Pagina inhoud

    Het arbitraal scheidsgerecht (Afd. 1B, Titel 1, Boek IV Rv.)

    Inleiding arbitraal scheidsgerecht

    Afd. 1B, Titel 1, Boek IV Rv. bevat 14 bepalingen over de samenstelling van scheidsgerechten, en wie daar deel van uit kunnen maken (art. 1023 Rv. tot en met art. 1035a Rv.). Art. 1032 Rv. is in 2015 vervallen.

    Omdat arbitrage een vorm van geschillenbeslechting is die partijen met elkaar overeenkomen, staat de partij-autonomie bij alles wat de benoeming en ontheffing van de arbiters betreft centraal. De benoeming van arbiters is overigens een vorm van opdracht (zie ook de pagina Opdracht).

    Wie kan deel uitmaken van een scheidsgerecht?

    De wet bepaalt, dat eenieder die handelingsbekwaam is, benoemd kan worden in een scheidsgerecht (art. 1023 Rv.). Ook de nationaliteit van de arbiter mag niet in de weg staan, tenzij de partijen daar voorwaarden aan hebben gesteld omwille van de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de arbiter.

    Compromis; moment en wijze van aanhangig maken

    In art. 1024 Rv. wordt het compromis geïntroduceerd. In het compromis wordt aangeduid, welk geschil partijen aan de arbiters willen voorleggen (art. 1024 lid 1 Rv.).

    Het geding is aanhangig zodra het compromis is gesloten, tenzij partijen anders overeenkomen (art. 1024 lid 2 Rv.).

    Wijze van aanhangig maken bij arbitragebeding

    Wanneer partijen reeds voor het geschil een arbitragebeding hebben afgesproken, dan is de arbitrage pas aanhangig wanneer één partij de ander meedeelt tot arbitrage over te gaan. De arbitrage is dan aanhangig op de dag van de ontvangst van deze schriftelijke mededeling (art. 1025 lid 1 Rv.). Het staat partijen vrij hierover andere afspraken te maken (art. 1025 lid 2 Rv.).

    Aantal arbiters

    Het scheidsgerecht heeft steeds een oneven aantal arbiters. Dat kan ook slechts één arbiter zijn (art. 1026 lid 1 Rv.). Wanneer partijen niets hebben afgesproken en/of er niet uit komen, dan kan één van de partijen de Voorzieningenrechter verzoeken het aantal arbiters te bepalen (art. 1026 lid 2 Rv.).

    Hebben partijen een even aantal afgesproken, dan benoemen deze arbiters niettemin een extra arbiter, die tevens de voorzitter zal zijn (art. 1026 lid 3 Rv.). Worden de arbiters het onderling hierover niet eens dan kan ook hiervoor de Voorzieningenrechter benaderd worden (art. 1026 lid 4 Rv.). Tenzij partijen een andere afspraak gemaakt hebben.

    Wijze benoeming arbiters

    In principe gaan de partijen over de benoeming van de arbiters. Zij kunnen in de overeenkomst afspraken maken over de wijze van benoeming. Daarbij kunnen ze ook afspreken, dat de arbiters door een derde partij worden benoemd (art. 1027 lid 1 Rv.). Of ze kunnen één of een aantal arbiters aanwijzen, die via coöptatie één of meer andere arbiters benoemen.

    Zijn er vooraf geen arbiters benoemd, dan moet de benoeming plaatsvinden binnen drie maanden nadat het geschil aanhangig is geworden (art. 1027 lid 2 Rv.). Zie ook boven voor de wijze van aanhangig maken en het moment waarop de arbitrage volgens de wet aanhangig geworden is. Moet de Voorzieningenrechter tussenkomen om het aantal arbiters vast te stellen (zie art. 1026 lid 2 Rv.), dan vangt de termijn aan drie maanden na die beslissing.

    Ook hier geldt dat partijen de termijnen in onderling overleg of in de overeenkomst kunnen verlengen of korter kunnen bepalen.

