Pagina inhoud

    Rederij van het zeeschip (Afd. 1, Titel 3, Hoofdstuk II, Boek 8 B.W.)

    Inleiding rederij van het zeeschip

    In Afd. 1, Titel 3, Hoofdstuk II, Boek 8 B.W. wordt de rederij van zeeschepen behandeld. Deze afdeling omvat 27 bepalingen (art.8:160 B.W. tot en met art.8:186 B.W.).

    Definitie rederij

    In art.8:160 lid 1 B.W. staat omschreven wat een rederij is, om te verduidelijken in welke gevallen de afdeling 8.3.1 B.W. van toepassing is. De twee vereisten waaraan moet worden voldaan zijn:
    1. Het zeeschip moet aan twee of meer personen gezamenlijk toebehoren;
    2. Dit moet blijken uit de openbare registers zoals bedoeld in afdeling 2 van Titel 1 van Boek 3.

    De tweede volzin van het artikel geeft echter een uitzondering, als de eigenaren van het schip onder gemeenschappelijke naam optreden bestaat slechts een rederij, als dit uitdrukkelijk bij akte is overeengekomen en deze akte moet ook zijn ingeschreven in de openbare registers. Als dit niet is ingeschreven, kan men niet spreken van een rederij. Personen genoemd in het artikel kunnen zowel natuurlijke personen als rechtspersonen zijn.

    Het schip hoeft niet daadwerkelijk als schip voor de zeevaart gebruikt te worden om in aanmerking te komen voor een rederij. Daarnaast kan onder een rederij slechts één schip vallen. Art.8:160 lid 2 B.W. verduidelijkt dat een rederij geen rechtspersoon is.

    Afdeling 8.3.1 Boek 8 B.W. is ook van toepassing op de rederij van binnenschepen

    De afdeling is ook van toepassing op rederijen van binnenschepen, zie de schakelbepaling in de regeling voor binnenvaart (art.8:771 B.W.).

    Lidmaatschap en eigendom van de rederij

    Alle eigenaren van de rederij zijn volgens dit artikel ook lid van de rederij, en wel van rechtswege (art.8:161 B.W.). Eigendom en lidmaatschap van de rederij zijn onlosmakelijk verbonden, het is niet mogelijk lid te zijn van de rederij zonder tevens eigenaar te zijn en andersom. Het is niet mogelijk om het lidmaatschap op te zeggen, zie art. 8:183 B.W., en het lidmaatschap kan ook niet vervallen verklaard worden.

    Zodra een eigenaar zijn aandeel van het schip overdraagt op een ander dan gaat het lidmaatschap mee over. Het artikel is dwingend recht, zie art. 8:186 B.W..

    Overdracht aandeel in schip

    De leveringshandeling voor de overdracht van een aandeel van het schip kan op dezelfde manier als de levering van het gehele schip, daarvoor is nodig inschrijving van de notariële akte van overdracht, zie artikel 8:199 jo art. 3:89 jo art. 3:96 B.W..

    Redelijkheid en billijkheid bij de rederij

    Voor de rederij is het equivalent van art. 2:8 B.W. opgenomen in art. 8:162 B.W.. Dit betekent dat de relatie tussen de leden van de rederij redelijk en billijk moet zijn. De redelijkheid en billijkheid staat nader omschreven in art. 2:7 B.W. Daarnaast geeft art. 3:12 B.W. aan waar men rekening mee moet houden bij de vaststelling van wat redelijkheid en billijkheid eisen.

    Boekhouder van de rederij

    De term ‘boekhouder’ is een oude benaming voor wat men tegenwoordig een beheerder zou noemen, de boekhouder is daarmee dus de beheerder van de rederij. Deze boekhouder kan een lid zijn van de rederij, maar daarvoor kan ook een derde partij worden aangetrokken. Als er een derde wordt aangesteld als boekhouder, moeten de leden van de rederij hier unaniem toe besluiten, zie hiervoor artikel 8:171 lid 3 sub a B.W. Artikel 8:186 B.W. bepaalt dat dit artikel van dwingend recht is, dit houdt in dat niet kan worden afgesproken door de leden onderling dat het niet mogelijk is om een boekhouder te benoemen. Dit neemt niet weg dat de leden van de rederij wel de keuze hebben om wel of geen boekhouder aan te stellen (art. 8:163 B.W.).

    Bevoegdheid van de boekhouder van de rederij

    Dit artikel geeft twee omstandigheden waar de boekhouder niet zonder toestemming van de leden van de rederij bevoegd is. Dit zijn namelijk; 1. Het overgaan tot enige buitengewone herstelling van het schip; 2. Benoeming of ontslag van een kapitein. Hiermee geeft het artikel ruime bevoegdheden aan de boekhouder, aangezien de boekhouder buiten de twee genoemde omstandigheden wel bevoegd is zonder toestemming van de leden te handelen. Als de boekhouder toch overgaat tot enige buitengewone herstelling van het schip of tot de benoeming of het ontslag van een kapitein zonder de toestemming van de leden van de rederij, dan kunnen de leden naar de boekhouder gaan voor schadevergoeding. Overigens is artikel 8:164 B.W. regelend recht, er kan dus een afwijkend beding worden afgesproken (art. 8:164 B.W.).

    Inzagerecht leden in administratie rederij

    De leden van de rederij hebben door dit artikel recht de gehele administratie van de rederij in te zien. De boekhouder moet volledige openheid van zaken geven, het gaat daarbij om alle aangelegenheden van de rederij en boeken, brieven en andere documenten, die betrekking hebben op zijn beheer (art. 8:165 B.W.).

    Financiële verantwoording boekhouder rederij

    Een boekhouder moet minimaal 1 keer per jaar en aan het einde van zijn beheer financiële verantwoording afleggen aan de leden. Het kan gebruik zijn dit vaker te doen. Alle leden afzonderlijk hebben het recht om rekening en verantwoording te vorderen bij de boekhouder (art. 8:166 B.W.).

    Onderlinge rekening en verantwoording leden rederij; termijn

    Er geldt een termijn van drie maanden die start als de boekhouder de rekening en verantwoording heeft afgelegd, waarbij de boekhouder de leden en de leden elkaar ook onderling, kunnen verplichten de rekening en de verantwoording op te nemen en te sluiten (art. 8:167 B.W.).

    Goedkeuring rekening en verantwoording; betwisting

    Voor de goedkeuring van de rekening en verantwoording van de boekhouder is een normale meerderheid voldoende, zie ook art. 8:171 B.W. (art. 8:168 B.W.). Deze goedkeuring is bindend voor de leden die met de goedkeuring hebben ingestemd. Daarnaast is het bindend voor het lid dat, hoewel hij niet heeft ingestemd met de goedkeuring van de rekening en verantwoording, deze ook niet in rechte heeft betwist.

    Termijn voor betwisting rekening en verantwoording rederij en bevoegde rechter

    De betwisting moet worden gedaan binnen één jaar, nadat het lid van de rekening en verantwoording kennis heeft kunnen nemen en nadat de goedkeuring door de meerderheid hem schriftelijk is medegedeeld.
    De rechtbank Rotterdam is volgens art. 621 Rv de bevoegde rechtbank in zaken die gaan over de betwisting als bedoeld in dit artikel (zie de pagina

    Artikel 8:169 ziet op de omstandigheden die de betrekking van de boekhouder doen eindigen. De omstandigheden genoemd in het artikel zijn de volgende: indien over hem een provisionele bewindvoerder is benoemd, hij onder curatele is gesteld, terzake van krankzinnigheid in een gesticht is geplaatst, in staat van faillissement is verklaard of indien ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard. Deze omstandigheden zijn niet limitatief.

    Omstandigheden die zagen op de nationaliteit van de boekhouder zijn uit de opsomming gehaald aangezien deze in strijd waren met de uitspraak van het Europese hof (Hof van Justitie EG, 14-10-2004, C-299/02).
    Het artikel is dwingend recht (art. 8:186 B.W.).

    Uitkoop boekhouder bij ontslag

    Het eerste lid van artikel 8:170 B.W. is van toepassing als de boekhouder ook lid is van de rederij. Kiezen leden van de rederij ervoor de boekhouder te ontslaan, dan dienen de andere leden het aandeel van de boekhouder over te nemen voor een prijs die door een deskundige wordt vastgesteld. De uitzondering hierop is als de boekhouder wordt ontslagen als gevolg van een dringende reden. Het moet bij de dringende reden gaan om een ernstige en zwaarwegende reden. De boekhouder kan ook zelf ontslag nemen, als de leden hem een dringende reden hebben gegeven op grond waarvan hij zijnerzijds de betrekking beëindigd, heeft hij er ook dan recht op dat zijn aandeel in de rederij door de andere leden van de rederij wordt overgenomen.

