Pagina inhoud

    Burgerlijke rechtsvordering inleiding

    Inleiding Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (“Rv.”)

    Het burgerlijk procesrecht regelt de wijze van procederen in – zoals de term al zegt – burgerlijke (oftewel “civielrechtelijke“) zaken. Daarnaast vinden we hier het executierecht: daar is geregeld hoe vonnissen van de burgerlijke rechter ten uitvoer gelegd worden.

    Het burgerlijk procesrecht is geregeld in het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv.). In de kennisbank kun je naar de actuele wettelijke bepaling gaan door op het artikel te klikken.

    NB per 1 mei 2023 is het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering weer ‘één gemaakt’. Voordien was er een niet-digitale versie en een digitale versie. Alle links naar wetten.overheid in het onderdeel Rv. verwijzen thans naar de eengemaakte versie. Artikelen in cursief zijn inmiddels aangepast.

    Het kan zijn dat in de onderdelen B.W. of Fw. (of in overige wetten of verdragen) nog naar de oude niet-digitale versie wordt gelinkt. Deze links worden gaandeweg vervangen.

    Het procesrecht biedt de burger een methode tot uitoefening van zijn rechten

    Het burgerlijk procesrecht biedt de burger een actie tot verwezenlijking van het materiële burgerlijke recht (zoals een vordering uit een overeenkomst, of goederenrechtelijke rechten zoals het eigendomsrecht) doordat enerzijds een vonnis bij de rechter gehaald kan worden, en anderzijds met dit vonnis de tenuitvoerlegging (de executie) kan plaatsvinden om zo – via de overheidsrechter – zijn recht te krijgen. Zie ook de pagina Rechtsvorderingen, te vinden is in Boek 3 B.W. als opmaat voor dit formele aspect van ieder individueel materieel recht. Het procesrecht en het executierecht liggen in elkaars verlengde en zijn geregeld in het wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv.).

    Verbod van eigenrichting

    De bedoeling van het procesrecht is om de uitoefening van rechten en de machtsuitoefening door executie voor te behouden aan de overheid. Het is dan ook verboden het recht in eigen hand te nemen (ook wel eigenrichting genaamd). Eigenrichting is zelfs een onrechtmatige daad, waarvoor de dader schadeplichtig kan worden (zie ook de pagina Onrechtmatige daad). Ook kan dit een strafbaar feit zijn (vgl. Hof Leeuwarden 9 oktober 1890, W 5941).

    Volgens de meer genuanceerde opvatting van L.E.H. Rutten (rede over Eigenrichting, Nijmegen 1961) kan eigenrichting echter geoorloofd zijn (er is een rechtvaardigingsgrond), “wanneer overheidshulp niet tijdig voorhanden is en zonder eigenmachtig optreden van de rechthebbende het gevaar bestaat, dat de verwezenlijking van het recht wordt verijdeld of in ernstige mate wordt belemmerd”.

    Wat moet worden verstaan onder burgerlijk recht

    “Burgerlijk” of “civiel” wil zeggen: tussen burgers onderling. Onder “burgers” zijn behalve “natuurlijke personen” ook te verstaan rechtspersonen, zoals stichtingen, verenigingen, B.V.’s en N.V.’s.. Maar ook wanneer de overheid in het civiele domein optreedt – bvb. als eigenaar van een onroerend goed – dan is zij (ook al is zij een “publiekrechtelijk orgaan”) onderworpen aan het burgerlijk procesrecht. Sommige procedures tegen de Belastingdienst (bvb. het verzet tegen een dwangbevel) vallen onder het burgerlijk procesrecht.

    De wettelijke regeling inzake civielrechtelijke procedures en het executierecht staat in het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (afgekort: “Rv.”). Dat wetboek bevat vier onderdelen (“Boeken”). Deze wet geeft de uitwerking van het voorschrift van art. 107 lid 1 Grondwet. Ook in andere wetten kunnen echter regels van burgerlijk procesrecht voorkomen. Zoals het B.W. en in de Faillissementswet.