    Wanneer de benoeming niet binnen de genoemde termijnen heeft plaatsgevonden, dan kan één van de partijen zich weer tot de Voorzieningenrechter wenden om de arbiters aan te wijzen (art. 1027 lid 3 Rv.). Uiteraard wordt hierbij door de Voorzieningenrechter hoor en wederhoor toegepast.

    De procedure tot benoeming van arbiters als bedoeld in lid 3 laat onverlet de mogelijkheid van één van de partijen om de geldigheid van de overeenkomst tot arbitrage te betwisten en op basis daarvan een beroep te doen op de onbevoegdheid van de arbiters (art. 1027 lid 4 Rv.).

    Wanneer één van de partijen krachtens de overeenkomst of anderszins een bevoorrechte positie heeft bij de benoeming van de arbiters, dan kan ieder van partijen desondanks zich tot de Voorzieningenrechter wenden om de arbiters te benoemen (art. 1028 lid 1 Rv.).

    Een dergelijk verzoek moet binnen drie maanden na aanhangig worden van het arbitraal geschil worden ingediend, op straffe van verval van het recht om zich later op dat voorrecht te beroepen (art. 1028 lid 2 Rv.). De Voorzieningenrechter past uiteraard hoor en wederhoor toe.

    Ook deze wijze van benoeming laat het recht zich op de onbevoegdheid van de arbiters te beroepen wegens betwisting van het arbitragebeding onverlet (art. 1028 lid 3 Rv.).

    Aanvaarding van de opdracht en ontheffing van arbiters

    De benoeming van een arbiter is een overeenkomst van opdracht (zie ook de pagina Opdracht). De arbiter dient de opdracht schriftelijk te aanvaarden (art. 1029 lid 1 Rv.).

    Ontheffing op verzoek van de arbiter

    Een arbiter kan op eigen verzoek worden ontheven van de opdracht. Dit kan met instemming van de partijen, of door een door partijen aangewezen derde. Wanneer partijen (of de aangewezen derde) niet meewerken, dan kan de Voorzieningenrechter de arbiter ontheffen van diens opdracht (art. 1029 lid 2 Rv.).

    Ontheffing op initiatief van partijen

    Een arbiter kan ook door de partijen gezamenlijk van zijn opdracht worden ontheven (art. 1029 lid 3 Rv.).

    Ontheffing bij ontstentenis

    Wanneer een arbiter feitelijk of rechtens niet meer in staat is diens opdracht te vervullen, dan kan hij eveneens op één van de drie hiervoor vermelde wijzen uit de opdracht worden ontheven (art. 1029 lid 4 Rv.).

    Ontheffing van het gehele scheidsgerecht

    Wanneer het scheidsgerecht – na herhaalde aanmaning – de opdracht met inachtneming van alle omstandigheden onaanvaardbaar traag uitvoert, dan kan het eveneens de hiervoor aangegeven wijzen worden ontslagen (door partijen, door een aangewezen derde of door de Voorzieningenrechter) (art. 1029 lid 5 Rv.).

    Los daarvan kunnen partijen gezamenlijk sowieso de opdracht van het scheidsgerecht beëindigen (art. 1031 Rv.).

    Vervanging van een arbiter

    De vervanging van een ontheven arbiter vindt plaats volgens de regels van de oorspronkelijke benoeming. Ook hier kunnen partijen gezamenlijk weer een andere wijze van benoeming overeenkomen. Dit geldt ook wanneer een arbiter is overleden (art. 1030 lid 1 Rv.).

    Wanneer is overeengekomen dat met name genoemde arbiters de arbitrage op zich zouden nemen, dan geldt de reguliere wijze van vervanging ook. Dit tenzij partijen zijn overeengekomen dat er dan geen arbitrage zal plaatsvinden en daarmee eindigt (art. 1030 lid 2 Rv.).