    Het tweede lid geeft aan dat de boekhouder van zijn verlangen tot overneming kennis moet geven aan de leden der rederij binnen een maand, nadat zijn betrekking is geëindigd. Wanneer aan zijn verlangen niet binnen een maand is voldaan of wanneer niet binnen twee weken na het overnemen van zijn aandeel de daarvoor bepaalde prijs aan hem is voldaan, kan de rechter op een binnen twee maanden door de boekhouder gedaan verzoek bevelen dat het schip wordt verkocht. De wijze van verkoop wordt door de rechter bepaald.

    De maand gaat in op het moment dat de boekhouder aan de leden van de rederij heeft gemeld dat hij zijn aandeel wil overdragen.
    Als de boekhouder met zijn verzoek naar de rechter gaat, heeft de boekhouder twee opties, of hij vraagt de rechter om te bevelen tot verkoop van het schip, of hij kan bij de voorzieningenrechter een verzoek indienen tot het benoemen van deskundigen. Voordat de rechter overgaat op de verkoop van het schip, moet deze eerst de leden van de rederij en de boekhouder verhoren of een behoorlijke oproeping aan hen doen, dit staat vermeld in art. 621 Rv..

    Het derde lid geeft nog aan dat bij de overneming van het aandeel van de boekhouder, de andere leden het aandeel overnemen evenredig aan hun aandeel in het schip.

    Besluitvorming binnen de rederij van een zeeschip

    Normaliter neemt men binnen de rederij besluiten door een gewone meerderheid van stemmen (art. 8:171 lid 1 B.W.). Er is echter een aantal uitzonderingen op deze hoofdregel, waarbij unanimiteit vereist is, zie art. 8:171 B.W.. Deze uitzonderingen staan opgesomd in lid 3 van dit artikel: de aanstelling van een boekhouder die geen lid is van de rederij; uitbreiding van de bevoegdheid van de boekhouder buiten de grenzen getrokken door art. 8:178 lid 1 B.W.; het sluiten, voor meer dan zes maanden, van een rompbevrachting, een tijdbevrachting of een overeenkomst, als genoemd in art. 8:531 B.W. of art. 8:991 B.W.; ontbinding der rederij tijdens de loop van een overeenkomst tot vervoer, van een overeenkomst waarbij het schip ter beschikking van een ander is gesteld, of van een ter visvangst ondernomen reis.
    Het tweede lid van dit artikel verdeelt het stemrecht onder de leden van de rederij, dit is namelijk gelijk aan het aandeel dat een lid in het schip bezit. Het lid met het kleinste aandeel krijgt 1 stem, en naar evenredigheid krijgen andere leden hun stemmen.

    In artikel 8:172 B.W. staat omschreven dat dat art. 8:171 lid 3 sub a niet van toepassing is op rederijen van zeevissersschepen. Dit betekent dat als op zeevissersschepen een boekhouder aangesteld wordt, en deze boekhouder geen lid is van de rederij, voor deze aanstelling geen unanimiteit van stemmen vereist is.

    Indien ten gevolge van staking der stemmen de exploitatie van het schip wordt belet, kan de rechter op een binnen twee maanden door een lid der rederij gedaan verzoek bevelen dat het schip wordt verkocht, zie artikel 8:173 B.W.. De wijze van verkoop wordt door de rechter bepaald. Voordat de rechter beslist verhoort hij de leden en daarnaast ook de boekhouder, of hij doet een behoorlijke oproeping aan hen. Het moet gaan om een beslissing die het gebruik van het schip van de rederij direct raakt en de beslissing moet ook betekenis hebben, aangezien de consequentie van het verzoek ontbinding van de rederij kan zijn.
    Er mag niet vanuit worden gegaan dat de boekhouder de (andere) leden van de rederij mag vertegenwoordigen, aangezien het hier niet gaat om een zaak van de rederij maar om een zaak van de leden.
    Art. 621 RV verklaart de rechtbank Rotterdam bevoegd in dit soort zaken.

    Normaliter zijn besluiten bij meerderheid genomen voor alle leden bindend, dit kan nadelig zijn voor de minderheid de tegen heeft gestemd bij een besluit of hieraan niet heeft meegewerkt. Er zijn enkele besluiten waarbij er voor de minderheid de mogelijkheid bestaat om hem aandeel over te dragen. De besluiten waarvoor dit geldt zijn besluiten over enige buitengewone herstelling van het schip, omtrent benoeming of ontslag van de kapitein, dan wel omtrent het aangaan van een vervoerovereenkomst waarbij het schip ter beschikking van een ander wordt gesteld, zie artikel 8:174 B.W.. De prijs van het aandeel wordt door deskundigen bepaald. Wil het lid zijn aandeel overdragen dan moet hij zijn verlangen tot overneming kennisgeven aan de boekhouder of, indien er geen boekhouder is, aan hen, die voorstemden, binnen een maand nadat het besluit te zijner kennis is gebracht. Wanneer aan zijn verlangen niet binnen een maand is voldaan of wanneer niet binnen twee weken na het overnemen van zijn aandeel de daarvoor bepaalde prijs aan hem is voldaan, kan de rechter op een binnen twee maanden door het lid der rederij gedaan verzoek bevelen dat het schip wordt verkocht. De wijze van verkoop wordt door de rechter bepaald.
    Als de leden van de rederij er niet binnen een termijn van een maand uit komen wie als deskundige moet worden benoemd, dan kan die door de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam worden aangewezen.
    Het lid dat tegen stemt, blijft aansprakelijk voor de rechtsbetrekkingen die door het besluit van de meerderheid zijn ontstaan.
    In het tweede lid wordt geregeld dat bij de overname ieder het deel krijgt dat evenredig is met diens aandeel in het schip.

    Artikel 8:175 B.W. is vervallen.

    De interne verhoudingen van de leden van de rederij zijn geregeld in art. 8:176 en 8:177 B.W. en artikel 8:176 B.W. staat vermeld dat de leden van de rederij evenredig naar diens aandeel delen in de uitgaven van de rederij. Het artikel zegt dat het moet gaan om uitgaven waartoe bevoegdelijk is besloten, dit ziet op uitgaven zoals beschreven in artikel 8:171 B.W. en daarnaast op uitgaven waartoe de boekhouder heeft besloten, art. 8:164 B.W. Uit het woord besloten volgt dat het niet hoeft te gaan om uitgaven die al gedaan zijn maar slechts om uitgaven waartoe is besloten. Als het aandeel in de rederij wordt overgedragen nadat een besluit is genomen tot een uitgave, blijft de plicht om bij te dragen dus bestaan.

    De interne verhoudingen van de leden van de rederij zijn geregeld in art. 8:176 en 8:177 B.W. en in artikel 8:177 B.W. staat vermeld dat de leden van de rederij evenredig naar diens aandeel delen in winsten en verliezen.

    Het eerste lid van artikel 8:178 B.W. geeft de boekhouder, als er een boekhouder is, de bevoegdheid, met uitsluiting van ieder lid, de rederij te vertegenwoordigen in alles wat de normale exploitatie van het schip meebrengt. Art. 8:164 B.W. geeft omstandigheden waarbij de boekhouder ook in de normale exploitatie van het schip van de rederij wel toestemming nodig heeft van de leden, dit is dus een beperking op de bevoegdheid van de boekhouder. Gaat het om situaties genoemd in art. 8:164 B.W. dan kunnen derden er niet zonder meer op vertrouwen dat deze toestemming aan de boekhouder is gegeven.
    De rederij zal altijd vastzitten aan de rechtshandelingen die art. 8:360 lid 1 B.W. noemt.
    Het tweede lid vermeldt dat Indien de rederij in het handelsregister is ingeschreven beperkingen van de bevoegdheid van de boekhouder aan derden, die daarvan onkundig waren, niet kunnen worden tegengeworpen, tenzij deze beperkingen uit dat register blijken. Is de rederij niet in het handelsregister ingeschreven, dan kunnen beperkingen van de bevoegdheid van de boekhouder aan derden slechts worden tegengeworpen, wanneer hun die bekend waren. Deze regeling is strenger dan art. 3:61 B.W. aangezien de derde de beperking daadwerkelijk moest kennen en niet als men de beperking behoorde te kennen.
    Het derde lid legt de boekhouder de verplichting op om alle verplichtingen na te komen die de wet de reder oplegt. De boekhouder is er tegenover de leden voor verantwoordelijk dat de verplichtingen ook worden nagekomen.
    In art. 8:186 B.W. wordt het derde lid van dit artikel van dwingend recht verklaard.

    Er wordt verschil gemaakt als de rederij wel of niet is ingeschreven in het handelsregister als het gaat om derdenbescherming met betrekking tot de aanstelling van de boekhouder of het beëindigen van de betrekking. In de situatie waarbij de rederij is ingeschreven in het handelsregister, kan de aanstelling van de boekhouder of het eindigen van diens betrekking aan derden, die daarvan onkundig waren, niet worden tegengeworpen zo lang niet inschrijving daarvan in het handelsregister heeft plaatsgevonden, zie artikel 8:179 B.W.. In de situatie dat de rederij niet is ingeschreven, kunnen de aanstelling van een boekhouder of het beëindigen van diens betrekking aan derden slechts worden tegengeworpen wanneer zij hiermee niet bekend waren.