    Wisselwerking tussen materieel burgerlijk recht en burgerlijk procesrecht

    Het burgerlijk procesrecht beoogt als gezegd de bescherming en het effectueren van materiële burgerlijke rechten via de overheidsrechter en met hulp van de sterke arm der wet. In het burgerlijke recht is dit de gerechtsdeurwaarder, waar nodig ondersteund door de politie. Het burgerlijk procesrecht werkt echter ook in op het materiële recht: door beslissingen van de rechter kunnen materieelrechtelijke gevolgen intreden. Een conservatoir beslag leidt tot beschikkingsonbevoegdheid van de beslagene met betrekking tot het beslagen goed, en ook de beslissing waarmee iemand onder curatele gesteld wordt heeft handelingsonbekwaamheid tot gevolg.

    Grondwettelijk recht op een eerlijk proces

    In art. 17 lid 1 Grondwet is bepaald, dat eenieder recht heeft op een eerlijk proces binnen een redelijke termijn voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter. Deze bepaling is ingevoegd in 2022. Vooralsnog kan de rechter evenwel niet aan de Grondwet toetsen. Daar is de wetgever wel mee bezig om dit mogelijk te maken. Anderzijds mag de rechter wel toetsen aan internationale verdragen. Zoals art. 6 EVRM (zie de pagina EVRM), waarin het recht op een eerlijk proces is ook verankerd is.

    Eigenlijke en oneigenlijke rechtspraak

    Dagvaardingsprocedure vs. verzoekschriftprocedure

    De klassieke procedure op tegenspraak wordt ingeleid met een dagvaarding, dit noemt men ook wel contentieuze procedures of eigenlijke rechtspraak. Wanneer een recht geldend gemaakt moet worden in een dagvaardingsprocedure gebruikt de wetgever het woord ‘vorderen’ of ‘vordering’. Deze procedure mondt uit in een ‘vonnis’. Zie de pagina Dagvaardingsprocedure in 1e aanleg.

    Daarnaast is er de zogeheten oneigenlijke rechtspraak. Dit zijn procedures die worden ingeleid met een verzoekschrift. Deze zien we veel in het familierecht, en in Boek I Rv. is er sinds 1970 ook een algemene regeling voor de verzoekschriftprocedure, die geldt zo lang de wet deze regeling niet uitsluit (zoals voor faillissementsprocedures). Zie de pagina Verzoekschriftprocedure 1e aanleg.

    De procesgang verschilt doordat de procedure wordt ingeleid met een verzoekschrift, en de griffier een oproep stuurt naar alle belanghebbenden. Ook gelden er eigen specifieke regels voor de absolute en relatieve bevoegdheid. De rechter is in verzoekschriftprocedures ook minder lijdelijk, hoewel bij de invoering van de art. 87 Rv. tot en met art. 90 Rv. (wetswijziging bij invoering KEI) ook in dagvaardingszaken de rechter meer bevoegdheden heeft gekregen om de regie over de procedure te voeren. De zitting is ingevolge art. 27 lid 1 Rv. in beide soorten procedures in principe openbaar, tenzij de rechter anders beslist. Dit zal bij verzoekschriftprocedures in het familierecht eerder voorkomen.

    De opgeroepen verweerders – anders dan bij dagvaarding kan zelfs iedere belanghebbende, ook als die niet is opgeroepen zich als verweerder melden – kunnen dan een verweerschrift indienen en vervolgens komt er op korte termijn een zitting en daarna een beslissing. Deze heet ‘beschikking’. Verzoekschriftprocedures betreffen vaak het vaststellen of uitspreken van een rechtstoestand (zoals een echtscheiding, curatele of een faillissement). Doorgaans duren verzoekschriftprocedures aanmerkelijk korter dan dagvaardingsprocedures.

    Het bewijsrecht geldt voor beide soorten procedures. Zie ook de pagina Algemene bepalingen bewijsrecht. Onder het oude recht gold dit niet in verzoekschriftprocedures.

    Oneigenlijke verzoekschriftprocedures

    Sommige procedures, waarin het wel gaat om een geschil over een rechtsverhouding tussen twee partijen, moeten toch met een verzoekschrift worden ingeleid. Dit zien we bijvoorbeeld in het arbeidsrecht en het huurrecht. De achterliggende gedachte is dat deze procedures daarmee laagdrempeliger zijn. De Kantonrechter is dan ook bevoegd. Ook de procedure inzake alimentatie is een verzoekschriftprocedure.

