a. tussentijds alleen indien de rechter in eerste aanleg deze mogelijkheid heeft geopend op een daartoe door een der partijen gedaan verzoek, waarover de wederpartij is gehoord; of

      b. tegelijk met het hoger beroep van het eindvonnis.

      Bij tussentijds beroep is de beroepstermijn binnen drie maanden, te rekenen van de eerste roldatum, dan wel, indien de beschikking nadien is gegeven, binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak van de beschikking. Het verzoek om verlof tussentijds beroep moet worden gedaan binnen de toepasselijke beroepstermijn.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 15-11-2018; laatste bewerking 10-09-2023]

      Deelgeschillen letselschade en overlijdensschade (Titel 17, Boek III Rv.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!