Pagina inhoud

    Voorrechten op zaken aan boord van binnenschepen (Afd. 5, Titel 8, Hoofdstuk III, Boek 8 B.W.)

    Inleiding voorrechten op zaken aan boord van binnenschepen

    In Afd. 5, Titel 8, Boek 8 B.W. zijn de voorrechten op zaken aan boord van binnenschepen geregeld. Deze Afdeling omvat 9 bepalingen (art. 8:830 B.W. en art. 8:838 B.W.).

    Voorbehoud voor luchtvaartuigen

    Deze afdeling is geldend onder voorbehoud van titel 15 (art. 8:830 B.W.). Deze bepaling is bedacht voor de (vrij uitzonderlijke) situatie dat zich een vliegtuig aan boord van een binnenschip zou bevinden. Het artikel is vermoedelijk van ieder praktisch belang is ontbloot (dank aan vervoersrechtspecialist mr. Joost Wery voor deze toelichting).

    Kosten van uitwinning bevoorrecht

    Wanneer goederen aan boord van een binnenschip in beslag worden genomen en verkocht worden de kosten voor het in beslag nemen eerst betaald uit de opbrengst van de verkoop (art. 8:831 lid 1 B.W.). Dit geldt ook voor het bewaken ervan tijdens dit proces en de kosten voor het regelen van de juridische rangorde en het verdelen van de opbrengst onder de schuldeisers. Deze kosten hebben voorrang boven alle andere vorderingen die wettelijk voorrecht hebben volgens deze of enige andere wet.

    De vorderingen uit lid 1 hebben dezelfde rang en worden proportioneel betaald waarbij elke schuldeiser een gelijk deel ontvangt op basis van het totaalbedrag van de opbrengst (art. 8:831 lid 2 B.W.).

    Hulploon; avarij-grosse; vordering uit vervoerovereenkomst

    Vorderingen met betrekking tot hulpverlening en een bijdrage van de zaken aan boord van een binnenschip aan algemene schade (avarij-grosse) hebben voorrang op andere vorderingen (art. 8:832 lid 1 B.W.). Dit geldt niet voor vorderingen die specifiek zijn genoemd in de wet. Deze vorderingen komen na degenen die worden genoemd in de art. 8:210 B.W., art. 8:211 B.W., art. 8:221 B.W., art. 8:820 B.W., art. 8:821 B.W. en art. 8:831 B.W. maar vóór alle andere vorderingen met wettelijke voorrechten.

    Vorderingen met betrekking tot goederen die worden vervoerd hebben voorrang als ze voortkomen uit een vervoersovereenkomst voor die goederen of als ze voortvloeien uit wettelijke bepalingen zoals art. 8:488 B.W. of art. 8:951 B.W. (art. 8:832 lid 2 B.W.). Dit geldt alleen als de vervoerder volgens art. 8:489 B.W. of art. 8:954 B.W. recht heeft op de goederen. Deze vorderingen komen na degenen die worden genoemd in het eerste artikel en in de art. 8:204 B.W. en art. 8:794 B.W. maar vóór alle andere vorderingen met wettelijke voorrechten.

    Rente en kosten over bevoorrechte vordering hebben zelfde voorrecht

    Als een vordering op basis van art. 8:832 B.W. bevoorrecht is, worden de renten daarop en de kosten om een uitvoerbare titel te verkrijgen op gelijke wijze bevoorrecht (art. 8:833 B.W.).

    Onderlinge rang voorrechten voor hulpverlening en avarij-grosse

    De vorderingen voor hulpverlening of bijdrage in avarij-grosse die voorrecht genieten op basis van art. 8:211 B.W., art. 8:222 lid 1 B.W., art. 8:821 B.W. of art. 8:832 lid 1 B.W. worden gerangschikt in omgekeerde volgorde van het tijdstip waarop ze zijn ontstaan (art. 8:834 lid 1 B.W.).

    De bevoorrechte vorderingen die worden vermeld in het art. 8:832 lid 2 B.W. hebben dezelfde rangorde (art. 8:834 lid 2 B.W.).

    De vordering genoemd in art. 3:284 B.W. krijgt een lagere rangorde dan de vorderingen genoemd in de voorgaande leden, ongeacht het tijdstip van ontstaan van die vorderingen (art. 8:834 lid 4 B.W.). Zie ook de pagina Vorderingen op bepaalde goederen, kopje ‘Vorderingen wegens kosten tot behoud’. Vorderingen die gelijkwaardig zijn in rang worden proportioneel betaald waarbij elk een deel ontvangt in verhouding tot het totaalbedrag van de beschikbare middelen.

    Ook voorrecht op schadevergoedingen e.d.

    De voorrechten die worden genoemd in art. 8:832 B.W. gelden ook voor de schadevergoedingen die verschuldigd zijn voor verlies of niet herstelde beschadiging (art. 8:835 B.W.). Dit is inclusief het deel van een beloning voor hulpverlening, het beloningsdeel voor het vlot brengen of een vergoeding in avarij-grosse die gerelateerd is aan een dergelijk verlies of beschadiging. Deze bescherming geldt ook wanneer deze schadevergoedingen of beloningen zijn overgedragen of bezwaard met pandrecht. Deze schadevergoedingen omvatten niet de vergoedingen die verschuldigd zijn onder een verzekeringspolis die het risico van verlies of avarij dekt. Art. 3:283 B.W. (substitutie) is niet van toepassing. Zie over deze laatste bepaling de pagina Voorrechten op bepaalde goederen.

