Pagina inhoud

    Hof Den Bosch 8 oktober 2019 (Quality Yachts/Achmea Interpolis)

    In Hof Den Bosch 8 oktober 2019 (Quality Yachts/Achmea Interpolis) komt de vraag aan de orde, of de dekking onder de polis met betrekking tot het risico van brandschade aan de voorraad van een jachtwerf is overgegaan op een – niet op de polis vermelde – dochtervennootschap. Doordat art. 7:948 B.W. was uitgesloten, ging de polis niet over op de verkrijger. In dit arrest komen ook interessante overwegingen voor over de uitleg van standaard polisvoorwaarden (met verwijzing naar arresten van de Hoge Raad) en over de vraag of de weigering van Interpolis om dekking te verlenen in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.

    Feiten van Hof Den Bosch (Quality Yachts/Achmea Interpolis)

    In de zaak leidend tot het arrest Hof Den Bosch 8 oktober 2019 (Quality Yachts/Achmea Interpolis) had de Holding van Quality Yachts B.V. een verzekering afgesloten met betrekking tot onder meer het risico op brandschade van de voorraad boten, waaronder boten in aanbouw. De polis benoemde specifieke objecten in de voorraad, en vermeldde de verzekerde adressen. In de polis was ook een verhuisclausule opgenomen. De Holding was op grond van een koopovereenkomst met een klant economisch belanghebbende bij een in aanbouw zijnde trawler, die echter te naam gesteld was van Quality Yachts. In verband met de verkoop werd het schip verhuisd naar een nieuwe loods, en jawel, er breekt brand uit en het schip gaat verloren. Schade 9 ton. De verzekeraar wijst de claim af.

    Debat in de zaak Hof Den Bosch (Quality Yachts/Achmea Interpolis)

    In hoger beroep ontspint zich een debat over twee vragen: viel de verplaatsing van de boot onder de verhuisclausule – Interpolis stelde dat daaronder alleen te verstaan was verhuizing van het hele bedrijf van A naar B, onder verlating van adres A – of niet? Zo ja, dan zou er tot de melding van de adreswijziging nog twee maanden dekking zijn.

    De tweede vraag was, of de trawler onder de polis viel. Toevallig was Quality Yachts niet als verzekerde op de polis genoemd, terwijl de Holding en een andere dochtervennootschap dat wel waren. De rechtbank wees de vordering van de Holding af, omdat de boot niet op het in de polis vermelde adres stond en de dekking op het andere adres niet onder de zgn. “verhuisclausule” viel, en omdat de boot niet van de verzekerde was.

    Oordeel Hof in Hof Den Bosch (Quality Yachts/Achmea Interpolis)

    Het standpunt van Interpolis inzake de verhuisclausule wordt door het Hof niet gevolgd. In r.o. 6.6 overweegt het Hof – mede in het licht van eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad – het volgende over de uitleg van standaard polisvoorwaarden, waarover niet is onderhandeld:

    “Het hof stelt voorop dat hier gaat om de uitleg van de polisvoorwaarden. Tussen partijen is niet onderhandeld over de voorwaarden, zodat de uitleg van de polisvoorwaarden met name afhankelijk is van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel. Voorts dient tot uitgangspunt dat het een verzekeraar vrijstaat om in de polisvoorwaarden de grenzen te omschrijven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen. Dat brengt ook de vrijheid mee om daarbij – op een wijze die voor de verzekeringnemer op grond van voormelde objectieve factoren voldoende duidelijk kenbaar is – binnen een samenhangend feitencomplex slechts aan bepaalde feiten of omstandigheden (rechts)gevolgen te verbinden en aan andere niet, dan wel onderscheid te maken tussen gevallen die feitelijk zeer dicht bij elkaar liggen (ECLI:HR:2008:BC2793, Chubb/Dagenstaed). Verder is in dit verband de uitleg contra proferentem als gezichtspunt van belang. Aan [appellante] komt, nu zij geen consument is, weliswaar geen beroep op artikel 6:238 BW toe, maar een onduidelijkheid in de polisvoorwaarden kan wel door de feitenrechter ten nadele van de opsteller van de voorwaarden worden meegewogen (vgl. conclusie AG Hartlief bij ECLI:NL:HR:2017:1055).”

