Pagina inhoud

    Cri de coeur van een beslagrechter

    In het februarinummer van het tijdschrift voor Beslag, executie en rechtsvordering (BER) heeft Voorzieningenrechter mr. Petra de Bruin (rechtbank Rotterdam) een artikel gepubliceerd over haar ervaringen met beslagrekesten. Het artikel zou je kunnen beschouwen als een cri de coeur gericht tot advocaten om een verzoek tot het mogen leggen van conservatoir beslag deugdelijk te onderbouwen. Dat scheelt de beslagrechter werk en ergernis. Van advocaten mag ook worden verwacht dat zij hun vak verstaan. Hun expertise is de rechtvaardiging voor de verplichte procesvertegenwoordiging. Daarmee moet worden voorkomen dat de rechter verzoeken krijgt onder de noemer “gooi maar in mijn pet, dan zoek ik het (later) wel uit”. Dat mag de rechter namelijk ook niet: hij moet zich baseren op wat de verzoeker aanreikt, en op basis daarvan – en niets anders – een beslissing nemen.

    Ondermaats werk van advocaten

    Natuurlijk zal de Voorzieningenrechter dat nooit zo zeggen, maar als advocaten ondermaats werk leveren is dat natuurlijk reden voor de nodige frustratie en ergernis bij de rechterlijke macht. Immers levert dit voor rechters extra werk op, terwijl de rechterlijke macht al onderbezet is. Ondermaatse kwaliteit – door onvoldoende kennis of onvoldoende zorgvuldigheid – is zelfs schadelijk voor de advocatuur in zijn algemeenheid. De advocaat moet juist een filter zijn voor onzinnige, ongegronde of ondeugdelijke procedures, in dit geval dus beslagrekesten.

    De cliënt kan meestal niet beoordelen of een advocaat zijn of haar werk wel goed doet. Een op voorhand kansloos kort geding – omdat je van tevoren kunt weten dat de eis in kort geding niet kan worden toegewezen, hoe fraai toegelicht ook – zou een advocaat moeten afraden, en hij zou tenminste aan de cliënt moeten voorhouden dat de slagingskans zeer gering is. Dit hoeft niet altijd te betekenen, dat het kort geding niet gevoerd moet worden (er kunnen andere redenen zijn om dat wel te doen). Maar de advocaat moet duidelijke misslagen vermijden en de cliënt behoeden voor kansloze procedures en voor afwijzende beslissingen, veroorzaakt door ondeugdelijke processtukken.

    Het artikel in BER wordt gekenmerkt door een milde toon. Mr. De Bruin hoopt hiermee kennelijk wat bijscholing te kunnen geven die de kwaliteitsstandaard van beslagrekesten zou kunnen verhogen. En dat is uiteraard een lovenswaardige inspanning, die ik hiermee graag een breder platform geef.

    Als het gaat om verzoekschriften waarbij verlof gevraagd wordt tot het leggen van conservatoir beslag zou een beetje advocaat er met (i) de algemene beginselen en algemene voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, (ii) enige basiskennis van de verzoekschriftprocedure, (iii) de bepalingen inzake conservatoir beslag en (iv) last but not least de Beslagsyllabus in de hand er toch uit moeten kunnen komen.

    De Beslagsyllabus is door de rechterlijke macht opgesteld om ervoor te zorgen, dat de advocaat alle informatie heeft die nodig is voor het opstellen van een deugdelijk beslagrekest. De Beslagsyllabus kauwt zelfs de relevante bepalingen uit het procesrecht nog eens voor. Waar gaat het dan toch nog fout?

    Algemene beginselen en algemene voorschriften procesrecht

    Voor beslagrekesten gelden ook de algemene beginselen en algemene voorschriften van het procesrecht. Zo geldt de waarheidsplicht van art. 21 Rv. ook – en zoals in Hof Amsterdam 10 januari 2012 (bouwproject Oasis Dobryninski) overwogen, misschien wel juist – in beslagrekesten. Zie de pagina Algemene beginselen procedures. Als er relevante informatie wordt achtergehouden, dan vergroot dat de kans op opheffing in een executiegeschil.

    En verder zijn daarop de procesregels voor verzoekschriftprocedures van toepassing. Zie de pagina Verzoekschriftprocedures in 1e aanleg.

    Procesregels voor beslagrekesten

    Er zijn verschillende soorten conservatoire beslagen mogelijk. In Titel 4, Boek III Rv. zijn acht verschillende soorten bewarend beslag geregeld: beslag onder de schuldenaar, beslag op aandelen, beslag op effecten, derdenbeslag, beslag onder de schuldeiser zelf, beslag onroerende zaak, beslag tot afgifte en/of levering, vreemdelingenbeslag en maritaal beslag. Daarnaast is er nog het bewijsbeslag (zie hierna).

    Voor al deze diverse soorten beslag zijn de algemene bepalingen in Afd. 1 van de titel over bewarend beslag van belang (zie ook de pagina Algemene bepalingen conservatoir beslag) en voor de eisen die aan verzoekschriften gesteld worden ook de pagina Verloop verzoekschriftprocedure en dan met name art. 278 Rv..

    Daarnaast geeft de door de Rechtspraak gepubliceerde Beslagsyllabus per type beslag nadere uitleg en suggesties.

    De twee belangrijkste vereisten voor het beslagrekest zijn:

    1. een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop dat berust;

    2. ondertekening door een advocaat.

