Pagina inhoud

    Algemene bepalingen gezag over minderjarige kinderen (Afd. 1, Titel 14, Boek 1 B.W.)

    Inleiding algemene bepalingen gezag over minderjarige kinderen

    In Afd. 1, Titel 14 van Boek 1 B.W. vinden we algemene bepalingen over het gezag over minderjarigen. De Afdeling omvat 7 bepalingen (art. 1:245 B.W. tot en met  art. 1:250 B.W.). Art. 1:246a B.W. is per 2-11-1995 vervallen.

    Uitoefening gezag over minderjarige kinderen

    Volgens art. 1:245 lid 1 B.W. behoren alle minderjarigen, behoudens uitzonderingen, onder gezag te staan. Als dit niet het geval is, moet in het gezag worden voorzien. Dit kan zijn het ouderlijk gezag of voogdij (art. 1:245 lid 2 B.W.).

    Ouderlijk gezag over minderjarige kinderen

    Het ouderlijk gezag wordt door de ouders samen of door één van hen uitgeoefend.

    Voogdij over minderjarige kinderen

    Voogdij wordt uitgeoefend door een ander dan een ouder (art. 1:245 lid 3 B.W.). Dit hoeft geen persoon te zijn, maar kan ook een instelling zijn.

    Gezag over minderjarige kinderen van één ouder met een niet-ouder

    Indien het gezag krachtens een rechterlijke beslissing door een ouder en een niet-ouder wordt uitgeoefend, wordt dit ook gezien als gelijkwaardig gezamenlijk gezag (art. 1:245 lid 5 B.W.).

    Wat omvat het gezag over minderjarige kinderen?

    Art. 1:245 lid 4 B.W. noemt drie aspecten waarop het gezag betrekking heeft:

    – de persoon van de minderjarige. Hiermee wordt zijn opvoeding en verzorging bedoeld, en alles wat hiermee te maken heeft;

    – het bewind over zijn vermogen. Afdeling 2, paragraaf 3 geeft hierover nadere regels;

    – vertegenwoordiging in burgerlijke handelingen. Zelf is de minderjarige, behoudens uitzonderingen, onbekwaam om in rechte op te treden.

    Onbevoegdheid tot gezag over minderjarige kinderen

    Een aantal personen is krachtens art. 1:246 B.W. uitgesloten van gezag over minderjarige kinderen:

    – minderjarigen ex art. 1:233 B.W.. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt voor meisjes van zestien jaar of ouder: zij kunnen zich meerderjarig laten verklaren ex art. 1:253ha B.W.;

    – onder curatele gestelden ex art. 1:378 B.W. Hierbij maakt het niet uit of dit op grond van zijn lichamelijke of geestelijke toestand is gebeurd, of door drank- of drugsmisbruik;

    – geestelijk gestoorden, die niet in staat zijn het gezag uit te oefenen, tenzij dit slechts tijdelijk is.

    Zie met betrekking tot het verzoek van de minderjarige moeder om meerderjarig verklaard te worden om het ouderlijk gezag over haar kind te krijgen de pagina Ouderlijk gezag over minderjarigen.

    Wanneer bij een voogd sprake is van één van deze omstandigheden, dan kan ook de voogd onbevoegd verklaard worden, en wordt hij (of zij) door de rechtbank ontslagen uit zijn functie. Zie de pagina Onbevoegdheid tot de voogdij.

    Wat houdt het gezag over minderjarige kinderen in?

    Indien ouders het ouderlijk gezag hebben over een minderjarig kind, dan hebben zij niet alleen het recht om dat kind op te voeden en te verzorgen, maar ook de verplichting daartoe (art. 1:247 lid 1 B.W.). Dat betekent concreet dat zij de zorg en verantwoordelijkheid hebben over diens geestelijke en lichamelijke welzijn en de veiligheid en dat zij de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid bevorderen (art. 1:247 lid 2 B.W.).

    Daarnaast dienen zij zich te weerhouden van geestelijk of lichamelijk geweld en andere vernederende behandelingen jegens het kind. Dit geldt ook voor voogden en personen die een minderjarige opvoeden zonder daarover het gezag te hebben (art. 1:248 B.W.).