    In r.o. 6.10 past het Hof deze maatstaf toe op de feiten:

    “Naar het oordeel van het hof kan uit de polisvoorwaarden niet worden afgeleid dat een beroep op de verhuisclausule alleen en uitsluitend kan worden gedaan, indien het oude risicoadres waarop de roerende zaken zich bevonden, definitief wordt verlaten. Deze voorwaarde is niet terug te vinden in de tekst van de polisvoorwaarden terwijl de term “verhuizing van roerende zaken” in samenhang met de daarbij omschreven voorwaarden ook niet tot die uitleg dwingt. Daarbij merkt het hof op dat de bepaling ziet op verhuizing van roerende zaken; het gaat hier dus niet om een verhuizing van de (gehele) onderneming.

    Dat een ondernemer (een deel van) zijn roerende zaken wil overbrengen naar een nieuw adres, zonder dat het oude adres (geheel) wordt verlaten, valt binnen het bereik van de polisvoorwaarde. Een redelijke uitleg van de hier bedoelde polisvoorwaarde brengt met zich dat ook in geval het oude adres wordt behouden, aanspraak kan worden gemaakt op de verhuisclausule bij de verhuizing van roerende zaken naar een ander adres. Dat in de praktijk (zo begrijpt het hof uit de stukken) de melding van een ander adres waar een deel van de roerende zaken naar toe is gebracht tot gevolg heeft dat, na acceptatie van het nieuwe adres, dit adres wordt bijgeschreven op de polis als risicoadres, laat onverlet dat de roerende zaken van de ondernemer vanaf het moment van verhuizing naar de andere locatie onder de afgesloten verzekering in ieder geval nog twee maanden dekking bestaat. Nu het gaat om uitleg aan de hand van objectieve factoren is niet relevant dat Interpolis de bepaling zo niet heeft bedoeld. Evenmin is bij de beoordeling van de uitleg van de polisvoorwaarde relevant dat [appellante] nimmer eerder ten opzichte van Interpolis een beroep op deze verhuisbepaling heeft gedaan.”

    Wie was verzekerde bij Hof Den Bosch (Quality Yachts/Achmea Interpolis)?

    Wat betreft de vraag wie verzekerde was is de uitkomst voor de Holding echter minder gunstig. De boot was in het verleden overgedragen aan dochter Quality Yachts (volgens de Holding op advies van de Rabobank als tussenpersoon) en die stond niet op de polis. Het feit dat de Holding door de koopovereenkomst wel economisch belanghebbende was geworden, kon de Holding evenmin baten.

    Het Hof overwoog in r.o. 6.16:

    “Naar het oordeel van het hof had [appellante] ten tijde van de brand op 6 februari 2015 een verzekerbaar belang bij de Trawler. Interpolis bestrijdt niet dat ingevolge de tussen [appellante] en Quality Yachts gesloten koopovereenkomst van 27 oktober 2014 per die datum de Trawler voor rekening en risico van [appellante] kwam (6.1.8). Met de koopovereenkomst ontstond aldus voor [appellante] vanaf 27 oktober 2014 de mogelijkheid dat zij vermogensschade zou lijden bij het tenietgaan van of schade aan de Trawler en heeft zij een eigen belang bij de verzekering.”

    In de polis was een van art. 7:948 B.W. afwijkend beding opgenomen ten aanzien van de overgang van de polis bij overdracht. Het Hof overwoog in r.o. 6.19:

    “Interpolis heeft naar voren gebracht dat nadat de Trawler op 13 september 2012 is geregistreerd (en te boek gesteld) op naam van Quality Yachts, de Trawler geen voorraad meer was van Euroboat Builders B.V. en evenmin van [appellante] . Op dat moment was er geen verzekerbaar belang meer voor Euroboat Builders B.V. of [appellante] , zodat de verzekeringsovereenkomst op grond hiervan is geëindigd. Krachtens de verzekeringsovereenkomst geldt dat wanneer het verzekerde belang is overgedragen de verzekering in afwijking van artikel 7:948 BW het verzekerde belang niet volgt, maar eindigt.”