    Ondertekening beslagrekest

    De tweede eis lijkt toch eenvoudig: het beslagrekest moet worden ondertekend door een advocaat.

    In de praktijk wordt kennelijk regelmatig “p/o” of iets in die trant ondertekend, waardoor de rechtbank ingevolge art. 281 Rv. moet gaan nahaken of dit krabbel van een advocaat afkomstig is. De secretaresse mag dus niet “i/o” voor een advocaat tekenen. Het is voor de rechtbank dus prettig als – door het voluit schrijven van de naam van de andere ondertekenaar – helder is wie getekend heeft en als dit in opdracht van de advocaat is wiens naam onderaan het rekest is vermeld, dat die andere ondertekenaar ook een advocaat is. Dat is overigens ook in het belang van de verzoeker, die kennelijk haast heeft; de cliënt is niet gediend met vertraging door een dergelijke omissie.

    Duidelijke omschrijving van het gevraagde beslag en de gronden van het beslagrekest

    De hiervoor als eerste genoemde eis voor verzoekschriften wordt uitgewerkt in art. 700 lid 2 Rv.. Een belangrijk element van de waarheidsplicht is het vermelden van lopende procedures, of procedures die al gevoerd zijn die relevant zijn voor het beslagrekest.

    De Voorzieningenrechter wandelt een lijstje van checks af. Eerst worden de formele eisen getoetst (zie boven: handtekening, en bvb. relatieve bevoegdheid). Vervolgens worden de materiële eisen getoetst: is er een rechtsverhouding waarop de vordering gebaseerd kan worden en is het beslag redelijkerwijs nodig ter verzekering van deze aanspraak. En is dat voldoende toegelicht.

    Proportionaliteit en subsidiariteit

    Als daaraan is voldaan is een voor beslagen belangrijke volgende toets aan de orde. Is het beslag nodig, en zo ja, waarom. En is het beslag op deze beslagobjecten – of dit aantal objecten – nodig. Bij een verzoek tot het toestaan van repeterend beslag of daar voldoende grond voor is. Daarbij wordt ook gelet op de vraag, hoe bezwarend het beslag is, en of er eventueel andere beslagen mogelijk zijn die minder belastend zijn maar hetzelfde doel kunnen dienen.

    Wijze van behandeling beslagrekest

    In principe wordt een beslagrekest toegewezen zonder dat de partij, ten laste van wie men beslag wil leggen, daarop gehoord wordt (“ex parte”). Het verrassingseffect is vaak ook belangrijk om met succes beslag te kunnen leggen. Het verzoek wordt “summierlijk” getoetst.

    Mondelinge behandeling beslagrekest

    In een aantal gevallen lijdt die hoofdregel uitzondering. De wet bepaalt in ieder geval dat bij loonbeslag de wederpartij altijd gehoord moet worden. Dat kan vervelend zijn, zoals ik eens heb mogen ervaren. Achteraf bleek de werknemer in de periode tussen beslagrekest en uiteindelijke toewijzing (nadat de beslagene niet ter mondelinge behandeling was verschenen) uit dienst gegaan te zijn en zijn laatste loon inclusief vakantiegeld gecasht te hebben. De vogel was naar het buitenland gevlogen.

    Bij verzoeken tot loonbeslag vindt steeds een mondelinge behandeling plaats wanneer het gaat om:

    – beslag op periodieke uitkeringen;
    – beslag op handelsvoorraad;
    – na een eerder verleend voorlopig beslagverlof;
    – en in beginsel steeds bij eigenbeslag.

    En verder bij beslag ten laste van een financiële instelling als bedoeld in art. 700 lid 4 Rv. jo. art. 212a aanhef en sub a Fw..

    Vorm van de mondelinge behandeling

    De mondelinge behandeling bij beslagrekesten is in de praktijk zeker niet altijd een daadwerkelijke zitting. In veel gevallen krijgt dit vorm door het stellen van schriftelijke vragen aan de verzoeker. In sommige gevallen vindt er echter een daadwerkelijke mondelinge behandeling plaats waarbij zowel verzoeker als gerekwestreerde worden gehoord.

    In zeldzame gevallen kan ook alleen de verzoeker op zitting door de Voorzieningenrechter gehoord worden. Mr. De Bruin vermeldt onder meer een casus waarin er een geschil was tussen advocaten oud-kantoorgenoten, waarin zij vraagtekens plaatste of de vordering in een bodemprocedure wel kans zou maken. In de bodemprocedure sneuvelde de vordering dan ook inderdaad.

    Een ander geval waarin de Voorzieningenrechter een mondelinge behandeling ter zitting nodig achtte betrof een verzoek tot conservatoir beslag op roerende goederen, met sekwestratie. De goederen bevonden zich echter onder een ander dan de beoogde beslagene (onder een derde dus). De Voorzieningenrechter wilde onder meer toelichting op de positie van die derde, mede tegen de achtergrond van een eventueel retentierecht van die derde (zie ook de pagina Retentierecht). De behandeling ter zitting leidde ook tot aanpassing van het verzoekschrift.

    Na de mondelinge behandeling kan de Voorzieningenrechter het verzoek (alsnog) afwijzen of zich onbevoegd verklaren, of het verzoek geheel of gedeeltelijk toewijzen.

    Praktijkgevallen beslagrekesten

    Na deze inleidende uitleg over de behandeling van beslagrekesten geeft mr. De Bruin een interessant inkijkje in praktijk. Zij geeft de resultaten weer van een steekproef van 105 door haar behandelde beslagrekesten in het tijdvak september tot en met december 2020.

