Pagina inhoud

    Rb. Arnhem 22 juni 2005 (Gillvaart/TON)

    In de wat oudere zaak Rb. Arnhem 22 juni 2005 (Gillvaart BV/Trauma Opvang Nederland BV) ging het niet over een vastgoedtransactie, maar om een softwarelicentie, die Gillvaart aan TON aanbood. Deze had TON nodig om een contract met Arboned uit te voeren. Gillvaart stelde dat er mondeling overeenstemming bereikt was, maar uit het door haar gemaakte gespreksverslag, dat zij als bewijs aanvoerde (en waarvan de juistheid door TON werd betwist), bleek op zichzelf al dat de inhoud van de overeenkomst nog niet voldoende bepaald was en er daarom geen sprake kon zijn van wilsovereenstemming over een overeenkomst.

    Oordeel rechtbank: is er wilsovereenstemming bereikt?

    De rechtbank overwoog:

    5. Aan de orde is allereerst de vraag of Gillvaart en TON op 11 augustus 2004 volledige overeenstemming hebben bereikt over de destijds beoogde samenwerking. Gillvaart heeft deze stelling voornamelijk doen steunen op de door haar vervaardigde schriftelijke uitwerking van het gesprek tussen de bestuurder van TON en [betrokkene 2] van 11 augustus 2004 (hierna: het transcript). Volgens Gillvaart heeft de bestuurder van TON namens TON in dat gesprek zijn bereidheid uitgesproken de toen ter tafel liggende overeenkomst, na een enkele aanpassing, te ondertekenen. In aanvulling hierop is ter comparitie door [betrokkene 2] namens Gillvaart verklaard dat op 30 juni 2004 een offerte aan TON is uitgebracht, naar aanleiding waarvan de bestuurder van TON een ‘go’ heeft gegeven. Daarna heeft Gillvaart TON de concept-overeenkomst van 5 juli 2004 gezonden, die op 11 augustus 2004 ter tafel lag, aldus Gillvaart. Volgens haar was [betrokkene 1] met de daarin genoemde prijs van € 5,00 per abonnee al eerder telefonisch akkoord gegaan.

    6. TON heeft de stelling van Gillvaart gemotiveerd weersproken. Volgens haar hebben de partijen slechts oriënterende gesprekken gevoerd en kon dat ook niet anders, omdat TON op dat moment nog in afwachting was van haar definitieve overeenkomst met Arboned en omdat pas daarna met Gillvaart bindende afspraken zouden kunnen worden gemaakt. Hiervan was Gillvaart volgens TON ook op de hoogte. TON heeft verder aangevoerd dat het transcript onjuist en onvolledig is, maar dat zelfs uit dat stuk blijkt dat TON met de inhoud en opzet van de toen besproken concept-overeenkomst juist niet instemde. Ook uit de inhoud van de brief van 14 augustus 2004 waarbij Gillvaart aan TON een aangepaste overeenkomst heeft gezonden blijkt dat de inhoud van de overeenkomst nog kon worden gewijzigd en dat daarover dus geen volledige overeenstemming bestond, aldus TON. Voorts is ter comparitie door [betrokkene 1] namens TON verklaard dat hij de hem op de zitting getoonde offerte van 30 juni 2004 en de samenwerkingsovereenkomst van 5 juli 2004 niet kende. Voor zover hij medio augustus 2004 bereid was iets te ondertekenen betrof het enkel onderdelen, op grond waarvan kon worden doorgegaan.

    7. Gelet op de hoofdregel van art. 150 Rv rust op Gillvaart de bewijslast van haar door TON gemotiveerd betwiste stelling dat de partijen op 11 augustus 2004 volledige overeenstemming hebben bereikt. Vooruitlopend op een eventuele bewijsopdracht is ter comparitie met de partijen afgesproken dat zij een kopie van de volledige e-mailwisseling en overige tussen hen gevoerde correspondentie – inclusief alle daarbij behorende bijlagen – in het geding zouden brengen.

    8. Het valt op, na vergelijking van de door de partijen in het geding gebrachte correspondentie, dat bij de producties van TON (in elk geval) de offerte van 30 juni 2004 en de e-mail van 4 juli 2004, waarbij volgens Gillvaart een concept-overeenkomst gedateerd 5 juli 2004 aan de bestuurder van TON is gezonden, ontbreken. Gelet hierop en op de verklaring hierover van de bestuurder van TON ter comparitie staat niet vast dat de offerte en de overeenkomst van 5 juli 2004 TON hebben bereikt. Verder bevatten de door Gillvaart overgelegde stukken geen aanwijzing dat (en wanneer) de bestuurder van TON naar aanleiding van de offerte een ‘go’ heeft gegeven en evenmin dat (en wanneer) hij zich akkoord heeft verklaard met een prijs van € 5,00 per abonnee. Ook is onduidelijk gebleven of TON vóór de bespreking van 11 augustus 2004 al dan niet over de concept-overeenkomst beschikte. Ook van deze stellingen, die kennelijk dienen ter ondersteuning van de hoofdstelling van Gillvaart met betrekking tot de volledige overeenstemming, draagt Gillvaart de bewijslast.

