Pagina inhoud

    HR 17 december 2004 (Bosta/VDL) 

    In het arrest HR 17 december 2004 (Bosta/VDL) heeft de Hoge Raad toegelicht, dat de termijn voor het instellen van tussentijds hoger beroep – ook als er verlof nodig is – direct aanvangt, en niet pas nadat verlof is verleend. Er kan zelfs alvast hoger beroep worden ingesteld hangende het verzoek om of de beslissing op dat verlof.

    Aanvang termijn hoger beroep niet pas na verlof

    De Hoge Raad overwoog:

    “3.2 Met betrekking tot de mogelijkheid dat de rechter ook nadat hij uitspraak heeft gedaan alsnog bepaalt dat beroep kan worden ingesteld voor de einduitspraak, heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 23 januari 2004, C02/156, RvdW 2004, 20, als volgt overwogen: “3.4 (…)In de tweede plaats moet worden aangenomen dat de rechter ook nadat hij uitspraak heeft gedaan, desverzocht – en na de wederpartij op het verzoek te hebben gehoord – alsnog kan bepalen dat beroep kan worden ingesteld voor de einduitspraak, ongeacht of een daartoe strekkend verzoek aanvankelijk in de processtukken is gedaan. In het belang van een goede procesorde dient te worden aangenomen dat een zodanig verzoek binnen de beroepstermijn dient te worden gedaan. De rechter behoeft zijn beslissing op het verzoek, waarin hij een bevoegdheid uitoefent die aan zijn procesbeleid is overgelaten, niet te motiveren, net zomin als wanneer hij een beslissing zoals bedoeld in art. 337 lid 2 Rv. aanstonds in zijn tussenuitspraak neemt. Met het instellen van het desbetreffende rechtsmiddel – binnen de wettelijke termijn – hoeft niet te worden gewacht totdat op het verzoek is beslist; de beslissing op dat verzoek zal immers niet steeds kunnen worden genomen voordat die termijn is verstreken. Bij de beslissing om al dan niet ontheffing te verlenen van het in art. 337 lid 2 Rv. besloten verbod, mag het feit dat de zaak inmiddels reeds in de hogere instantie aanhangig is gemaakt, geen rol spelen.”

    3.3 Vereist is dus dat het beroep binnen de wettelijke termijn wordt ingesteld. Dit ligt ook voor de hand, nu beroepstermijnen van openbare orde zijn en volgens vaste rechtspraak uitgangspunt is dat in het belang van een goede rechtspleging omtrent het tijdstip waarop een termijn voor het instellen van hoger beroep of cassatie aanvangt en eindigt duidelijkheid dient te bestaan en dat derhalve aan beroepstermijnen strikt de hand moet worden gehouden. Hieruit volgt dat de beslissing van het hof van 9 maart 2004 dat tegen het tussenarrest van 24 juni 2003 cassatieberoep kan worden ingesteld, niet kon bewerkstelligen dat een na het verstrijken van de cassatietermijn door Bosta ingesteld cassatieberoep (alsnog) ontvankelijk is. Derhalve moet Bosta, nu ingevolge art. 402 lid 1 Rv. in het onderhavige geval het beroep in cassatie moest worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen van 24 juni 2003, zowel in haar op 11 februari 2004 ingestelde beroep in de zaak C04/064 tegen het arrest van 24 juni 2003 als in haar op 19 maart 2004 ingestelde beroep in de zaak C04/100 voor zover gericht tegen het arrest van het hof van 24 juni 2003 niet-ontvankelijk worden verklaard. Ook voor zover laatstgenoemd beroep is gericht tegen het arrest van 9 maart 2004, moet Bosta daarin niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de voorwaarden waaronder dat beroep is ingesteld, niet is voldaan.”

    Het is dus zaak goed op te letten en niet het verlof af te wachten, maar tijdig beroep in te stellen.

    Deze uitspraak wordt behandeld op de pagina Appellabiliteit.