    In 49 gevallen werd het verzoek zonder verdere omhaal toegewezen. In één geval werd een voorlopig verlof verleend, waarna de zaak ter mondelinge behandeling – naar ik aanneem met beide partijen – is besproken en partijen tot een schikking kwamen. In 55 zaken was onmiddellijke toewijzing niet mogelijk, en moest de Voorzieningenrechter nadere vragen stellen.

    Die 55 zaken zijn voor advocaten die beslagrekesten opstellen uiteraard zeer interessant, omdat snellere toewijzing wellicht mogelijk is als de vragen die bij een Voorzieningenrechter kunnen rijzen vooraf onderkend en ondervangen worden. Wat zowel de advocaat als de rechter (en griffier) tijd en moeite bespaart en de afhandeling bespoedigt.

    Regelmatig terugkerende vragen bij beslagrekesten

    Een aantal categorieën vragen komt – ook buiten die 55 zaken, aldus mr. De Bruin – helaas vaker voor en zou niet nodig moeten zijn.

    Formele toetsing

    Dat zijn allereerst vragen die voortkomen uit de formele toets, zoals vragen naar:

    – de namen of adressen van partijen;
    – de hoedanigheid van partijen (bvb. als een partij als executeur of curator optreedt en die rechtsverhouding en de formele procespartij onvoldoende is toegelicht);
    – andere gegevens van partijen (zoals de juiste rechtsvorm; als op een handelsnaam wordt geprocedeerd voor een B.V. dan zou dat kunnen leiden tot een spookbeschikking die geen rechtskracht heeft).

    Deze kunnen mede voortvloeien uit verschillen tussen de in het verzoekschrift vermelde gegevens en de gegevens die uit de bijgevoegde producties blijken. Soms zelfs zijn er gegevens uit een ander rekest, dat als voorbeeld gebruikt is, in het rekest blijven staan. Die hebben dan helemaal geen betrekking op die zaak (feitelijk is dat een schending van de geheimhoudingsplicht van de advocaat en tegelijkertijd een datalek dat gemeld zou moeten worden).

    Relatieve en absolute bevoegdheid van de Voorzieningenrechter

    In het rekest moest ook worden aangegeven, waarop de bevoegdheid van de Voorzieningenrechter om dit verlof te verlenen berust.

    Onderbouwing van vordering en gronden

    Vervolgens vragen die voortvloeien uit een ontoereikende onderbouwing van het verzoek:

    – onderbouwing, specificatie en aannemelijkheid van de vordering;
    – aanduiding van de beslagobjecten en beantwoording van de vraag naar subsidiariteit en proportionaliteit;
    – (ontbrekende) producties (zie ook het 1e punt van de onderbouwing, mede in het licht van de stelplicht die ook hier geldt, zie de pagina Algemene bepalingen bewijsrecht en in het bijzonder het daar vermelde arrest van de Hoge Raad  HR 10 maart 2017 (geen beroepsfout cassatie-advocaat);
    – overige eisen die in de Beslagsyllabus uitdrukkelijk zijn vermeld.

    Praktijkvragen die zich voordoen zijn bvb. “heeft verzoeker zelf of persoon A de vordering op de gerekwestreerde”, “waarom is persoon B ook als gerekwestreerde vermeld” of “verzoekster is A B.V. maar de overeenkomst is gesloten met B B.V., kunt u dat toelichten”.

    Wat betreft de specificatie van de vordering zijn voorbeelden van de door de Voorzieningenrechter gestelde vragen: “Wilt u schadepost A onderbouwen”, “Waarom zijn de betaalde managementfees bovenmatig” of “Wat bedoelt u met <bedrag> Euro bruto”?

    Nog bedroevender zijn voorbeelden, waarbij de grondslag, specificatie of onderbouwing van de vordering ontbreekt. Als er een vordering uit een (schriftelijke) overeenkomst gepretendeerd wordt, dan moet die overeenkomst ook worden bijgevoegd. Ook is voor onderbouwing van het verzuim een deugdelijke ingebrekestelling (aan de juiste geadresseerde) als productie vereist.

    En erger: een rekest dat verwijst naar bijgevoegde dagvaarding zonder uitleg in het verzoekschrift, waardoor het verzoek in zichzelf niet te duiden valt. Het is niet aan de rechter – sterker de rechter mag daar niet in treden – om dan zelf op zoek te gaan naar de onderbouwing die uit die bijgevoegde concept dagvaarding te destilleren zou zijn. Zie art. 24 Rv., nader toegelicht op de pagina Algemene beginselen procedures.

    Als een rekest niet aan die eisen voldoet, dan heeft de advocaat gewoon ondermaats werk geleverd. Zij het doordat het een haastklus was, of dat het voortkomt uit onkunde. Maar het is niet goed te praten.

    Proportionaliteit en subsidiariteit

    Deze vraag zal zich uiteraard met name voordoen als er vrije ruime beslagbevoegdheden gevraagd worden. Zoals het aantal beslagobjecten, het aantal beslagen of het aantal herhalingen (vgl. pag. 25 Beslagsyllabus). Deze moeten ook worden toegelicht in relatie tot het bedrag waarvoor beslag gevraagd wordt.

