Pagina inhoud

    Pachtoverneming (Afd. 9, Titel 5, Boek 7 B.W.)

    Inleiding pachtoverneming

    In Afd. 9, Titel 5, Boek 7 B.W. is de regeling inzake pachtoverneming opgenomen. De afdeling omvat 3 artikelen (art. 7:363 B.W. tot en met (art. 7:365 B.W.).

    Indeplaatsstelling

    De pachter kan zich tot de rechter wenden met de vordering zijn echtgenoot of geregistreerde partner, één of meer zijner bloed- en aanverwanten in de rechte lijn, één of meer van zijn pleegkinderen of één of meer van de medepachters – of twee of meer van deze gezamenlijk – in zijn plaats als pachter te stellen (art. 7:363 B.W.).

    Deze vordering wordt door de rechter “naar billijkheid” beoordeeld. De rechter kan aan de toewijzing voorwaarden verbinden (lid 6 en 7).

    In de leden 4 en 5 worden enkele bindende weigeringsgronden vermeld. Daaronder het geval dat de voorgestelde pachter niet voldoende waarborgen voor een behoorlijke bedrijfsvoering biedt (lid 5).

    Medepachter

    De pachter kan ook voorstellen zijn echtgenoot of een bloedverwant aan te wijzen als medepachter (art. 7:364 B.W.). Meer in het bijzonder één of meer zijner bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of één of meer van zijn pleegkinderen. Ook kan dit verzocht worden ten aanzien van twee of meer van deze gezamenlijk. De beslissing op dit verzoek geschiedt overeenkomstig het verzoek tot opvolgend pachterschap van art. 7:363 B.W..

    Ontslag uit medepachterschap

    De pachter kan ook een verzoek tot de rechter richten om de medepachter uit de verplichtingen uit de pachtovereenkomst te ontslaan (art. 7:365 B.W.). Dit kan volgens de wet in de volgende situaties:

    1. De medepachter, die niet of niet meer persoonlijk betrokken is bij de exploitatie van het gepachte, kan zich tot de rechter wenden met de vordering uit de pacht te worden ontslagen.
    2. De verpachter kan zich tot de rechter wenden met de vordering de medepachter die niet of niet meer persoonlijk betrokken is bij de exploitatie van het gepachte, te ontslaan uit de pacht.
    3. De medepachter kan zich tot de rechter wenden met de vordering de andere medepachter uit de pacht te ontslaan op de grond dat de onderlinge verhouding een gemeenschappelijke bedrijfsvoering ernstig bemoeilijkt.

    In de eerste twee situaties geldt, dat de rechter naar billijkheid beslist, met dien verstande, dat hij de vordering toewijst, tenzij de belangen van de verpachter of van de medepachter daardoor ernstig zouden worden geschaad.

    De derde situatie heeft gelijkenis met de situatie waarin aandeelhouders niet langer met elkaar door een deur kunnen.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 8-10-2018]

    Pachtoverneming (Afd. 9, Titel 5, Boek 7 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Pachtoverneming (Afd. 9, Titel 5, Boek 7 B.W.)

      Inleiding pachtoverneming

      In Afd. 9, Titel 5, Boek 7 B.W. is de regeling inzake pachtoverneming opgenomen. De afdeling omvat 3 artikelen (art. 7:363 B.W. tot en met (art. 7:365 B.W.).

      Indeplaatsstelling

      De pachter kan zich tot de rechter wenden met de vordering zijn echtgenoot of geregistreerde partner, één of meer zijner bloed- en aanverwanten in de rechte lijn, één of meer van zijn pleegkinderen of één of meer van de medepachters – of twee of meer van deze gezamenlijk – in zijn plaats als pachter te stellen (art. 7:363 B.W.).

      Deze vordering wordt door de rechter “naar billijkheid” beoordeeld. De rechter kan aan de toewijzing voorwaarden verbinden (lid 6 en 7).

      In de leden 4 en 5 worden enkele bindende weigeringsgronden vermeld. Daaronder het geval dat de voorgestelde pachter niet voldoende waarborgen voor een behoorlijke bedrijfsvoering biedt (lid 5).

      Medepachter

      De pachter kan ook voorstellen zijn echtgenoot of een bloedverwant aan te wijzen als medepachter (art. 7:364 B.W.). Meer in het bijzonder één of meer zijner bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of één of meer van zijn pleegkinderen. Ook kan dit verzocht worden ten aanzien van twee of meer van deze gezamenlijk. De beslissing op dit verzoek geschiedt overeenkomstig het verzoek tot opvolgend pachterschap van art. 7:363 B.W..

      Ontslag uit medepachterschap

      De pachter kan ook een verzoek tot de rechter richten om de medepachter uit de verplichtingen uit de pachtovereenkomst te ontslaan (art. 7:365 B.W.). Dit kan volgens de wet in de volgende situaties:

      1. De medepachter, die niet of niet meer persoonlijk betrokken is bij de exploitatie van het gepachte, kan zich tot de rechter wenden met de vordering uit de pacht te worden ontslagen.
      2. De verpachter kan zich tot de rechter wenden met de vordering de medepachter die niet of niet meer persoonlijk betrokken is bij de exploitatie van het gepachte, te ontslaan uit de pacht.
      3. De medepachter kan zich tot de rechter wenden met de vordering de andere medepachter uit de pacht te ontslaan op de grond dat de onderlinge verhouding een gemeenschappelijke bedrijfsvoering ernstig bemoeilijkt.

      In de eerste twee situaties geldt, dat de rechter naar billijkheid beslist, met dien verstande, dat hij de vordering toewijst, tenzij de belangen van de verpachter of van de medepachter daardoor ernstig zouden worden geschaad.

      De derde situatie heeft gelijkenis met de situatie waarin aandeelhouders niet langer met elkaar door een deur kunnen.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 8-10-2018]

      Pachtoverneming (Afd. 9, Titel 5, Boek 7 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!