    Eigenaar niet zijnde debiteur

    De vorderingen zoals genoemd in art. 8:832 B.W. creëren een voorrecht op de vermelde zaken en zijn daarop bij voorrang verhaalbaar (art. 8:836 B.W.). Dit geldt ook als de eigenaar op het moment waarop het voorrecht ontstaat niet de schuldenaar is van deze vorderingen.

    Tenietgaan van voorrechten

    De voorrechten zoals genoemd in art. 8:832 B.W. vervallen bij de levering van de goederen aan de gerechtigde behalve in het geval van art. 8:559 B.W. (art. 8:837 lid 1 B.W.) Deze voorrechten vervallen ook wanneer de bijbehorende vordering vervalt, bijvoorbeeld door niet tijdig verzet aan te tekenen tegen de verdeling van de verkoopprijs bij een gedwongen verkoop, of door een gerechtelijke rangregeling.

    De voorrechten blijven van kracht zolang de goederen opgeslagen zijn volgens de bepalingen van de art. 8:490 B.W., art. 8:955 B.W. of art. 8:574 B.W. of wanneer er beslag op is gelegd volgens art. 626 Rv. of art. 3:636 Rv. (art. 8:837 lid 2 B.W.). Zie voor deze procesrechtelijke bepalingen de pagina Procedures verkeersmiddelen en vervoer.

    Recht van reclame verkoper van brandstof voor de machines, ketelwater, levensmiddelen of scheepsbenodigdheden

    De verkoper van brandstof voor de machines, ketelwater, levensmiddelen of scheepsbenodigdheden kan zijn recht van reclame zoals bedoeld in afdeling 8 van Titel 1 van Boek 7 B.W. alleen uitoefenen binnen een termijn van 48 uur na het beëindigen van de levering (art. 8:838 B.W.). Dit geldt ook als deze goederen zich bevinden in handen van de eigenaar, de huurkoper van het schip, een rompbevrachter of een tijdbevrachter. Zie voor het recht van reclame ook de pagina Recht van reclame.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 31-01-2022; laatste bewerking OP 7-03-2024]

    Voorrechten op zaken aan boord van binnenschepen (Afd. 5, Titel 8, Hoofdstuk III, Boek 8 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Voorrechten op zaken aan boord van binnenschepen (Afd. 5, Titel 8, Hoofdstuk III, Boek 8 B.W.)

      Inleiding voorrechten op zaken aan boord van binnenschepen

      In Afd. 5, Titel 8, Boek 8 B.W. zijn de voorrechten op zaken aan boord van binnenschepen geregeld. Deze Afdeling omvat 9 bepalingen (art. 8:830 B.W. en art. 8:838 B.W.).

      Voorbehoud voor luchtvaartuigen

      Deze afdeling is geldend onder voorbehoud van titel 15 (art. 8:830 B.W.). Deze bepaling is bedacht voor de (vrij uitzonderlijke) situatie dat zich een vliegtuig aan boord van een binnenschip zou bevinden. Het artikel is vermoedelijk van ieder praktisch belang is ontbloot (dank aan vervoersrechtspecialist mr. Joost Wery voor deze toelichting).

      Kosten van uitwinning bevoorrecht

      Wanneer goederen aan boord van een binnenschip in beslag worden genomen en verkocht worden de kosten voor het in beslag nemen eerst betaald uit de opbrengst van de verkoop (art. 8:831 lid 1 B.W.). Dit geldt ook voor het bewaken ervan tijdens dit proces en de kosten voor het regelen van de juridische rangorde en het verdelen van de opbrengst onder de schuldeisers. Deze kosten hebben voorrang boven alle andere vorderingen die wettelijk voorrecht hebben volgens deze of enige andere wet.

      De vorderingen uit lid 1 hebben dezelfde rang en worden proportioneel betaald waarbij elke schuldeiser een gelijk deel ontvangt op basis van het totaalbedrag van de opbrengst (art. 8:831 lid 2 B.W.).

      Hulploon; avarij-grosse; vordering uit vervoerovereenkomst

      Vorderingen met betrekking tot hulpverlening en een bijdrage van de zaken aan boord van een binnenschip aan algemene schade (avarij-grosse) hebben voorrang op andere vorderingen (art. 8:832 lid 1 B.W.). Dit geldt niet voor vorderingen die specifiek zijn genoemd in de wet. Deze vorderingen komen na degenen die worden genoemd in de art. 8:210 B.W., art. 8:211 B.W., art. 8:221 B.W., art. 8:820 B.W., art. 8:821 B.W. en art. 8:831 B.W. maar vóór alle andere vorderingen met wettelijke voorrechten.