    Aanduiding van het beslagobject

    Ook het beslagobject moet op juiste wijze – en deugdelijk onderbouwd – worden aangegeven. Als er bvb. verlof gevraagd wordt voor beslaglegging op onroerend goed, zal de eigendom van gerekwestreerde daarvan voldoende onderbouwd moeten worden. Bvb. met een uittreksel uit het Kadaster. En als de gerekwestreerde geen eigenaar is van de gehele woning maar slechts van de onverdeelde helft, dan zal moeten worden aangeduid dat het verzoek ziet op “de onverdeelde helft” en niet op de hele woning. Anders zal het verzoek moeten worden afgewezen.

    Als het roerende zaken en.of inventaris betreft zal – mede met het oog op de proportionaliteit – ook aangegeven moeten worden of ook beslag op de handelsvoorraad beoogd wordt, of de verschillende roerende zaken in een opsomming vermelden, zodat de Voorzieningenrechter het verzoek eventueel voor een deel van die genoemde zaken kan afwijzen. Als de geschatte waarde van een roerende zaak bekend is, kan dit helpen bij de beoordeling van de proportionaliteit.

    Bij een derdenbeslag – dat niet is een beslag “op een bankrekening” (vgl. pag. 31, sub 2 NB 1 Beslagsyllabus). Er wordt verlof gevraagd voor beslaglegging onder een derde (in dat geval dus de bank), waarbij de vermelding van een bankrekening voor de administratie van de bank handig kan zijn. Maar aan te raden is het beslag deugdelijk te formuleren, dus (uit de losse pols) “terzake van al hetgeen gerekwestreerde van de <NAAM> Bank te vorderen heeft of mocht krijgen, waaronder mede maar niet uitsluitend het tegoed op de bankrekening met nr. etc.”.

    Bewijsbeslag

    Bij bewijsbeslag – drie van de 105 verzoeken – is de precieze omschrijving van de in beslag te nemen bescheiden zo mogelijk van nog groter belang. Hierop wordt op pag. 60 en 61 van de Beslagsyllabus ingegaan. Zie ook de pagina Afschrift, uittreksel en inzage van akten en andere bewijsmiddelen, waarin de aan een dergelijk beslag te stellen eisen worden behandeld.

    Ook de locatie waar beslag gelegd moet worden mag niet vaag of te ruim zijn, en moet zo concreet mogelijk worden vermeld. Onder wie (en waarom onder die persoon) en waar.

    Verder is het nuttig om in te gaan op de vraag, waarom per se beslag nodig is en niet kan worden volstaan met een vordering tot exhibitie (openlegging) van de bescheiden.

    Gerechtelijke bewaring

    De verzoeker moet ook naam en adres van de bewaarder noemen, met vermelding of die bereid is en vrij staat om de bewaring op zich te nemen. Het is niet aan de rechtbank om met bewaarders op de proppen te komen. Zie wat betreft de bewaring ook de de pagina Gerechtelijke bewaring.

    Verweer van de gerekwestreerde

    Net als in een dagvaarding of verzoekschrift in de bodemprocedure moet – indien en voor zover bekend – ook worden ingegaan op het standpunt en verweer van de gerekwestreerde. Daarbij moet de Voorzieningenrechter ook niet de helft van de correspondentie – met het verweer van de andere kant – worden onthouden bij het overleggen van produkties.

    Afgewezen beslagrekesten

    Uiteindelijk zijn – zo rapporteert mr. De Bruin – van de 105 rekesten er 5 volledig afgewezen. Dat betrof één verzoek tot maritaal beslag, omdat het beslagobject niet in de huwelijksgoederengemeenschap viel. Een bewijsbeslag werd afgewezen omdat de noodzaak ontbrak (proportionaliteit) en er geen vrees voor verduistering was gezien de persoon van de gerekwestreerde. In drie gevallen omdat ook na herhaald verzoek van de rechtbank een deugdelijke onderbouwing uitbleef.

    Gedeeltelijk afgewezen beslagrekesten of na aanpassing toegewezen verzoeken

    Van de resterende 48 verzoeken zijn er 15 gedeeltelijk toegewezen. Van de volledig toegewezen verzoeken zijn er 19 na nadere vragen aangepast, en zijn bij 14 zaken een nadere toelichting en/of producties verstrekt die voldeden. In een aantal gevallen werd de begroting van de vordering aangepast, of het aantal herhalingen van het gevraagde beslag of verheldering van verzoekers en beslagobjecten.

    In de beschikking wordt dan vermeld, dat het verlof is verleend na aanvulling daarvan, met vermelding van de datum van aanvulling. Gedeeltelijke toewijzing hadden betrekking op (i) een lager bedrag, (ii) minder beslagobjecten, (iii) afwijzing ten aanzien van één of meerdere gerekwestreerden of (iv) een beperktere periode waarop de bescheiden zagen bij bewijsbeslag.

    Concluderend

    De slotsom die mr. De Bruin uit het voorgaande trekt mag niet verbazen: voor een succesvol beslagrekest dat snel met een verlof wordt beantwoord zijn drie kernwoorden bepalend: volledigheid, nauwkeurigheid en uitleg. Veel gedoe kan de Voorzieningenrechter – en de verzoekend advocaat en diens cliënt – worden bespaard als bij het opstellen van het verzoek de regels van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering – ten aanzien van de verzoekschriftprocedure, de relatieve en absolute bevoegdheid en de stel- en bewijsplicht – in acht genomen worden. De Beslagsyllabus is daarbij een zeer verdienstelijke steun en toeverlaat.