    Het eerste lid van artikel 8:180 B.W. geeft de leden van de rederij, mits zij alleen of gezamenlijk eigenaar zijn van meer dan de helft van het schip, de bevoegdheid om de rederij te vertegenwoordigen als er geen boekhouder is of als sprake is van ontstentenis of belet van de boekhouder. Dit brengt een onderzoeksplicht met zich voor derden of er een boekhouder is en als er een boekhouder is of deze nog is aangesteld, of als er sprake is van ontstentenis of belet.

    Het tweede lid geeft een lid van de rederij de bevoegdheid om als uitstel van een handeling niet mogelijk is de rederij te vertegenwoordigen. Een voorbeeld van zo’n handeling is het stuiten van de verjaring uit naam van de rederij.
    In art. 8:186 B.W. wordt dit artikel van dwingend recht verklaard.

    In lijn met art. 8:176 B.W. en art. 8:177 B.W. is ook de aansprakelijkheid van de leden van de rederij naar evenredigheid van het aandeel in de rederij verdeeld. In artikel 8:181 B.W. gaat het over de aansprakelijkheid van leden tegenover derden.
    Er kan vanuit gegaan worden dat de leden alleen aansprakelijk zijn voor de schulden die tijdens hun lidmaatschap tot stand zijn gekomen. Als leden hun aandeel overdragen zijn ze daarna niet langer aansprakelijk voor schulden aangegaan in nieuwe verbintenissen.

    In artikel 8:182 B.W. worden een aantal redenen opgesomd waarbij de rederij niet wordt ontbonden. Deze redenen zijn: door de dood van een harer leden; door diens faillissement; het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen; plaatsing ter zake van krankzinnigheid in een gesticht; plaatsing onder curatele.
    Dit duidt erop dat deze vorm van samenwerking niet enkel verbintenisrechtelijk werkt.
    Het is echter toch mogelijk dat door de dood van een lid de rederij ophoudt te bestaan, namelijk als het enige andere lid het aandeel van de overledene na diens dood erft.
    In art. 8:186 B.W. wordt dit artikel van dwingend recht verklaard.

    Artikel 8:183 B.W. kan in samenhang gezien worden met artikel 8:160 B.W. en artikel 8:161 B.W, een mede-eigenaar is ook lid van de rederij. Dit betekent dat zolang men mede-eigenaar is men ook lid is van de rederij en daarom kan lidmaatschap niet worden opgezegd. Als het aandeel in het schip wordt overgedragen, slechts dan wordt het lidmaatschap ook beëindigd.
    In artikel 8:186 B.W. wordt dit artikel van dwingend recht verklaard.

    Voor de ontbinding van de rederij is een meerderheid van stemmen vereist, dit staat in art. 8:171 B.W. Er zijn enkele situaties waarbij een uitzondering op deze meerderheid van stemmen geldt. Deze uitzonderingen zijn genoemd in art. 8:171 lid 3 B.W. en luiden als volgt; aanstelling van een boekhouder die geen lid is van de rederij; uitbreiding van de bevoegdheid van de boekhouder buiten de grenzen getrokken door artikel 8:178 eerste lid B.W.; het sluiten, voor meer dan zes maanden, van een rompbevrachting, een tijdbevrachting of een overeenkomst, als genoemd in art. 8:531 B.W. of artikel 8:991 B.W.; ontbinding der rederij tijdens de loop van een overeenkomst tot vervoer; van een overeenkomst waarbij het schip ter beschikking van een ander is gesteld; of van een ter visvangst ondernomen reis. Bij de hiervoor genoemde uitzonderingen moet sprake zijn van unanimiteit van stemmen.
    Zodra het besluit genomen is om de rederij te ontbinden, moet het schip verkocht worden, zie artikel 8:184 B.W.. Zowel de beslissing om het schip te verkopen als ook een rechterlijk bevel hiertoe, worden gezien als een besluit tot ontbinding.
    Van een daadwerkelijke ontbinding van de rederij is pas dan sprake als is verkocht en geleverd.
    Nadat dit besluit tot ontbinding is genomen, hebben de leden twee maanden om het schip te verkopen, is dit na twee maanden nog niet gebeurd dan kan een lid van de rederij de rechter verzoeken een bevel tot verkoop uit te vaardigen. De rechtbank bevoegd tot dit bevel is de rechtbank Rotterdam, zie art. 621 RV.

    Artikel 8:185 B.W. gaat over de ontbinding van een rederij. Het eerste lid van deze bepaling geeft aan dat ook als de rederij is ontbonden deze nog blijft voortbestaan als dit tot haar vereffening nodig is. Als hiervan sprake is kan de rederij alleen nog handelingen uitvoeren voor de vereffening, en zo lang de vereffening nog voortduurt zijnde bepalingen van deze afdeling nog van toepassing.
    Het tweede lid belast de boekhouder met de vereffening, als de rederij een boekhouder heeft. Er is niet bij wet geregeld wie belast is met de vereffening als de rederij geen boekhouder heeft. Er bestaat de mogelijkheid om na de ontbinding een vereffenaar aan te stellen, of dat de leden van de rederij verantwoordelijk voor het beheer van de rederij, als de rederij ontbonden wordt tevens belast zijn met de vereffening ervan.
    Zodra de vereffening is afgehandeld, houdt de rederij op te bestaan.

    In artikel 8:186 B.W. worden de artikelen van deze afdeling opgesomd die van dwingend recht zijn, wat inhoudt dat hier niet van kan worden afgeweken.

    Exploitatie

    Art. 8:173 B.W.

    Indien ten gevolge van staking der stemmen de exploitatie van het schip wordt belet, kan de rechter op een binnen twee maanden door een lid der rederij gedaan verzoek bevelen dat het schip wordt verkocht. De wijze van verkoop wordt door de rechter bepaald. Voordat de rechter beslist verhoort hij de leden en daarnaast ook de boekhouder, of hij doet een behoorlijke oproeping aan hen. Het moet gaan om een beslissing die het gebruik van het schip van de rederij direct raakt en de beslissing moet ook betekenis hebben, aangezien de consequentie van het verzoek ontbinding van de rederij kan zijn.

    Er mag niet vanuit worden gegaan dat de boekhouder de (andere) leden van de rederij mag vertegenwoordigen, aangezien het hier niet gaat om een zaak van de rederij maar om een zaak van de leden.

    Art. 621 RV verklaart de rechtbank Rotterdam bevoegd in dit soort zaken.

    Art. 8:174 B.W.

    Normaliter zijn besluiten bij meerderheid genomen voor alle leden bindend, dit kan nadelig zijn voor de minderheid de tegen heeft gestemd bij een besluit of hieraan niet heeft meegewerkt. Er zijn enkele besluiten waarbij er voor de minderheid de mogelijkheid bestaat om hem aandeel over te dragen. De besluiten waarvoor dit geldt zijn besluiten over enige buitengewone herstelling van het schip, omtrent benoeming of ontslag van de kapitein, dan wel omtrent het aangaan van een vervoerovereenkomst waarbij het schip ter beschikking van een ander wordt gesteld. De prijs van het aandeel wordt door deskundigen bepaald. Wil het lid zijn aandeel overdragen dan moet hij zijn verlangen tot overneming kennisgeven aan de boekhouder of, indien er geen boekhouder is, aan hen, die voorstemden, binnen een maand nadat het besluit te zijner kennis is gebracht. Wanneer aan zijn verlangen niet binnen een maand is voldaan of wanneer niet binnen twee weken na het overnemen van zijn aandeel de daarvoor bepaalde prijs aan hem is voldaan, kan de rechter op een binnen twee maanden door het lid der rederij gedaan verzoek bevelen dat het schip wordt verkocht. De wijze van verkoop wordt door de rechter bepaald.

    Als de leden van de rederij er niet binnen een termijn van een maand uit komen wie als deskundige moet worden benoemd, dan kan die door de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam worden aangewezen.

    Het lid dat tegen stemt, blijft aansprakelijk voor de rechtsbetrekkingen die door het besluit van de meerderheid zijn ontstaan.

    In het tweede lid wordt geregeld dat bij de overname ieder het deel krijgt dat evenredig is met diens aandeel in het schip.

    Art. 8:175 B.W.

    Dit artikel is vervallen.

    Art. 8:176 B.W.

