Pagina inhoud

    HR 8 november 2002 (Olislagers/Otib)

    Hoger beroep moet bij omgekeerde prorogatie ex art. 96 Rv. expliciet worden voorbehouden

    Zie HR 8 november 2002 (Olislagers/Otib) waarin verwarring was ontstaan omdat de Kantonrechter in een proces-verbaal had vermeld dat partijen zich wel de mogelijkheid van hoger beroep (destijds nog bij de rechtbank) hadden voorbehouden.

    Verwarring over de gemaakte afspraken

    De Hoge Raad overweegt:

    “3.5 Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat blijkens het bepaalde in het te dezen nog toepasselijke art. 43 lid 2 (oud) RO, thans art. 333 Rv., de kantonrechter in een dergelijk geval altijd beslist in het hoogste ressort, tenzij partijen die zich op de voet van dit artikel tot de kantonrechter hebben gewend, zich de mogelijkheid van hoger beroep, voor zover mogelijk, hebben voorbehouden. Hieruit volgt dat partijen, als zij zich op de voet van voormelde bepaling tot de kantonrechter wenden en zich de mogelijkheid van hoger beroep willen voorbehouden, zulks uitdrukkelijk en eensluidend moeten verklaren.

    3.6 In overeenstemming met het hiervóór in 3.5 overwogene heeft de Rechtbank geoordeeld dat een dergelijk voorbehoud niet kan worden aangenomen op grond van een stilzwijgend beding. In het licht van hetgeen in het proces-verbaal van de comparitie was vermeld, kan de hiervóór in 3.2.1 weergegeven overweging van de Kantonrechter niet anders worden verstaan dan zoals de Rechtbank heeft gedaan, namelijk als de vaststelling van een stilzwijgend voorbehoud van het hoger beroep. Op grond van dit een en ander heeft de Rechtbank dus terecht geoordeeld dat uit hetgeen de Kantonrechter in rov. 5.3 heeft overwogen, niet blijkt dat partijen, wat er zij van hetgeen verder ter comparitie is besproken, in dit geval zich hoger beroep hebben voorbehouden. Uit het vorenstaande volgt dat de bestreden overwegingen van de Rechtbank niet innerlijk tegenstrijdig zijn en dat het oordeel van de Rechtbank ook niet onbegrijpelijk is.

    Deze uitspraak wordt behandeld bij de omgekeerde prorogatie, zie de pagina Kantonzaken.

    [MdV, 11-05-2023]

    Uitspraak

    ECLI:NL:HR:2002:AE7367

    Hoge Raad

    8-11-2002

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      HR 8 november 2002 (Olislagers/Otib)

      Hoger beroep moet bij omgekeerde prorogatie ex art. 96 Rv. expliciet worden voorbehouden

      Zie HR 8 november 2002 (Olislagers/Otib) waarin verwarring was ontstaan omdat de Kantonrechter in een proces-verbaal had vermeld dat partijen zich wel de mogelijkheid van hoger beroep (destijds nog bij de rechtbank) hadden voorbehouden.

      Verwarring over de gemaakte afspraken

      De Hoge Raad overweegt:

      “3.5 Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat blijkens het bepaalde in het te dezen nog toepasselijke art. 43 lid 2 (oud) RO, thans art. 333 Rv., de kantonrechter in een dergelijk geval altijd beslist in het hoogste ressort, tenzij partijen die zich op de voet van dit artikel tot de kantonrechter hebben gewend, zich de mogelijkheid van hoger beroep, voor zover mogelijk, hebben voorbehouden. Hieruit volgt dat partijen, als zij zich op de voet van voormelde bepaling tot de kantonrechter wenden en zich de mogelijkheid van hoger beroep willen voorbehouden, zulks uitdrukkelijk en eensluidend moeten verklaren.

      3.6 In overeenstemming met het hiervóór in 3.5 overwogene heeft de Rechtbank geoordeeld dat een dergelijk voorbehoud niet kan worden aangenomen op grond van een stilzwijgend beding. In het licht van hetgeen in het proces-verbaal van de comparitie was vermeld, kan de hiervóór in 3.2.1 weergegeven overweging van de Kantonrechter niet anders worden verstaan dan zoals de Rechtbank heeft gedaan, namelijk als de vaststelling van een stilzwijgend voorbehoud van het hoger beroep. Op grond van dit een en ander heeft de Rechtbank dus terecht geoordeeld dat uit hetgeen de Kantonrechter in rov. 5.3 heeft overwogen, niet blijkt dat partijen, wat er zij van hetgeen verder ter comparitie is besproken, in dit geval zich hoger beroep hebben voorbehouden. Uit het vorenstaande volgt dat de bestreden overwegingen van de Rechtbank niet innerlijk tegenstrijdig zijn en dat het oordeel van de Rechtbank ook niet onbegrijpelijk is.

      Deze uitspraak wordt behandeld bij de omgekeerde prorogatie, zie de pagina Kantonzaken.

      [MdV, 11-05-2023]

      Uitspraak

      ECLI:NL:HR:2002:AE7367

      Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!