Pagina inhoud

    HR 17 januari 2020 (Dingemans q.q. c.s./Banning)

    Bij tussentijds appèl oppassen geblazen: gevaar van afdoening zonder terugverwijzing

    Wanneer na een eerder tussenvonnis – waartegen niet direct geappelleerd wordt – hoger beroep wordt ingesteld, moet de andere partij erop bedacht zijn dat het Hof ertoe kan besluiten de zaak aan zich te houden en direct af te doen, en dus niet terug te verwijzen. De verwerende partij kan dan op het verkeerde been gezet worden, als die (nog) niet was ingegaan op het tussenvonnis vanuit de gedachte dat dat na de terugverwijzing wel komt met het hoger beroep tegen het eindvonnis. Uit veiligheid kan de verwerende partij dan beter hetzij incidenteel appel tegen het tussenvonnis instellen, dan wel op zijn minst erop wijzen, dat als het Hof de zaak zelf wil afdoen die partij dan nog incidentele grieven wil nemen tegen het tussenvonnis. Recentelijk trad deze valkuil aan de dag in een procedure tussen advocaten.

    Feiten van HR 17 januari 2020 (Dingemans q.q. c.s./Banning)

    In het arrest HR 17 januari 2020 (Dingemans q.q. c.s./Banning) was de aansprakelijkstelling van een advocatenkantoor aan de orde door een viertal curatoren uit verschillende faillissementen.

    In die procedure waren twee tussenvonnissen gewezen, waartegen niet was geappelleerd. Bij vonnis van 23 maart 2016 overwoog de rechtbank in een eindbeslissing, dat zij de vorderingen van de curatoren toewijsbaar achtte, waarbij de schadevaststelling op een later moment diende plaats te vinden. De rechtbank stond tegen dit tussenvonnis tussentijds hoger beroep toe. Het Hof hield de zaak aan zich – tot verrassing van de curatoren – en deed de zaak zelf af, en wees de vorderingen van de curatoren af.

    Die beklaagden zich dat zij zich daardoor niet hadden kunnen uitlaten over de eerdere tussenvonnissen. De Hoge Raad wees die klachten van de hand. Curatoren hadden zich dit zelf moeten realiseren en indien gewenst incidenteel appèl in moeten stellen tegen de tussenvonnissen.

    Overwegingen van de Hoge Raad

    De Hoge Raad overwoog (r.o. 3.2.2 e.v.):

    “3.2.2 Het onderdeel betoogt onder meer dat het hof heeft miskend dat door de grieven van Banning c.s. in hoger beroep niet de rechtsstrijd is ontsloten over (i) de afwijzing van de incidentele vordering tot afgifte in het vonnis van 27 juli 2011 en (ii) de toewijzing van het beroep van [de advocaat] op zijn verschoningsrecht in de beschikking van 15 oktober 2014.

    Daarnaast heeft het hof volgens het onderdeel miskend dat de in de rechtspraak aanvaarde rechtsregel dat het de geïntimeerde vrijstaat om bij tussentijds hoger beroep al dan niet (tussentijds) incidenteel appel in te stellen, meebrengt dat de appelrechter niet op grond van art. 356 Rv de zaak aan zich mag houden bij vernietiging van het tussenvonnis waartegen tussentijds hoger beroep is ingesteld. Het hof had de zaak dan ook moeten terugwijzen naar de rechtbank.

    In ieder geval had het hof de curatoren in de gelegenheid moeten stellen zich in hoger beroep uit te laten over de door de rechtbank afgewezen vorderingen tot afgifte van stukken en over het door de rechtbank gehonoreerde beroep van Banning c.s. op hun verschoningsrecht, aldus het onderdeel.

    3.2.3 Op grond van art. 356 Rv kan de rechter in hoger beroep, wanneer hij een tussenvonnis vernietigt, de zaak aan zich houden om in hoger beroep op de hoofdzaak te beslissen. Het is aan het beleid van de appelrechter overgelaten om al dan niet gebruik te maken van deze bevoegdheid. Dat beleid leent zich in beginsel niet voor toetsing in cassatie. De bevoegdheid de zaak zelf af te doen wordt wel begrensd door de eisen van een goede procesorde en in het bijzonder door het beginsel van hoor en wederhoor.7 Daarbij is echter uitgangspunt dat partijen rekening moeten houden met de mogelijkheid dat de appelrechter gebruik zal maken van bedoelde bevoegdheid en dat zij, voor zover de rechtsstrijd in hoger beroep daartoe aanleiding geeft, hun stellingen op het gebruik van die mogelijkheid dienen af te stemmen. Zij kunnen in beginsel niet erop rekenen daartoe nog bij afzonderlijke beslissing in de gelegenheid te worden gesteld.