    De interne verhoudingen van de leden van de rederij zijn geregeld in art. 8:176 en 8:177 B.W. en in dit artikel staat vermeld dat de leden van de rederij evenredig naar diens aandeel delen in de uitgaven van de rederij. Het artikel zegt dat het moet gaan om uitgaven waartoe bevoegdelijk is besloten, dit ziet op uitgaven zoals beschreven in artikel 8:171 B.W. en daarnaast op uitgaven waartoe de boekhouder heeft besloten, art. 8:164 B.W. Uit het woord besloten volgt dat het niet hoeft te gaan om uitgaven die al gedaan zijn maar slechts om uitgaven waartoe is besloten. Als het aandeel in de rederij wordt overgedragen nadat een besluit is genomen tot een uitgave, blijft de plicht om bij te dragen dus bestaan.

    Art. 8:177 B.W.

    De interne verhoudingen van de leden van de rederij zijn geregeld in art. 8:176 en 8:177 B.W. en in dit artikel staat vermeld dat de leden van de rederij evenredig naar diens aandeel delen in winsten en verliezen.

    Art. 8:178 B.W.

    Het eerste lid geeft de boekhouder, als er een boekhouder is, de bevoegdheid, met uitsluiting van ieder lid, de rederij te vertegenwoordigen in alles wat de normale exploitatie van het schip meebrengt. Art. 8:164 B.W. geeft omstandigheden waarbij de boekhouder ook in de normale exploitatie van het schip van de rederij wel toestemming nodig heeft van de leden, dit is dus een beperking op de bevoegdheid van de boekhouder. Gaat het om situaties genoemd in art. 8:164 B.W. dan kunnen derden er niet zonder meer op vertrouwen dat deze toestemming aan de boekhouder is gegeven.

    De rederij zal altijd vastzitten aan de rechtshandelingen die art. 8:360 lid 1 B.W. noemt.

    Het tweede lid vermeldt dat Indien de rederij in het handelsregister is ingeschreven beperkingen van de bevoegdheid van de boekhouder aan derden, die daarvan onkundig waren, niet kunnen worden tegengeworpen, tenzij deze beperkingen uit dat register blijken. Is de rederij niet in het handelsregister ingeschreven, dan kunnen beperkingen van de bevoegdheid van de boekhouder aan derden slechts worden tegengeworpen, wanneer hun die bekend waren. Deze regeling is strenger dan art. 3:61 B.W. aangezien de derde de beperking daadwerkelijk moest kennen en niet als men de beperking behoorde te kennen.

    Het derde lid legt de boekhouder de verplichting op om alle verplichtingen na te komen die de wet de reder oplegt. De boekhouder is er tegenover de leden voor verantwoordelijk dat de verplichtingen ook worden nagekomen.

    In art. 8:186 B.W. wordt het derde lid van dit artikel van dwingend recht verklaard.

    Art. 8:179 B.W.

    Er wordt verschil gemaakt als de rederij wel of niet is ingeschreven in het handelsregister als het gaat om derdenbescherming met betrekking tot de aanstelling van de boekhouder of het beëindigen van de betrekking. In de situatie waarbij de rederij is ingeschreven in het handelsregister, kan de aanstelling van de boekhouder of het eindigen van diens betrekking aan derden, die daarvan onkundig waren, niet worden tegengeworpen zo lang niet inschrijving daarvan in het handelsregister heeft plaatsgevonden. In de situatie dat de rederij niet is ingeschreven, kunnen de aanstelling van een boekhouder of het beëindigen van diens betrekking aan derden slechts worden tegengeworpen wanneer zij hiermee niet bekend waren.

    Art. 8:180 B.W.

    Het eerste lid van dit artikel geeft de leden van de rederij, mits zij alleen of gezamenlijk eigenaar zijn van meer dan de helft van het schip, de bevoegdheid om de rederij te vertegenwoordigen als er geen boekhouder is of als sprake is van ontstentenis of belet van de boekhouder. Dit brengt een onderzoeksplicht met zich voor derden of er een boekhouder is en als er een boekhouder is of deze nog is aangesteld, of als er sprake is van ontstentenis of belet.

    Het tweede lid geeft een lid van de rederij de bevoegdheid om als uitstel van een handeling niet mogelijk is de rederij te vertegenwoordigen. Een voorbeeld van zo’n handeling is het stuiten van de verjaring uit naam van de rederij.

    In art. 8:186 B.W. wordt dit artikel van dwingend recht verklaard.

    Art. 8:181 B.W.

    In lijn met art. 8:176 B.W. en art. 8:177 B.W. is ook de aansprakelijkheid van de leden van de rederij naar evenredigheid van het aandeel in de rederij verdeeld. Het artikel gaat over de aansprakelijkheid van leden tegenover derden.

    Er kan vanuit gegaan worden dat de leden alleen aansprakelijk zijn voor de schulden die tijdens hun lidmaatschap tot stand zijn gekomen. Als leden hun aandeel overdragen zijn ze daarna niet langer aansprakelijk voor schulden aangegaan in nieuwe verbintenissen.

    Art. 8:182 B.W.

    In dit artikel worden een aantal redenen opgesomd waarbij de rederij niet wordt ontbonden. Deze redenen zijn: door de dood van een harer leden; door diens faillissement; het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen; plaatsing ter zake van krankzinnigheid in een gesticht; plaatsing onder curatele.

    Dit duidt erop dat deze vorm van samenwerking niet enkel verbintenisrechtelijk werkt.

    Het is echter toch mogelijk dat door de dood van een lid de rederij ophoudt te bestaan, namelijk als het enige andere lid het aandeel van de overledene na diens dood erft.

    In art. 8:186 B.W. wordt dit artikel van dwingend recht verklaard.

    Art. 8:183 B.W.

    Dit artikel kan in samenhang gezien worden met artikel 8:160 B.W. en artikel 8:161 B.W, een mede-eigenaar is ook lid van de rederij. Dit betekent dat zolang men mede-eigenaar is men ook lid is van de rederij en daarom kan lidmaatschap niet worden opgezegd. Als het aandeel in het schip wordt overgedragen, slechts dan wordt het lidmaatschap ook beëindigd.

    In art. 8:186 B.W. wordt dit artikel van dwingend recht verklaard.

    Art. 8:184 B.W.

    Voor de ontbinding van de rederij is een meerderheid van stemmen vereist, dit staat in art. 8:171 B.W. Er zijn enkele situaties waarbij een uitzondering op deze meerderheid van stemmen geldt. Deze uitzonderingen zijn genoemd in art. 8:171 lid 3 B.W. en luiden als volgt; aanstelling van een boekhouder die geen lid is van de rederij; uitbreiding van de bevoegdheid van de boekhouder buiten de grenzen getrokken door artikel 8:178 eerste lid B.W.; het sluiten, voor meer dan zes maanden, van een rompbevrachting, een tijdbevrachting of een overeenkomst, als genoemd in art. 8:531 B.W. of artikel 8:991 B.W.; ontbinding der rederij tijdens de loop van een overeenkomst tot vervoer; van een overeenkomst waarbij het schip ter beschikking van een ander is gesteld; of van een ter visvangst ondernomen reis. Bij de hiervoor genoemde uitzonderingen moet sprake zijn van unanimiteit van stemmen.

    Zodra het besluit genomen is om de rederij te ontbinden, moet het schip verkocht worden. Zowel de beslissing om het schip te verkopen als ook een rechterlijk bevel hiertoe, worden gezien als een besluit tot ontbinding.

    Van een daadwerkelijke ontbinding van de rederij is pas dan sprake als is verkocht en geleverd.

    Nadat dit besluit tot ontbinding is genomen, hebben de leden twee maanden om het schip te verkopen, is dit na twee maanden nog niet gebeurd dan kan een lid van de rederij de rechter verzoeken een bevel tot verkoop uit te vaardigen. De rechtbank bevoegd tot dit bevel is de rechtbank Rotterdam, zie art. 621 RV.

    Art. 8:185 B.W.

    Dit artikel gaat over de ontbinding van een rederij. Het eerste lid van deze bepaling geeft aan dat ook als de rederij is ontbonden deze nog blijft voortbestaan als dit tot haar vereffening nodig is. Als hiervan sprake is kan de rederij alleen nog handelingen uitvoeren voor de vereffening, en zo lang de vereffening nog voortduurt zijnde bepalingen van deze afdeling nog van toepassing.

    Het tweede lid belast de boekhouder met de vereffening, als de rederij een boekhouder heeft. Er is niet bij wet geregeld wie belast is met de vereffening als de rederij geen boekhouder heeft. Er bestaat de mogelijkheid om na de ontbinding een vereffenaar aan te stellen, of dat de leden van de rederij verantwoordelijk voor het beheer van de rederij, als de rederij ontbonden wordt tevens belast zijn met de vereffening ervan.

    Zodra de vereffening is afgehandeld, houdt de rederij op te bestaan.

    Art. 8:186 B.W.

    In dit artikel worden de artikelen van deze afdeling opgesomd die van dwingend recht zijn, wat inhoudt dat hier niet van kan worden afgeweken.

    Auteur & Last edit

    [KvdV, 1-07-2021]

    Rederij van het zeeschip (Afd. 1, Titel 3, Hoofdstuk II, Boek 8 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Rederij van het zeeschip (Afd. 1, Titel 3, Hoofdstuk II, Boek 8 B.W.)

