Pagina inhoud

    Het arbitraal geding (Afd. 2, Titel 1, Boek IV Rv.)

    Inleiding procesverloop arbitrage

    Afd. 2, Titel 1, Boek IV Rv. bevat 23 bepalingen over het verloop van de procedure bij arbitrage (art. 1036 Rv. tot en met art. 1048a Rv.).

    Omdat de arbitrage een vorm van geschillenbeslechting is die partijen met elkaar overeenkomen, staat de partij-autonomie centraal bij alles wat betreft de benoeming en ontheffing van de arbiters, maar ook waar het gaat om de wijze waarop de procedure verloopt. De benoeming van arbiters is overigens een vorm van opdracht (zie ook de pagina Opdracht).

    Dit neemt niet weg, dat de procedure wel moet voldoen aan de eisen van een behoorlijke procesvoering.

    Partij-autonomie staat voorop behoudens dwingend recht

    In art. 1036 lid 1 Rv. wordt voorop gesteld, dat het geheel aan partijen is met elkaar af te spreken, op welke wijze de arbitrale procedure verloopt. Dit behoudens de bepalingen van dwingend recht, die in deze afdeling zijn opgenomen. Daarvan mogen – en kunnen – partijen uiteraard niet afwijken.

    Hebben de partijen niet voorzien in de wijze waarop de arbitrage verloopt, dan kunnen de arbiters dit invullen. Als er wordt gekozen voor een bestaande instantie voor arbitrage dan heeft die doorgaans zelf een reglement waarin het verloop van de procedure is uitgewerkt.

    Hoor en wederhoor bij arbitrage

    De basisregels van procesrecht gelden uiteraard ook in bij arbitrage (art. 1036 lid 2 Rv.). De arbiters moeten steeds toezien op hoor en wederhoor, en moet partijen de gelegenheid geven zich uit te laten over de in de procedure ingebrachte stukken en de door de andere partij naar voren gebrachte standpunten. De arbiters mogen zich ook uitsluitend op die stukken baseren bij hun oordeel, en zullen daarbij stukken waarop een partij niet heeft kunnen reageren buiten beschouwing laten.

    Voorkomen van onredelijke vertraging in arbitrageprocedure

    De arbiters moeten ook toezien op de voortvarendheid en de voortgang van de procedure en waakt voor onredelijke vertraging. Ook partijen zijn dit jegens elkaar verplicht (art. 1036 lid 3 Rv.). De arbiters kunnen zo nodig – uit eigen beweging of op verzoek van partijen – maatregelen treffen om onredelijke vertraging tegen te gaan.

    Zie in dit verband ook de hierboven vermelde mogelijkheid voor partijen om de arbiters te ontslaan als de procedure te traag verloopt.

    Plaats van de arbitrage en van de uitspraak

    De plaats waar de arbitrage plaatsvindt wordt door partijen bepaald (art. 1037 lid 1 Rv.). Ook hier geldt weer, dat wanneer de partijen daarin niet hebben voorzien dat de arbiters dit kunnen bepalen. De plaats van de arbitrage is tevens de plaats van de uitspraak. Hebben noch partijen, noch de arbiters een plaats bepaald, dan geldt als plaats van de arbitrage de plaats vermeld in de uitspraak (art. 1037 lid 2 Rv.).

    Tenzij partijen anders bepalen, kan het scheidsgerecht zitting houden, beraadslagen, getuigen en deskundigen horen op elke andere plaats dan die op grond van lid 1 is bepaald voor de arbitrage, die het scheidsgerecht daartoe geschikt acht (art. 1037 lid 3 Rv.). Dit ongeacht of dit in of buiten Nederland is.

    Geen verplichte procesvertegenwoordiging bij arbitrage

    Partijen kunnen in persoon verschijnen, zonder advocaat of gemachtigde. Maar ze kunnen zich ook laten bijstaan of laten vertegenwoordigen door een advocaat of een gemachtigde (art. 1038 lid 1 Rv.). Een gemachtigde die geen advocaat is moet daartoe “bijzonderlijk” worden gemachtigd, door middel van een schriftelijke volmacht.

    Memorie van eis en memorie van antwoord arbitrageprocedure

    Partijen lichten hun standpunt als eiser resp. als verweerder in beginsel toe door middel van een memorie van eis resp. een memorie van antwoord (art. 1038a lid 1 Rv.). Het scheidsgerecht kan bepalen of er nog nadere memories genomen mogen worden (art. 1038a lid 2 Rv.). Partijen kunnen ook hierover andere afspraken maken.

    Mondelinge behandeling arbitrageprocedure

    Naast de schriftelijke stukkenwisseling gelast het scheidsgerecht op verzoek of op eigen initiatief ook een zitting voor een mondelinge behandeling (art. 1038b Rv.). Ook hier weer tenzij partijen anders bepalen.

    Tegenvordering (reconventie) in arbitrage

    Een tegenvordering kan door de verweerder worden ingesteld, mits deze valt onder dezelfde overeenkomst tot arbitrage waaronder de oorspronkelijke vordering ook valt (art. 1038c lid 1 Rv.). Partijen kunnen deze ook uitdrukkelijk of stilzwijgend op de tegenvordering van toepassing verklaren.

    De tegenvordering wordt door de verweerder in beginsel direct ingesteld bij de memorie van antwoord (art. 1038c lid 2 Rv.).