    Internationaal procesrecht (“IPR”)

    Rechtsmacht en toepasselijk recht

    De eerste vraag die aan de orde komt als je wilt procederen bij de Nederlandse rechter is diens “rechtsmacht”. Als het een kwestie is met internationale aspecten, dan moet die vraag eerst beantwoord worden. Is het een puur in Nederland spelend geschil in principe natuurlijk ook, maar dan komt dit meestal niet expliciet aan de orde.

    Deze voorvraag noemen we de rechtsmacht van de Nederlandse rechter: is de Nederlandse rechter bevoegd een procedure te behandelen? De andere belangrijke IPR-vraag is die naar het toepasselijk recht: welk recht is op de rechtsverhouding zelf van toepassing (Nederlands recht of het recht van een ander land).

    Voor de vaststelling van de rechtsmacht spelen internationale verdragen en EU-verordeningen een rol. De EU heeft meerdere verordeningen uitgevaardigd, om grensoverschrijdende procedures binnen EU voor de burger te vergemakkelijken. Daaronder de zgn. Europese Executieverordening (EEX-V0 herschikt). Die regelt de bevoegdheid van de rechter binnen de EU, en de erkenning van vonnissen. Ook staan er regels over betekening in, en over het toepasselijke recht. Zie ook de pagina Europese verordeningen.

    Buiten de EU zijn verschillende andere verdragen van kracht. Zie de pagina Overige verdragen burgerlijk procesrecht.

    Wanneer geen van deze internationale regelingen van toepassing is, dan wordt de vraag naar de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beantwoord aan de hand van het gewone “internationaal procesrecht”. Deze regels staan in Afd. 1, Titel 1, Boek 1 Rv. (Rechtsmacht) (art. 1 t/m 14 Rv.).

    Als er geen verdragen van toepassing zijn, dan worden deze vragen dus beantwoord naar Nederlands IPR. De Nederlandse rechter hanteert immers – afgezien van verdragen – alleen Nederlands recht. Het is denkbaar dat dezelfde vraag, als die wordt voorgelegd aan een rechter in een ander land – bvb. Rusland of Amerika – tot een ander oordeel komt op basis van Russisch IPR of Amerikaans IPR. Dat kan tot tegenstrijdigheid leiden. Om die reden worden er verdragen afgesloten, zodat de uitkomst in gelijke gevallen hetzelfde is.

    Hoe verloopt een procedure (Boek I Rv.)

    In het Nederlands procesrecht zijn er in hoofdzaak twee soorten procedures. Boek 1 bevat de regels over het voeren van procedures. Daarnaast kennen veel gerechten eigen Procesreglementen voor verschillende soorten procedures, soms ook per rechtsgebied (faillissementsrecht, arbeidsrecht, familierecht).

    1. procedures die met een dagvaarding worden ingeleid (art. 78 Rv.), en

    2. procedures die met een verzoekschrift worden ingeleid (art. 261 Rv.).

    Daarnaast behandelt het wetboek van Rv. de (internationale) rechtsmacht van de Nederlandse rechter: is de Nederlandse rechter bevoegd een procedure te behandelen? Dit komt aan de orde in de Rechtsmacht (art. 1 t/m 14 Rv., Boek 1, titel 1, afd. 1).

    Algemene procesregels

    Belangrijk voor alle procedures zijn ook de algemene voorschriften voor procedures (art. 19 Rv. t/m art. 35 Rv.). Daar zijn onder meer opgenomen de zgn. “exhibitieplicht”: partijen mogen geen feiten voor de rechter verzwijgen en moeten alle relevante feiten zo volledig mogelijk aan hem presenteren.

    Je hebt een vonnis. En nu? (Boek 2 Rv.)

    In dit boek wordt geregeld hoe rechterlijke vonnissen in civiele procedures ten uitvoer gelegd kunnen worden (“executie” van vonnissen). Kerngedachte is dat dit gebeurt met gebruikmaking van de bevoegde instanties (zoals de gerechtsdeurwaarder). De burger mag immers geen eigenrichting plegen.