    Verzorging en opvoeding minderjarige kinderen door beide ouders

    Het ouderlijk gezag brengt met zich dat de ene ouder de ontwikkeling van de band tussen het kind en de andere ouder bevordert (art. 1:247 lid 3 B.W.). Het kind heeft ook recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders, ook al is het huwelijk of het geregistreerd partnerschap ontbonden, tenzij door de dood, scheiding van tafel en bed of beëindiging van de samenleving (art. 1:247 lid 4 B.W.).

    In verband met de op 22 maart 2022 aangenomen wetswijziging inzake automatisch gezamenlijk ouderlijk gezag na erkenning van een kind bij samenwonende ouders wordt in artikel 247, vierde en vijfde lid, na «beëindigen van de samenleving indien» telkens ingevoegd «de ouders het gezag gezamenlijk uitoefenen op grond van artikel 251b, eerste lid, of». Zie over deze wijziging ook hierna bij art. 1:247a B.W..

    Wordt een huwelijk of geregistreerd partnerschap ontbonden terwijl beide ouders het gezag hebben, dan kan dit leiden praktische belemmeringen in de opvoeding. Om deze belemmeringen voor zolang noodzakelijk op te lossen kunnen (moeten) afspraken worden gemaakt in een overeenkomst of ouderschapsplan (art. 1:247 lid 5 B.W.).

    Ouderschapsplan bij gezamenlijk gezag minderjarige kinderen na scheiding

    Als ouders gaan scheiden of het geregistreerd partnerschap ontbinden zijn zij verplicht een ouderschapsplan, overeenkomstig art. 815 lid 2 en 3 Rv op te stellen (art. 1:247a B.W.).

    In verband met de op 22 maart 2022 aangenomen wetswijziging inzake automatisch gezamenlijk ouderlijk gezag na erkenning van een kind bij samenwonende ouders wordt in artikel 247a na «Indien» ingevoegd «de ouders het gezag gezamenlijk uitoefenen op grond van artikel 251b, eerste lid, of».

    Zie over deze wetswijziging nader de pagina Ouderlijk gezag over minderjarige kinderen. De datum van inwerkingtreding moet nog vastgesteld worden.

    Ook als zij niet getrouwd of geregistreerd partners zijn en de samenleving beëindigen, maar nog wel ex art. 1:252 lid 1 B.W. gezamenlijk het gezag over het kind uitoefenen.

    Verplichtingen minderjarige inzake gezag

    Blijkens art. 1:249 B.W. heeft de minderjarige inzake het gezag over hem ook verplichtingen: hij moet de bevoegdheden van diens ouders of voogd die zij uitoefenen ter uitoefening van het gezag respecteren.

    Ook de belangen van zijn overige gezinsleden moet hij respecteren.

    Bijzondere curator minderjarige kinderen bij tegenstrijdig belang

    Als de ouders of de voogd van een kind zijn belangen niet kunnen behartigen wegens tegenstrijdig belang, kan een bijzondere curator worden benoemd om hem in en buiten rechte te vertegenwoordigen (art. 1:250 lid 1 B.W.). Betreft het de verzorging en opvoeding, dan is de rechtbank tot benoeming bevoegd. Gaat het om het vermogen van de minderjarige, dan is de kantonrechter bevoegd, tenzij de zaak al aanhangig is bij de rechtbank. Wel zal de rechter alleen een bijzondere curator benoemen indien hij dit noodzakelijk acht in het belang van de minderjarige.

    Is er sprake van partnerdoding ex art. 1:242a B.W. en verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming om een bijzondere curator, dan geschiedt de benoeming door de kinderrechter (art. 1:250 lid 2 B.W.).

    Procesrecht gezag over minderjarige kinderen

    Het wetboek van Burgerlijke rechtsvordering kent in Titel 6, Boek III Rv. de procesregels voor procedures met betrekking tot familierecht, waaronder procedures met betrekking tot het gezag over kinderen, zowel in een (echt)scheidingsprocedure als daarbuiten. Zie de pagina Procedures personen- en familierecht.

    Auteur & Last edit

    [AvB, 22-09-2021; laatste bewerking 7-05-2022]

    Algemene bepalingen gezag over minderjarige kinderen (Afd. 1, Titel 14, Boek 1 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Algemene bepalingen gezag over minderjarige kinderen (Afd. 1, Titel 14, Boek 1 B.W.)