    Wijziging of vermeerdering van eis bij arbitrage

    Ook wijziging of vermeerdering van eis is toegestaan. Dit geldt uiteraard ook voor een eventuele tegenvordering van de verweerder. Voorwaarde is wel, dat de wederpartij daardoor in zijn verdediging niet onredelijk wordt bemoeilijkt of het geding daardoor niet onredelijk wordt vertraagd (art. 1038d Rv.).

    Bewijs in de arbitrale procedure

    Het scheidsgerecht regelt de wijze van bewijsvoering in de arbitrale procedure. Dit tenzij de partijen het anders hebben afgesproken (art. 1039 lid 1 Rv.).

    Het scheidsgerecht bepaalt dan ook in beginsel:

    – de bewijsvoering;

    – de toelaatbaarheid van bewijsmiddelen;

    – de bewijslastverdeling;

    – de waardering van het bewijs.

    Het scheidsgerecht kan één van zijn leden aanwijzen om getuigen of deskundigen te horen (art. 1039 lid 2 Rv.). Ook kan er een plaatsopneming worden gedaan. Ook hier weer behoudens andere afspraken tussen de partijen.

    Schriftelijke bewijzen in de arbitrageprocedure

    Net als in een procedure bij de gewone rechter moeten partijen hun stellingen in de memorie van eis of van antwoord zoveel mogelijk onderbouwen met schriftelijke stukken (art. 1040 lid 1 Rv.).

    Het scheidsgerecht kan – tenzij de partijen dit anders geregeld hebben – inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde, op het geschil betrekking hebbende bescheiden bevelen van de partij die deze bescheiden tot zijn beschikking heeft (art. 1040 lid 2 Rv.). Dit kan het zowel op verzoek van een der partijen doen als uit eigen beweging.

    Het scheidsgerecht bepaalt daarbij ook de voorwaarden waaronder en de wijze waarop inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden wordt verschaft.

    Bewijsopdracht scheidsgerecht middels getuigen of deskundigen

    Het scheidsgerecht kan, op verzoek van een der partijen of uit eigen beweging, partijen bevelen om bewijs te leveren door het horen van getuigen en deskundigen, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen (art. 1041 lid 1 Rv.).

    Het scheidsgerecht kan ook de vorm bepalen waarin de verklaringen van de getuigen en de deskundigen worden gegeven, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen (art. 1041 lid 2 Rv.).

    Als een mondeling verhoor van getuigen of deskundigen plaatsvindt, bepaalt het scheidsgerecht tijdstip en plaats van het verhoor en de wijze waarop het verhoor zal geschieden (art. 1041 lid 3 Rv.).

    Als het scheidsgerecht het nodig oordeelt, hoort het de getuigen nadat dezen op de bij de wet bepaalde wijze de eed hebben gezworen de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen (art. 1041 lid 4 Rv.).

    Oproeping en verschijning getuigen bij arbitrage

    Indien een getuige niet vrijwillig verschijnt dan wel, verschenen zijnde, weigert een verklaring af te leggen, kan het scheidsgerecht aan de partij die dit verzoekt, toestaan om zich, binnen een door het scheidsgerecht te bepalen termijn, te wenden tot de voorzieningenrechter van de rechtbank met het verzoek een rechter-commissaris te benoemen voor wie het getuigenverhoor zal plaatsvinden (art. 1041a lid 1 Rv.).

    Het verhoor vindt plaats op dezelfde wijze als in gewone zaken, met dien verstande dat de arbiter of arbiters door de griffier van de rechtbank in de gelegenheid worden gesteld bij het getuigenverhoor aanwezig te zijn en aan de getuige vragen te stellen (art. 1041a lid 2 Rv.).

    Der griffier van de rechtbank zendt ten spoedigste het proces-verbaal van het verhoor aan het scheidsgerecht en aan de partijen (art. 1041a lid 3 Rv.).

    Het scheidsgerecht kan het geding schorsen tot de dag dat het scheidsgerecht het verslag van het verhoor heeft ontvangen (art. 1041a lid 4 Rv.).

    Deskundigenbewijs in arbitrage

    Tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, kan het scheidsgerecht een of meer deskundigen benoemen tot het uitbrengen van een advies. Het scheidsgerecht kan de partijen raadplegen over de aan de deskundigen te verstrekken opdracht. Het scheidsgerecht zendt ten spoedigste een afschrift van de benoeming en van de aan deskundigen gegeven opdracht aan de partijen (art. 1042 lid 1 Rv.).

    Het scheidsgerecht kan van een partij verlangen, de deskundige de vereiste inlichtingen te verschaffen en de benodigde medewerking te verlenen (art. 1042 lid 2 Rv.).

    Op verzoek van een der partijen worden de deskundigen in een zitting van het scheidsgerecht gehoord. Indien een partij zulk een verzoek wenst te doen, deelt zij dit ten spoedigste mede aan het scheidsgerecht en aan de wederpartij (art. 1042 lid 3 Rv.).

    Het scheidsgerecht stelt de partijen in de gelegenheid zich uit te laten over het advies van de door het scheidsgerecht benoemde deskundigen, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen (art. 1042 lid 4 Rv.). Of zij ter zitting ook al vragen gesteld hebben aan de deskundige doet hier niet aan af.

    Plaatsopneming bij arbitrage

    Het scheidsgerecht kan, op verzoek van een der partijen of uit eigen beweging, in of buiten Nederland, een plaatselijke gesteldheid opnemen of zaken bezichtigen, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. Het scheidsgerecht stelt de partijen in de gelegenheid bij de plaatsopneming of bezichtiging aanwezig te zijn (art. 1042a Rv.).