      Inleiding rederij van het zeeschip

      In Afd. 1, Titel 3, Hoofdstuk II, Boek 8 B.W. wordt de rederij van zeeschepen behandeld. Deze afdeling omvat 27 bepalingen (art.8:160 B.W. tot en met art.8:186 B.W.).

      Definitie rederij

      In art.8:160 lid 1 B.W. staat omschreven wat een rederij is, om te verduidelijken in welke gevallen de afdeling 8.3.1 B.W. van toepassing is. De twee vereisten waaraan moet worden voldaan zijn:
      1. Het zeeschip moet aan twee of meer personen gezamenlijk toebehoren;
      2. Dit moet blijken uit de openbare registers zoals bedoeld in afdeling 2 van Titel 1 van Boek 3.

      De tweede volzin van het artikel geeft echter een uitzondering, als de eigenaren van het schip onder gemeenschappelijke naam optreden bestaat slechts een rederij, als dit uitdrukkelijk bij akte is overeengekomen en deze akte moet ook zijn ingeschreven in de openbare registers. Als dit niet is ingeschreven, kan men niet spreken van een rederij. Personen genoemd in het artikel kunnen zowel natuurlijke personen als rechtspersonen zijn.

      Het schip hoeft niet daadwerkelijk als schip voor de zeevaart gebruikt te worden om in aanmerking te komen voor een rederij. Daarnaast kan onder een rederij slechts één schip vallen. Art.8:160 lid 2 B.W. verduidelijkt dat een rederij geen rechtspersoon is.

      Afdeling 8.3.1 Boek 8 B.W. is ook van toepassing op de rederij van binnenschepen

      De afdeling is ook van toepassing op rederijen van binnenschepen, zie de schakelbepaling in de regeling voor binnenvaart (art.8:771 B.W.).

      Lidmaatschap en eigendom van de rederij

      Alle eigenaren van de rederij zijn volgens dit artikel ook lid van de rederij, en wel van rechtswege (art.8:161 B.W.). Eigendom en lidmaatschap van de rederij zijn onlosmakelijk verbonden, het is niet mogelijk lid te zijn van de rederij zonder tevens eigenaar te zijn en andersom. Het is niet mogelijk om het lidmaatschap op te zeggen, zie art. 8:183 B.W., en het lidmaatschap kan ook niet vervallen verklaard worden.

      Zodra een eigenaar zijn aandeel van het schip overdraagt op een ander dan gaat het lidmaatschap mee over. Het artikel is dwingend recht, zie art. 8:186 B.W..

      Overdracht aandeel in schip

      De leveringshandeling voor de overdracht van een aandeel van het schip kan op dezelfde manier als de levering van het gehele schip, daarvoor is nodig inschrijving van de notariële akte van overdracht, zie artikel 8:199 jo art. 3:89 jo art. 3:96 B.W..

      Redelijkheid en billijkheid bij de rederij

      Voor de rederij is het equivalent van art. 2:8 B.W. opgenomen in art. 8:162 B.W.. Dit betekent dat de relatie tussen de leden van de rederij redelijk en billijk moet zijn. De redelijkheid en billijkheid staat nader omschreven in art. 2:7 B.W. Daarnaast geeft art. 3:12 B.W. aan waar men rekening mee moet houden bij de vaststelling van wat redelijkheid en billijkheid eisen.

      Boekhouder van de rederij

      De term ‘boekhouder’ is een oude benaming voor wat men tegenwoordig een beheerder zou noemen, de boekhouder is daarmee dus de beheerder van de rederij. Deze boekhouder kan een lid zijn van de rederij, maar daarvoor kan ook een derde partij worden aangetrokken. Als er een derde wordt aangesteld als boekhouder, moeten de leden van de rederij hier unaniem toe besluiten, zie hiervoor artikel 8:171 lid 3 sub a B.W. Artikel 8:186 B.W. bepaalt dat dit artikel van dwingend recht is, dit houdt in dat niet kan worden afgesproken door de leden onderling dat het niet mogelijk is om een boekhouder te benoemen. Dit neemt niet weg dat de leden van de rederij wel de keuze hebben om wel of geen boekhouder aan te stellen (art. 8:163 B.W.).

      Bevoegdheid van de boekhouder van de rederij

      Dit artikel geeft twee omstandigheden waar de boekhouder niet zonder toestemming van de leden van de rederij bevoegd is. Dit zijn namelijk; 1. Het overgaan tot enige buitengewone herstelling van het schip; 2. Benoeming of ontslag van een kapitein. Hiermee geeft het artikel ruime bevoegdheden aan de boekhouder, aangezien de boekhouder buiten de twee genoemde omstandigheden wel bevoegd is zonder toestemming van de leden te handelen. Als de boekhouder toch overgaat tot enige buitengewone herstelling van het schip of tot de benoeming of het ontslag van een kapitein zonder de toestemming van de leden van de rederij, dan kunnen de leden naar de boekhouder gaan voor schadevergoeding. Overigens is artikel 8:164 B.W. regelend recht, er kan dus een afwijkend beding worden afgesproken (art. 8:164 B.W.).

      Inzagerecht leden in administratie rederij

      De leden van de rederij hebben door dit artikel recht de gehele administratie van de rederij in te zien. De boekhouder moet volledige openheid van zaken geven, het gaat daarbij om alle aangelegenheden van de rederij en boeken, brieven en andere documenten, die betrekking hebben op zijn beheer (art. 8:165 B.W.).

      Financiële verantwoording boekhouder rederij

      Een boekhouder moet minimaal 1 keer per jaar en aan het einde van zijn beheer financiële verantwoording afleggen aan de leden. Het kan gebruik zijn dit vaker te doen. Alle leden afzonderlijk hebben het recht om rekening en verantwoording te vorderen bij de boekhouder (art. 8:166 B.W.).

      Onderlinge rekening en verantwoording leden rederij; termijn

      Er geldt een termijn van drie maanden die start als de boekhouder de rekening en verantwoording heeft afgelegd, waarbij de boekhouder de leden en de leden elkaar ook onderling, kunnen verplichten de rekening en de verantwoording op te nemen en te sluiten (art. 8:167 B.W.).

      Goedkeuring rekening en verantwoording; betwisting

      Voor de goedkeuring van de rekening en verantwoording van de boekhouder is een normale meerderheid voldoende, zie ook art. 8:171 B.W. (art. 8:168 B.W.). Deze goedkeuring is bindend voor de leden die met de goedkeuring hebben ingestemd. Daarnaast is het bindend voor het lid dat, hoewel hij niet heeft ingestemd met de goedkeuring van de rekening en verantwoording, deze ook niet in rechte heeft betwist.

      Termijn voor betwisting rekening en verantwoording rederij en bevoegde rechter

      De betwisting moet worden gedaan binnen één jaar, nadat het lid van de rekening en verantwoording kennis heeft kunnen nemen en nadat de goedkeuring door de meerderheid hem schriftelijk is medegedeeld.
      De rechtbank Rotterdam is volgens art. 621 Rv de bevoegde rechtbank in zaken die gaan over de betwisting als bedoeld in dit artikel (zie de pagina

      Artikel 8:169 ziet op de omstandigheden die de betrekking van de boekhouder doen eindigen. De omstandigheden genoemd in het artikel zijn de volgende: indien over hem een provisionele bewindvoerder is benoemd, hij onder curatele is gesteld, terzake van krankzinnigheid in een gesticht is geplaatst, in staat van faillissement is verklaard of indien ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard. Deze omstandigheden zijn niet limitatief.

      Omstandigheden die zagen op de nationaliteit van de boekhouder zijn uit de opsomming gehaald aangezien deze in strijd waren met de uitspraak van het Europese hof (Hof van Justitie EG, 14-10-2004, C-299/02).
      Het artikel is dwingend recht (art. 8:186 B.W.).

      Uitkoop boekhouder bij ontslag

      Het eerste lid van artikel 8:170 B.W. is van toepassing als de boekhouder ook lid is van de rederij. Kiezen leden van de rederij ervoor de boekhouder te ontslaan, dan dienen de andere leden het aandeel van de boekhouder over te nemen voor een prijs die door een deskundige wordt vastgesteld. De uitzondering hierop is als de boekhouder wordt ontslagen als gevolg van een dringende reden. Het moet bij de dringende reden gaan om een ernstige en zwaarwegende reden. De boekhouder kan ook zelf ontslag nemen, als de leden hem een dringende reden hebben gegeven op grond waarvan hij zijnerzijds de betrekking beëindigd, heeft hij er ook dan recht op dat zijn aandeel in de rederij door de andere leden van de rederij wordt overgenomen.

