Pagina inhoud

    Zakelijke rechten (Boek 5 B.W.)

    Inleiding zakelijke rechten

    Het vermogensrecht wordt in twee hoofdonderdelen ingedeeld: het verbintenissenrecht en het goederenrecht. Zakenrecht is de oude aanduiding voor goederenrecht. In meer stricte zin kan onder zakenrecht ook worden verstaan het onderdeel van het goederenrecht dat uitsluitend ziet op ‘zaken’ oftewel stoffelijke objecten, ter onderscheiding van onstoffelijke goederen zoals vorderingen of intellectuele eigendomsrechten.

    Het verbintenissenrecht gaat over vermogensrechtelijke betrekkingen tussen (rechts)personen onderling. Het goederenrecht gaat over de vermogensrechtelijke betrekking tussen een (rechts)persoon en een “goed”. Volgens de wet omvat het begrip “goederen”: “zaken” en “vermogensrechten”. Zie ook de pagina Begripsbepalingen.

    Wat omvat het goederenrecht?

    Het goederenrecht omvat een heel groot deel van het vermogensrecht, waar iedereen dagelijks mee te maken heeft.

    Zonder dat we het ons realiseren of er voor geleerd hoeven te hebben oefenen we voortdurend goederenrechtelijke rechten uit en maken we daar aanspraak op tegenover anderen. Het goederenrecht reguleert al die alledaagse handelingen en rechtsbetrekkingen tussen mensen met betrekking tot de voorwerpen (goederen) die we kunnen bezitten.

    De begrippen eigendom, bezit en levering zijn onderdeel van het goederenrecht. Het goederenrecht gaat over de juridische relatie tussen (rechts)personen en goederen. Dat kunnen zowel stoffelijke objecten zijn (door de wet gedefinieerd als “zaken”), als immateriële vermogensrechten die voorwerp kunnen zijn van eigendom. Ook de van het eigendomsrecht afgesplitste rechten zoals erfpacht, erfdienstbaarheid vallen onder het goederenrecht. Die rechten noemen we “beperkte zakelijke rechten”. Ze geven immers een beperkt gedeelte van het eigendomsrecht aan iemand anders dan de eigenaar van een zaak. Daarnaast behoren ook het pandrecht en het hypotheekrecht tot het goederenrecht. Deze zgn. “zekerheidsrechten” kunnen ook rusten op vermogensrechten, dus niet alleen op “zaken”, zoals de beperkte zakelijke rechten. Een pandrecht kan rusten op een roerende zaak, maar ook op een immaterieel goed zoals een vorderingsrecht.

    Boek 3 en Boek 5 B.W.

    De wet behandelt het algemene deel van het goederenrecht in Boek 3 B.W.. In Boek 5 B.W. wordt specifiek ingegaan op goederen, die stoffelijke objecten zijn. Deze worden zoals hiervoor al gemeld door de wet “zaken” genoemd. Zie art. 3:2 B.W..

    De begrippen eigendom en bezit zijn de basis van het goederenrecht. Deze rechten worden ook wel “zakelijke rechten” genoemd). Boek 5 van het Burgerlijk wetboek bevat de wettelijke regeling van deze rechten.

    Daarnaast staan er in Boek 3 Burgerlijk wetboek (dat over het vermogensrecht in het algemeen gaat) ook een aantal algemene bepalingen over het goederenrecht. Met name in Boek 3 titel 1, afdeling 1 (begripsbepalingen), in titel 4 (verkrijging en verlies van goederen) en in titel 5 (bezit en houderschap).

    Gesloten stelsel van het goederenrecht

    Een bijzondere eigenschap van het goederenrecht is, dat de rechten die daaraan ontleend worden geldend gemaakt kunnen worden tegenover eenieder. In het verbintenissenrecht – dat als gezegd gaat over rechtsrelaties (verbintenissen) tussen (rechts)personen – ontstaan die juridische relaties alleen tussen degenen, die deze aangaan of tussen wie de wet die in het leven roept (zoals de verplichting tot schadevergoeding bij een onrechtmatige daad).

    De goederenrechtelijke en zakelijke rechten zijn verbonden aan een goed, en werken dus tegenover iedereen, niet slechts tegenover een beperkt aantal personen. Iedereen moet de eigendom van een eigenaar respecteren en zich van inbreuken daarop onthouden. Dit geldt voor alle goederenrechtelijke vermogensrechten. Iedereen heeft die rechten te respecteren. Wanneer iemand daar inbreuk op maakt, kan deze persoon door de rechthebbende in een procedure worden aangesproken.