    Schorsing van de arbitrage bij vervanging

    Wanneer vervanging nodig is wordt het arbitraal geding van rechtswege geschorst. Het geding wordt dan hervat in de stand waarin zich dit voor de schorsing bevond. Ook hier weer – voor beide situaties – tenzij partijen anders hebben afgesproken (art. 1030 lid 3 Rv.).

    Wraking van arbiters

    Net als gewone rechters kunnen ook arbiters gewraakt worden. De grondslag is: gerede twijfel aan de onpartijdigheid of onafhankelijkheid van de arbiter (art. 1033 lid 1 Rv.). Zie ook de pagina Wraking.

    Wraking kan echter niet wanneer de redenen hiervoor reeds voor de benoeming bij de partij – die ook bij de benoeming betrokken was – bekend was (art. 1033 lid 2 Rv.).

    Is de arbiter door een derde – of door de Voorzieningenrechter – benoemd, dan kan een partij ook niet wraken wanneer deze in de benoeming heeft berust (art. 1033 lid 3 Rv.). Dit weer tenzij de wrakingsgrond deze partij pas later bekend werd.

    Arbiter moet mogelijke redenen voor wraking aangeven

    Een arbiter die reden heeft aan te nemen, dat er gronden zijn hem te wraken – moet dit voorafgaand aan (of bij benoeming door een derde z.s.m. daarna) zijn benoeming melden, onder opgaaf van de redenen. Zijn er meerdere arbiters dan ook aan hen (art. 1034 Rv.).

    Gang van zaken bij wraking arbiters

    Voor de procedure bij wraking wordt verwezen naar (art. 1035 Rv.).

    Wraking secretaris scheidsgerecht

    De regels voor wraking zijn van overeenkomstige toepassing op de secretaris, wanneer het scheidsgerecht zich daarvan bedient of wil bedienen (art. 1035a Rv.).

    Auteur & Last edit

    [MdV, 21-11-2019; laatste bewerking 14-09-2023]

    Het arbitraal scheidsgerecht (Afd. 1B, Titel 1, Boek IV Rv.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Het arbitraal scheidsgerecht (Afd. 1B, Titel 1, Boek IV Rv.)

      Inleiding arbitraal scheidsgerecht

      Afd. 1B, Titel 1, Boek IV Rv. bevat 14 bepalingen over de samenstelling van scheidsgerechten, en wie daar deel van uit kunnen maken (art. 1023 Rv. tot en met art. 1035a Rv.). Art. 1032 Rv. is in 2015 vervallen.

      Omdat arbitrage een vorm van geschillenbeslechting is die partijen met elkaar overeenkomen, staat de partij-autonomie bij alles wat de benoeming en ontheffing van de arbiters betreft centraal. De benoeming van arbiters is overigens een vorm van opdracht (zie ook de pagina Opdracht).

      Wie kan deel uitmaken van een scheidsgerecht?

      De wet bepaalt, dat eenieder die handelingsbekwaam is, benoemd kan worden in een scheidsgerecht (art. 1023 Rv.). Ook de nationaliteit van de arbiter mag niet in de weg staan, tenzij de partijen daar voorwaarden aan hebben gesteld omwille van de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de arbiter.

      Compromis; moment en wijze van aanhangig maken

      In art. 1024 Rv. wordt het compromis geïntroduceerd. In het compromis wordt aangeduid, welk geschil partijen aan de arbiters willen voorleggen (art. 1024 lid 1 Rv.).

      Het geding is aanhangig zodra het compromis is gesloten, tenzij partijen anders overeenkomen (art. 1024 lid 2 Rv.).

      Wijze van aanhangig maken bij arbitragebeding

      Wanneer partijen reeds voor het geschil een arbitragebeding hebben afgesproken, dan is de arbitrage pas aanhangig wanneer één partij de ander meedeelt tot arbitrage over te gaan. De arbitrage is dan aanhangig op de dag van de ontvangst van deze schriftelijke mededeling (art. 1025 lid 1 Rv.). Het staat partijen vrij hierover andere afspraken te maken (art. 1025 lid 2 Rv.).