    Met de regeling van het executierecht in Boek 2 Rv. is Titel 4, Boek 3 nauw verbonden: “De middelen tot bewaring van zijn recht”. In veel gevallen wordt namelijk al voorafgaand aan of tijdens de procedure conservatoir (dat is hetzelfde als “bewarend”) beslag gelegd. Daarmee kan de schuldeiser voorkomen, dat hij na lang procederen een mooi vonnis heeft, maar alle vermogensbestanddelen waarop hij verhaal had kunnen nemen zijn gevlogen.

    De regels inzake conservatoir beslag van art. 700 e.v. Rv. staan dan ook in nauw verband met die van het executoriaal beslag (art. 430 e.v. Rv.).

    Bijzondere procedures (Boek 3)

    Boek III Rv. bevat zoals de titel luidt “Rechtspleging van onderscheiden aard” (art. 621 t/m 1019dd Rv.). Het bevat 18 Titels over allerlei specifieke procedures (NB titel 3 en 8 ontbreken):

    te weten regels over rechtspleging inzake:

    – verkeersmiddelen en vervoer (titel 1)

    – een nalatenschap of gemeenschap (titel 2)

    – middelen tot bewaring van zijn recht (titel 4) (!)

    – rekenprocedure (titel 5)

    – personen- en familierecht (titel 6)

    – enige bijzondere rechtsplegingen (titel 7)

    – formaliteiten voor de tenuitvoerlegging van in vreemde staten tot stand gekomen executoriale titels (titel 9)

    – rechtspersonen (titel 10)

    – jaarrekeningen en jaarverslagen (titel 11)

    – onredelijk bezwarende bedingen en algemene voorwaarden (titel 12)

    – de teruggave van cultuurgoederen (titel 13)

    – de verbindend verklaring van overeenkomsten inzake massaschade (titel 14)

    – intellectuele eigendom (titel 15)

    – pachtzaken (titel 16)

    – deelgeschillen inzake letsel- en overlijdensschade (titel 17)

    – arbeidsovereenkomsten waarbij de arbeid verricht wordt op het continentaal plat (titel 18)

    Arbitrage (Boek 4 Rv.)

    Dit relatief kleine onderdeel van het wetboek is helemaal gewijd aan arbitrageproceduresArt. 1020 Rv. t/m art. 1077 Rv.Arbitrage is een procedure waarbij het geschil wordt beslist door “arbiters” en niet door de overheidsrechter. Partijen kunnen bij het aangaan van een overeenkomst of later, wanneer er een geschil is gerezen, afspreken dat ze de zaak aan arbiters zullen voorleggen. Het voordeel daarvan kan zijn, dat deze arbiters een bepaalde deskundigheid hebben over het onderwerp van geschil. Nadeel is dat arbitrage erg duur kan zijn, omdat partijen de arbiters helemaal zelf moeten betalen.

    De eerste titel gaat over Nederlandse arbitrages en titel 2 gaat over internationale arbitrage.

    Project digitalisering van de rechtspraak

    Een belangrijke ontwikkeling is het zgn. KEI project, waarmee de rechtspraak geleidelijk over zal stappen op digitale procesvoering en afstapt van papieren stukkenwisseling. Overigens zal de burger die zelf mag procederen (in procedures waarvoor geen verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat geldt) nog steeds schriftelijk (op papier) mogen procederen.

    Digitaal procederen is per 1 september 2017 in twee arrondissementen ingevoerd in procedures waarbij een advocaat verplicht is. De rechtbanken in de arrondissementen Midden Nederland en Gelderland hebben de eer als eerste gebruik te maken van digitale procesvoering. Overigens geldt digitaal procederen sinds 1 maart 2017 ook bij de Hoge Raad.

    Het plan was dit verder landelijk uit te rollen tot per 1 januari 2020 alle procedures langs digitale weg gevoerd zouden worden. Het KEI-project is echter begin 2018 gestaakt.

    Een deel van de wetswijziging is echter wel in beide doorgevoerd. Zie over digitaal procederen ook het blog KEI 2.0.

    Relevante links

    Wet van 13 juli 2016 (Stb. 2016, 289) tot vereenvoudiging van het procesrecht in hoger beroep en cassatie

    Gerechtsdeurwaarderswet

    pagina Procesreglementen op de website van de Rechtspraak

    Auteur & Last edit

    [MdV, 28-12-2017; laatste bewerking 5-07-2023]

    Pagina inhoud

      Burgerlijke rechtsvordering inleiding

      Inleiding Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (“Rv.”)