    14 april 2021, Maarten de Vries
    DV Advocatuur, content partner van Lawyrup

    Pagina inhoud

      Cri de coeur van een beslagrechter

      In het februarinummer van het tijdschrift voor Beslag, executie en rechtsvordering (BER) heeft Voorzieningenrechter mr. Petra de Bruin (rechtbank Rotterdam) een artikel gepubliceerd over haar ervaringen met beslagrekesten. Het artikel zou je kunnen beschouwen als een cri de coeur gericht tot advocaten om een verzoek tot het mogen leggen van conservatoir beslag deugdelijk te onderbouwen. Dat scheelt de beslagrechter werk en ergernis. Van advocaten mag ook worden verwacht dat zij hun vak verstaan. Hun expertise is de rechtvaardiging voor de verplichte procesvertegenwoordiging. Daarmee moet worden voorkomen dat de rechter verzoeken krijgt onder de noemer “gooi maar in mijn pet, dan zoek ik het (later) wel uit”. Dat mag de rechter namelijk ook niet: hij moet zich baseren op wat de verzoeker aanreikt, en op basis daarvan – en niets anders – een beslissing nemen.

      Ondermaats werk van advocaten

      Natuurlijk zal de Voorzieningenrechter dat nooit zo zeggen, maar als advocaten ondermaats werk leveren is dat natuurlijk reden voor de nodige frustratie en ergernis bij de rechterlijke macht. Immers levert dit voor rechters extra werk op, terwijl de rechterlijke macht al onderbezet is. Ondermaatse kwaliteit – door onvoldoende kennis of onvoldoende zorgvuldigheid – is zelfs schadelijk voor de advocatuur in zijn algemeenheid. De advocaat moet juist een filter zijn voor onzinnige, ongegronde of ondeugdelijke procedures, in dit geval dus beslagrekesten.

      De cliënt kan meestal niet beoordelen of een advocaat zijn of haar werk wel goed doet. Een op voorhand kansloos kort geding – omdat je van tevoren kunt weten dat de eis in kort geding niet kan worden toegewezen, hoe fraai toegelicht ook – zou een advocaat moeten afraden, en hij zou tenminste aan de cliënt moeten voorhouden dat de slagingskans zeer gering is. Dit hoeft niet altijd te betekenen, dat het kort geding niet gevoerd moet worden (er kunnen andere redenen zijn om dat wel te doen). Maar de advocaat moet duidelijke misslagen vermijden en de cliënt behoeden voor kansloze procedures en voor afwijzende beslissingen, veroorzaakt door ondeugdelijke processtukken.

      Het artikel in BER wordt gekenmerkt door een milde toon. Mr. De Bruin hoopt hiermee kennelijk wat bijscholing te kunnen geven die de kwaliteitsstandaard van beslagrekesten zou kunnen verhogen. En dat is uiteraard een lovenswaardige inspanning, die ik hiermee graag een breder platform geef.

      Als het gaat om verzoekschriften waarbij verlof gevraagd wordt tot het leggen van conservatoir beslag zou een beetje advocaat er met (i) de algemene beginselen en algemene voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, (ii) enige basiskennis van de verzoekschriftprocedure, (iii) de bepalingen inzake conservatoir beslag en (iv) last but not least de Beslagsyllabus in de hand er toch uit moeten kunnen komen.

      De Beslagsyllabus is door de rechterlijke macht opgesteld om ervoor te zorgen, dat de advocaat alle informatie heeft die nodig is voor het opstellen van een deugdelijk beslagrekest. De Beslagsyllabus kauwt zelfs de relevante bepalingen uit het procesrecht nog eens voor. Waar gaat het dan toch nog fout?

      Algemene beginselen en algemene voorschriften procesrecht

      Voor beslagrekesten gelden ook de algemene beginselen en algemene voorschriften van het procesrecht. Zo geldt de waarheidsplicht van art. 21 Rv. ook – en zoals in Hof Amsterdam 10 januari 2012 (bouwproject Oasis Dobryninski) overwogen, misschien wel juist – in beslagrekesten. Zie de pagina Algemene beginselen procedures. Als er relevante informatie wordt achtergehouden, dan vergroot dat de kans op opheffing in een executiegeschil.

      En verder zijn daarop de procesregels voor verzoekschriftprocedures van toepassing. Zie de pagina Verzoekschriftprocedures in 1e aanleg.

      Procesregels voor beslagrekesten

      Er zijn verschillende soorten conservatoire beslagen mogelijk. In Titel 4, Boek III Rv. zijn acht verschillende soorten bewarend beslag geregeld: beslag onder de schuldenaar, beslag op aandelen, beslag op effecten, derdenbeslag, beslag onder de schuldeiser zelf, beslag onroerende zaak, beslag tot afgifte en/of levering, vreemdelingenbeslag en maritaal beslag. Daarnaast is er nog het bewijsbeslag (zie hierna).

      Voor al deze diverse soorten beslag zijn de algemene bepalingen in Afd. 1 van de titel over bewarend beslag van belang (zie ook de pagina Algemene bepalingen conservatoir beslag) en voor de eisen die aan verzoekschriften gesteld worden ook de pagina Verloop verzoekschriftprocedure en dan met name art. 278 Rv..

      Daarnaast geeft de door de Rechtspraak gepubliceerde Beslagsyllabus per type beslag nadere uitleg en suggesties.

      De twee belangrijkste vereisten voor het beslagrekest zijn:

      1. een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop dat berust;

      2. ondertekening door een advocaat.

