Pagina inhoud

    HR 17 april 2015 (Pilotreglement civiele dagvaardingszaken Hof ’s-Hertogenbosch)

    Procesreglementen zijn recht in de zin van art. 79 R.O.. In HR 17 april 2015 (Pilotreglement civiele dagvaardingszaken Hof ’s-Hertogenbosch) herhaalt de Hoge Raad dat dit vaste jurisprudentie is. Het Hof had overwogen:

    “Anders dan [eiseres] stelt, volgt uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 28 juni 1996, NJ 1997, 495, HR 4 april 1997, NJ 1998, 220 en HR 23 april 2004, NJ 2004, 350) dat rolreglementen recht zijn in de zin van art. 79 RO (en dus ook in cassatie kunnen worden getoetst). Voorts is helemaal niet onduidelijk welk orgaan bevoegd is tot het vaststellen van een procesreglement. Volgens artikel 133 Rv is het de rechter die de termijnen voor het nemen van een conclusie vaststelt. Daaruit volgt dat iedere gerecht bevoegd is tot het vaststellen van een voor het eigen gerecht geldend procesreglement.

    Uit artikel 35 Rv volgt, anders dan [eiseres] stelt, niet dat er alleen nog maar ruimte is voor landelijke procesreglementen. In artikel 35 lid 1 Rv staat alleen dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels kunnen worden gesteld met betrekking tot door de rechter te stellen termijnen voor het verrichten van proceshandelingen en dat er beperkingen kunnen worden gesteld aan de mogelijkheid daarvoor uitstel te krijgen.

    Zoals hiervoor reeds is opgemerkt, is op grond van artikel 133 Rv ieder individueel gerecht bevoegd tot het vaststellen procesreglementen.”

    De Hoge Raad bevestigde dat oordeel met de overweging (r.o. 3.6.2):

    “Een procesreglement dat door een daartoe bevoegd rechterlijk orgaan is vastgesteld en behoorlijk is bekendgemaakt, moet worden aangemerkt als recht in de zin van art. 79 RO. Het hof heeft met juistheid overwogen dat de bevoegdheid tot het vaststellen van een procesreglement als het onderhavige voortvloeit uit art. 133 Rv. Voorts staat art. 35 lid 1 Rv niet aan de geldigheid van het pilotreglement in de weg. Die bepaling opent de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen met betrekking tot door de rechter te stellen termijnen voor het verrichten van proceshandelingen en het verlenen van uitstel daarvoor. Anders dan het onderdeel veronderstelt, delegeert deze bepaling geen bevoegdheden aan de (landelijke) rechterlijke macht, maar opent het de mogelijkheid tot het stellen van regels bij algemene maatregel van bestuur. De omstandigheid dat art. 35 Rv uniformering tot doel heeft, doet niet af aan de geldigheid van een bevoegdelijk vastgesteld procesreglement dat afwijkt van het landelijk procesreglement”.

    [MdV, laatste bewerking 20-04-2023]

    Uitspraak

    ECLI:NL:HR:2015:1064

    Hoge Raad

    17-04-2015

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      HR 17 april 2015 (Pilotreglement civiele dagvaardingszaken Hof ’s-Hertogenbosch)

      Procesreglementen zijn recht in de zin van art. 79 R.O.. In HR 17 april 2015 (Pilotreglement civiele dagvaardingszaken Hof ’s-Hertogenbosch) herhaalt de Hoge Raad dat dit vaste jurisprudentie is. Het Hof had overwogen:

      “Anders dan [eiseres] stelt, volgt uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 28 juni 1996, NJ 1997, 495, HR 4 april 1997, NJ 1998, 220 en HR 23 april 2004, NJ 2004, 350) dat rolreglementen recht zijn in de zin van art. 79 RO (en dus ook in cassatie kunnen worden getoetst). Voorts is helemaal niet onduidelijk welk orgaan bevoegd is tot het vaststellen van een procesreglement. Volgens artikel 133 Rv is het de rechter die de termijnen voor het nemen van een conclusie vaststelt. Daaruit volgt dat iedere gerecht bevoegd is tot het vaststellen van een voor het eigen gerecht geldend procesreglement.

      Uit artikel 35 Rv volgt, anders dan [eiseres] stelt, niet dat er alleen nog maar ruimte is voor landelijke procesreglementen. In artikel 35 lid 1 Rv staat alleen dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels kunnen worden gesteld met betrekking tot door de rechter te stellen termijnen voor het verrichten van proceshandelingen en dat er beperkingen kunnen worden gesteld aan de mogelijkheid daarvoor uitstel te krijgen.

      Zoals hiervoor reeds is opgemerkt, is op grond van artikel 133 Rv ieder individueel gerecht bevoegd tot het vaststellen procesreglementen.”

      De Hoge Raad bevestigde dat oordeel met de overweging (r.o. 3.6.2):

      “Een procesreglement dat door een daartoe bevoegd rechterlijk orgaan is vastgesteld en behoorlijk is bekendgemaakt, moet worden aangemerkt als recht in de zin van art. 79 RO. Het hof heeft met juistheid overwogen dat de bevoegdheid tot het vaststellen van een procesreglement als het onderhavige voortvloeit uit art. 133 Rv. Voorts staat art. 35 lid 1 Rv niet aan de geldigheid van het pilotreglement in de weg. Die bepaling opent de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen met betrekking tot door de rechter te stellen termijnen voor het verrichten van proceshandelingen en het verlenen van uitstel daarvoor. Anders dan het onderdeel veronderstelt, delegeert deze bepaling geen bevoegdheden aan de (landelijke) rechterlijke macht, maar opent het de mogelijkheid tot het stellen van regels bij algemene maatregel van bestuur. De omstandigheid dat art. 35 Rv uniformering tot doel heeft, doet niet af aan de geldigheid van een bevoegdelijk vastgesteld procesreglement dat afwijkt van het landelijk procesreglement”.

      [MdV, laatste bewerking 20-04-2023]

      Uitspraak

      ECLI:NL:HR:2015:1064

      Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!