Verordening inzake toepasselijk recht niet-contractuele verbintenissen (Rome II)

Inleiding Verordening inzake toepasselijk recht niet-contractuele verbintenissen (Rome II)

Verordening EG 864/2007 d.d. 11 juli 2007 inzake het toepasselijk recht op niet-contractuele verbintenissen, in de wandelgangen beter bekend als “Rome II”, maakt deel uit van het materiële internationaal privaatrecht (IPR). Deze verordening ziet met name op verbintenissen uit onrechtmatige daad. Zie voor dit begrip ook de pagina Onrechtmatige daad.

Bevoegde rechter bij onrechtmatige daad

De vraag, welke rechter in internationale kwesties bevoegd is kennis te nemen van de vordering inzake onrechtmatige daad, moet worden beantwoord aan de hand van het Europees Executieverdrag (EEX-Vo), zoals dat is herzien (‘herschikt’) per 10 januari 2015. Zie de pagina EEX-Vo.

Inhoud van de EVO-Verordening

De Verordening (Rome II) is ingedeeld in hoofdstukken. De indeling is als volgt:

Hoofdstuk I – Toepassingsgebied

Art. 1 Toepassingsgebied

Art. 2 Niet-contractuele verbintenissen

Art. 3 Universeel karakter

Hoofdstuk II – Onrechtmatige daad

Art. 4 Rome II Algemene regel toepasselijk recht onrechtmatige daad

De hoofdregel voor vaststelling van het toepasselijk recht vinden we in lid 1:

“Tenzij in deze verordening anders bepaald, is het recht dat van toepassing is op een onrechtmatige daad het recht van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen.”

Uitzondering: ingezetenen zelfde land (lid 2)

Wanneer beide partijen uit hetzelfde land komen, geldt hun rechtssysteem (lid 2):

“Indien evenwel degene wiens aansprakelijkheid in het geding is, en degene die schade lijdt, beiden hun gewone verblijfplaats in hetzelfde land hebben op het tijdstip waarop de schade zich voordoet, is het recht van dat land van toepassing.”

Als dus twee Nederlanders een aanrijding hebben in Frankrijk, of in Oostenrijk tegen elkaar botsen op de piste, is het Nederlandse recht toepasselijk op de vraag wie aansprakelijk is en hoe de schade moet worden vastgesteld.

Alternatieve toewijzing: nauwer verband (lid 3)

Een tweede uitzondering op de hoofdregel kan gelden, als een ander land een nauwer verband met de onrechtmatige daad heeft:

“Indien uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de onrechtmatige daad een kennelijk nauwere band heeft met een ander dan het in de leden 1 en 2 bedoelde land, is het recht van dat andere land van toepassing. Een kennelijk nauwere band met een ander land zou met name kunnen berusten op een reeds eerder bestaande, nauw met de onrechtmatige daad samenhangende betrekking tussen de partijen, zoals een overeenkomst.”

Toepasselijk recht vordering onrechtmatige daad bestuurdersaansprakelijkheid

Voor een voorbeeld van de toepassing van art. 4 Rome II bij een vordering wegens bestuurdersaansprakelijkheid op grond van art. 6:162 B.W. (onrechtmatige daad) tegen een Belgische bestuurder van een Nederlandse vennootschap zie Rb. Midden Nederland 15 december 2021 (tankpassen), r.o. 3.4.

Art. 5 Productaansprakelijkheid

Art. 6 Oneerlijke concurrentie en daden die de vrije concurrentie beperken

Art. 7 Milieuschade

Art. 8 Inbreuk op intellectuele eigendomsrechten

Art. 9 Collectieve actie bij arbeidsconflicten

Hoofdstuk III – Ongerechtvaardigde verrijking, zaakwaarneming en precontractuele aansprakelijkheid

Art. 10 Ongerechtvaardigde verrijking

Art. 11 Zaakwaarneming

Art. 12 Precontractuele aansprakelijkheid

Art. 13 Toepasselijkheid van artikel 8

Hoofdstuk IV Rechtskeuze door partijen

Art. 14 Rechtskeuze door partijen

Hoofdstuk V Gemeenschappelijke regels

Art. 15 Werkingssfeer van het toepasselijke recht

Art. 16 Bepalingen van bijzonder dwingend recht

Art. 17 Veiligheidsvoorschriften en gedragsregels

Art. 18 Rechtstreekse vordering op de verzekeraar van de aansprakelijke persoon

Art. 19 Subrogatie

Art. 20 Meervoudige aansprakelijkheid

Art. 21 Vorm

Art. 22 Bewijs

Hoofdstuk VI Overige bepalingen

Art. 23 Gelijkstelling met gewone verblijfplaats

Art. 24 Uitsluiting van herverwijzing

Art. 25 Staten met meerdere rechtsstelsels

Art. 26 Openbare orde van het land van de rechter

Art. 27 Verhouding tot andere bepalingen van Gemeenschapsrecht

Art. 28 Verhouding tot bestaande internationale overeenkomsten

Hoofdstuk VII Slotbepalingen

Art. 29 Lijst van overeenkomsten

Art. 30 Herzieningsclausule

Art. 31 Temporele toepassing

Art. 32 Inwerkingtreding

Auteur & Last edit

[MdV, 10-06-2021; laatste bewerking 20-01-2022]

Verordening inzake toepasselijk recht niet-contractuele verbintenissen (Rome II)

Praktizijns

Verordening inzake toepasselijk recht niet-contractuele verbintenissen (Rome II)

Inleiding Verordening inzake toepasselijk recht niet-contractuele verbintenissen (Rome II)

Verordening EG 864/2007 d.d. 11 juli 2007 inzake het toepasselijk recht op niet-contractuele verbintenissen, in de wandelgangen beter bekend als “Rome II”, maakt deel uit van het materiële internationaal privaatrecht (IPR). Deze verordening ziet met name op verbintenissen uit onrechtmatige daad. Zie voor dit begrip ook de pagina Onrechtmatige daad.