    Mondelinge behandeling en schikkingscomparitie bij arbitrage

    Het scheidsgerecht kan in elke stand van het geding de persoonlijke verschijning van de partijen bevelen voor het geven van inlichtingen dan wel teneinde een vergelijk te beproeven (art. 1043 Rv.).

    Verzuim om te dienen van eis of verweer in arbitrage

    Blijft de eiser, ofschoon daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, in gebreke zijn eisen in te dienen of naar behoren toe te lichten, zonder daartoe gegronde redenen aan te voeren, dan kan het scheidsgerecht bij vonnis, of op een andere wijze die het scheidsgerecht daartoe geschikt acht, een einde maken aan het arbitraal geding (art. 1043a lid 1 Rv.).

    Blijft de verweerder, ofschoon daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, in gebreke verweer te voeren, zonder daartoe gegronde redenen aan te voeren, dan kan het scheidsgerecht aanstonds vonnis wijzen (art. 1043a lid 2 Rv.).

    Bij het vonnis, bedoeld in het tweede lid, wordt de eis toegewezen, tenzij deze aan het scheidsgerecht onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Het scheidsgerecht kan, alvorens vonnis te wijzen, van de eiser het bewijs van een of meer van zijn stellingen verlangen (art. 1043a lid 3 Rv.).

    Voorlopige voorzieningen tijdens arbitrageprocedure

    Tijdens een aanhangig arbitraal geding ten gronde kan het scheidsgerecht, op verzoek van een der partijen, een voorlopige voorziening treffen. De voorlopige voorziening moet samenhangen met de vordering of tegenvordering in het aanhangige arbitraal geding (art. 1043b lid 1 Rv.).

    Bij overeenkomst kunnen de partijen een afzonderlijk daartoe te benoemen scheidsgerecht, binnen de grenzen gesteld bij art. 254 lid 1 Rv. de bevoegdheid verlenen, ongeacht of het arbitraal geding ten gronde aanhangig is, op verzoek van een der partijen een voorlopige voorziening te treffen (art. 1043b lid 2 Rv.).

    Het scheidsgerecht of het afzonderlijke scheidsgerecht bedoeld in lid 1 en lid 2 kunnen echter geen bewarende maatregelen treffen als bedoeld in Titel 4 van Boek III Rv.. Daarvoor zullen partijen zich dus tot de Voorzieningenrechter van de rechtbank moeten wenden. Zie de pagina Conservatoir beslag.

    Dit afzonderlijke scheidsgerecht kan in samenhang met de voorlopige voorziening van iedere partij het stellen van afdoende zekerheid verlangen (art. 1043b lid 3 Rv.).

    Tenzij het scheidsgerecht anders bepaalt, geldt een uitspraak van het scheidsgerecht over het verzoek een voorlopige voorziening te treffen als een arbitraal vonnis; daarop zijn de bepalingen van de Afd. 3 tot en met 5 van deze titel van toepassing (art. 1043b lid 4 Rv.).

    Het scheidsgerecht kan, op eenparig verzoek van de partijen, onder vermelding van het verzoek, in plaats van een uitspraak over een voorlopige voorziening dadelijk een uitspraak ten gronde doen. Een zodanige uitspraak ten gronde geldt als een arbitraal vonnis; ook daarop zijn de bepalingen van de Afd. 3 tot en met 5 van deze titel van toepassing (art. 1043b lid 5 Rv.).

    Het scheidsgerecht kan, op eenparig verzoek van de partijen, onder vermelding van het verzoek, een arbitraal vonnis als bedoeld in het vierde lid omzetten in een arbitraal vonnis als bedoeld in het vijfde lid (art. 1043b lid 6 Rv.).

    Verzoek om inlichtingen buitenlands recht tijdens arbitrage

    Tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, kan het scheidsgerecht door tussenkomst van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag een verzoek om inlichtingen doen als bedoeld in artikel 3 van de op 7 juni 1968 te Londen gesloten Europese Overeenkomst nopens het verstrekken van inlichtingen over buitenlands recht (Trb. 1968, 142). De voorzieningenrechter zendt het verzoek, tenzij het hem nutteloos voorkomt, ten spoedigste aan het orgaan als bedoeld in artikel 2 van de Overeenkomst en deelt dit aan het scheidsgerecht mede (art. 1044 lid 1 Rv.).

    Het scheidsgerecht kan het geding schorsen tot de dag dat het scheidsgerecht het antwoord op het verzoek om inlichtingen heeft ontvangen (art. 1044 lid 2 Rv.).

    Voeging derden in arbitrageprocedure

    Tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, kan op schriftelijk verzoek van een derde die enig belang heeft bij een arbitraal geding, het scheidsgerecht hem toestaan om zich daarin te voegen of tussen te komen, mits tussen de partijen en de derde dezelfde overeenkomst tot arbitrage geldt of van kracht wordt als tussen de oorspronkelijke partijen (art. 1045 lid 1 Rv.).

    Het scheidsgerecht zendt ten spoedigste een afschrift van het verzoek aan de partijen (art. 1045 lid 2 Rv.).

    Het scheidsgerecht stelt de partijen in de gelegenheid hun mening kenbaar te maken. Het scheidsgerecht kan de derde in de gelegenheid stellen zijn mening kenbaar te maken (art. 1045 lid 3 Rv.).

    Door de toelating van de voeging of tussenkomst wordt de derde in het arbitraal geding partij (art. 1045 lid 4 Rv.).