    3.2.4. De bevoegdheid van de rechter in hoger beroep om na vernietiging van een tussenvonnis zelf de zaak af te doen, wordt niet begrensd door de keuzevrijheid van de geïntimeerde om ofwel ook zelf dadelijk hoger beroep in te stellen (tegen het tussenvonnis waarvan hoger beroep is opengesteld dan wel tegen eerdere tussenvonnissen), ofwel daarmee te wachten totdat een later tussenvonnis of het eindvonnis is gewezen. Ook bij de afweging om al dan niet dadelijk incidenteel hoger beroep in te stellen, dient de geïntimeerde rekening te houden met de mogelijkheid dat de appelrechter gebruik zal maken van zijn bevoegdheid om na vernietiging van een tussenvonnis zelf de zaak af te doen.

    3.2.5. Uit het voorgaande volgt dat het hof bevoegd was de zaak aan zich te houden en zelf af te doen. Omdat de grieven de aansprakelijkheid van Banning c.s. jegens (de gezamenlijke schuldeisers van) [C] en [D] ten gronde aan de orde stelden, dienden de curatoren er rekening mee te houden dat bij het afdoen van de zaak door het hof ook het – zowel in het kader van de incidentele vordering tot afgifte van stukken, als bij het getuigenverhoor van [de advocaat] gedane – beroep op het verschoningsrecht van [de advocaat] van belang zou kunnen zijn. Uit de memorie van antwoord van de curatoren blijkt dat zij dat onder ogen hebben gezien. Anders dan het onderdeel betoogt, was er dus geen aanleiding de curatoren in de gelegenheid te stellen zich nog nader uit te laten.”

    De curatoren keken dus lelijk op hun neus. Ze hadden ook de klachten tegen de eerdere beslissingen in het tussentijds appel moeten betrekken. Net als je bij een eindvonnis alle tussenvonnissen mee kunt nemen in je beroep, kun je deze veegactie bij tussentijds appèl dus beter ook maar doen.

    Deze uitspraak wordt behandeld op de pagina Algemene bepalingen vonnis.

    [MdV, 25-05-2023]

    Uitspraak

    ECLI:NL:HR:2020:61

    Hoge Raad

    17-01-2020

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      HR 17 januari 2020 (Dingemans q.q. c.s./Banning)

      Bij tussentijds appèl oppassen geblazen: gevaar van afdoening zonder terugverwijzing

      Wanneer na een eerder tussenvonnis – waartegen niet direct geappelleerd wordt – hoger beroep wordt ingesteld, moet de andere partij erop bedacht zijn dat het Hof ertoe kan besluiten de zaak aan zich te houden en direct af te doen, en dus niet terug te verwijzen. De verwerende partij kan dan op het verkeerde been gezet worden, als die (nog) niet was ingegaan op het tussenvonnis vanuit de gedachte dat dat na de terugverwijzing wel komt met het hoger beroep tegen het eindvonnis. Uit veiligheid kan de verwerende partij dan beter hetzij incidenteel appel tegen het tussenvonnis instellen, dan wel op zijn minst erop wijzen, dat als het Hof de zaak zelf wil afdoen die partij dan nog incidentele grieven wil nemen tegen het tussenvonnis. Recentelijk trad deze valkuil aan de dag in een procedure tussen advocaten.

      Feiten van HR 17 januari 2020 (Dingemans q.q. c.s./Banning)

      In het arrest HR 17 januari 2020 (Dingemans q.q. c.s./Banning) was de aansprakelijkstelling van een advocatenkantoor aan de orde door een viertal curatoren uit verschillende faillissementen.

      In die procedure waren twee tussenvonnissen gewezen, waartegen niet was geappelleerd. Bij vonnis van 23 maart 2016 overwoog de rechtbank in een eindbeslissing, dat zij de vorderingen van de curatoren toewijsbaar achtte, waarbij de schadevaststelling op een later moment diende plaats te vinden. De rechtbank stond tegen dit tussenvonnis tussentijds hoger beroep toe. Het Hof hield de zaak aan zich – tot verrassing van de curatoren – en deed de zaak zelf af, en wees de vorderingen van de curatoren af.

      Die beklaagden zich dat zij zich daardoor niet hadden kunnen uitlaten over de eerdere tussenvonnissen. De Hoge Raad wees die klachten van de hand. Curatoren hadden zich dit zelf moeten realiseren en indien gewenst incidenteel appèl in moeten stellen tegen de tussenvonnissen.