      Inleiding algemene bepalingen gezag over minderjarige kinderen

      In Afd. 1, Titel 14 van Boek 1 B.W. vinden we algemene bepalingen over het gezag over minderjarigen. De Afdeling omvat 7 bepalingen (art. 1:245 B.W. tot en met  art. 1:250 B.W.). Art. 1:246a B.W. is per 2-11-1995 vervallen.

      Uitoefening gezag over minderjarige kinderen

      Volgens art. 1:245 lid 1 B.W. behoren alle minderjarigen, behoudens uitzonderingen, onder gezag te staan. Als dit niet het geval is, moet in het gezag worden voorzien. Dit kan zijn het ouderlijk gezag of voogdij (art. 1:245 lid 2 B.W.).

      Ouderlijk gezag over minderjarige kinderen

      Het ouderlijk gezag wordt door de ouders samen of door één van hen uitgeoefend.

      Voogdij over minderjarige kinderen

      Voogdij wordt uitgeoefend door een ander dan een ouder (art. 1:245 lid 3 B.W.). Dit hoeft geen persoon te zijn, maar kan ook een instelling zijn.

      Gezag over minderjarige kinderen van één ouder met een niet-ouder

      Indien het gezag krachtens een rechterlijke beslissing door een ouder en een niet-ouder wordt uitgeoefend, wordt dit ook gezien als gelijkwaardig gezamenlijk gezag (art. 1:245 lid 5 B.W.).

      Wat omvat het gezag over minderjarige kinderen?

      Art. 1:245 lid 4 B.W. noemt drie aspecten waarop het gezag betrekking heeft:

      – de persoon van de minderjarige. Hiermee wordt zijn opvoeding en verzorging bedoeld, en alles wat hiermee te maken heeft;

      – het bewind over zijn vermogen. Afdeling 2, paragraaf 3 geeft hierover nadere regels;

      – vertegenwoordiging in burgerlijke handelingen. Zelf is de minderjarige, behoudens uitzonderingen, onbekwaam om in rechte op te treden.

      Onbevoegdheid tot gezag over minderjarige kinderen

      Een aantal personen is krachtens art. 1:246 B.W. uitgesloten van gezag over minderjarige kinderen:

      – minderjarigen ex art. 1:233 B.W.. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt voor meisjes van zestien jaar of ouder: zij kunnen zich meerderjarig laten verklaren ex art. 1:253ha B.W.;

      – onder curatele gestelden ex art. 1:378 B.W. Hierbij maakt het niet uit of dit op grond van zijn lichamelijke of geestelijke toestand is gebeurd, of door drank- of drugsmisbruik;

      – geestelijk gestoorden, die niet in staat zijn het gezag uit te oefenen, tenzij dit slechts tijdelijk is.

      Zie met betrekking tot het verzoek van de minderjarige moeder om meerderjarig verklaard te worden om het ouderlijk gezag over haar kind te krijgen de pagina Ouderlijk gezag over minderjarigen.

      Wanneer bij een voogd sprake is van één van deze omstandigheden, dan kan ook de voogd onbevoegd verklaard worden, en wordt hij (of zij) door de rechtbank ontslagen uit zijn functie. Zie de pagina Onbevoegdheid tot de voogdij.

      Wat houdt het gezag over minderjarige kinderen in?

      Indien ouders het ouderlijk gezag hebben over een minderjarig kind, dan hebben zij niet alleen het recht om dat kind op te voeden en te verzorgen, maar ook de verplichting daartoe (art. 1:247 lid 1 B.W.). Dat betekent concreet dat zij de zorg en verantwoordelijkheid hebben over diens geestelijke en lichamelijke welzijn en de veiligheid en dat zij de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid bevorderen (art. 1:247 lid 2 B.W.).

      Daarnaast dienen zij zich te weerhouden van geestelijk of lichamelijk geweld en andere vernederende behandelingen jegens het kind. Dit geldt ook voor voogden en personen die een minderjarige opvoeden zonder daarover het gezag te hebben (art. 1:248 B.W.).