      Aantal arbiters

      Het scheidsgerecht heeft steeds een oneven aantal arbiters. Dat kan ook slechts één arbiter zijn (art. 1026 lid 1 Rv.). Wanneer partijen niets hebben afgesproken en/of er niet uit komen, dan kan één van de partijen de Voorzieningenrechter verzoeken het aantal arbiters te bepalen (art. 1026 lid 2 Rv.).

      Hebben partijen een even aantal afgesproken, dan benoemen deze arbiters niettemin een extra arbiter, die tevens de voorzitter zal zijn (art. 1026 lid 3 Rv.). Worden de arbiters het onderling hierover niet eens dan kan ook hiervoor de Voorzieningenrechter benaderd worden (art. 1026 lid 4 Rv.). Tenzij partijen een andere afspraak gemaakt hebben.

      Wijze benoeming arbiters

      In principe gaan de partijen over de benoeming van de arbiters. Zij kunnen in de overeenkomst afspraken maken over de wijze van benoeming. Daarbij kunnen ze ook afspreken, dat de arbiters door een derde partij worden benoemd (art. 1027 lid 1 Rv.). Of ze kunnen één of een aantal arbiters aanwijzen, die via coöptatie één of meer andere arbiters benoemen.

      Zijn er vooraf geen arbiters benoemd, dan moet de benoeming plaatsvinden binnen drie maanden nadat het geschil aanhangig is geworden (art. 1027 lid 2 Rv.). Zie ook boven voor de wijze van aanhangig maken en het moment waarop de arbitrage volgens de wet aanhangig geworden is. Moet de Voorzieningenrechter tussenkomen om het aantal arbiters vast te stellen (zie art. 1026 lid 2 Rv.), dan vangt de termijn aan drie maanden na die beslissing.

      Ook hier geldt dat partijen de termijnen in onderling overleg of in de overeenkomst kunnen verlengen of korter kunnen bepalen.

      Wanneer de benoeming niet binnen de genoemde termijnen heeft plaatsgevonden, dan kan één van de partijen zich weer tot de Voorzieningenrechter wenden om de arbiters aan te wijzen (art. 1027 lid 3 Rv.). Uiteraard wordt hierbij door de Voorzieningenrechter hoor en wederhoor toegepast.

      De procedure tot benoeming van arbiters als bedoeld in lid 3 laat onverlet de mogelijkheid van één van de partijen om de geldigheid van de overeenkomst tot arbitrage te betwisten en op basis daarvan een beroep te doen op de onbevoegdheid van de arbiters (art. 1027 lid 4 Rv.).

      Wanneer één van de partijen krachtens de overeenkomst of anderszins een bevoorrechte positie heeft bij de benoeming van de arbiters, dan kan ieder van partijen desondanks zich tot de Voorzieningenrechter wenden om de arbiters te benoemen (art. 1028 lid 1 Rv.).

      Een dergelijk verzoek moet binnen drie maanden na aanhangig worden van het arbitraal geschil worden ingediend, op straffe van verval van het recht om zich later op dat voorrecht te beroepen (art. 1028 lid 2 Rv.). De Voorzieningenrechter past uiteraard hoor en wederhoor toe.

      Ook deze wijze van benoeming laat het recht zich op de onbevoegdheid van de arbiters te beroepen wegens betwisting van het arbitragebeding onverlet (art. 1028 lid 3 Rv.).

      Aanvaarding van de opdracht en ontheffing van arbiters

      De benoeming van een arbiter is een overeenkomst van opdracht (zie ook de pagina Opdracht). De arbiter dient de opdracht schriftelijk te aanvaarden (art. 1029 lid 1 Rv.).

      Ontheffing op verzoek van de arbiter

      Een arbiter kan op eigen verzoek worden ontheven van de opdracht. Dit kan met instemming van de partijen, of door een door partijen aangewezen derde. Wanneer partijen (of de aangewezen derde) niet meewerken, dan kan de Voorzieningenrechter de arbiter ontheffen van diens opdracht (art. 1029 lid 2 Rv.).