    Na de toelating van een voeging of tussenkomst regelt het scheidsgerecht de verdere gang van het geding, tenzij de partijen daarin bij overeenkomst hebben voorzien (art. 1045 lid 5 Rv.).

    Oproeping derde in vrijwaring bij arbitrage

    Op schriftelijk verzoek van een partij kan het scheidsgerecht deze toestaan een derde schriftelijk in vrijwaring op te roepen, mits tussen de belanghebbende partij en de derde dezelfde arbitrageovereenkomst geldt of van kracht wordt als tussen de oorspronkelijke partijen (art. 1045a lid 1 Rv.).

    De oproep wordt ten spoedigste in afschrift gezonden aan het scheidsgerecht en aan de wederpartij (art. 1045a lid 2 Rv.).

    Het scheidsgerecht stelt de partijen en de derde in de gelegenheid hun mening kenbaar te maken (art. 1045a lid 3 Rv.).

    Het scheidsgerecht laat de vrijwaring niet toe indien het scheidsgerecht het op voorhand onaannemelijk acht dat de derde verplicht zal zijn de nadelige gevolgen van een eventuele veroordeling van de belanghebbende partij te dragen dan wel van oordeel is dat door een vrijwaringsprocedure onredelijke of onnodige vertraging van het geding te verwachten valt (art. 1045a lid 4 Rv.).

    Na de toelating van een vrijwaring regelt het scheidsgerecht de verdere gang van het geding, tenzij de partijen daarin bij overeenkomst hebben voorzien (art. 1045a lid 5 Rv.).

    Samenvoeging arbitraal geding met een andere arbitrale procedure

    Ten aanzien van een in Nederland aanhangig arbitraal geding kan een partij een door de partijen daartoe aangewezen derde verzoeken de samenvoeging met een ander in of buiten Nederland aanhangig arbitraal geding te gelasten, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. Bij gebreke van een door partijen daartoe aangewezen derde kan de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam worden verzocht de samenvoeging van een in Nederland aanhangig arbitraal geding te gelasten met een ander in Nederland aanhangig arbitraal geding, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen (art. 1046 lid 1 Rv.).

    Samenvoeging kan worden gelast voorzover zij geen onredelijke vertraging van de aanhangige gedingen oplevert, mede gezien de stand waarin zij zich bevinden en er tussen de arbitrale gedingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven (art. 1046 lid 2 Rv.).

    De derde of de voorzieningenrechter kan, nadat hij alle partijen en, indien benoemd, de arbiters in de gelegenheid heeft gesteld hun mening kenbaar te maken, het verzoek toewijzen dan wel afwijzen. Zijn beslissing wordt aan alle partijen en de betrokken scheidsgerechten schriftelijk medegedeeld (art. 1046 lid 3 Rv.).

    Indien de derde of de voorzieningenrechter samenvoeging beveelt, benoemen de partijen in onderling overleg de arbiter of arbiters, in oneven getale, en bepalen zij, welke regelen op het samengevoegde geding van toepassing zullen zijn. Indien de partijen daarover binnen een door een derde of de voorzieningenrechter te stellen termijn geen overeenstemming kunnen bereiken, benoemt de derde of de voorzieningenrechter, op verzoek van de meest gerede partij, de arbiter of arbiters en bepaalt hij, zo nodig, welke regelen op het samengevoegde geding van toepassing zullen zijn. De derde of de voorzieningenrechter bepaalt zo nodig voor de arbiter of arbiters die als gevolg van de samenvoeging van hun opdracht worden ontheven, de beloning voor de reeds door hen verrichte werkzaamheden. Art. 1027 lid 4 Rv. is van overeenkomstige toepassing (art. 1046 lid 4 Rv.).

    Arbitrage over het arbitragebeding

    Ingeval van arbitrage omtrent zaken als bedoeld in art. 1020 lid 4 sub a Rv., blijft, behoudens het bepaalde in art. 1037 Rv. en art. 1048 Rv., het in deze afdeling bepaalde buiten toepassing. Het geding wordt alsdan gevoerd op de wijze als door de partijen is overeengekomen of, voor zover de partijen daarin niet hebben voorzien, als door het scheidsgerecht bepaald (art. 1047 Rv.).

    Bepaling tijdstip waarop arbitraal vonnis gewezen wordt

    De bepaling van het tijdstip waarop het vonnis zal worden gewezen, is het scheidsgerecht voorbehouden (art. 1048 Rv.).

    Hoewel partijen veel kunnen bepalen, is dit aan het scheidsgerecht voorbehouden. Net als in een gewone procedure, waarin de rechter regelmatig het wijzen van vonnis of arrest naar een latere datum verzet, nadat de advocaten strak aan de termijnen zijn gehouden.

    Tijdig reclameren bij onregelmatigheden in de arbitrageprocedure

    Een partij die in het geding is verschenen maakt zonder onredelijke vertraging bezwaar bij het scheidsgerecht met een afschrift aan de wederpartij zodra zij weet of redelijkerwijs behoort te weten dat is gehandeld in strijd met of is nagelaten te handelen overeenkomstig enige bepalingen van de tweede afdeling van deze titel, de overeenkomst tot arbitrage dan wel een opdracht, beslissing of maatregel van het scheidsgerecht. Laat een partij dit na, dan vervalt het recht daarop nadien, in het arbitraal geding of bij de gewone rechter, alsnog een beroep te doen (art. 1048a Rv.).

    Auteur & Last edit

    [MdV, 21-11-2019; laatste bewerking 15-09-2023]

    Het arbitraal geding (Afd. 2, Titel 1, Boek IV Rv.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Het arbitraal geding (Afd. 2, Titel 1, Boek IV Rv.)