    [MdV, 7-06-2023]

    Uitspraak

    ECLI:NL:HR:2004:AR3170

    Hoge Raad

    17-12-2004

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      HR 17 december 2004 (Bosta/VDL) 

      In het arrest HR 17 december 2004 (Bosta/VDL) heeft de Hoge Raad toegelicht, dat de termijn voor het instellen van tussentijds hoger beroep – ook als er verlof nodig is – direct aanvangt, en niet pas nadat verlof is verleend. Er kan zelfs alvast hoger beroep worden ingesteld hangende het verzoek om of de beslissing op dat verlof.

      Aanvang termijn hoger beroep niet pas na verlof

      De Hoge Raad overwoog:

      “3.2 Met betrekking tot de mogelijkheid dat de rechter ook nadat hij uitspraak heeft gedaan alsnog bepaalt dat beroep kan worden ingesteld voor de einduitspraak, heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 23 januari 2004, C02/156, RvdW 2004, 20, als volgt overwogen: “3.4 (…)In de tweede plaats moet worden aangenomen dat de rechter ook nadat hij uitspraak heeft gedaan, desverzocht – en na de wederpartij op het verzoek te hebben gehoord – alsnog kan bepalen dat beroep kan worden ingesteld voor de einduitspraak, ongeacht of een daartoe strekkend verzoek aanvankelijk in de processtukken is gedaan. In het belang van een goede procesorde dient te worden aangenomen dat een zodanig verzoek binnen de beroepstermijn dient te worden gedaan. De rechter behoeft zijn beslissing op het verzoek, waarin hij een bevoegdheid uitoefent die aan zijn procesbeleid is overgelaten, niet te motiveren, net zomin als wanneer hij een beslissing zoals bedoeld in art. 337 lid 2 Rv. aanstonds in zijn tussenuitspraak neemt. Met het instellen van het desbetreffende rechtsmiddel – binnen de wettelijke termijn – hoeft niet te worden gewacht totdat op het verzoek is beslist; de beslissing op dat verzoek zal immers niet steeds kunnen worden genomen voordat die termijn is verstreken. Bij de beslissing om al dan niet ontheffing te verlenen van het in art. 337 lid 2 Rv. besloten verbod, mag het feit dat de zaak inmiddels reeds in de hogere instantie aanhangig is gemaakt, geen rol spelen.”

      3.3 Vereist is dus dat het beroep binnen de wettelijke termijn wordt ingesteld. Dit ligt ook voor de hand, nu beroepstermijnen van openbare orde zijn en volgens vaste rechtspraak uitgangspunt is dat in het belang van een goede rechtspleging omtrent het tijdstip waarop een termijn voor het instellen van hoger beroep of cassatie aanvangt en eindigt duidelijkheid dient te bestaan en dat derhalve aan beroepstermijnen strikt de hand moet worden gehouden. Hieruit volgt dat de beslissing van het hof van 9 maart 2004 dat tegen het tussenarrest van 24 juni 2003 cassatieberoep kan worden ingesteld, niet kon bewerkstelligen dat een na het verstrijken van de cassatietermijn door Bosta ingesteld cassatieberoep (alsnog) ontvankelijk is. Derhalve moet Bosta, nu ingevolge art. 402 lid 1 Rv. in het onderhavige geval het beroep in cassatie moest worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen van 24 juni 2003, zowel in haar op 11 februari 2004 ingestelde beroep in de zaak C04/064 tegen het arrest van 24 juni 2003 als in haar op 19 maart 2004 ingestelde beroep in de zaak C04/100 voor zover gericht tegen het arrest van het hof van 24 juni 2003 niet-ontvankelijk worden verklaard. Ook voor zover laatstgenoemd beroep is gericht tegen het arrest van 9 maart 2004, moet Bosta daarin niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de voorwaarden waaronder dat beroep is ingesteld, niet is voldaan.”

      Het is dus zaak goed op te letten en niet het verlof af te wachten, maar tijdig beroep in te stellen.

      Deze uitspraak wordt behandeld op de pagina Appellabiliteit.

      [MdV, 7-06-2023]

      Uitspraak

      ECLI:NL:HR:2004:AR3170

      Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!