    Het “openbare” karakter van het goederenrecht brengt met zich mee, dat het goederenrecht een “gesloten stelsel” is. Het moet voor iedereen duidelijk zijn, welke vermogensrechten er zijn, zodat iedereen weet waar men zich aan moet houden. Dit brengt met zich mee dat het niet mogelijk is van het goederenrecht af te wijken door andere contractuele (verbintenisrechtelijke) afspraken te maken dan binnen de mogelijkheden die de wet in het goederenrecht biedt. De regels van het goederenrecht zijn zogezegd “dwingend recht”. Dit is anders dan in het verbintenissenrecht, waar een grote vrijheid geldt en de wet aangeeft welke bepalingen dwingend zijn en van welke vrijelijk kan worden afgeweken. De bepalingen waar van kan worden afgeweken geven slechts een regeling voor het geval de partijen zelf niets hebben afgesproken. Dergelijke bepalingen noemt men “regelend recht”.

    Goede trouw in het goederenrecht

    Om botsingen van aanspraken in het goederenrecht op te lossen, wordt vaak gebruik gemaakt van het begrip “goede trouw”. Ondanks het openbare karakter van het goederenrecht, kun je aan een zaak zelf niet direct zien, wie daarvan eigenaar is. Het Romeinse recht kende al de regel voor roerende goederen: degeen die een zaak in zijn bezit heeft en zich daarnaar gedraagt, wordt in beginsel beschouwd als eigenaar. Wanneer een derde de zaak van de bezitter koopt, en achteraf blijkt dat de bezitter (en verkoper) niet de eigenaar was, dan wordt de verkrijger van de zaak beschermd als hij te goeder trouw was bij de aankoop. Zie ook de pagina Overdracht van goederen en afstand van beperkte rechten (Titel 4, Boek 4, Afd. 2 B.W.).

    Auteur & Last edit

    [MdV, 7-12-2015]

    Pagina inhoud

      Zakelijke rechten (Boek 5 B.W.)

      Inleiding zakelijke rechten

      Het vermogensrecht wordt in twee hoofdonderdelen ingedeeld: het verbintenissenrecht en het goederenrecht. Zakenrecht is de oude aanduiding voor goederenrecht. In meer stricte zin kan onder zakenrecht ook worden verstaan het onderdeel van het goederenrecht dat uitsluitend ziet op ‘zaken’ oftewel stoffelijke objecten, ter onderscheiding van onstoffelijke goederen zoals vorderingen of intellectuele eigendomsrechten.

      Het verbintenissenrecht gaat over vermogensrechtelijke betrekkingen tussen (rechts)personen onderling. Het goederenrecht gaat over de vermogensrechtelijke betrekking tussen een (rechts)persoon en een “goed”. Volgens de wet omvat het begrip “goederen”: “zaken” en “vermogensrechten”. Zie ook de pagina Begripsbepalingen.

      Wat omvat het goederenrecht?

      Het goederenrecht omvat een heel groot deel van het vermogensrecht, waar iedereen dagelijks mee te maken heeft.

      Zonder dat we het ons realiseren of er voor geleerd hoeven te hebben oefenen we voortdurend goederenrechtelijke rechten uit en maken we daar aanspraak op tegenover anderen. Het goederenrecht reguleert al die alledaagse handelingen en rechtsbetrekkingen tussen mensen met betrekking tot de voorwerpen (goederen) die we kunnen bezitten.

      De begrippen eigendom, bezit en levering zijn onderdeel van het goederenrecht. Het goederenrecht gaat over de juridische relatie tussen (rechts)personen en goederen. Dat kunnen zowel stoffelijke objecten zijn (door de wet gedefinieerd als “zaken”), als immateriële vermogensrechten die voorwerp kunnen zijn van eigendom. Ook de van het eigendomsrecht afgesplitste rechten zoals erfpacht, erfdienstbaarheid vallen onder het goederenrecht. Die rechten noemen we “beperkte zakelijke rechten”. Ze geven immers een beperkt gedeelte van het eigendomsrecht aan iemand anders dan de eigenaar van een zaak. Daarnaast behoren ook het pandrecht en het hypotheekrecht tot het goederenrecht. Deze zgn. “zekerheidsrechten” kunnen ook rusten op vermogensrechten, dus niet alleen op “zaken”, zoals de beperkte zakelijke rechten. Een pandrecht kan rusten op een roerende zaak, maar ook op een immaterieel goed zoals een vorderingsrecht.

