Hof Den Bosch 9 juni 2020 (vordering einde huur woning wegens eigen gebruik)
Wanneer is uitzondering mogelijk op de twee-conclusie regel?
In Hof Den Bosch 9 juni 2020 (vordering einde huur woning wegens eigen gebruik) kwam de twee-conclusie regel ook aan de orde. De huurder (appellant ten principale) voerde pas in de memorie van antwoord in incidenteel appel een nadere grief aan. Het Hof gaat onder verwijzing naar de twee-conclusie regel niet op die grief in, waarbij wel nog in ogenschouw genomen wordt of de uitzondering wegens ‘nieuwe feiten’ van toepassing is.
Het Hof overwoog (r.o. 5.4):
“De kantonrechter heeft in het eindvonnis beslist dat verhuurder de dringendheid van het eigen gebruik voldoende aannemelijk heeft gemaakt. De huurder heeft eerst bij memorie van antwoord in incidenteel appel bezwaren opgeworpen tegen dit oordeel en aangevoerd dat, samengevat, er geen dringende reden voor eigen gebruik (meer) is voor verhuurder. Feitelijk betreft het hier een nieuwe grief.
De in artikel 347 lid 1 Rv besloten liggende twee-conclusie-regel brengt mee dat de rechter in beginsel niet behoort te letten op grieven die in een later stadium dan (in dit geval) in de memorie van grieven worden aangevoerd. Op deze in beginsel strakke regel kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard, maar daarvan is in dit geval geen sprake.
Uitzondering op twee-conclusie regel bij nieuwe feiten
Voorts kan in het algemeen het aanvoeren van een grief na het nemen van de memorie van grieven of antwoord toelaatbaar zijn, indien daarmee aanpassing wordt beoogd aan eerst na dat tijdstip voorgevallen of gebleken feiten en omstandigheden en de nieuwe grief ertoe strekt te voorkomen dat het geschil aan de hand van inmiddels achterhaalde of onjuist gebleken (juridische of feitelijke) gegevens zou moeten worden beslist, of dat – indien dan nog mogelijk – een nieuwe procedure zou moeten worden aangespannen om het geschil alsnog aan de hand van de juiste en volledige gegevens te kunnen doen beslissen. Onverkort blijft dan gelden dat toelating van de nieuwe grief niet in strijd mag komen met de eisen van een goede procesorde. Voor zover huurder dit doel beoogt, waar zij stelt dat de ex-partner van verhuurder inmiddels met een nieuwe partner in België woonachtig is en verhuurder zelf zal gaan trouwen met zijn nieuwe partner, wordt als volgt overwogen.
Kennelijk beoogt huurder te stellen dat verhuurder de woning niet meer dringend nodig heeft voor eigen gebruik, omdat hij, zo begrijpt het hof, in de huurwoning kan gaan wonen die hij eerder met zijn ex-partner bewoonde, omdat de ex-partner van verhuurder inmiddels is verhuisd. Nog afgezien van de betwisting van deze stelling door verhuurder, zodat dit niet vaststaat, heeft te gelden dat ook in het geval deze stelling juist zo zijn, dat enkele feit op zichzelf niet de dringende behoefte aan het eigen gebruik van de hem in eigendom toebehorende woning van verhuurder ontneemt. Van verhuurder hoeft op zichzelf niet te worden gevergd een huurwoning te gaan bewonen terwijl hij een hem passende woning in eigendom heeft, te minder niet nu daaraan voor hem nadelige fiscale gevolgen kleven, zoals hij onbetwist heeft gesteld. Het door huurder concreet aangeboden bewijs over de samenwoning van de ex-partner van verhuurder kan daarom worden gepasseerd. In welke zin van belang is dat verhuurder trouwplannen heeft is niet nader toegelicht en valt niet zonder meer in te zien, zodat dit onbesproken kan blijven.”
Deze uitspraak wordt behandeld op de pagina Verloop van de dagvaardingsprocedure.