      Ontheffing op initiatief van partijen

      Een arbiter kan ook door de partijen gezamenlijk van zijn opdracht worden ontheven (art. 1029 lid 3 Rv.).

      Ontheffing bij ontstentenis

      Wanneer een arbiter feitelijk of rechtens niet meer in staat is diens opdracht te vervullen, dan kan hij eveneens op één van de drie hiervoor vermelde wijzen uit de opdracht worden ontheven (art. 1029 lid 4 Rv.).

      Ontheffing van het gehele scheidsgerecht

      Wanneer het scheidsgerecht – na herhaalde aanmaning – de opdracht met inachtneming van alle omstandigheden onaanvaardbaar traag uitvoert, dan kan het eveneens de hiervoor aangegeven wijzen worden ontslagen (door partijen, door een aangewezen derde of door de Voorzieningenrechter) (art. 1029 lid 5 Rv.).

      Los daarvan kunnen partijen gezamenlijk sowieso de opdracht van het scheidsgerecht beëindigen (art. 1031 Rv.).

      Vervanging van een arbiter

      De vervanging van een ontheven arbiter vindt plaats volgens de regels van de oorspronkelijke benoeming. Ook hier kunnen partijen gezamenlijk weer een andere wijze van benoeming overeenkomen. Dit geldt ook wanneer een arbiter is overleden (art. 1030 lid 1 Rv.).

      Wanneer is overeengekomen dat met name genoemde arbiters de arbitrage op zich zouden nemen, dan geldt de reguliere wijze van vervanging ook. Dit tenzij partijen zijn overeengekomen dat er dan geen arbitrage zal plaatsvinden en daarmee eindigt (art. 1030 lid 2 Rv.).

      Schorsing van de arbitrage bij vervanging

      Wanneer vervanging nodig is wordt het arbitraal geding van rechtswege geschorst. Het geding wordt dan hervat in de stand waarin zich dit voor de schorsing bevond. Ook hier weer – voor beide situaties – tenzij partijen anders hebben afgesproken (art. 1030 lid 3 Rv.).

      Wraking van arbiters

      Net als gewone rechters kunnen ook arbiters gewraakt worden. De grondslag is: gerede twijfel aan de onpartijdigheid of onafhankelijkheid van de arbiter (art. 1033 lid 1 Rv.). Zie ook de pagina Wraking.

      Wraking kan echter niet wanneer de redenen hiervoor reeds voor de benoeming bij de partij – die ook bij de benoeming betrokken was – bekend was (art. 1033 lid 2 Rv.).

      Is de arbiter door een derde – of door de Voorzieningenrechter – benoemd, dan kan een partij ook niet wraken wanneer deze in de benoeming heeft berust (art. 1033 lid 3 Rv.). Dit weer tenzij de wrakingsgrond deze partij pas later bekend werd.

      Arbiter moet mogelijke redenen voor wraking aangeven

      Een arbiter die reden heeft aan te nemen, dat er gronden zijn hem te wraken – moet dit voorafgaand aan (of bij benoeming door een derde z.s.m. daarna) zijn benoeming melden, onder opgaaf van de redenen. Zijn er meerdere arbiters dan ook aan hen (art. 1034 Rv.).

      Gang van zaken bij wraking arbiters

      Voor de procedure bij wraking wordt verwezen naar (art. 1035 Rv.).

      Wraking secretaris scheidsgerecht

      De regels voor wraking zijn van overeenkomstige toepassing op de secretaris, wanneer het scheidsgerecht zich daarvan bedient of wil bedienen (art. 1035a Rv.).

      Auteur & Last edit

      [MdV, 21-11-2019; laatste bewerking 14-09-2023]

      Het arbitraal scheidsgerecht (Afd. 1B, Titel 1, Boek IV Rv.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!