      Inleiding procesverloop arbitrage

      Afd. 2, Titel 1, Boek IV Rv. bevat 23 bepalingen over het verloop van de procedure bij arbitrage (art. 1036 Rv. tot en met art. 1048a Rv.).

      Omdat de arbitrage een vorm van geschillenbeslechting is die partijen met elkaar overeenkomen, staat de partij-autonomie centraal bij alles wat betreft de benoeming en ontheffing van de arbiters, maar ook waar het gaat om de wijze waarop de procedure verloopt. De benoeming van arbiters is overigens een vorm van opdracht (zie ook de pagina Opdracht).

      Dit neemt niet weg, dat de procedure wel moet voldoen aan de eisen van een behoorlijke procesvoering.

      Partij-autonomie staat voorop behoudens dwingend recht

      In art. 1036 lid 1 Rv. wordt voorop gesteld, dat het geheel aan partijen is met elkaar af te spreken, op welke wijze de arbitrale procedure verloopt. Dit behoudens de bepalingen van dwingend recht, die in deze afdeling zijn opgenomen. Daarvan mogen – en kunnen – partijen uiteraard niet afwijken.

      Hebben de partijen niet voorzien in de wijze waarop de arbitrage verloopt, dan kunnen de arbiters dit invullen. Als er wordt gekozen voor een bestaande instantie voor arbitrage dan heeft die doorgaans zelf een reglement waarin het verloop van de procedure is uitgewerkt.

      Hoor en wederhoor bij arbitrage

      De basisregels van procesrecht gelden uiteraard ook in bij arbitrage (art. 1036 lid 2 Rv.). De arbiters moeten steeds toezien op hoor en wederhoor, en moet partijen de gelegenheid geven zich uit te laten over de in de procedure ingebrachte stukken en de door de andere partij naar voren gebrachte standpunten. De arbiters mogen zich ook uitsluitend op die stukken baseren bij hun oordeel, en zullen daarbij stukken waarop een partij niet heeft kunnen reageren buiten beschouwing laten.

      Voorkomen van onredelijke vertraging in arbitrageprocedure

      De arbiters moeten ook toezien op de voortvarendheid en de voortgang van de procedure en waakt voor onredelijke vertraging. Ook partijen zijn dit jegens elkaar verplicht (art. 1036 lid 3 Rv.). De arbiters kunnen zo nodig – uit eigen beweging of op verzoek van partijen – maatregelen treffen om onredelijke vertraging tegen te gaan.

      Zie in dit verband ook de hierboven vermelde mogelijkheid voor partijen om de arbiters te ontslaan als de procedure te traag verloopt.

      Plaats van de arbitrage en van de uitspraak

      De plaats waar de arbitrage plaatsvindt wordt door partijen bepaald (art. 1037 lid 1 Rv.). Ook hier geldt weer, dat wanneer de partijen daarin niet hebben voorzien dat de arbiters dit kunnen bepalen. De plaats van de arbitrage is tevens de plaats van de uitspraak. Hebben noch partijen, noch de arbiters een plaats bepaald, dan geldt als plaats van de arbitrage de plaats vermeld in de uitspraak (art. 1037 lid 2 Rv.).

      Tenzij partijen anders bepalen, kan het scheidsgerecht zitting houden, beraadslagen, getuigen en deskundigen horen op elke andere plaats dan die op grond van lid 1 is bepaald voor de arbitrage, die het scheidsgerecht daartoe geschikt acht (art. 1037 lid 3 Rv.). Dit ongeacht of dit in of buiten Nederland is.

      Geen verplichte procesvertegenwoordiging bij arbitrage

      Partijen kunnen in persoon verschijnen, zonder advocaat of gemachtigde. Maar ze kunnen zich ook laten bijstaan of laten vertegenwoordigen door een advocaat of een gemachtigde (art. 1038 lid 1 Rv.). Een gemachtigde die geen advocaat is moet daartoe “bijzonderlijk” worden gemachtigd, door middel van een schriftelijke volmacht.

      Memorie van eis en memorie van antwoord arbitrageprocedure

      Partijen lichten hun standpunt als eiser resp. als verweerder in beginsel toe door middel van een memorie van eis resp. een memorie van antwoord (art. 1038a lid 1 Rv.). Het scheidsgerecht kan bepalen of er nog nadere memories genomen mogen worden (art. 1038a lid 2 Rv.). Partijen kunnen ook hierover andere afspraken maken.

      Mondelinge behandeling arbitrageprocedure

      Naast de schriftelijke stukkenwisseling gelast het scheidsgerecht op verzoek of op eigen initiatief ook een zitting voor een mondelinge behandeling (art. 1038b Rv.). Ook hier weer tenzij partijen anders bepalen.

      Tegenvordering (reconventie) in arbitrage

      Een tegenvordering kan door de verweerder worden ingesteld, mits deze valt onder dezelfde overeenkomst tot arbitrage waaronder de oorspronkelijke vordering ook valt (art. 1038c lid 1 Rv.). Partijen kunnen deze ook uitdrukkelijk of stilzwijgend op de tegenvordering van toepassing verklaren.

      De tegenvordering wordt door de verweerder in beginsel direct ingesteld bij de memorie van antwoord (art. 1038c lid 2 Rv.).