      Het tweede lid geeft aan dat de boekhouder van zijn verlangen tot overneming kennis moet geven aan de leden der rederij binnen een maand, nadat zijn betrekking is geëindigd. Wanneer aan zijn verlangen niet binnen een maand is voldaan of wanneer niet binnen twee weken na het overnemen van zijn aandeel de daarvoor bepaalde prijs aan hem is voldaan, kan de rechter op een binnen twee maanden door de boekhouder gedaan verzoek bevelen dat het schip wordt verkocht. De wijze van verkoop wordt door de rechter bepaald.

      De maand gaat in op het moment dat de boekhouder aan de leden van de rederij heeft gemeld dat hij zijn aandeel wil overdragen.
      Als de boekhouder met zijn verzoek naar de rechter gaat, heeft de boekhouder twee opties, of hij vraagt de rechter om te bevelen tot verkoop van het schip, of hij kan bij de voorzieningenrechter een verzoek indienen tot het benoemen van deskundigen. Voordat de rechter overgaat op de verkoop van het schip, moet deze eerst de leden van de rederij en de boekhouder verhoren of een behoorlijke oproeping aan hen doen, dit staat vermeld in art. 621 Rv..

      Het derde lid geeft nog aan dat bij de overneming van het aandeel van de boekhouder, de andere leden het aandeel overnemen evenredig aan hun aandeel in het schip.

      Besluitvorming binnen de rederij van een zeeschip

      Normaliter neemt men binnen de rederij besluiten door een gewone meerderheid van stemmen (art. 8:171 lid 1 B.W.). Er is echter een aantal uitzonderingen op deze hoofdregel, waarbij unanimiteit vereist is, zie art. 8:171 B.W.. Deze uitzonderingen staan opgesomd in lid 3 van dit artikel: de aanstelling van een boekhouder die geen lid is van de rederij; uitbreiding van de bevoegdheid van de boekhouder buiten de grenzen getrokken door art. 8:178 lid 1 B.W.; het sluiten, voor meer dan zes maanden, van een rompbevrachting, een tijdbevrachting of een overeenkomst, als genoemd in art. 8:531 B.W. of art. 8:991 B.W.; ontbinding der rederij tijdens de loop van een overeenkomst tot vervoer, van een overeenkomst waarbij het schip ter beschikking van een ander is gesteld, of van een ter visvangst ondernomen reis.
      Het tweede lid van dit artikel verdeelt het stemrecht onder de leden van de rederij, dit is namelijk gelijk aan het aandeel dat een lid in het schip bezit. Het lid met het kleinste aandeel krijgt 1 stem, en naar evenredigheid krijgen andere leden hun stemmen.

      In artikel 8:172 B.W. staat omschreven dat dat art. 8:171 lid 3 sub a niet van toepassing is op rederijen van zeevissersschepen. Dit betekent dat als op zeevissersschepen een boekhouder aangesteld wordt, en deze boekhouder geen lid is van de rederij, voor deze aanstelling geen unanimiteit van stemmen vereist is.

      Indien ten gevolge van staking der stemmen de exploitatie van het schip wordt belet, kan de rechter op een binnen twee maanden door een lid der rederij gedaan verzoek bevelen dat het schip wordt verkocht, zie artikel 8:173 B.W.. De wijze van verkoop wordt door de rechter bepaald. Voordat de rechter beslist verhoort hij de leden en daarnaast ook de boekhouder, of hij doet een behoorlijke oproeping aan hen. Het moet gaan om een beslissing die het gebruik van het schip van de rederij direct raakt en de beslissing moet ook betekenis hebben, aangezien de consequentie van het verzoek ontbinding van de rederij kan zijn.
      Er mag niet vanuit worden gegaan dat de boekhouder de (andere) leden van de rederij mag vertegenwoordigen, aangezien het hier niet gaat om een zaak van de rederij maar om een zaak van de leden.
      Art. 621 RV verklaart de rechtbank Rotterdam bevoegd in dit soort zaken.

      Normaliter zijn besluiten bij meerderheid genomen voor alle leden bindend, dit kan nadelig zijn voor de minderheid de tegen heeft gestemd bij een besluit of hieraan niet heeft meegewerkt. Er zijn enkele besluiten waarbij er voor de minderheid de mogelijkheid bestaat om hem aandeel over te dragen. De besluiten waarvoor dit geldt zijn besluiten over enige buitengewone herstelling van het schip, omtrent benoeming of ontslag van de kapitein, dan wel omtrent het aangaan van een vervoerovereenkomst waarbij het schip ter beschikking van een ander wordt gesteld, zie artikel 8:174 B.W.. De prijs van het aandeel wordt door deskundigen bepaald. Wil het lid zijn aandeel overdragen dan moet hij zijn verlangen tot overneming kennisgeven aan de boekhouder of, indien er geen boekhouder is, aan hen, die voorstemden, binnen een maand nadat het besluit te zijner kennis is gebracht. Wanneer aan zijn verlangen niet binnen een maand is voldaan of wanneer niet binnen twee weken na het overnemen van zijn aandeel de daarvoor bepaalde prijs aan hem is voldaan, kan de rechter op een binnen twee maanden door het lid der rederij gedaan verzoek bevelen dat het schip wordt verkocht. De wijze van verkoop wordt door de rechter bepaald.
      Als de leden van de rederij er niet binnen een termijn van een maand uit komen wie als deskundige moet worden benoemd, dan kan die door de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam worden aangewezen.
      Het lid dat tegen stemt, blijft aansprakelijk voor de rechtsbetrekkingen die door het besluit van de meerderheid zijn ontstaan.
      In het tweede lid wordt geregeld dat bij de overname ieder het deel krijgt dat evenredig is met diens aandeel in het schip.

      Artikel 8:175 B.W. is vervallen.

      De interne verhoudingen van de leden van de rederij zijn geregeld in art. 8:176 en 8:177 B.W. en artikel 8:176 B.W. staat vermeld dat de leden van de rederij evenredig naar diens aandeel delen in de uitgaven van de rederij. Het artikel zegt dat het moet gaan om uitgaven waartoe bevoegdelijk is besloten, dit ziet op uitgaven zoals beschreven in artikel 8:171 B.W. en daarnaast op uitgaven waartoe de boekhouder heeft besloten, art. 8:164 B.W. Uit het woord besloten volgt dat het niet hoeft te gaan om uitgaven die al gedaan zijn maar slechts om uitgaven waartoe is besloten. Als het aandeel in de rederij wordt overgedragen nadat een besluit is genomen tot een uitgave, blijft de plicht om bij te dragen dus bestaan.

      De interne verhoudingen van de leden van de rederij zijn geregeld in art. 8:176 en 8:177 B.W. en in artikel 8:177 B.W. staat vermeld dat de leden van de rederij evenredig naar diens aandeel delen in winsten en verliezen.

      Het eerste lid van artikel 8:178 B.W. geeft de boekhouder, als er een boekhouder is, de bevoegdheid, met uitsluiting van ieder lid, de rederij te vertegenwoordigen in alles wat de normale exploitatie van het schip meebrengt. Art. 8:164 B.W. geeft omstandigheden waarbij de boekhouder ook in de normale exploitatie van het schip van de rederij wel toestemming nodig heeft van de leden, dit is dus een beperking op de bevoegdheid van de boekhouder. Gaat het om situaties genoemd in art. 8:164 B.W. dan kunnen derden er niet zonder meer op vertrouwen dat deze toestemming aan de boekhouder is gegeven.
      De rederij zal altijd vastzitten aan de rechtshandelingen die art. 8:360 lid 1 B.W. noemt.
      Het tweede lid vermeldt dat Indien de rederij in het handelsregister is ingeschreven beperkingen van de bevoegdheid van de boekhouder aan derden, die daarvan onkundig waren, niet kunnen worden tegengeworpen, tenzij deze beperkingen uit dat register blijken. Is de rederij niet in het handelsregister ingeschreven, dan kunnen beperkingen van de bevoegdheid van de boekhouder aan derden slechts worden tegengeworpen, wanneer hun die bekend waren. Deze regeling is strenger dan art. 3:61 B.W. aangezien de derde de beperking daadwerkelijk moest kennen en niet als men de beperking behoorde te kennen.
      Het derde lid legt de boekhouder de verplichting op om alle verplichtingen na te komen die de wet de reder oplegt. De boekhouder is er tegenover de leden voor verantwoordelijk dat de verplichtingen ook worden nagekomen.
      In art. 8:186 B.W. wordt het derde lid van dit artikel van dwingend recht verklaard.

      Er wordt verschil gemaakt als de rederij wel of niet is ingeschreven in het handelsregister als het gaat om derdenbescherming met betrekking tot de aanstelling van de boekhouder of het beëindigen van de betrekking. In de situatie waarbij de rederij is ingeschreven in het handelsregister, kan de aanstelling van de boekhouder of het eindigen van diens betrekking aan derden, die daarvan onkundig waren, niet worden tegengeworpen zo lang niet inschrijving daarvan in het handelsregister heeft plaatsgevonden, zie artikel 8:179 B.W.. In de situatie dat de rederij niet is ingeschreven, kunnen de aanstelling van een boekhouder of het beëindigen van diens betrekking aan derden slechts worden tegengeworpen wanneer zij hiermee niet bekend waren.