      Vorderingen met betrekking tot goederen die worden vervoerd hebben voorrang als ze voortkomen uit een vervoersovereenkomst voor die goederen of als ze voortvloeien uit wettelijke bepalingen zoals art. 8:488 B.W. of art. 8:951 B.W. (art. 8:832 lid 2 B.W.). Dit geldt alleen als de vervoerder volgens art. 8:489 B.W. of art. 8:954 B.W. recht heeft op de goederen. Deze vorderingen komen na degenen die worden genoemd in het eerste artikel en in de art. 8:204 B.W. en art. 8:794 B.W. maar vóór alle andere vorderingen met wettelijke voorrechten.

      Rente en kosten over bevoorrechte vordering hebben zelfde voorrecht

      Als een vordering op basis van art. 8:832 B.W. bevoorrecht is, worden de renten daarop en de kosten om een uitvoerbare titel te verkrijgen op gelijke wijze bevoorrecht (art. 8:833 B.W.).

      Onderlinge rang voorrechten voor hulpverlening en avarij-grosse

      De vorderingen voor hulpverlening of bijdrage in avarij-grosse die voorrecht genieten op basis van art. 8:211 B.W., art. 8:222 lid 1 B.W., art. 8:821 B.W. of art. 8:832 lid 1 B.W. worden gerangschikt in omgekeerde volgorde van het tijdstip waarop ze zijn ontstaan (art. 8:834 lid 1 B.W.).

      De bevoorrechte vorderingen die worden vermeld in het art. 8:832 lid 2 B.W. hebben dezelfde rangorde (art. 8:834 lid 2 B.W.).

      De vordering genoemd in art. 3:284 B.W. krijgt een lagere rangorde dan de vorderingen genoemd in de voorgaande leden, ongeacht het tijdstip van ontstaan van die vorderingen (art. 8:834 lid 4 B.W.). Zie ook de pagina Vorderingen op bepaalde goederen, kopje ‘Vorderingen wegens kosten tot behoud’. Vorderingen die gelijkwaardig zijn in rang worden proportioneel betaald waarbij elk een deel ontvangt in verhouding tot het totaalbedrag van de beschikbare middelen.

      Ook voorrecht op schadevergoedingen e.d.

      De voorrechten die worden genoemd in art. 8:832 B.W. gelden ook voor de schadevergoedingen die verschuldigd zijn voor verlies of niet herstelde beschadiging (art. 8:835 B.W.). Dit is inclusief het deel van een beloning voor hulpverlening, het beloningsdeel voor het vlot brengen of een vergoeding in avarij-grosse die gerelateerd is aan een dergelijk verlies of beschadiging. Deze bescherming geldt ook wanneer deze schadevergoedingen of beloningen zijn overgedragen of bezwaard met pandrecht. Deze schadevergoedingen omvatten niet de vergoedingen die verschuldigd zijn onder een verzekeringspolis die het risico van verlies of avarij dekt. Art. 3:283 B.W. (substitutie) is niet van toepassing. Zie over deze laatste bepaling de pagina Voorrechten op bepaalde goederen.

      Eigenaar niet zijnde debiteur

      De vorderingen zoals genoemd in art. 8:832 B.W. creëren een voorrecht op de vermelde zaken en zijn daarop bij voorrang verhaalbaar (art. 8:836 B.W.). Dit geldt ook als de eigenaar op het moment waarop het voorrecht ontstaat niet de schuldenaar is van deze vorderingen.

      Tenietgaan van voorrechten

      De voorrechten zoals genoemd in art. 8:832 B.W. vervallen bij de levering van de goederen aan de gerechtigde behalve in het geval van art. 8:559 B.W. (art. 8:837 lid 1 B.W.) Deze voorrechten vervallen ook wanneer de bijbehorende vordering vervalt, bijvoorbeeld door niet tijdig verzet aan te tekenen tegen de verdeling van de verkoopprijs bij een gedwongen verkoop, of door een gerechtelijke rangregeling.

      De voorrechten blijven van kracht zolang de goederen opgeslagen zijn volgens de bepalingen van de art. 8:490 B.W., art. 8:955 B.W. of art. 8:574 B.W. of wanneer er beslag op is gelegd volgens art. 626 Rv. of art. 3:636 Rv. (art. 8:837 lid 2 B.W.). Zie voor deze procesrechtelijke bepalingen de pagina Procedures verkeersmiddelen en vervoer.

      Recht van reclame verkoper van brandstof voor de machines, ketelwater, levensmiddelen of scheepsbenodigdheden

      De verkoper van brandstof voor de machines, ketelwater, levensmiddelen of scheepsbenodigdheden kan zijn recht van reclame zoals bedoeld in afdeling 8 van Titel 1 van Boek 7 B.W. alleen uitoefenen binnen een termijn van 48 uur na het beëindigen van de levering (art. 8:838 B.W.). Dit geldt ook als deze goederen zich bevinden in handen van de eigenaar, de huurkoper van het schip, een rompbevrachter of een tijdbevrachter. Zie voor het recht van reclame ook de pagina Recht van reclame.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 31-01-2022; laatste bewerking OP 7-03-2024]

      Voorrechten op zaken aan boord van binnenschepen (Afd. 5, Titel 8, Hoofdstuk III, Boek 8 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!