      Wijziging of vermeerdering van eis bij arbitrage

      Ook wijziging of vermeerdering van eis is toegestaan. Dit geldt uiteraard ook voor een eventuele tegenvordering van de verweerder. Voorwaarde is wel, dat de wederpartij daardoor in zijn verdediging niet onredelijk wordt bemoeilijkt of het geding daardoor niet onredelijk wordt vertraagd (art. 1038d Rv.).

      Bewijs in de arbitrale procedure

      Het scheidsgerecht regelt de wijze van bewijsvoering in de arbitrale procedure. Dit tenzij de partijen het anders hebben afgesproken (art. 1039 lid 1 Rv.).

      Het scheidsgerecht bepaalt dan ook in beginsel:

      – de bewijsvoering;

      – de toelaatbaarheid van bewijsmiddelen;

      – de bewijslastverdeling;

      – de waardering van het bewijs.

      Het scheidsgerecht kan één van zijn leden aanwijzen om getuigen of deskundigen te horen (art. 1039 lid 2 Rv.). Ook kan er een plaatsopneming worden gedaan. Ook hier weer behoudens andere afspraken tussen de partijen.

      Schriftelijke bewijzen in de arbitrageprocedure

      Net als in een procedure bij de gewone rechter moeten partijen hun stellingen in de memorie van eis of van antwoord zoveel mogelijk onderbouwen met schriftelijke stukken (art. 1040 lid 1 Rv.).

      Het scheidsgerecht kan – tenzij de partijen dit anders geregeld hebben – inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde, op het geschil betrekking hebbende bescheiden bevelen van de partij die deze bescheiden tot zijn beschikking heeft (art. 1040 lid 2 Rv.). Dit kan het zowel op verzoek van een der partijen doen als uit eigen beweging.

      Het scheidsgerecht bepaalt daarbij ook de voorwaarden waaronder en de wijze waarop inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden wordt verschaft.

      Bewijsopdracht scheidsgerecht middels getuigen of deskundigen

      Het scheidsgerecht kan, op verzoek van een der partijen of uit eigen beweging, partijen bevelen om bewijs te leveren door het horen van getuigen en deskundigen, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen (art. 1041 lid 1 Rv.).

      Het scheidsgerecht kan ook de vorm bepalen waarin de verklaringen van de getuigen en de deskundigen worden gegeven, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen (art. 1041 lid 2 Rv.).

      Als een mondeling verhoor van getuigen of deskundigen plaatsvindt, bepaalt het scheidsgerecht tijdstip en plaats van het verhoor en de wijze waarop het verhoor zal geschieden (art. 1041 lid 3 Rv.).

      Als het scheidsgerecht het nodig oordeelt, hoort het de getuigen nadat dezen op de bij de wet bepaalde wijze de eed hebben gezworen de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen (art. 1041 lid 4 Rv.).

      Oproeping en verschijning getuigen bij arbitrage

      Indien een getuige niet vrijwillig verschijnt dan wel, verschenen zijnde, weigert een verklaring af te leggen, kan het scheidsgerecht aan de partij die dit verzoekt, toestaan om zich, binnen een door het scheidsgerecht te bepalen termijn, te wenden tot de voorzieningenrechter van de rechtbank met het verzoek een rechter-commissaris te benoemen voor wie het getuigenverhoor zal plaatsvinden (art. 1041a lid 1 Rv.).

      Het verhoor vindt plaats op dezelfde wijze als in gewone zaken, met dien verstande dat de arbiter of arbiters door de griffier van de rechtbank in de gelegenheid worden gesteld bij het getuigenverhoor aanwezig te zijn en aan de getuige vragen te stellen (art. 1041a lid 2 Rv.).

      Der griffier van de rechtbank zendt ten spoedigste het proces-verbaal van het verhoor aan het scheidsgerecht en aan de partijen (art. 1041a lid 3 Rv.).

      Het scheidsgerecht kan het geding schorsen tot de dag dat het scheidsgerecht het verslag van het verhoor heeft ontvangen (art. 1041a lid 4 Rv.).

      Deskundigenbewijs in arbitrage

      Tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, kan het scheidsgerecht een of meer deskundigen benoemen tot het uitbrengen van een advies. Het scheidsgerecht kan de partijen raadplegen over de aan de deskundigen te verstrekken opdracht. Het scheidsgerecht zendt ten spoedigste een afschrift van de benoeming en van de aan deskundigen gegeven opdracht aan de partijen (art. 1042 lid 1 Rv.).

      Het scheidsgerecht kan van een partij verlangen, de deskundige de vereiste inlichtingen te verschaffen en de benodigde medewerking te verlenen (art. 1042 lid 2 Rv.).

      Op verzoek van een der partijen worden de deskundigen in een zitting van het scheidsgerecht gehoord. Indien een partij zulk een verzoek wenst te doen, deelt zij dit ten spoedigste mede aan het scheidsgerecht en aan de wederpartij (art. 1042 lid 3 Rv.).

      Het scheidsgerecht stelt de partijen in de gelegenheid zich uit te laten over het advies van de door het scheidsgerecht benoemde deskundigen, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen (art. 1042 lid 4 Rv.). Of zij ter zitting ook al vragen gesteld hebben aan de deskundige doet hier niet aan af.

      Plaatsopneming bij arbitrage

      Het scheidsgerecht kan, op verzoek van een der partijen of uit eigen beweging, in of buiten Nederland, een plaatselijke gesteldheid opnemen of zaken bezichtigen, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. Het scheidsgerecht stelt de partijen in de gelegenheid bij de plaatsopneming of bezichtiging aanwezig te zijn (art. 1042a Rv.).