      Het eerste lid van artikel 8:180 B.W. geeft de leden van de rederij, mits zij alleen of gezamenlijk eigenaar zijn van meer dan de helft van het schip, de bevoegdheid om de rederij te vertegenwoordigen als er geen boekhouder is of als sprake is van ontstentenis of belet van de boekhouder. Dit brengt een onderzoeksplicht met zich voor derden of er een boekhouder is en als er een boekhouder is of deze nog is aangesteld, of als er sprake is van ontstentenis of belet.

      Het tweede lid geeft een lid van de rederij de bevoegdheid om als uitstel van een handeling niet mogelijk is de rederij te vertegenwoordigen. Een voorbeeld van zo’n handeling is het stuiten van de verjaring uit naam van de rederij.
      In art. 8:186 B.W. wordt dit artikel van dwingend recht verklaard.

      In lijn met art. 8:176 B.W. en art. 8:177 B.W. is ook de aansprakelijkheid van de leden van de rederij naar evenredigheid van het aandeel in de rederij verdeeld. In artikel 8:181 B.W. gaat het over de aansprakelijkheid van leden tegenover derden.
      Er kan vanuit gegaan worden dat de leden alleen aansprakelijk zijn voor de schulden die tijdens hun lidmaatschap tot stand zijn gekomen. Als leden hun aandeel overdragen zijn ze daarna niet langer aansprakelijk voor schulden aangegaan in nieuwe verbintenissen.

      In artikel 8:182 B.W. worden een aantal redenen opgesomd waarbij de rederij niet wordt ontbonden. Deze redenen zijn: door de dood van een harer leden; door diens faillissement; het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen; plaatsing ter zake van krankzinnigheid in een gesticht; plaatsing onder curatele.
      Dit duidt erop dat deze vorm van samenwerking niet enkel verbintenisrechtelijk werkt.
      Het is echter toch mogelijk dat door de dood van een lid de rederij ophoudt te bestaan, namelijk als het enige andere lid het aandeel van de overledene na diens dood erft.
      In art. 8:186 B.W. wordt dit artikel van dwingend recht verklaard.

      Artikel 8:183 B.W. kan in samenhang gezien worden met artikel 8:160 B.W. en artikel 8:161 B.W, een mede-eigenaar is ook lid van de rederij. Dit betekent dat zolang men mede-eigenaar is men ook lid is van de rederij en daarom kan lidmaatschap niet worden opgezegd. Als het aandeel in het schip wordt overgedragen, slechts dan wordt het lidmaatschap ook beëindigd.
      In artikel 8:186 B.W. wordt dit artikel van dwingend recht verklaard.

      Voor de ontbinding van de rederij is een meerderheid van stemmen vereist, dit staat in art. 8:171 B.W. Er zijn enkele situaties waarbij een uitzondering op deze meerderheid van stemmen geldt. Deze uitzonderingen zijn genoemd in art. 8:171 lid 3 B.W. en luiden als volgt; aanstelling van een boekhouder die geen lid is van de rederij; uitbreiding van de bevoegdheid van de boekhouder buiten de grenzen getrokken door artikel 8:178 eerste lid B.W.; het sluiten, voor meer dan zes maanden, van een rompbevrachting, een tijdbevrachting of een overeenkomst, als genoemd in art. 8:531 B.W. of artikel 8:991 B.W.; ontbinding der rederij tijdens de loop van een overeenkomst tot vervoer; van een overeenkomst waarbij het schip ter beschikking van een ander is gesteld; of van een ter visvangst ondernomen reis. Bij de hiervoor genoemde uitzonderingen moet sprake zijn van unanimiteit van stemmen.
      Zodra het besluit genomen is om de rederij te ontbinden, moet het schip verkocht worden, zie artikel 8:184 B.W.. Zowel de beslissing om het schip te verkopen als ook een rechterlijk bevel hiertoe, worden gezien als een besluit tot ontbinding.
      Van een daadwerkelijke ontbinding van de rederij is pas dan sprake als is verkocht en geleverd.
      Nadat dit besluit tot ontbinding is genomen, hebben de leden twee maanden om het schip te verkopen, is dit na twee maanden nog niet gebeurd dan kan een lid van de rederij de rechter verzoeken een bevel tot verkoop uit te vaardigen. De rechtbank bevoegd tot dit bevel is de rechtbank Rotterdam, zie art. 621 RV.

      Artikel 8:185 B.W. gaat over de ontbinding van een rederij. Het eerste lid van deze bepaling geeft aan dat ook als de rederij is ontbonden deze nog blijft voortbestaan als dit tot haar vereffening nodig is. Als hiervan sprake is kan de rederij alleen nog handelingen uitvoeren voor de vereffening, en zo lang de vereffening nog voortduurt zijnde bepalingen van deze afdeling nog van toepassing.
      Het tweede lid belast de boekhouder met de vereffening, als de rederij een boekhouder heeft. Er is niet bij wet geregeld wie belast is met de vereffening als de rederij geen boekhouder heeft. Er bestaat de mogelijkheid om na de ontbinding een vereffenaar aan te stellen, of dat de leden van de rederij verantwoordelijk voor het beheer van de rederij, als de rederij ontbonden wordt tevens belast zijn met de vereffening ervan.
      Zodra de vereffening is afgehandeld, houdt de rederij op te bestaan.

      In artikel 8:186 B.W. worden de artikelen van deze afdeling opgesomd die van dwingend recht zijn, wat inhoudt dat hier niet van kan worden afgeweken.

      Exploitatie

      Art. 8:173 B.W.

      Indien ten gevolge van staking der stemmen de exploitatie van het schip wordt belet, kan de rechter op een binnen twee maanden door een lid der rederij gedaan verzoek bevelen dat het schip wordt verkocht. De wijze van verkoop wordt door de rechter bepaald. Voordat de rechter beslist verhoort hij de leden en daarnaast ook de boekhouder, of hij doet een behoorlijke oproeping aan hen. Het moet gaan om een beslissing die het gebruik van het schip van de rederij direct raakt en de beslissing moet ook betekenis hebben, aangezien de consequentie van het verzoek ontbinding van de rederij kan zijn.

      Er mag niet vanuit worden gegaan dat de boekhouder de (andere) leden van de rederij mag vertegenwoordigen, aangezien het hier niet gaat om een zaak van de rederij maar om een zaak van de leden.

      Art. 621 RV verklaart de rechtbank Rotterdam bevoegd in dit soort zaken.

      Art. 8:174 B.W.

      Normaliter zijn besluiten bij meerderheid genomen voor alle leden bindend, dit kan nadelig zijn voor de minderheid de tegen heeft gestemd bij een besluit of hieraan niet heeft meegewerkt. Er zijn enkele besluiten waarbij er voor de minderheid de mogelijkheid bestaat om hem aandeel over te dragen. De besluiten waarvoor dit geldt zijn besluiten over enige buitengewone herstelling van het schip, omtrent benoeming of ontslag van de kapitein, dan wel omtrent het aangaan van een vervoerovereenkomst waarbij het schip ter beschikking van een ander wordt gesteld. De prijs van het aandeel wordt door deskundigen bepaald. Wil het lid zijn aandeel overdragen dan moet hij zijn verlangen tot overneming kennisgeven aan de boekhouder of, indien er geen boekhouder is, aan hen, die voorstemden, binnen een maand nadat het besluit te zijner kennis is gebracht. Wanneer aan zijn verlangen niet binnen een maand is voldaan of wanneer niet binnen twee weken na het overnemen van zijn aandeel de daarvoor bepaalde prijs aan hem is voldaan, kan de rechter op een binnen twee maanden door het lid der rederij gedaan verzoek bevelen dat het schip wordt verkocht. De wijze van verkoop wordt door de rechter bepaald.

      Als de leden van de rederij er niet binnen een termijn van een maand uit komen wie als deskundige moet worden benoemd, dan kan die door de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam worden aangewezen.

      Het lid dat tegen stemt, blijft aansprakelijk voor de rechtsbetrekkingen die door het besluit van de meerderheid zijn ontstaan.

      In het tweede lid wordt geregeld dat bij de overname ieder het deel krijgt dat evenredig is met diens aandeel in het schip.

      Art. 8:175 B.W.

      Dit artikel is vervallen.

      Art. 8:176 B.W.

