Opheffing van de wettelijke gemeenschap bij beschikking (Afd. 4, Titel 7, Boek 1 B.W.)
Inleiding opheffing van de wettelijke gemeenschap van goederen
In Afd. 4, Titel 7, Boek 1 B.W. gaat over de opheffing van de gemeenschap. De afdeling bestaat uit 5 bepalingen (art. 1:109 B.W. tot en met art. 1:113 B.W. .
Een echtgenoot kan de rechter verzoeken de gemeenschap bij beschikking op te heffen. Het huwelijk blijft dan in stand, maar de gemeenschap wordt van rechtswege ontbonden (vgl. art. 1:99 lid 1 BW). Dit heeft de gevolgen zoals omschreven in Afd. 3, Titel 7 van Boek 1 BW. Zie de pagina Ontbinding van de wettelijke gemeenschap.
Gronden voor opheffing wettelijke gemeenschap
Op grond van art. 1:109 B.W. kan een echtgenoot de rechter verzoeken de gemeenschap op te heffen, indien de andere echtgenoot:
– roekeloos schulden maakt,
– gemeenschapsgoederen verspilt,
– zijn bestuursbevoegdheid overschrijdt, of
– weigert inlichtingen te geven over gemeenschapsgoederen, de daarop verhaalbare schulden en het gevoerde bestuur.
Conservatoire maatregelen wettelijke gemeenschap bij verzoek opheffing
De verzoekende echtgenoot kan maatregelen nemen om tijdens de procedure zijn rechten uit de gemeenschap te behouden (art. 1:110 B.W.). Dit kan zijn verzegeling, boedelbeschrijving, waardering van gemeenschapsgoederen en conservatoir beslag (overeenkomstig Afd. 9, Titel 4, Boek 3 Rv). Zie de pagina Maritaal beslag.
Schadevergoeding bij rechterlijke opheffing wettelijke gemeenschap van goederen
Is het verzoek tot opheffing toegewezen, maar heeft de ‘andere’ echtgenoot tijdens of 6 maanden vóór de procedure schulden gemaakt, goederen verspild of rechtshandelingen als bedoeld in art. 1:88 BW zonder toestemming verricht, dan moet hij de aangerichte schade vergoeden (art. 1:111 B.W.).
De vordering tot schadevergoeding moet binnen 3 jaar na indiening van het verzoek tot opheffing worden ingediend (art. 1:111 lid 2 B.W.).
Nieuwe huwelijksgoederengemeenschap na eerdere rechterlijke opheffing
Als de huwelijkse gemeenschap eenmaal door opheffing ontbonden is, en de echtgenoten willen daarna een nieuwe (andere vorm van) gemeenschap overeenkomen, dan kan dit nog slechts geschieden bij huwelijkse voorwaarden (art. 1:113 B.W.).
Art. 1:112 BW vervallen
Art. 1:112 BW is per 1 januari 2012 vervallen. Het artikel bepaalde dat de opheffing van de gemeenschap slechts tegen derden kon worden tegengeworpen indien de opheffing openlijk bekend was gemaakt en ingeschreven was in het huwelijksgoederenregister. Nu is deze bepaling te vinden in art. 1:99 lid 2 BW (Stb. 2011, 335).
Auteur & Last edit
[AvB, 12-05-2021]
Opheffing van de wettelijke gemeenschap bij beschikking (Afd. 4, Titel 7, Boek 1 B.W.)
Inleiding opheffing van de wettelijke gemeenschap van goederen
In Afd. 4, Titel 7, Boek 1 B.W. gaat over de opheffing van de gemeenschap. De afdeling bestaat uit 5 bepalingen (art. 1:109 B.W. tot en met art. 1:113 B.W. .
Een echtgenoot kan de rechter verzoeken de gemeenschap bij beschikking op te heffen. Het huwelijk blijft dan in stand, maar de gemeenschap wordt van rechtswege ontbonden (vgl. art. 1:99 lid 1 BW). Dit heeft de gevolgen zoals omschreven in Afd. 3, Titel 7 van Boek 1 BW. Zie de pagina Ontbinding van de wettelijke gemeenschap.
Gronden voor opheffing wettelijke gemeenschap
Op grond van art. 1:109 B.W. kan een echtgenoot de rechter verzoeken de gemeenschap op te heffen, indien de andere echtgenoot:
– roekeloos schulden maakt,
– gemeenschapsgoederen verspilt,
– zijn bestuursbevoegdheid overschrijdt, of
– weigert inlichtingen te geven over gemeenschapsgoederen, de daarop verhaalbare schulden en het gevoerde bestuur.
Conservatoire maatregelen wettelijke gemeenschap bij verzoek opheffing
De verzoekende echtgenoot kan maatregelen nemen om tijdens de procedure zijn rechten uit de gemeenschap te behouden (art. 1:110 B.W.). Dit kan zijn verzegeling, boedelbeschrijving, waardering van gemeenschapsgoederen en conservatoir beslag (overeenkomstig Afd. 9, Titel 4, Boek 3 Rv). Zie de pagina Maritaal beslag.
Schadevergoeding bij rechterlijke opheffing wettelijke gemeenschap van goederen
Is het verzoek tot opheffing toegewezen, maar heeft de ‘andere’ echtgenoot tijdens of 6 maanden vóór de procedure schulden gemaakt, goederen verspild of rechtshandelingen als bedoeld in art. 1:88 BW zonder toestemming verricht, dan moet hij de aangerichte schade vergoeden (art. 1:111 B.W.).
De vordering tot schadevergoeding moet binnen 3 jaar na indiening van het verzoek tot opheffing worden ingediend (art. 1:111 lid 2 B.W.).
Nieuwe huwelijksgoederengemeenschap na eerdere rechterlijke opheffing
Als de huwelijkse gemeenschap eenmaal door opheffing ontbonden is, en de echtgenoten willen daarna een nieuwe (andere vorm van) gemeenschap overeenkomen, dan kan dit nog slechts geschieden bij huwelijkse voorwaarden (art. 1:113 B.W.).
Art. 1:112 BW vervallen
Art. 1:112 BW is per 1 januari 2012 vervallen. Het artikel bepaalde dat de opheffing van de gemeenschap slechts tegen derden kon worden tegengeworpen indien de opheffing openlijk bekend was gemaakt en ingeschreven was in het huwelijksgoederenregister. Nu is deze bepaling te vinden in art. 1:99 lid 2 BW (Stb. 2011, 335).
Auteur & Last edit
[AvB, 12-05-2021]
Opheffing van de wettelijke gemeenschap bij beschikking (Afd. 4, Titel 7, Boek 1 B.W.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!