      Mondelinge behandeling en schikkingscomparitie bij arbitrage

      Het scheidsgerecht kan in elke stand van het geding de persoonlijke verschijning van de partijen bevelen voor het geven van inlichtingen dan wel teneinde een vergelijk te beproeven (art. 1043 Rv.).

      Verzuim om te dienen van eis of verweer in arbitrage

      Blijft de eiser, ofschoon daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, in gebreke zijn eisen in te dienen of naar behoren toe te lichten, zonder daartoe gegronde redenen aan te voeren, dan kan het scheidsgerecht bij vonnis, of op een andere wijze die het scheidsgerecht daartoe geschikt acht, een einde maken aan het arbitraal geding (art. 1043a lid 1 Rv.).

      Blijft de verweerder, ofschoon daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, in gebreke verweer te voeren, zonder daartoe gegronde redenen aan te voeren, dan kan het scheidsgerecht aanstonds vonnis wijzen (art. 1043a lid 2 Rv.).

      Bij het vonnis, bedoeld in het tweede lid, wordt de eis toegewezen, tenzij deze aan het scheidsgerecht onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Het scheidsgerecht kan, alvorens vonnis te wijzen, van de eiser het bewijs van een of meer van zijn stellingen verlangen (art. 1043a lid 3 Rv.).

      Voorlopige voorzieningen tijdens arbitrageprocedure

      Tijdens een aanhangig arbitraal geding ten gronde kan het scheidsgerecht, op verzoek van een der partijen, een voorlopige voorziening treffen. De voorlopige voorziening moet samenhangen met de vordering of tegenvordering in het aanhangige arbitraal geding (art. 1043b lid 1 Rv.).

      Bij overeenkomst kunnen de partijen een afzonderlijk daartoe te benoemen scheidsgerecht, binnen de grenzen gesteld bij art. 254 lid 1 Rv. de bevoegdheid verlenen, ongeacht of het arbitraal geding ten gronde aanhangig is, op verzoek van een der partijen een voorlopige voorziening te treffen (art. 1043b lid 2 Rv.).

      Het scheidsgerecht of het afzonderlijke scheidsgerecht bedoeld in lid 1 en lid 2 kunnen echter geen bewarende maatregelen treffen als bedoeld in Titel 4 van Boek III Rv.. Daarvoor zullen partijen zich dus tot de Voorzieningenrechter van de rechtbank moeten wenden. Zie de pagina Conservatoir beslag.

      Dit afzonderlijke scheidsgerecht kan in samenhang met de voorlopige voorziening van iedere partij het stellen van afdoende zekerheid verlangen (art. 1043b lid 3 Rv.).

      Tenzij het scheidsgerecht anders bepaalt, geldt een uitspraak van het scheidsgerecht over het verzoek een voorlopige voorziening te treffen als een arbitraal vonnis; daarop zijn de bepalingen van de Afd. 3 tot en met 5 van deze titel van toepassing (art. 1043b lid 4 Rv.).

      Het scheidsgerecht kan, op eenparig verzoek van de partijen, onder vermelding van het verzoek, in plaats van een uitspraak over een voorlopige voorziening dadelijk een uitspraak ten gronde doen. Een zodanige uitspraak ten gronde geldt als een arbitraal vonnis; ook daarop zijn de bepalingen van de Afd. 3 tot en met 5 van deze titel van toepassing (art. 1043b lid 5 Rv.).

      Het scheidsgerecht kan, op eenparig verzoek van de partijen, onder vermelding van het verzoek, een arbitraal vonnis als bedoeld in het vierde lid omzetten in een arbitraal vonnis als bedoeld in het vijfde lid (art. 1043b lid 6 Rv.).

      Verzoek om inlichtingen buitenlands recht tijdens arbitrage

      Tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, kan het scheidsgerecht door tussenkomst van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag een verzoek om inlichtingen doen als bedoeld in artikel 3 van de op 7 juni 1968 te Londen gesloten Europese Overeenkomst nopens het verstrekken van inlichtingen over buitenlands recht (Trb. 1968, 142). De voorzieningenrechter zendt het verzoek, tenzij het hem nutteloos voorkomt, ten spoedigste aan het orgaan als bedoeld in artikel 2 van de Overeenkomst en deelt dit aan het scheidsgerecht mede (art. 1044 lid 1 Rv.).

      Het scheidsgerecht kan het geding schorsen tot de dag dat het scheidsgerecht het antwoord op het verzoek om inlichtingen heeft ontvangen (art. 1044 lid 2 Rv.).

      Voeging derden in arbitrageprocedure

      Tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, kan op schriftelijk verzoek van een derde die enig belang heeft bij een arbitraal geding, het scheidsgerecht hem toestaan om zich daarin te voegen of tussen te komen, mits tussen de partijen en de derde dezelfde overeenkomst tot arbitrage geldt of van kracht wordt als tussen de oorspronkelijke partijen (art. 1045 lid 1 Rv.).

      Het scheidsgerecht zendt ten spoedigste een afschrift van het verzoek aan de partijen (art. 1045 lid 2 Rv.).

      Het scheidsgerecht stelt de partijen in de gelegenheid hun mening kenbaar te maken. Het scheidsgerecht kan de derde in de gelegenheid stellen zijn mening kenbaar te maken (art. 1045 lid 3 Rv.).

      Door de toelating van de voeging of tussenkomst wordt de derde in het arbitraal geding partij (art. 1045 lid 4 Rv.).