      Boek 3 en Boek 5 B.W.

      De wet behandelt het algemene deel van het goederenrecht in Boek 3 B.W.. In Boek 5 B.W. wordt specifiek ingegaan op goederen, die stoffelijke objecten zijn. Deze worden zoals hiervoor al gemeld door de wet “zaken” genoemd. Zie art. 3:2 B.W..

      De begrippen eigendom en bezit zijn de basis van het goederenrecht. Deze rechten worden ook wel “zakelijke rechten” genoemd). Boek 5 van het Burgerlijk wetboek bevat de wettelijke regeling van deze rechten.

      Daarnaast staan er in Boek 3 Burgerlijk wetboek (dat over het vermogensrecht in het algemeen gaat) ook een aantal algemene bepalingen over het goederenrecht. Met name in Boek 3 titel 1, afdeling 1 (begripsbepalingen), in titel 4 (verkrijging en verlies van goederen) en in titel 5 (bezit en houderschap).

      Gesloten stelsel van het goederenrecht

      Een bijzondere eigenschap van het goederenrecht is, dat de rechten die daaraan ontleend worden geldend gemaakt kunnen worden tegenover eenieder. In het verbintenissenrecht – dat als gezegd gaat over rechtsrelaties (verbintenissen) tussen (rechts)personen – ontstaan die juridische relaties alleen tussen degenen, die deze aangaan of tussen wie de wet die in het leven roept (zoals de verplichting tot schadevergoeding bij een onrechtmatige daad).

      De goederenrechtelijke en zakelijke rechten zijn verbonden aan een goed, en werken dus tegenover iedereen, niet slechts tegenover een beperkt aantal personen. Iedereen moet de eigendom van een eigenaar respecteren en zich van inbreuken daarop onthouden. Dit geldt voor alle goederenrechtelijke vermogensrechten. Iedereen heeft die rechten te respecteren. Wanneer iemand daar inbreuk op maakt, kan deze persoon door de rechthebbende in een procedure worden aangesproken.

      Het “openbare” karakter van het goederenrecht brengt met zich mee, dat het goederenrecht een “gesloten stelsel” is. Het moet voor iedereen duidelijk zijn, welke vermogensrechten er zijn, zodat iedereen weet waar men zich aan moet houden. Dit brengt met zich mee dat het niet mogelijk is van het goederenrecht af te wijken door andere contractuele (verbintenisrechtelijke) afspraken te maken dan binnen de mogelijkheden die de wet in het goederenrecht biedt. De regels van het goederenrecht zijn zogezegd “dwingend recht”. Dit is anders dan in het verbintenissenrecht, waar een grote vrijheid geldt en de wet aangeeft welke bepalingen dwingend zijn en van welke vrijelijk kan worden afgeweken. De bepalingen waar van kan worden afgeweken geven slechts een regeling voor het geval de partijen zelf niets hebben afgesproken. Dergelijke bepalingen noemt men “regelend recht”.

      Goede trouw in het goederenrecht

      Om botsingen van aanspraken in het goederenrecht op te lossen, wordt vaak gebruik gemaakt van het begrip “goede trouw”. Ondanks het openbare karakter van het goederenrecht, kun je aan een zaak zelf niet direct zien, wie daarvan eigenaar is. Het Romeinse recht kende al de regel voor roerende goederen: degeen die een zaak in zijn bezit heeft en zich daarnaar gedraagt, wordt in beginsel beschouwd als eigenaar. Wanneer een derde de zaak van de bezitter koopt, en achteraf blijkt dat de bezitter (en verkoper) niet de eigenaar was, dan wordt de verkrijger van de zaak beschermd als hij te goeder trouw was bij de aankoop. Zie ook de pagina Overdracht van goederen en afstand van beperkte rechten (Titel 4, Boek 4, Afd. 2 B.W.).

      Auteur & Last edit

      [MdV, 7-12-2015]

      Zakelijke rechten (Boek 5 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!