      Ondertekening beslagrekest

      De tweede eis lijkt toch eenvoudig: het beslagrekest moet worden ondertekend door een advocaat.

      In de praktijk wordt kennelijk regelmatig “p/o” of iets in die trant ondertekend, waardoor de rechtbank ingevolge art. 281 Rv. moet gaan nahaken of dit krabbel van een advocaat afkomstig is. De secretaresse mag dus niet “i/o” voor een advocaat tekenen. Het is voor de rechtbank dus prettig als – door het voluit schrijven van de naam van de andere ondertekenaar – helder is wie getekend heeft en als dit in opdracht van de advocaat is wiens naam onderaan het rekest is vermeld, dat die andere ondertekenaar ook een advocaat is. Dat is overigens ook in het belang van de verzoeker, die kennelijk haast heeft; de cliënt is niet gediend met vertraging door een dergelijke omissie.

      Duidelijke omschrijving van het gevraagde beslag en de gronden van het beslagrekest

      De hiervoor als eerste genoemde eis voor verzoekschriften wordt uitgewerkt in art. 700 lid 2 Rv.. Een belangrijk element van de waarheidsplicht is het vermelden van lopende procedures, of procedures die al gevoerd zijn die relevant zijn voor het beslagrekest.

      De Voorzieningenrechter wandelt een lijstje van checks af. Eerst worden de formele eisen getoetst (zie boven: handtekening, en bvb. relatieve bevoegdheid). Vervolgens worden de materiële eisen getoetst: is er een rechtsverhouding waarop de vordering gebaseerd kan worden en is het beslag redelijkerwijs nodig ter verzekering van deze aanspraak. En is dat voldoende toegelicht.

      Proportionaliteit en subsidiariteit

      Als daaraan is voldaan is een voor beslagen belangrijke volgende toets aan de orde. Is het beslag nodig, en zo ja, waarom. En is het beslag op deze beslagobjecten – of dit aantal objecten – nodig. Bij een verzoek tot het toestaan van repeterend beslag of daar voldoende grond voor is. Daarbij wordt ook gelet op de vraag, hoe bezwarend het beslag is, en of er eventueel andere beslagen mogelijk zijn die minder belastend zijn maar hetzelfde doel kunnen dienen.

      Wijze van behandeling beslagrekest

      In principe wordt een beslagrekest toegewezen zonder dat de partij, ten laste van wie men beslag wil leggen, daarop gehoord wordt (“ex parte”). Het verrassingseffect is vaak ook belangrijk om met succes beslag te kunnen leggen. Het verzoek wordt “summierlijk” getoetst.

      Mondelinge behandeling beslagrekest

      In een aantal gevallen lijdt die hoofdregel uitzondering. De wet bepaalt in ieder geval dat bij loonbeslag de wederpartij altijd gehoord moet worden. Dat kan vervelend zijn, zoals ik eens heb mogen ervaren. Achteraf bleek de werknemer in de periode tussen beslagrekest en uiteindelijke toewijzing (nadat de beslagene niet ter mondelinge behandeling was verschenen) uit dienst gegaan te zijn en zijn laatste loon inclusief vakantiegeld gecasht te hebben. De vogel was naar het buitenland gevlogen.

      Bij verzoeken tot loonbeslag vindt steeds een mondelinge behandeling plaats wanneer het gaat om:

      – beslag op periodieke uitkeringen;
      – beslag op handelsvoorraad;
      – na een eerder verleend voorlopig beslagverlof;
      – en in beginsel steeds bij eigenbeslag.

      En verder bij beslag ten laste van een financiële instelling als bedoeld in art. 700 lid 4 Rv. jo. art. 212a aanhef en sub a Fw..

      Vorm van de mondelinge behandeling

      De mondelinge behandeling bij beslagrekesten is in de praktijk zeker niet altijd een daadwerkelijke zitting. In veel gevallen krijgt dit vorm door het stellen van schriftelijke vragen aan de verzoeker. In sommige gevallen vindt er echter een daadwerkelijke mondelinge behandeling plaats waarbij zowel verzoeker als gerekwestreerde worden gehoord.

      In zeldzame gevallen kan ook alleen de verzoeker op zitting door de Voorzieningenrechter gehoord worden. Mr. De Bruin vermeldt onder meer een casus waarin er een geschil was tussen advocaten oud-kantoorgenoten, waarin zij vraagtekens plaatste of de vordering in een bodemprocedure wel kans zou maken. In de bodemprocedure sneuvelde de vordering dan ook inderdaad.

      Een ander geval waarin de Voorzieningenrechter een mondelinge behandeling ter zitting nodig achtte betrof een verzoek tot conservatoir beslag op roerende goederen, met sekwestratie. De goederen bevonden zich echter onder een ander dan de beoogde beslagene (onder een derde dus). De Voorzieningenrechter wilde onder meer toelichting op de positie van die derde, mede tegen de achtergrond van een eventueel retentierecht van die derde (zie ook de pagina Retentierecht). De behandeling ter zitting leidde ook tot aanpassing van het verzoekschrift.

      Na de mondelinge behandeling kan de Voorzieningenrechter het verzoek (alsnog) afwijzen of zich onbevoegd verklaren, of het verzoek geheel of gedeeltelijk toewijzen.

      Praktijkgevallen beslagrekesten

      Na deze inleidende uitleg over de behandeling van beslagrekesten geeft mr. De Bruin een interessant inkijkje in praktijk. Zij geeft de resultaten weer van een steekproef van 105 door haar behandelde beslagrekesten in het tijdvak september tot en met december 2020.