      Na de toelating van een voeging of tussenkomst regelt het scheidsgerecht de verdere gang van het geding, tenzij de partijen daarin bij overeenkomst hebben voorzien (art. 1045 lid 5 Rv.).

      Oproeping derde in vrijwaring bij arbitrage

      Op schriftelijk verzoek van een partij kan het scheidsgerecht deze toestaan een derde schriftelijk in vrijwaring op te roepen, mits tussen de belanghebbende partij en de derde dezelfde arbitrageovereenkomst geldt of van kracht wordt als tussen de oorspronkelijke partijen (art. 1045a lid 1 Rv.).

      De oproep wordt ten spoedigste in afschrift gezonden aan het scheidsgerecht en aan de wederpartij (art. 1045a lid 2 Rv.).

      Het scheidsgerecht stelt de partijen en de derde in de gelegenheid hun mening kenbaar te maken (art. 1045a lid 3 Rv.).

      Het scheidsgerecht laat de vrijwaring niet toe indien het scheidsgerecht het op voorhand onaannemelijk acht dat de derde verplicht zal zijn de nadelige gevolgen van een eventuele veroordeling van de belanghebbende partij te dragen dan wel van oordeel is dat door een vrijwaringsprocedure onredelijke of onnodige vertraging van het geding te verwachten valt (art. 1045a lid 4 Rv.).

      Na de toelating van een vrijwaring regelt het scheidsgerecht de verdere gang van het geding, tenzij de partijen daarin bij overeenkomst hebben voorzien (art. 1045a lid 5 Rv.).

      Samenvoeging arbitraal geding met een andere arbitrale procedure

      Ten aanzien van een in Nederland aanhangig arbitraal geding kan een partij een door de partijen daartoe aangewezen derde verzoeken de samenvoeging met een ander in of buiten Nederland aanhangig arbitraal geding te gelasten, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. Bij gebreke van een door partijen daartoe aangewezen derde kan de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam worden verzocht de samenvoeging van een in Nederland aanhangig arbitraal geding te gelasten met een ander in Nederland aanhangig arbitraal geding, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen (art. 1046 lid 1 Rv.).

      Samenvoeging kan worden gelast voorzover zij geen onredelijke vertraging van de aanhangige gedingen oplevert, mede gezien de stand waarin zij zich bevinden en er tussen de arbitrale gedingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven (art. 1046 lid 2 Rv.).

      De derde of de voorzieningenrechter kan, nadat hij alle partijen en, indien benoemd, de arbiters in de gelegenheid heeft gesteld hun mening kenbaar te maken, het verzoek toewijzen dan wel afwijzen. Zijn beslissing wordt aan alle partijen en de betrokken scheidsgerechten schriftelijk medegedeeld (art. 1046 lid 3 Rv.).

      Indien de derde of de voorzieningenrechter samenvoeging beveelt, benoemen de partijen in onderling overleg de arbiter of arbiters, in oneven getale, en bepalen zij, welke regelen op het samengevoegde geding van toepassing zullen zijn. Indien de partijen daarover binnen een door een derde of de voorzieningenrechter te stellen termijn geen overeenstemming kunnen bereiken, benoemt de derde of de voorzieningenrechter, op verzoek van de meest gerede partij, de arbiter of arbiters en bepaalt hij, zo nodig, welke regelen op het samengevoegde geding van toepassing zullen zijn. De derde of de voorzieningenrechter bepaalt zo nodig voor de arbiter of arbiters die als gevolg van de samenvoeging van hun opdracht worden ontheven, de beloning voor de reeds door hen verrichte werkzaamheden. Art. 1027 lid 4 Rv. is van overeenkomstige toepassing (art. 1046 lid 4 Rv.).

      Arbitrage over het arbitragebeding

      Ingeval van arbitrage omtrent zaken als bedoeld in art. 1020 lid 4 sub a Rv., blijft, behoudens het bepaalde in art. 1037 Rv. en art. 1048 Rv., het in deze afdeling bepaalde buiten toepassing. Het geding wordt alsdan gevoerd op de wijze als door de partijen is overeengekomen of, voor zover de partijen daarin niet hebben voorzien, als door het scheidsgerecht bepaald (art. 1047 Rv.).

      Bepaling tijdstip waarop arbitraal vonnis gewezen wordt

      De bepaling van het tijdstip waarop het vonnis zal worden gewezen, is het scheidsgerecht voorbehouden (art. 1048 Rv.).

      Hoewel partijen veel kunnen bepalen, is dit aan het scheidsgerecht voorbehouden. Net als in een gewone procedure, waarin de rechter regelmatig het wijzen van vonnis of arrest naar een latere datum verzet, nadat de advocaten strak aan de termijnen zijn gehouden.

      Tijdig reclameren bij onregelmatigheden in de arbitrageprocedure

      Een partij die in het geding is verschenen maakt zonder onredelijke vertraging bezwaar bij het scheidsgerecht met een afschrift aan de wederpartij zodra zij weet of redelijkerwijs behoort te weten dat is gehandeld in strijd met of is nagelaten te handelen overeenkomstig enige bepalingen van de tweede afdeling van deze titel, de overeenkomst tot arbitrage dan wel een opdracht, beslissing of maatregel van het scheidsgerecht. Laat een partij dit na, dan vervalt het recht daarop nadien, in het arbitraal geding of bij de gewone rechter, alsnog een beroep te doen (art. 1048a Rv.).

      Auteur & Last edit

      [MdV, 21-11-2019; laatste bewerking 15-09-2023]

      Het arbitraal geding (Afd. 2, Titel 1, Boek IV Rv.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!