[MdV, 9-06-2023]
Hof Den Bosch 9 juni 2020 (vordering einde huur woning wegens eigen gebruik)
Wanneer is uitzondering mogelijk op de twee-conclusie regel?
In Hof Den Bosch 9 juni 2020 (vordering einde huur woning wegens eigen gebruik) kwam de twee-conclusie regel ook aan de orde. De huurder (appellant ten principale) voerde pas in de memorie van antwoord in incidenteel appel een nadere grief aan. Het Hof gaat onder verwijzing naar de twee-conclusie regel niet op die grief in, waarbij wel nog in ogenschouw genomen wordt of de uitzondering wegens ‘nieuwe feiten’ van toepassing is.
Het Hof overwoog (r.o. 5.4):
“De kantonrechter heeft in het eindvonnis beslist dat verhuurder de dringendheid van het eigen gebruik voldoende aannemelijk heeft gemaakt. De huurder heeft eerst bij memorie van antwoord in incidenteel appel bezwaren opgeworpen tegen dit oordeel en aangevoerd dat, samengevat, er geen dringende reden voor eigen gebruik (meer) is voor verhuurder. Feitelijk betreft het hier een nieuwe grief.
De in artikel 347 lid 1 Rv besloten liggende twee-conclusie-regel brengt mee dat de rechter in beginsel niet behoort te letten op grieven die in een later stadium dan (in dit geval) in de memorie van grieven worden aangevoerd. Op deze in beginsel strakke regel kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard, maar daarvan is in dit geval geen sprake.
Uitzondering op twee-conclusie regel bij nieuwe feiten
Voorts kan in het algemeen het aanvoeren van een grief na het nemen van de memorie van grieven of antwoord toelaatbaar zijn, indien daarmee aanpassing wordt beoogd aan eerst na dat tijdstip voorgevallen of gebleken feiten en omstandigheden en de nieuwe grief ertoe strekt te voorkomen dat het geschil aan de hand van inmiddels achterhaalde of onjuist gebleken (juridische of feitelijke) gegevens zou moeten worden beslist, of dat – indien dan nog mogelijk – een nieuwe procedure zou moeten worden aangespannen om het geschil alsnog aan de hand van de juiste en volledige gegevens te kunnen doen beslissen. Onverkort blijft dan gelden dat toelating van de nieuwe grief niet in strijd mag komen met de eisen van een goede procesorde. Voor zover huurder dit doel beoogt, waar zij stelt dat de ex-partner van verhuurder inmiddels met een nieuwe partner in België woonachtig is en verhuurder zelf zal gaan trouwen met zijn nieuwe partner, wordt als volgt overwogen.
Kennelijk beoogt huurder te stellen dat verhuurder de woning niet meer dringend nodig heeft voor eigen gebruik, omdat hij, zo begrijpt het hof, in de huurwoning kan gaan wonen die hij eerder met zijn ex-partner bewoonde, omdat de ex-partner van verhuurder inmiddels is verhuisd. Nog afgezien van de betwisting van deze stelling door verhuurder, zodat dit niet vaststaat, heeft te gelden dat ook in het geval deze stelling juist zo zijn, dat enkele feit op zichzelf niet de dringende behoefte aan het eigen gebruik van de hem in eigendom toebehorende woning van verhuurder ontneemt. Van verhuurder hoeft op zichzelf niet te worden gevergd een huurwoning te gaan bewonen terwijl hij een hem passende woning in eigendom heeft, te minder niet nu daaraan voor hem nadelige fiscale gevolgen kleven, zoals hij onbetwist heeft gesteld. Het door huurder concreet aangeboden bewijs over de samenwoning van de ex-partner van verhuurder kan daarom worden gepasseerd. In welke zin van belang is dat verhuurder trouwplannen heeft is niet nader toegelicht en valt niet zonder meer in te zien, zodat dit onbesproken kan blijven.”
Deze uitspraak wordt behandeld op de pagina Verloop van de dagvaardingsprocedure.
[MdV, 9-06-2023]
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!