      In 49 gevallen werd het verzoek zonder verdere omhaal toegewezen. In één geval werd een voorlopig verlof verleend, waarna de zaak ter mondelinge behandeling – naar ik aanneem met beide partijen – is besproken en partijen tot een schikking kwamen. In 55 zaken was onmiddellijke toewijzing niet mogelijk, en moest de Voorzieningenrechter nadere vragen stellen.

      Die 55 zaken zijn voor advocaten die beslagrekesten opstellen uiteraard zeer interessant, omdat snellere toewijzing wellicht mogelijk is als de vragen die bij een Voorzieningenrechter kunnen rijzen vooraf onderkend en ondervangen worden. Wat zowel de advocaat als de rechter (en griffier) tijd en moeite bespaart en de afhandeling bespoedigt.

      Regelmatig terugkerende vragen bij beslagrekesten

      Een aantal categorieën vragen komt – ook buiten die 55 zaken, aldus mr. De Bruin – helaas vaker voor en zou niet nodig moeten zijn.

      Formele toetsing

      Dat zijn allereerst vragen die voortkomen uit de formele toets, zoals vragen naar:

      – de namen of adressen van partijen;
      – de hoedanigheid van partijen (bvb. als een partij als executeur of curator optreedt en die rechtsverhouding en de formele procespartij onvoldoende is toegelicht);
      – andere gegevens van partijen (zoals de juiste rechtsvorm; als op een handelsnaam wordt geprocedeerd voor een B.V. dan zou dat kunnen leiden tot een spookbeschikking die geen rechtskracht heeft).

      Deze kunnen mede voortvloeien uit verschillen tussen de in het verzoekschrift vermelde gegevens en de gegevens die uit de bijgevoegde producties blijken. Soms zelfs zijn er gegevens uit een ander rekest, dat als voorbeeld gebruikt is, in het rekest blijven staan. Die hebben dan helemaal geen betrekking op die zaak (feitelijk is dat een schending van de geheimhoudingsplicht van de advocaat en tegelijkertijd een datalek dat gemeld zou moeten worden).

      Relatieve en absolute bevoegdheid van de Voorzieningenrechter

      In het rekest moest ook worden aangegeven, waarop de bevoegdheid van de Voorzieningenrechter om dit verlof te verlenen berust.

      Onderbouwing van vordering en gronden

      Vervolgens vragen die voortvloeien uit een ontoereikende onderbouwing van het verzoek:

      – onderbouwing, specificatie en aannemelijkheid van de vordering;
      – aanduiding van de beslagobjecten en beantwoording van de vraag naar subsidiariteit en proportionaliteit;
      – (ontbrekende) producties (zie ook het 1e punt van de onderbouwing, mede in het licht van de stelplicht die ook hier geldt, zie de pagina Algemene bepalingen bewijsrecht en in het bijzonder het daar vermelde arrest van de Hoge Raad  HR 10 maart 2017 (geen beroepsfout cassatie-advocaat);
      – overige eisen die in de Beslagsyllabus uitdrukkelijk zijn vermeld.

      Praktijkvragen die zich voordoen zijn bvb. “heeft verzoeker zelf of persoon A de vordering op de gerekwestreerde”, “waarom is persoon B ook als gerekwestreerde vermeld” of “verzoekster is A B.V. maar de overeenkomst is gesloten met B B.V., kunt u dat toelichten”.

      Wat betreft de specificatie van de vordering zijn voorbeelden van de door de Voorzieningenrechter gestelde vragen: “Wilt u schadepost A onderbouwen”, “Waarom zijn de betaalde managementfees bovenmatig” of “Wat bedoelt u met <bedrag> Euro bruto”?

      Nog bedroevender zijn voorbeelden, waarbij de grondslag, specificatie of onderbouwing van de vordering ontbreekt. Als er een vordering uit een (schriftelijke) overeenkomst gepretendeerd wordt, dan moet die overeenkomst ook worden bijgevoegd. Ook is voor onderbouwing van het verzuim een deugdelijke ingebrekestelling (aan de juiste geadresseerde) als productie vereist.

      En erger: een rekest dat verwijst naar bijgevoegde dagvaarding zonder uitleg in het verzoekschrift, waardoor het verzoek in zichzelf niet te duiden valt. Het is niet aan de rechter – sterker de rechter mag daar niet in treden – om dan zelf op zoek te gaan naar de onderbouwing die uit die bijgevoegde concept dagvaarding te destilleren zou zijn. Zie art. 24 Rv., nader toegelicht op de pagina Algemene beginselen procedures.

      Als een rekest niet aan die eisen voldoet, dan heeft de advocaat gewoon ondermaats werk geleverd. Zij het doordat het een haastklus was, of dat het voortkomt uit onkunde. Maar het is niet goed te praten.

      Proportionaliteit en subsidiariteit

      Deze vraag zal zich uiteraard met name voordoen als er vrije ruime beslagbevoegdheden gevraagd worden. Zoals het aantal beslagobjecten, het aantal beslagen of het aantal herhalingen (vgl. pag. 25 Beslagsyllabus). Deze moeten ook worden toegelicht in relatie tot het bedrag waarvoor beslag gevraagd wordt.