    Het feit, dat de Holding als gevolg van de koopovereenkomst weer een verzekerbaar belang had gekregen bij de trawler, maakte daarmee nog niet dat die onder de dekking viel als onderdeel van de voorraad van de Holding, aldus het Hof in r.o. 6.21:

    “Met Interpolis is het hof van oordeel dat met het ontstaan van het verzekerbaar belang per 27 oktober 2014 voor [appellante] (de economische eigendomsoverdracht van de Trawler), dit niet betekent dat het belang (weer) verzekerd was bij Interpolis. Interpolis heeft onbestreden gesteld dat [appellante] bij Interpolis had moeten melden dat zij de economische eigendom had verkregen waarna Interpolis deze wijziging had moeten accepteren op de polis.”

    Een beroep op de redelijkheid en billijkheid kon de Holding niet baten. In r.o. 6.22 komt het Hof dan ook tot de beslissing, dat de boot niet verzekerd was op de polis van de Holding:

    “Het beroep van [appellante] dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Interpolis geen dekking verleent, faalt. Van een situatie gelijk aan HR 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:BZ3670 is geen sprake.

    In ieder geval brengen de stellingen van [appellante] op dit punt in dit geval nog niet met zich dat Interpolis zich niet meer zou mogen beroepen op het feit dat Quality Yachts geen verzekerde vennootschap onder de polis was en de verzekering ten aanzien van de Trawler na eigendomsoverdracht aan Quality Yachts op grond van de polisvoorwaarden is geëindigd. Uitgangspunt blijft immers dat het een verzekeraar vrijstaat om in de polisvoorwaarden de grenzen te omschrijven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen.”

    Deze uitspraak komt aan de orde op de pagina Aansprakelijkheidsverzekering.

    Auteur & Last edit

    MdV, 18-06-2024

    Uitspraak

    ECLI:NL:GHSHE:2019:3662

    Gerechtshof 's Hertogenbosch

    08-10-2019

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Hof Den Bosch 8 oktober 2019 (Quality Yachts/Achmea Interpolis)

      In Hof Den Bosch 8 oktober 2019 (Quality Yachts/Achmea Interpolis) komt de vraag aan de orde, of de dekking onder de polis met betrekking tot het risico van brandschade aan de voorraad van een jachtwerf is overgegaan op een – niet op de polis vermelde – dochtervennootschap. Doordat art. 7:948 B.W. was uitgesloten, ging de polis niet over op de verkrijger. In dit arrest komen ook interessante overwegingen voor over de uitleg van standaard polisvoorwaarden (met verwijzing naar arresten van de Hoge Raad) en over de vraag of de weigering van Interpolis om dekking te verlenen in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.

      Feiten van Hof Den Bosch (Quality Yachts/Achmea Interpolis)

      In de zaak leidend tot het arrest Hof Den Bosch 8 oktober 2019 (Quality Yachts/Achmea Interpolis) had de Holding van Quality Yachts B.V. een verzekering afgesloten met betrekking tot onder meer het risico op brandschade van de voorraad boten, waaronder boten in aanbouw. De polis benoemde specifieke objecten in de voorraad, en vermeldde de verzekerde adressen. In de polis was ook een verhuisclausule opgenomen. De Holding was op grond van een koopovereenkomst met een klant economisch belanghebbende bij een in aanbouw zijnde trawler, die echter te naam gesteld was van Quality Yachts. In verband met de verkoop werd het schip verhuisd naar een nieuwe loods, en jawel, er breekt brand uit en het schip gaat verloren. Schade 9 ton. De verzekeraar wijst de claim af.

      Debat in de zaak Hof Den Bosch (Quality Yachts/Achmea Interpolis)

      In hoger beroep ontspint zich een debat over twee vragen: viel de verplaatsing van de boot onder de verhuisclausule – Interpolis stelde dat daaronder alleen te verstaan was verhuizing van het hele bedrijf van A naar B, onder verlating van adres A – of niet? Zo ja, dan zou er tot de melding van de adreswijziging nog twee maanden dekking zijn.