Bevoegde rechter bij onrechtmatige daad

De vraag, welke rechter in internationale kwesties bevoegd is kennis te nemen van de vordering inzake onrechtmatige daad, moet worden beantwoord aan de hand van het Europees Executieverdrag (EEX-Vo), zoals dat is herzien (‘herschikt’) per 10 januari 2015. Zie de pagina EEX-Vo.

Inhoud van de EVO-Verordening

De Verordening (Rome II) is ingedeeld in hoofdstukken. De indeling is als volgt:

Hoofdstuk I – Toepassingsgebied

Art. 1 Toepassingsgebied

Art. 2 Niet-contractuele verbintenissen

Art. 3 Universeel karakter

Hoofdstuk II – Onrechtmatige daad

Art. 4 Rome II Algemene regel toepasselijk recht onrechtmatige daad

De hoofdregel voor vaststelling van het toepasselijk recht vinden we in lid 1:

“Tenzij in deze verordening anders bepaald, is het recht dat van toepassing is op een onrechtmatige daad het recht van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen.”

Uitzondering: ingezetenen zelfde land (lid 2)

Wanneer beide partijen uit hetzelfde land komen, geldt hun rechtssysteem (lid 2):

“Indien evenwel degene wiens aansprakelijkheid in het geding is, en degene die schade lijdt, beiden hun gewone verblijfplaats in hetzelfde land hebben op het tijdstip waarop de schade zich voordoet, is het recht van dat land van toepassing.”

Als dus twee Nederlanders een aanrijding hebben in Frankrijk, of in Oostenrijk tegen elkaar botsen op de piste, is het Nederlandse recht toepasselijk op de vraag wie aansprakelijk is en hoe de schade moet worden vastgesteld.

Alternatieve toewijzing: nauwer verband (lid 3)

Een tweede uitzondering op de hoofdregel kan gelden, als een ander land een nauwer verband met de onrechtmatige daad heeft:

“Indien uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de onrechtmatige daad een kennelijk nauwere band heeft met een ander dan het in de leden 1 en 2 bedoelde land, is het recht van dat andere land van toepassing. Een kennelijk nauwere band met een ander land zou met name kunnen berusten op een reeds eerder bestaande, nauw met de onrechtmatige daad samenhangende betrekking tussen de partijen, zoals een overeenkomst.”

Toepasselijk recht vordering onrechtmatige daad bestuurdersaansprakelijkheid

Voor een voorbeeld van de toepassing van art. 4 Rome II bij een vordering wegens bestuurdersaansprakelijkheid op grond van art. 6:162 B.W. (onrechtmatige daad) tegen een Belgische bestuurder van een Nederlandse vennootschap zie Rb. Midden Nederland 15 december 2021 (tankpassen), r.o. 3.4.

Art. 5 Productaansprakelijkheid

Art. 6 Oneerlijke concurrentie en daden die de vrije concurrentie beperken

Art. 7 Milieuschade

Art. 8 Inbreuk op intellectuele eigendomsrechten

Art. 9 Collectieve actie bij arbeidsconflicten

Hoofdstuk III – Ongerechtvaardigde verrijking, zaakwaarneming en precontractuele aansprakelijkheid

Art. 10 Ongerechtvaardigde verrijking

Art. 11 Zaakwaarneming

Art. 12 Precontractuele aansprakelijkheid

Art. 13 Toepasselijkheid van artikel 8

Hoofdstuk IV Rechtskeuze door partijen

Art. 14 Rechtskeuze door partijen

Hoofdstuk V Gemeenschappelijke regels

Art. 15 Werkingssfeer van het toepasselijke recht

Art. 16 Bepalingen van bijzonder dwingend recht

Art. 17 Veiligheidsvoorschriften en gedragsregels

Art. 18 Rechtstreekse vordering op de verzekeraar van de aansprakelijke persoon

Art. 19 Subrogatie

Art. 20 Meervoudige aansprakelijkheid

Art. 21 Vorm

Art. 22 Bewijs

Hoofdstuk VI Overige bepalingen

Art. 23 Gelijkstelling met gewone verblijfplaats

Art. 24 Uitsluiting van herverwijzing

Art. 25 Staten met meerdere rechtsstelsels

Art. 26 Openbare orde van het land van de rechter

Art. 27 Verhouding tot andere bepalingen van Gemeenschapsrecht

Art. 28 Verhouding tot bestaande internationale overeenkomsten

Hoofdstuk VII Slotbepalingen

Art. 29 Lijst van overeenkomsten

Art. 30 Herzieningsclausule

Art. 31 Temporele toepassing

Art. 32 Inwerkingtreding

Auteur & Last edit

[MdV, 10-06-2021; laatste bewerking 20-01-2022]

Verordening inzake toepasselijk recht niet-contractuele verbintenissen (Rome II)

Zoeken binnen de kennisbank

Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!