      Aanduiding van het beslagobject

      Ook het beslagobject moet op juiste wijze – en deugdelijk onderbouwd – worden aangegeven. Als er bvb. verlof gevraagd wordt voor beslaglegging op onroerend goed, zal de eigendom van gerekwestreerde daarvan voldoende onderbouwd moeten worden. Bvb. met een uittreksel uit het Kadaster. En als de gerekwestreerde geen eigenaar is van de gehele woning maar slechts van de onverdeelde helft, dan zal moeten worden aangeduid dat het verzoek ziet op “de onverdeelde helft” en niet op de hele woning. Anders zal het verzoek moeten worden afgewezen.

      Als het roerende zaken en.of inventaris betreft zal – mede met het oog op de proportionaliteit – ook aangegeven moeten worden of ook beslag op de handelsvoorraad beoogd wordt, of de verschillende roerende zaken in een opsomming vermelden, zodat de Voorzieningenrechter het verzoek eventueel voor een deel van die genoemde zaken kan afwijzen. Als de geschatte waarde van een roerende zaak bekend is, kan dit helpen bij de beoordeling van de proportionaliteit.

      Bij een derdenbeslag – dat niet is een beslag “op een bankrekening” (vgl. pag. 31, sub 2 NB 1 Beslagsyllabus). Er wordt verlof gevraagd voor beslaglegging onder een derde (in dat geval dus de bank), waarbij de vermelding van een bankrekening voor de administratie van de bank handig kan zijn. Maar aan te raden is het beslag deugdelijk te formuleren, dus (uit de losse pols) “terzake van al hetgeen gerekwestreerde van de <NAAM> Bank te vorderen heeft of mocht krijgen, waaronder mede maar niet uitsluitend het tegoed op de bankrekening met nr. etc.”.

      Bewijsbeslag

      Bij bewijsbeslag – drie van de 105 verzoeken – is de precieze omschrijving van de in beslag te nemen bescheiden zo mogelijk van nog groter belang. Hierop wordt op pag. 60 en 61 van de Beslagsyllabus ingegaan. Zie ook de pagina Afschrift, uittreksel en inzage van akten en andere bewijsmiddelen, waarin de aan een dergelijk beslag te stellen eisen worden behandeld.

      Ook de locatie waar beslag gelegd moet worden mag niet vaag of te ruim zijn, en moet zo concreet mogelijk worden vermeld. Onder wie (en waarom onder die persoon) en waar.

      Verder is het nuttig om in te gaan op de vraag, waarom per se beslag nodig is en niet kan worden volstaan met een vordering tot exhibitie (openlegging) van de bescheiden.

      Gerechtelijke bewaring

      De verzoeker moet ook naam en adres van de bewaarder noemen, met vermelding of die bereid is en vrij staat om de bewaring op zich te nemen. Het is niet aan de rechtbank om met bewaarders op de proppen te komen. Zie wat betreft de bewaring ook de de pagina Gerechtelijke bewaring.

      Verweer van de gerekwestreerde

      Net als in een dagvaarding of verzoekschrift in de bodemprocedure moet – indien en voor zover bekend – ook worden ingegaan op het standpunt en verweer van de gerekwestreerde. Daarbij moet de Voorzieningenrechter ook niet de helft van de correspondentie – met het verweer van de andere kant – worden onthouden bij het overleggen van produkties.

      Afgewezen beslagrekesten

      Uiteindelijk zijn – zo rapporteert mr. De Bruin – van de 105 rekesten er 5 volledig afgewezen. Dat betrof één verzoek tot maritaal beslag, omdat het beslagobject niet in de huwelijksgoederengemeenschap viel. Een bewijsbeslag werd afgewezen omdat de noodzaak ontbrak (proportionaliteit) en er geen vrees voor verduistering was gezien de persoon van de gerekwestreerde. In drie gevallen omdat ook na herhaald verzoek van de rechtbank een deugdelijke onderbouwing uitbleef.

      Gedeeltelijk afgewezen beslagrekesten of na aanpassing toegewezen verzoeken

      Van de resterende 48 verzoeken zijn er 15 gedeeltelijk toegewezen. Van de volledig toegewezen verzoeken zijn er 19 na nadere vragen aangepast, en zijn bij 14 zaken een nadere toelichting en/of producties verstrekt die voldeden. In een aantal gevallen werd de begroting van de vordering aangepast, of het aantal herhalingen van het gevraagde beslag of verheldering van verzoekers en beslagobjecten.

      In de beschikking wordt dan vermeld, dat het verlof is verleend na aanvulling daarvan, met vermelding van de datum van aanvulling. Gedeeltelijke toewijzing hadden betrekking op (i) een lager bedrag, (ii) minder beslagobjecten, (iii) afwijzing ten aanzien van één of meerdere gerekwestreerden of (iv) een beperktere periode waarop de bescheiden zagen bij bewijsbeslag.

      Concluderend

      De slotsom die mr. De Bruin uit het voorgaande trekt mag niet verbazen: voor een succesvol beslagrekest dat snel met een verlof wordt beantwoord zijn drie kernwoorden bepalend: volledigheid, nauwkeurigheid en uitleg. Veel gedoe kan de Voorzieningenrechter – en de verzoekend advocaat en diens cliënt – worden bespaard als bij het opstellen van het verzoek de regels van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering – ten aanzien van de verzoekschriftprocedure, de relatieve en absolute bevoegdheid en de stel- en bewijsplicht – in acht genomen worden. De Beslagsyllabus is daarbij een zeer verdienstelijke steun en toeverlaat.

      14 april 2021, Maarten de Vries
      DV Advocatuur, content partner van Lawyrup

      Meer actualiteiten