      De tweede vraag was, of de trawler onder de polis viel. Toevallig was Quality Yachts niet als verzekerde op de polis genoemd, terwijl de Holding en een andere dochtervennootschap dat wel waren. De rechtbank wees de vordering van de Holding af, omdat de boot niet op het in de polis vermelde adres stond en de dekking op het andere adres niet onder de zgn. “verhuisclausule” viel, en omdat de boot niet van de verzekerde was.

      Oordeel Hof in Hof Den Bosch (Quality Yachts/Achmea Interpolis)

      Het standpunt van Interpolis inzake de verhuisclausule wordt door het Hof niet gevolgd. In r.o. 6.6 overweegt het Hof – mede in het licht van eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad – het volgende over de uitleg van standaard polisvoorwaarden, waarover niet is onderhandeld:

      “Het hof stelt voorop dat hier gaat om de uitleg van de polisvoorwaarden. Tussen partijen is niet onderhandeld over de voorwaarden, zodat de uitleg van de polisvoorwaarden met name afhankelijk is van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel. Voorts dient tot uitgangspunt dat het een verzekeraar vrijstaat om in de polisvoorwaarden de grenzen te omschrijven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen. Dat brengt ook de vrijheid mee om daarbij – op een wijze die voor de verzekeringnemer op grond van voormelde objectieve factoren voldoende duidelijk kenbaar is – binnen een samenhangend feitencomplex slechts aan bepaalde feiten of omstandigheden (rechts)gevolgen te verbinden en aan andere niet, dan wel onderscheid te maken tussen gevallen die feitelijk zeer dicht bij elkaar liggen (ECLI:HR:2008:BC2793, Chubb/Dagenstaed). Verder is in dit verband de uitleg contra proferentem als gezichtspunt van belang. Aan [appellante] komt, nu zij geen consument is, weliswaar geen beroep op artikel 6:238 BW toe, maar een onduidelijkheid in de polisvoorwaarden kan wel door de feitenrechter ten nadele van de opsteller van de voorwaarden worden meegewogen (vgl. conclusie AG Hartlief bij ECLI:NL:HR:2017:1055).”

      In r.o. 6.10 past het Hof deze maatstaf toe op de feiten:

      “Naar het oordeel van het hof kan uit de polisvoorwaarden niet worden afgeleid dat een beroep op de verhuisclausule alleen en uitsluitend kan worden gedaan, indien het oude risicoadres waarop de roerende zaken zich bevonden, definitief wordt verlaten. Deze voorwaarde is niet terug te vinden in de tekst van de polisvoorwaarden terwijl de term “verhuizing van roerende zaken” in samenhang met de daarbij omschreven voorwaarden ook niet tot die uitleg dwingt. Daarbij merkt het hof op dat de bepaling ziet op verhuizing van roerende zaken; het gaat hier dus niet om een verhuizing van de (gehele) onderneming.

      Dat een ondernemer (een deel van) zijn roerende zaken wil overbrengen naar een nieuw adres, zonder dat het oude adres (geheel) wordt verlaten, valt binnen het bereik van de polisvoorwaarde. Een redelijke uitleg van de hier bedoelde polisvoorwaarde brengt met zich dat ook in geval het oude adres wordt behouden, aanspraak kan worden gemaakt op de verhuisclausule bij de verhuizing van roerende zaken naar een ander adres. Dat in de praktijk (zo begrijpt het hof uit de stukken) de melding van een ander adres waar een deel van de roerende zaken naar toe is gebracht tot gevolg heeft dat, na acceptatie van het nieuwe adres, dit adres wordt bijgeschreven op de polis als risicoadres, laat onverlet dat de roerende zaken van de ondernemer vanaf het moment van verhuizing naar de andere locatie onder de afgesloten verzekering in ieder geval nog twee maanden dekking bestaat. Nu het gaat om uitleg aan de hand van objectieve factoren is niet relevant dat Interpolis de bepaling zo niet heeft bedoeld. Evenmin is bij de beoordeling van de uitleg van de polisvoorwaarde relevant dat [appellante] nimmer eerder ten opzichte van Interpolis een beroep op deze verhuisbepaling heeft gedaan.”