    9. Het transcript van Gillvaart van het gesprek van 11 augustus 2004 – van de juistheid en volledigheid daarvan wordt veronderstellenderwijs uitgegaan – bevat duidelijke aanwijzingen dat in dat gesprek geen volledige overeenstemming over de samenwerking is bereikt. Immers, op bladzijde 6 daarvan staat een opmerking van de bestuurder van Gillvaart waaruit blijkt dat hij wist dat de bestuurder van TON nog wat veranderingen in het contract wilde hebben en dat de bestuurder van TON die op dat moment nog steeds niet aan hem had doorgegeven. Verder zijn er vanaf de tweede helft van bladzijde 8 tal van opmerkingen van de bestuurder van TON te lezen waaruit zonder meer blijkt dat hij het met de opzet van de voorliggende concept-overeenkomst in het geheel niet eens was.

    Daar komt nog bij dat de begeleidende brief van dezelfde datum met zoveel woorden de mogelijkheid open laat voor nadere wijzigingen op verzoek van de bestuurder van TON. De conclusie kan dan ook geen andere zijn dan dat op 11 augustus 2004 geen volledige overeenstemming tussen de partijen was bereikt. Hieraan doet niet af dat de partijen op 11 augustus 2004 ook uitgebreid over de verhuizing van hun ondernemingen in verband met de aanstaande samenwerking en over ondertekening op korte termijn van de samenwerkingsovereenkomst hebben gesproken. Hooguit kan daaruit worden afgeleid dat ook TON er (toen nog) vanuit ging dat de samenwerking er spoedig zou komen. Maar daarmee was de overeenstemming over de volledige inhoud van de samenwerkingsovereenkomst nog geen feit.”

    Zie voor de bespreking van deze uitspraak ook de pagina Totstandkomen van overeenkomsten.

    [MdV, 24-04-2023]

    Uitspraak

    ECLI:NL:RBARN:2005:AU1577

    Rechtbank Gelderland

    22-06-2005

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Rb. Arnhem 22 juni 2005 (Gillvaart/TON)

      In de wat oudere zaak Rb. Arnhem 22 juni 2005 (Gillvaart BV/Trauma Opvang Nederland BV) ging het niet over een vastgoedtransactie, maar om een softwarelicentie, die Gillvaart aan TON aanbood. Deze had TON nodig om een contract met Arboned uit te voeren. Gillvaart stelde dat er mondeling overeenstemming bereikt was, maar uit het door haar gemaakte gespreksverslag, dat zij als bewijs aanvoerde (en waarvan de juistheid door TON werd betwist), bleek op zichzelf al dat de inhoud van de overeenkomst nog niet voldoende bepaald was en er daarom geen sprake kon zijn van wilsovereenstemming over een overeenkomst.

      Oordeel rechtbank: is er wilsovereenstemming bereikt?

      De rechtbank overwoog:

      5. Aan de orde is allereerst de vraag of Gillvaart en TON op 11 augustus 2004 volledige overeenstemming hebben bereikt over de destijds beoogde samenwerking. Gillvaart heeft deze stelling voornamelijk doen steunen op de door haar vervaardigde schriftelijke uitwerking van het gesprek tussen de bestuurder van TON en [betrokkene 2] van 11 augustus 2004 (hierna: het transcript). Volgens Gillvaart heeft de bestuurder van TON namens TON in dat gesprek zijn bereidheid uitgesproken de toen ter tafel liggende overeenkomst, na een enkele aanpassing, te ondertekenen. In aanvulling hierop is ter comparitie door [betrokkene 2] namens Gillvaart verklaard dat op 30 juni 2004 een offerte aan TON is uitgebracht, naar aanleiding waarvan de bestuurder van TON een ‘go’ heeft gegeven. Daarna heeft Gillvaart TON de concept-overeenkomst van 5 juli 2004 gezonden, die op 11 augustus 2004 ter tafel lag, aldus Gillvaart. Volgens haar was [betrokkene 1] met de daarin genoemde prijs van € 5,00 per abonnee al eerder telefonisch akkoord gegaan.