      Het burgerlijk procesrecht regelt de wijze van procederen in – zoals de term al zegt – burgerlijke (oftewel “civielrechtelijke“) zaken. Daarnaast vinden we hier het executierecht: daar is geregeld hoe vonnissen van de burgerlijke rechter ten uitvoer gelegd worden.

      Het burgerlijk procesrecht is geregeld in het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv.). In de kennisbank kun je naar de actuele wettelijke bepaling gaan door op het artikel te klikken.

      NB per 1 mei 2023 is het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering weer ‘één gemaakt’. Voordien was er een niet-digitale versie en een digitale versie. Alle links naar wetten.overheid in het onderdeel Rv. verwijzen thans naar de eengemaakte versie. Artikelen in cursief zijn inmiddels aangepast.

      Het kan zijn dat in de onderdelen B.W. of Fw. (of in overige wetten of verdragen) nog naar de oude niet-digitale versie wordt gelinkt. Deze links worden gaandeweg vervangen.

      Het procesrecht biedt de burger een methode tot uitoefening van zijn rechten

      Het burgerlijk procesrecht biedt de burger een actie tot verwezenlijking van het materiële burgerlijke recht (zoals een vordering uit een overeenkomst, of goederenrechtelijke rechten zoals het eigendomsrecht) doordat enerzijds een vonnis bij de rechter gehaald kan worden, en anderzijds met dit vonnis de tenuitvoerlegging (de executie) kan plaatsvinden om zo – via de overheidsrechter – zijn recht te krijgen. Zie ook de pagina Rechtsvorderingen, te vinden is in Boek 3 B.W. als opmaat voor dit formele aspect van ieder individueel materieel recht. Het procesrecht en het executierecht liggen in elkaars verlengde en zijn geregeld in het wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv.).

      Verbod van eigenrichting

      De bedoeling van het procesrecht is om de uitoefening van rechten en de machtsuitoefening door executie voor te behouden aan de overheid. Het is dan ook verboden het recht in eigen hand te nemen (ook wel eigenrichting genaamd). Eigenrichting is zelfs een onrechtmatige daad, waarvoor de dader schadeplichtig kan worden (zie ook de pagina Onrechtmatige daad). Ook kan dit een strafbaar feit zijn (vgl. Hof Leeuwarden 9 oktober 1890, W 5941).

      Volgens de meer genuanceerde opvatting van L.E.H. Rutten (rede over Eigenrichting, Nijmegen 1961) kan eigenrichting echter geoorloofd zijn (er is een rechtvaardigingsgrond), “wanneer overheidshulp niet tijdig voorhanden is en zonder eigenmachtig optreden van de rechthebbende het gevaar bestaat, dat de verwezenlijking van het recht wordt verijdeld of in ernstige mate wordt belemmerd”.

      Wat moet worden verstaan onder burgerlijk recht

      “Burgerlijk” of “civiel” wil zeggen: tussen burgers onderling. Onder “burgers” zijn behalve “natuurlijke personen” ook te verstaan rechtspersonen, zoals stichtingen, verenigingen, B.V.’s en N.V.’s.. Maar ook wanneer de overheid in het civiele domein optreedt – bvb. als eigenaar van een onroerend goed – dan is zij (ook al is zij een “publiekrechtelijk orgaan”) onderworpen aan het burgerlijk procesrecht. Sommige procedures tegen de Belastingdienst (bvb. het verzet tegen een dwangbevel) vallen onder het burgerlijk procesrecht.

      De wettelijke regeling inzake civielrechtelijke procedures en het executierecht staat in het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (afgekort: “Rv.”). Dat wetboek bevat vier onderdelen (“Boeken”). Deze wet geeft de uitwerking van het voorschrift van art. 107 lid 1 Grondwet. Ook in andere wetten kunnen echter regels van burgerlijk procesrecht voorkomen. Zoals het B.W. en in de Faillissementswet.