      Verzorging en opvoeding minderjarige kinderen door beide ouders

      Het ouderlijk gezag brengt met zich dat de ene ouder de ontwikkeling van de band tussen het kind en de andere ouder bevordert (art. 1:247 lid 3 B.W.). Het kind heeft ook recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders, ook al is het huwelijk of het geregistreerd partnerschap ontbonden, tenzij door de dood, scheiding van tafel en bed of beëindiging van de samenleving (art. 1:247 lid 4 B.W.).

      In verband met de op 22 maart 2022 aangenomen wetswijziging inzake automatisch gezamenlijk ouderlijk gezag na erkenning van een kind bij samenwonende ouders wordt in artikel 247, vierde en vijfde lid, na «beëindigen van de samenleving indien» telkens ingevoegd «de ouders het gezag gezamenlijk uitoefenen op grond van artikel 251b, eerste lid, of». Zie over deze wijziging ook hierna bij art. 1:247a B.W..

      Wordt een huwelijk of geregistreerd partnerschap ontbonden terwijl beide ouders het gezag hebben, dan kan dit leiden praktische belemmeringen in de opvoeding. Om deze belemmeringen voor zolang noodzakelijk op te lossen kunnen (moeten) afspraken worden gemaakt in een overeenkomst of ouderschapsplan (art. 1:247 lid 5 B.W.).

      Ouderschapsplan bij gezamenlijk gezag minderjarige kinderen na scheiding

      Als ouders gaan scheiden of het geregistreerd partnerschap ontbinden zijn zij verplicht een ouderschapsplan, overeenkomstig art. 815 lid 2 en 3 Rv op te stellen (art. 1:247a B.W.).

      In verband met de op 22 maart 2022 aangenomen wetswijziging inzake automatisch gezamenlijk ouderlijk gezag na erkenning van een kind bij samenwonende ouders wordt in artikel 247a na «Indien» ingevoegd «de ouders het gezag gezamenlijk uitoefenen op grond van artikel 251b, eerste lid, of».

      Zie over deze wetswijziging nader de pagina Ouderlijk gezag over minderjarige kinderen. De datum van inwerkingtreding moet nog vastgesteld worden.

      Ook als zij niet getrouwd of geregistreerd partners zijn en de samenleving beëindigen, maar nog wel ex art. 1:252 lid 1 B.W. gezamenlijk het gezag over het kind uitoefenen.

      Verplichtingen minderjarige inzake gezag

      Blijkens art. 1:249 B.W. heeft de minderjarige inzake het gezag over hem ook verplichtingen: hij moet de bevoegdheden van diens ouders of voogd die zij uitoefenen ter uitoefening van het gezag respecteren.

      Ook de belangen van zijn overige gezinsleden moet hij respecteren.

      Bijzondere curator minderjarige kinderen bij tegenstrijdig belang

      Als de ouders of de voogd van een kind zijn belangen niet kunnen behartigen wegens tegenstrijdig belang, kan een bijzondere curator worden benoemd om hem in en buiten rechte te vertegenwoordigen (art. 1:250 lid 1 B.W.). Betreft het de verzorging en opvoeding, dan is de rechtbank tot benoeming bevoegd. Gaat het om het vermogen van de minderjarige, dan is de kantonrechter bevoegd, tenzij de zaak al aanhangig is bij de rechtbank. Wel zal de rechter alleen een bijzondere curator benoemen indien hij dit noodzakelijk acht in het belang van de minderjarige.

      Is er sprake van partnerdoding ex art. 1:242a B.W. en verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming om een bijzondere curator, dan geschiedt de benoeming door de kinderrechter (art. 1:250 lid 2 B.W.).

      Procesrecht gezag over minderjarige kinderen

      Het wetboek van Burgerlijke rechtsvordering kent in Titel 6, Boek III Rv. de procesregels voor procedures met betrekking tot familierecht, waaronder procedures met betrekking tot het gezag over kinderen, zowel in een (echt)scheidingsprocedure als daarbuiten. Zie de pagina Procedures personen- en familierecht.

      Auteur & Last edit

      [AvB, 22-09-2021; laatste bewerking 7-05-2022]

      Algemene bepalingen gezag over minderjarige kinderen (Afd. 1, Titel 14, Boek 1 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!