      Overwegingen van de Hoge Raad

      De Hoge Raad overwoog (r.o. 3.2.2 e.v.):

      “3.2.2 Het onderdeel betoogt onder meer dat het hof heeft miskend dat door de grieven van Banning c.s. in hoger beroep niet de rechtsstrijd is ontsloten over (i) de afwijzing van de incidentele vordering tot afgifte in het vonnis van 27 juli 2011 en (ii) de toewijzing van het beroep van [de advocaat] op zijn verschoningsrecht in de beschikking van 15 oktober 2014.

      Daarnaast heeft het hof volgens het onderdeel miskend dat de in de rechtspraak aanvaarde rechtsregel dat het de geïntimeerde vrijstaat om bij tussentijds hoger beroep al dan niet (tussentijds) incidenteel appel in te stellen, meebrengt dat de appelrechter niet op grond van art. 356 Rv de zaak aan zich mag houden bij vernietiging van het tussenvonnis waartegen tussentijds hoger beroep is ingesteld. Het hof had de zaak dan ook moeten terugwijzen naar de rechtbank.

      In ieder geval had het hof de curatoren in de gelegenheid moeten stellen zich in hoger beroep uit te laten over de door de rechtbank afgewezen vorderingen tot afgifte van stukken en over het door de rechtbank gehonoreerde beroep van Banning c.s. op hun verschoningsrecht, aldus het onderdeel.

      3.2.3 Op grond van art. 356 Rv kan de rechter in hoger beroep, wanneer hij een tussenvonnis vernietigt, de zaak aan zich houden om in hoger beroep op de hoofdzaak te beslissen. Het is aan het beleid van de appelrechter overgelaten om al dan niet gebruik te maken van deze bevoegdheid. Dat beleid leent zich in beginsel niet voor toetsing in cassatie. De bevoegdheid de zaak zelf af te doen wordt wel begrensd door de eisen van een goede procesorde en in het bijzonder door het beginsel van hoor en wederhoor.7 Daarbij is echter uitgangspunt dat partijen rekening moeten houden met de mogelijkheid dat de appelrechter gebruik zal maken van bedoelde bevoegdheid en dat zij, voor zover de rechtsstrijd in hoger beroep daartoe aanleiding geeft, hun stellingen op het gebruik van die mogelijkheid dienen af te stemmen. Zij kunnen in beginsel niet erop rekenen daartoe nog bij afzonderlijke beslissing in de gelegenheid te worden gesteld.

      3.2.4. De bevoegdheid van de rechter in hoger beroep om na vernietiging van een tussenvonnis zelf de zaak af te doen, wordt niet begrensd door de keuzevrijheid van de geïntimeerde om ofwel ook zelf dadelijk hoger beroep in te stellen (tegen het tussenvonnis waarvan hoger beroep is opengesteld dan wel tegen eerdere tussenvonnissen), ofwel daarmee te wachten totdat een later tussenvonnis of het eindvonnis is gewezen. Ook bij de afweging om al dan niet dadelijk incidenteel hoger beroep in te stellen, dient de geïntimeerde rekening te houden met de mogelijkheid dat de appelrechter gebruik zal maken van zijn bevoegdheid om na vernietiging van een tussenvonnis zelf de zaak af te doen.

      3.2.5. Uit het voorgaande volgt dat het hof bevoegd was de zaak aan zich te houden en zelf af te doen. Omdat de grieven de aansprakelijkheid van Banning c.s. jegens (de gezamenlijke schuldeisers van) [C] en [D] ten gronde aan de orde stelden, dienden de curatoren er rekening mee te houden dat bij het afdoen van de zaak door het hof ook het – zowel in het kader van de incidentele vordering tot afgifte van stukken, als bij het getuigenverhoor van [de advocaat] gedane – beroep op het verschoningsrecht van [de advocaat] van belang zou kunnen zijn. Uit de memorie van antwoord van de curatoren blijkt dat zij dat onder ogen hebben gezien. Anders dan het onderdeel betoogt, was er dus geen aanleiding de curatoren in de gelegenheid te stellen zich nog nader uit te laten.”

      De curatoren keken dus lelijk op hun neus. Ze hadden ook de klachten tegen de eerdere beslissingen in het tussentijds appel moeten betrekken. Net als je bij een eindvonnis alle tussenvonnissen mee kunt nemen in je beroep, kun je deze veegactie bij tussentijds appèl dus beter ook maar doen.

      Deze uitspraak wordt behandeld op de pagina Algemene bepalingen vonnis.

      [MdV, 25-05-2023]

      Uitspraak

      ECLI:NL:HR:2020:61

      Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!