      Wisselwerking tussen materieel burgerlijk recht en burgerlijk procesrecht

      Het burgerlijk procesrecht beoogt als gezegd de bescherming en het effectueren van materiële burgerlijke rechten via de overheidsrechter en met hulp van de sterke arm der wet. In het burgerlijke recht is dit de gerechtsdeurwaarder, waar nodig ondersteund door de politie. Het burgerlijk procesrecht werkt echter ook in op het materiële recht: door beslissingen van de rechter kunnen materieelrechtelijke gevolgen intreden. Een conservatoir beslag leidt tot beschikkingsonbevoegdheid van de beslagene met betrekking tot het beslagen goed, en ook de beslissing waarmee iemand onder curatele gesteld wordt heeft handelingsonbekwaamheid tot gevolg.

      Grondwettelijk recht op een eerlijk proces

      In art. 17 lid 1 Grondwet is bepaald, dat eenieder recht heeft op een eerlijk proces binnen een redelijke termijn voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter. Deze bepaling is ingevoegd in 2022. Vooralsnog kan de rechter evenwel niet aan de Grondwet toetsen. Daar is de wetgever wel mee bezig om dit mogelijk te maken. Anderzijds mag de rechter wel toetsen aan internationale verdragen. Zoals art. 6 EVRM (zie de pagina EVRM), waarin het recht op een eerlijk proces is ook verankerd is.

      Eigenlijke en oneigenlijke rechtspraak

      Dagvaardingsprocedure vs. verzoekschriftprocedure

      De klassieke procedure op tegenspraak wordt ingeleid met een dagvaarding, dit noemt men ook wel contentieuze procedures of eigenlijke rechtspraak. Wanneer een recht geldend gemaakt moet worden in een dagvaardingsprocedure gebruikt de wetgever het woord ‘vorderen’ of ‘vordering’. Deze procedure mondt uit in een ‘vonnis’. Zie de pagina Dagvaardingsprocedure in 1e aanleg.

      Daarnaast is er de zogeheten oneigenlijke rechtspraak. Dit zijn procedures die worden ingeleid met een verzoekschrift. Deze zien we veel in het familierecht, en in Boek I Rv. is er sinds 1970 ook een algemene regeling voor de verzoekschriftprocedure, die geldt zo lang de wet deze regeling niet uitsluit (zoals voor faillissementsprocedures). Zie de pagina Verzoekschriftprocedure 1e aanleg.

      De procesgang verschilt doordat de procedure wordt ingeleid met een verzoekschrift, en de griffier een oproep stuurt naar alle belanghebbenden. Ook gelden er eigen specifieke regels voor de absolute en relatieve bevoegdheid. De rechter is in verzoekschriftprocedures ook minder lijdelijk, hoewel bij de invoering van de art. 87 Rv. tot en met art. 90 Rv. (wetswijziging bij invoering KEI) ook in dagvaardingszaken de rechter meer bevoegdheden heeft gekregen om de regie over de procedure te voeren. De zitting is ingevolge art. 27 lid 1 Rv. in beide soorten procedures in principe openbaar, tenzij de rechter anders beslist. Dit zal bij verzoekschriftprocedures in het familierecht eerder voorkomen.

      De opgeroepen verweerders – anders dan bij dagvaarding kan zelfs iedere belanghebbende, ook als die niet is opgeroepen zich als verweerder melden – kunnen dan een verweerschrift indienen en vervolgens komt er op korte termijn een zitting en daarna een beslissing. Deze heet ‘beschikking’. Verzoekschriftprocedures betreffen vaak het vaststellen of uitspreken van een rechtstoestand (zoals een echtscheiding, curatele of een faillissement). Doorgaans duren verzoekschriftprocedures aanmerkelijk korter dan dagvaardingsprocedures.

      Het bewijsrecht geldt voor beide soorten procedures. Zie ook de pagina Algemene bepalingen bewijsrecht. Onder het oude recht gold dit niet in verzoekschriftprocedures.

      Oneigenlijke verzoekschriftprocedures

      Sommige procedures, waarin het wel gaat om een geschil over een rechtsverhouding tussen twee partijen, moeten toch met een verzoekschrift worden ingeleid. Dit zien we bijvoorbeeld in het arbeidsrecht en het huurrecht. De achterliggende gedachte is dat deze procedures daarmee laagdrempeliger zijn. De Kantonrechter is dan ook bevoegd. Ook de procedure inzake alimentatie is een verzoekschriftprocedure.