      Wie was verzekerde bij Hof Den Bosch (Quality Yachts/Achmea Interpolis)?

      Wat betreft de vraag wie verzekerde was is de uitkomst voor de Holding echter minder gunstig. De boot was in het verleden overgedragen aan dochter Quality Yachts (volgens de Holding op advies van de Rabobank als tussenpersoon) en die stond niet op de polis. Het feit dat de Holding door de koopovereenkomst wel economisch belanghebbende was geworden, kon de Holding evenmin baten.

      Het Hof overwoog in r.o. 6.16:

      “Naar het oordeel van het hof had [appellante] ten tijde van de brand op 6 februari 2015 een verzekerbaar belang bij de Trawler. Interpolis bestrijdt niet dat ingevolge de tussen [appellante] en Quality Yachts gesloten koopovereenkomst van 27 oktober 2014 per die datum de Trawler voor rekening en risico van [appellante] kwam (6.1.8). Met de koopovereenkomst ontstond aldus voor [appellante] vanaf 27 oktober 2014 de mogelijkheid dat zij vermogensschade zou lijden bij het tenietgaan van of schade aan de Trawler en heeft zij een eigen belang bij de verzekering.”

      In de polis was een van art. 7:948 B.W. afwijkend beding opgenomen ten aanzien van de overgang van de polis bij overdracht. Het Hof overwoog in r.o. 6.19:

      “Interpolis heeft naar voren gebracht dat nadat de Trawler op 13 september 2012 is geregistreerd (en te boek gesteld) op naam van Quality Yachts, de Trawler geen voorraad meer was van Euroboat Builders B.V. en evenmin van [appellante] . Op dat moment was er geen verzekerbaar belang meer voor Euroboat Builders B.V. of [appellante] , zodat de verzekeringsovereenkomst op grond hiervan is geëindigd. Krachtens de verzekeringsovereenkomst geldt dat wanneer het verzekerde belang is overgedragen de verzekering in afwijking van artikel 7:948 BW het verzekerde belang niet volgt, maar eindigt.”

      Het feit, dat de Holding als gevolg van de koopovereenkomst weer een verzekerbaar belang had gekregen bij de trawler, maakte daarmee nog niet dat die onder de dekking viel als onderdeel van de voorraad van de Holding, aldus het Hof in r.o. 6.21:

      “Met Interpolis is het hof van oordeel dat met het ontstaan van het verzekerbaar belang per 27 oktober 2014 voor [appellante] (de economische eigendomsoverdracht van de Trawler), dit niet betekent dat het belang (weer) verzekerd was bij Interpolis. Interpolis heeft onbestreden gesteld dat [appellante] bij Interpolis had moeten melden dat zij de economische eigendom had verkregen waarna Interpolis deze wijziging had moeten accepteren op de polis.”

      Een beroep op de redelijkheid en billijkheid kon de Holding niet baten. In r.o. 6.22 komt het Hof dan ook tot de beslissing, dat de boot niet verzekerd was op de polis van de Holding:

      “Het beroep van [appellante] dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Interpolis geen dekking verleent, faalt. Van een situatie gelijk aan HR 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:BZ3670 is geen sprake.

      In ieder geval brengen de stellingen van [appellante] op dit punt in dit geval nog niet met zich dat Interpolis zich niet meer zou mogen beroepen op het feit dat Quality Yachts geen verzekerde vennootschap onder de polis was en de verzekering ten aanzien van de Trawler na eigendomsoverdracht aan Quality Yachts op grond van de polisvoorwaarden is geëindigd. Uitgangspunt blijft immers dat het een verzekeraar vrijstaat om in de polisvoorwaarden de grenzen te omschrijven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen.”

      Deze uitspraak komt aan de orde op de pagina Aansprakelijkheidsverzekering.

      Auteur & Last edit

      MdV, 18-06-2024

      Uitspraak

      ECLI:NL:GHSHE:2019:3662

      Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!