      De interne verhoudingen van de leden van de rederij zijn geregeld in art. 8:176 en 8:177 B.W. en in dit artikel staat vermeld dat de leden van de rederij evenredig naar diens aandeel delen in de uitgaven van de rederij. Het artikel zegt dat het moet gaan om uitgaven waartoe bevoegdelijk is besloten, dit ziet op uitgaven zoals beschreven in artikel 8:171 B.W. en daarnaast op uitgaven waartoe de boekhouder heeft besloten, art. 8:164 B.W. Uit het woord besloten volgt dat het niet hoeft te gaan om uitgaven die al gedaan zijn maar slechts om uitgaven waartoe is besloten. Als het aandeel in de rederij wordt overgedragen nadat een besluit is genomen tot een uitgave, blijft de plicht om bij te dragen dus bestaan.

      Art. 8:177 B.W.

      De interne verhoudingen van de leden van de rederij zijn geregeld in art. 8:176 en 8:177 B.W. en in dit artikel staat vermeld dat de leden van de rederij evenredig naar diens aandeel delen in winsten en verliezen.

      Art. 8:178 B.W.

      Het eerste lid geeft de boekhouder, als er een boekhouder is, de bevoegdheid, met uitsluiting van ieder lid, de rederij te vertegenwoordigen in alles wat de normale exploitatie van het schip meebrengt. Art. 8:164 B.W. geeft omstandigheden waarbij de boekhouder ook in de normale exploitatie van het schip van de rederij wel toestemming nodig heeft van de leden, dit is dus een beperking op de bevoegdheid van de boekhouder. Gaat het om situaties genoemd in art. 8:164 B.W. dan kunnen derden er niet zonder meer op vertrouwen dat deze toestemming aan de boekhouder is gegeven.

      De rederij zal altijd vastzitten aan de rechtshandelingen die art. 8:360 lid 1 B.W. noemt.

      Het tweede lid vermeldt dat Indien de rederij in het handelsregister is ingeschreven beperkingen van de bevoegdheid van de boekhouder aan derden, die daarvan onkundig waren, niet kunnen worden tegengeworpen, tenzij deze beperkingen uit dat register blijken. Is de rederij niet in het handelsregister ingeschreven, dan kunnen beperkingen van de bevoegdheid van de boekhouder aan derden slechts worden tegengeworpen, wanneer hun die bekend waren. Deze regeling is strenger dan art. 3:61 B.W. aangezien de derde de beperking daadwerkelijk moest kennen en niet als men de beperking behoorde te kennen.

      Het derde lid legt de boekhouder de verplichting op om alle verplichtingen na te komen die de wet de reder oplegt. De boekhouder is er tegenover de leden voor verantwoordelijk dat de verplichtingen ook worden nagekomen.

      In art. 8:186 B.W. wordt het derde lid van dit artikel van dwingend recht verklaard.

      Art. 8:179 B.W.

      Er wordt verschil gemaakt als de rederij wel of niet is ingeschreven in het handelsregister als het gaat om derdenbescherming met betrekking tot de aanstelling van de boekhouder of het beëindigen van de betrekking. In de situatie waarbij de rederij is ingeschreven in het handelsregister, kan de aanstelling van de boekhouder of het eindigen van diens betrekking aan derden, die daarvan onkundig waren, niet worden tegengeworpen zo lang niet inschrijving daarvan in het handelsregister heeft plaatsgevonden. In de situatie dat de rederij niet is ingeschreven, kunnen de aanstelling van een boekhouder of het beëindigen van diens betrekking aan derden slechts worden tegengeworpen wanneer zij hiermee niet bekend waren.

      Art. 8:180 B.W.

      Het eerste lid van dit artikel geeft de leden van de rederij, mits zij alleen of gezamenlijk eigenaar zijn van meer dan de helft van het schip, de bevoegdheid om de rederij te vertegenwoordigen als er geen boekhouder is of als sprake is van ontstentenis of belet van de boekhouder. Dit brengt een onderzoeksplicht met zich voor derden of er een boekhouder is en als er een boekhouder is of deze nog is aangesteld, of als er sprake is van ontstentenis of belet.

      Het tweede lid geeft een lid van de rederij de bevoegdheid om als uitstel van een handeling niet mogelijk is de rederij te vertegenwoordigen. Een voorbeeld van zo’n handeling is het stuiten van de verjaring uit naam van de rederij.

      In art. 8:186 B.W. wordt dit artikel van dwingend recht verklaard.

      Art. 8:181 B.W.

      In lijn met art. 8:176 B.W. en art. 8:177 B.W. is ook de aansprakelijkheid van de leden van de rederij naar evenredigheid van het aandeel in de rederij verdeeld. Het artikel gaat over de aansprakelijkheid van leden tegenover derden.

      Er kan vanuit gegaan worden dat de leden alleen aansprakelijk zijn voor de schulden die tijdens hun lidmaatschap tot stand zijn gekomen. Als leden hun aandeel overdragen zijn ze daarna niet langer aansprakelijk voor schulden aangegaan in nieuwe verbintenissen.

      Art. 8:182 B.W.

      In dit artikel worden een aantal redenen opgesomd waarbij de rederij niet wordt ontbonden. Deze redenen zijn: door de dood van een harer leden; door diens faillissement; het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen; plaatsing ter zake van krankzinnigheid in een gesticht; plaatsing onder curatele.

      Dit duidt erop dat deze vorm van samenwerking niet enkel verbintenisrechtelijk werkt.

      Het is echter toch mogelijk dat door de dood van een lid de rederij ophoudt te bestaan, namelijk als het enige andere lid het aandeel van de overledene na diens dood erft.

      In art. 8:186 B.W. wordt dit artikel van dwingend recht verklaard.

      Art. 8:183 B.W.

      Dit artikel kan in samenhang gezien worden met artikel 8:160 B.W. en artikel 8:161 B.W, een mede-eigenaar is ook lid van de rederij. Dit betekent dat zolang men mede-eigenaar is men ook lid is van de rederij en daarom kan lidmaatschap niet worden opgezegd. Als het aandeel in het schip wordt overgedragen, slechts dan wordt het lidmaatschap ook beëindigd.

      In art. 8:186 B.W. wordt dit artikel van dwingend recht verklaard.

      Art. 8:184 B.W.

      Voor de ontbinding van de rederij is een meerderheid van stemmen vereist, dit staat in art. 8:171 B.W. Er zijn enkele situaties waarbij een uitzondering op deze meerderheid van stemmen geldt. Deze uitzonderingen zijn genoemd in art. 8:171 lid 3 B.W. en luiden als volgt; aanstelling van een boekhouder die geen lid is van de rederij; uitbreiding van de bevoegdheid van de boekhouder buiten de grenzen getrokken door artikel 8:178 eerste lid B.W.; het sluiten, voor meer dan zes maanden, van een rompbevrachting, een tijdbevrachting of een overeenkomst, als genoemd in art. 8:531 B.W. of artikel 8:991 B.W.; ontbinding der rederij tijdens de loop van een overeenkomst tot vervoer; van een overeenkomst waarbij het schip ter beschikking van een ander is gesteld; of van een ter visvangst ondernomen reis. Bij de hiervoor genoemde uitzonderingen moet sprake zijn van unanimiteit van stemmen.

      Zodra het besluit genomen is om de rederij te ontbinden, moet het schip verkocht worden. Zowel de beslissing om het schip te verkopen als ook een rechterlijk bevel hiertoe, worden gezien als een besluit tot ontbinding.

      Van een daadwerkelijke ontbinding van de rederij is pas dan sprake als is verkocht en geleverd.

      Nadat dit besluit tot ontbinding is genomen, hebben de leden twee maanden om het schip te verkopen, is dit na twee maanden nog niet gebeurd dan kan een lid van de rederij de rechter verzoeken een bevel tot verkoop uit te vaardigen. De rechtbank bevoegd tot dit bevel is de rechtbank Rotterdam, zie art. 621 RV.

      Art. 8:185 B.W.

      Dit artikel gaat over de ontbinding van een rederij. Het eerste lid van deze bepaling geeft aan dat ook als de rederij is ontbonden deze nog blijft voortbestaan als dit tot haar vereffening nodig is. Als hiervan sprake is kan de rederij alleen nog handelingen uitvoeren voor de vereffening, en zo lang de vereffening nog voortduurt zijnde bepalingen van deze afdeling nog van toepassing.

      Het tweede lid belast de boekhouder met de vereffening, als de rederij een boekhouder heeft. Er is niet bij wet geregeld wie belast is met de vereffening als de rederij geen boekhouder heeft. Er bestaat de mogelijkheid om na de ontbinding een vereffenaar aan te stellen, of dat de leden van de rederij verantwoordelijk voor het beheer van de rederij, als de rederij ontbonden wordt tevens belast zijn met de vereffening ervan.

      Zodra de vereffening is afgehandeld, houdt de rederij op te bestaan.

      Art. 8:186 B.W.

      In dit artikel worden de artikelen van deze afdeling opgesomd die van dwingend recht zijn, wat inhoudt dat hier niet van kan worden afgeweken.

      Auteur & Last edit

      [KvdV, 1-07-2021]

      Rederij van het zeeschip (Afd. 1, Titel 3, Hoofdstuk II, Boek 8 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!