      Internationaal procesrecht (“IPR”)

      Rechtsmacht en toepasselijk recht

      De eerste vraag die aan de orde komt als je wilt procederen bij de Nederlandse rechter is diens “rechtsmacht”. Als het een kwestie is met internationale aspecten, dan moet die vraag eerst beantwoord worden. Is het een puur in Nederland spelend geschil in principe natuurlijk ook, maar dan komt dit meestal niet expliciet aan de orde.

      Deze voorvraag noemen we de rechtsmacht van de Nederlandse rechter: is de Nederlandse rechter bevoegd een procedure te behandelen? De andere belangrijke IPR-vraag is die naar het toepasselijk recht: welk recht is op de rechtsverhouding zelf van toepassing (Nederlands recht of het recht van een ander land).

      Voor de vaststelling van de rechtsmacht spelen internationale verdragen en EU-verordeningen een rol. De EU heeft meerdere verordeningen uitgevaardigd, om grensoverschrijdende procedures binnen EU voor de burger te vergemakkelijken. Daaronder de zgn. Europese Executieverordening (EEX-V0 herschikt). Die regelt de bevoegdheid van de rechter binnen de EU, en de erkenning van vonnissen. Ook staan er regels over betekening in, en over het toepasselijke recht. Zie ook de pagina Europese verordeningen.

      Buiten de EU zijn verschillende andere verdragen van kracht. Zie de pagina Overige verdragen burgerlijk procesrecht.

      Wanneer geen van deze internationale regelingen van toepassing is, dan wordt de vraag naar de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beantwoord aan de hand van het gewone “internationaal procesrecht”. Deze regels staan in Afd. 1, Titel 1, Boek 1 Rv. (Rechtsmacht) (art. 1 t/m 14 Rv.).

      Als er geen verdragen van toepassing zijn, dan worden deze vragen dus beantwoord naar Nederlands IPR. De Nederlandse rechter hanteert immers – afgezien van verdragen – alleen Nederlands recht. Het is denkbaar dat dezelfde vraag, als die wordt voorgelegd aan een rechter in een ander land – bvb. Rusland of Amerika – tot een ander oordeel komt op basis van Russisch IPR of Amerikaans IPR. Dat kan tot tegenstrijdigheid leiden. Om die reden worden er verdragen afgesloten, zodat de uitkomst in gelijke gevallen hetzelfde is.

      Hoe verloopt een procedure (Boek I Rv.)

      In het Nederlands procesrecht zijn er in hoofdzaak twee soorten procedures. Boek 1 bevat de regels over het voeren van procedures. Daarnaast kennen veel gerechten eigen Procesreglementen voor verschillende soorten procedures, soms ook per rechtsgebied (faillissementsrecht, arbeidsrecht, familierecht).

      1. procedures die met een dagvaarding worden ingeleid (art. 78 Rv.), en

      2. procedures die met een verzoekschrift worden ingeleid (art. 261 Rv.).

      Daarnaast behandelt het wetboek van Rv. de (internationale) rechtsmacht van de Nederlandse rechter: is de Nederlandse rechter bevoegd een procedure te behandelen? Dit komt aan de orde in de Rechtsmacht (art. 1 t/m 14 Rv., Boek 1, titel 1, afd. 1).

      Algemene procesregels

      Belangrijk voor alle procedures zijn ook de algemene voorschriften voor procedures (art. 19 Rv. t/m art. 35 Rv.). Daar zijn onder meer opgenomen de zgn. “exhibitieplicht”: partijen mogen geen feiten voor de rechter verzwijgen en moeten alle relevante feiten zo volledig mogelijk aan hem presenteren.

      Je hebt een vonnis. En nu? (Boek 2 Rv.)

      In dit boek wordt geregeld hoe rechterlijke vonnissen in civiele procedures ten uitvoer gelegd kunnen worden (“executie” van vonnissen). Kerngedachte is dat dit gebeurt met gebruikmaking van de bevoegde instanties (zoals de gerechtsdeurwaarder). De burger mag immers geen eigenrichting plegen.