      6. TON heeft de stelling van Gillvaart gemotiveerd weersproken. Volgens haar hebben de partijen slechts oriënterende gesprekken gevoerd en kon dat ook niet anders, omdat TON op dat moment nog in afwachting was van haar definitieve overeenkomst met Arboned en omdat pas daarna met Gillvaart bindende afspraken zouden kunnen worden gemaakt. Hiervan was Gillvaart volgens TON ook op de hoogte. TON heeft verder aangevoerd dat het transcript onjuist en onvolledig is, maar dat zelfs uit dat stuk blijkt dat TON met de inhoud en opzet van de toen besproken concept-overeenkomst juist niet instemde. Ook uit de inhoud van de brief van 14 augustus 2004 waarbij Gillvaart aan TON een aangepaste overeenkomst heeft gezonden blijkt dat de inhoud van de overeenkomst nog kon worden gewijzigd en dat daarover dus geen volledige overeenstemming bestond, aldus TON. Voorts is ter comparitie door [betrokkene 1] namens TON verklaard dat hij de hem op de zitting getoonde offerte van 30 juni 2004 en de samenwerkingsovereenkomst van 5 juli 2004 niet kende. Voor zover hij medio augustus 2004 bereid was iets te ondertekenen betrof het enkel onderdelen, op grond waarvan kon worden doorgegaan.

      7. Gelet op de hoofdregel van art. 150 Rv rust op Gillvaart de bewijslast van haar door TON gemotiveerd betwiste stelling dat de partijen op 11 augustus 2004 volledige overeenstemming hebben bereikt. Vooruitlopend op een eventuele bewijsopdracht is ter comparitie met de partijen afgesproken dat zij een kopie van de volledige e-mailwisseling en overige tussen hen gevoerde correspondentie – inclusief alle daarbij behorende bijlagen – in het geding zouden brengen.

      8. Het valt op, na vergelijking van de door de partijen in het geding gebrachte correspondentie, dat bij de producties van TON (in elk geval) de offerte van 30 juni 2004 en de e-mail van 4 juli 2004, waarbij volgens Gillvaart een concept-overeenkomst gedateerd 5 juli 2004 aan de bestuurder van TON is gezonden, ontbreken. Gelet hierop en op de verklaring hierover van de bestuurder van TON ter comparitie staat niet vast dat de offerte en de overeenkomst van 5 juli 2004 TON hebben bereikt. Verder bevatten de door Gillvaart overgelegde stukken geen aanwijzing dat (en wanneer) de bestuurder van TON naar aanleiding van de offerte een ‘go’ heeft gegeven en evenmin dat (en wanneer) hij zich akkoord heeft verklaard met een prijs van € 5,00 per abonnee. Ook is onduidelijk gebleven of TON vóór de bespreking van 11 augustus 2004 al dan niet over de concept-overeenkomst beschikte. Ook van deze stellingen, die kennelijk dienen ter ondersteuning van de hoofdstelling van Gillvaart met betrekking tot de volledige overeenstemming, draagt Gillvaart de bewijslast.

      9. Het transcript van Gillvaart van het gesprek van 11 augustus 2004 – van de juistheid en volledigheid daarvan wordt veronderstellenderwijs uitgegaan – bevat duidelijke aanwijzingen dat in dat gesprek geen volledige overeenstemming over de samenwerking is bereikt. Immers, op bladzijde 6 daarvan staat een opmerking van de bestuurder van Gillvaart waaruit blijkt dat hij wist dat de bestuurder van TON nog wat veranderingen in het contract wilde hebben en dat de bestuurder van TON die op dat moment nog steeds niet aan hem had doorgegeven. Verder zijn er vanaf de tweede helft van bladzijde 8 tal van opmerkingen van de bestuurder van TON te lezen waaruit zonder meer blijkt dat hij het met de opzet van de voorliggende concept-overeenkomst in het geheel niet eens was.

      Daar komt nog bij dat de begeleidende brief van dezelfde datum met zoveel woorden de mogelijkheid open laat voor nadere wijzigingen op verzoek van de bestuurder van TON. De conclusie kan dan ook geen andere zijn dan dat op 11 augustus 2004 geen volledige overeenstemming tussen de partijen was bereikt. Hieraan doet niet af dat de partijen op 11 augustus 2004 ook uitgebreid over de verhuizing van hun ondernemingen in verband met de aanstaande samenwerking en over ondertekening op korte termijn van de samenwerkingsovereenkomst hebben gesproken. Hooguit kan daaruit worden afgeleid dat ook TON er (toen nog) vanuit ging dat de samenwerking er spoedig zou komen. Maar daarmee was de overeenstemming over de volledige inhoud van de samenwerkingsovereenkomst nog geen feit.”

      Zie voor de bespreking van deze uitspraak ook de pagina Totstandkomen van overeenkomsten.

      [MdV, 24-04-2023]

      Uitspraak

      ECLI:NL:RBARN:2005:AU1577

      Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!