      Met de regeling van het executierecht in Boek 2 Rv. is Titel 4, Boek 3 nauw verbonden: “De middelen tot bewaring van zijn recht”. In veel gevallen wordt namelijk al voorafgaand aan of tijdens de procedure conservatoir (dat is hetzelfde als “bewarend”) beslag gelegd. Daarmee kan de schuldeiser voorkomen, dat hij na lang procederen een mooi vonnis heeft, maar alle vermogensbestanddelen waarop hij verhaal had kunnen nemen zijn gevlogen.

      De regels inzake conservatoir beslag van art. 700 e.v. Rv. staan dan ook in nauw verband met die van het executoriaal beslag (art. 430 e.v. Rv.).

      Bijzondere procedures (Boek 3)

      Boek III Rv. bevat zoals de titel luidt “Rechtspleging van onderscheiden aard” (art. 621 t/m 1019dd Rv.). Het bevat 18 Titels over allerlei specifieke procedures (NB titel 3 en 8 ontbreken):

      te weten regels over rechtspleging inzake:

      – verkeersmiddelen en vervoer (titel 1)

      – een nalatenschap of gemeenschap (titel 2)

      – middelen tot bewaring van zijn recht (titel 4) (!)

      – rekenprocedure (titel 5)

      – personen- en familierecht (titel 6)

      – enige bijzondere rechtsplegingen (titel 7)

      – formaliteiten voor de tenuitvoerlegging van in vreemde staten tot stand gekomen executoriale titels (titel 9)

      – rechtspersonen (titel 10)

      – jaarrekeningen en jaarverslagen (titel 11)

      – onredelijk bezwarende bedingen en algemene voorwaarden (titel 12)

      – de teruggave van cultuurgoederen (titel 13)

      – de verbindend verklaring van overeenkomsten inzake massaschade (titel 14)

      – intellectuele eigendom (titel 15)

      – pachtzaken (titel 16)

      – deelgeschillen inzake letsel- en overlijdensschade (titel 17)

      – arbeidsovereenkomsten waarbij de arbeid verricht wordt op het continentaal plat (titel 18)

      Arbitrage (Boek 4 Rv.)

      Dit relatief kleine onderdeel van het wetboek is helemaal gewijd aan arbitrageproceduresArt. 1020 Rv. t/m art. 1077 Rv.Arbitrage is een procedure waarbij het geschil wordt beslist door “arbiters” en niet door de overheidsrechter. Partijen kunnen bij het aangaan van een overeenkomst of later, wanneer er een geschil is gerezen, afspreken dat ze de zaak aan arbiters zullen voorleggen. Het voordeel daarvan kan zijn, dat deze arbiters een bepaalde deskundigheid hebben over het onderwerp van geschil. Nadeel is dat arbitrage erg duur kan zijn, omdat partijen de arbiters helemaal zelf moeten betalen.

      De eerste titel gaat over Nederlandse arbitrages en titel 2 gaat over internationale arbitrage.

      Project digitalisering van de rechtspraak

      Een belangrijke ontwikkeling is het zgn. KEI project, waarmee de rechtspraak geleidelijk over zal stappen op digitale procesvoering en afstapt van papieren stukkenwisseling. Overigens zal de burger die zelf mag procederen (in procedures waarvoor geen verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat geldt) nog steeds schriftelijk (op papier) mogen procederen.

      Digitaal procederen is per 1 september 2017 in twee arrondissementen ingevoerd in procedures waarbij een advocaat verplicht is. De rechtbanken in de arrondissementen Midden Nederland en Gelderland hebben de eer als eerste gebruik te maken van digitale procesvoering. Overigens geldt digitaal procederen sinds 1 maart 2017 ook bij de Hoge Raad.

      Het plan was dit verder landelijk uit te rollen tot per 1 januari 2020 alle procedures langs digitale weg gevoerd zouden worden. Het KEI-project is echter begin 2018 gestaakt.

      Een deel van de wetswijziging is echter wel in beide doorgevoerd. Zie over digitaal procederen ook het blog KEI 2.0.

      Relevante links

      Wet van 13 juli 2016 (Stb. 2016, 289) tot vereenvoudiging van het procesrecht in hoger beroep en cassatie

      Gerechtsdeurwaarderswet

      pagina Procesreglementen op de website van de Rechtspraak

      Auteur & Last edit

      [MdV, 28-12-2017; laatste bewerking 5-07-2023]

      Burgerlijke rechtsvordering inleiding

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!