Pagina inhoud

    Uiterste wilsbeschikkingen in het algemeen (Afd. 1, Titel 4, Boek 4 B.W.)

    Inleiding uiterste wilsbeschikkingen in het algemeen

    In Afd. 1, Titel 4, Boek 4 B.W. geeft de wet om te beginnen enkele regels over uiterste wilsbeschikkingen in het algemeen. Deze afdeling omvat 13 bepalingen (art. 4:42 B.W. tot en met art. 4:54 B.W.).

    Definitie uiterste wilsbeschikking

    Een uiterste wilsbeschikking – ook wel aangeduid als testament – is een eenzijdige rechtshandeling, waarbij een erflater een beschikking maakt, die eerst werkt na zijn overlijden en die in dit Boek is geregeld of in de wet als zodanig wordt aangemerkt (art. 4:42 lid 1 B.W.).

    In Nederland moet een testament steeds worden opgesteld door een notaris. Een uiterste wilsbeschikking kan te allen tijde worden herroepen of worden aangepast (art. 4:42 lid 2 B.W.).

    Vrijheid om in testament op te nemen wat je wilt (testeervrijheid)

    Binnen het Nederlands erfrecht is het uitgangspunt dat iedere testateur vrij is om de inhoud te bepalen van zijn of haar testament. Wel zijn er een aantal factoren waar men rekening mee moet houden. Dit wordt ook wel de vrijheid in gebondenheid genoemd binnen het erfrecht. De testeervrijheid wordt begrensd door het gesloten stelsel in het erfrecht.

    Dit betekent dat er alleen een testament opgemaakt kan worden dat past binnen de wet. Art. 4:42 lid 1 B.W. brengt naar voren dat een uiterste wilsbeschikking in ieder geval moet voldoen aan de volgende kenmerken:

    – het is een eenzijdige rechtshandeling;

    – de erflater maakt een (wils)beschikking;

    – de uiterste wilsbeschikking werkt na zijn overlijden;

    – de uiterste wilsbeschikking is geregeld in dit Boek of in de wet die als zodanig wordt aangemerkt (ook wel het gesloten stelsel).

    In art. 4:42 lid 2 B.W. wordt naar voren gebracht dat de testateur tijdens zijn of haar leven het testament kan herroepen. Dit is een persoonlijke actie, gezien het een eenzijdige rechtshandeling is. Hiervoor moet de testateur weer voor naar de notaris. De wijze van herroepen staat beschreven in titel 4, afdeling 5 van boek 4 B.W.. Zie de pagina Herroeping van uiterste willen.

    De geldigheidsvereisten worden beschreven in art. 4:42 lid 3 B.W.. De uiterste wilsbeschikking kan alleen worden opgemaakt bij uiterste wil (testament) en slechts door de erflater persoonlijk. Eveneens kan alleen de erflater de uiterste wil persoonlijk herroepen, zoals in art. 4:42 lid 2 B.W. naar voren kwam.

    Vernietiging van testament

    Omdat het testament een eenzijdige rechtshandeling is, is de regeling omtrent de wilsgebreken (6:228 B.W. dwaling, 3:44 B.W. bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden) van overeenkomstige toepassing. Zie ook de pagina Rechtshandelingen.

    Echter heeft de wetgever gekozen voor het opnemen van een afwijkende regeling voor testamenten. Die is te vinden in art. 4:43 B.W.. In art. 4:43 lid 1 B.W. komt naar voren dat een testament niet vatbaar is voor vernietiging op de grond dat zij door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen.

    De andere wilsgebreken kunnen wel een grond bieden voor vernietiging. Een reden voor het opnemen van dit lid is terug te vinden in de parlementaire geschiedenis, namelijk voorkomen dat er veel procedures worden gevoerd en dat de afwikkeling van de nalatenschap steeds stil komt te liggen.

    Art. 4:43 lid 2 B.W. spreekt over een onjuiste beweegreden. Hierbij moet men denken aan een testateur die zijn testament opmaakt onder veronderstelling van een bepaald feit, dit neemt hij op in het testament, maar later blijft die veronderstelling van de testateur niet te kloppen.

    In het arrest HR 27 oktober 2023 (uitsluiting zoon wegens vermeende toe-eigening deel erfenis) was art. 4:43 lid 2 B.W. aan de orde. De erflaatster had haar zoon uitgesloten van haar erfenis, en alles aan haar dochter vermaakt. Deze uitsluiting werd vernietigd, omdat die stoelde op een onjuiste veronderstelling van de erflaatster, dat haar zoon zich op onrechtmatige wijze delen van haar erfenis (een stuk land) zou hebben toegeëigend. De Hoge Raad komt tot het oordeel dat dit een onjuiste beweegreden was (want gestoeld op een onjuiste aanname) en ziet reden tot aanpassing van het testament. In dit arrest beslist de Hoge Raad ook, dat degeen die zich op art. 4:43 B.W. kan beroepen uiteraard ook de uitgeslotene is. Het verweer dat dit niet zou kunnen was leuk bedacht van de dochter, maar ging natuurlijk niet op. Bovendien is dit weer een voorbeeld van buiten de rechtsstrijd treden doordat het Hof een vaststelling van de rechtbank, waartegen niet gegriefd was, toch weer behandelt. Zie ook de pagina Rechtspleging in hoger beroep over dit onderwerp.

    In dat geval kan het testament worden vernietigd, tenzij er sprake is van de situatie van art. 4:43 lid 3 B.W., dus wanneer de testateur het testament heeft bevestigd nadat de onjuistheid van de beweegreden is ontdekt.

    Nietigheid testament

    Dit artikel sluit aan bij de regeling omtrent nietigheid gegeven in art. 3:40 B.W.. Het enige verschil is dat dit artikel alleen ziet op de inhoud en niet de strekking van de rechtshandeling. Een testament is nietig wanneer de inhoud daarvan in strijd is met de goede zeden of de openbare orde. De openbare orde ziet op de waarden en normen zoals ze zijn vastgelegd door de autoriteiten, en de goede zeden heeft meer te maken met wat wij als samenleving als waarden en normen zien (art. 4:44 lid 1 B.W.).

    Art. 4:44 lid 2 B.W. brengt naar voren dat een testament ook nietig is wanneer een beweegreden die essentieel is geweest voor het opmaken van het testament in strijd is met de goede zeden en/of openbare orde.

    Onmogelijke of ongeoorloofde voorwaarde of last in testament

    Een voorwaarde of last (het opleggen van een verplichting aan de erfgenamen) die onmogelijk te vervullen is, in strijd is met de goede zeden, openbare orde of een dwingende wetsbepaling wordt voor niet geschreven gehouden. De beschikking waaraan de voorwaarde of de last is toegevoegd is nietig indien de voorwaarde of de last de beslissende beweegreden is geweest tot het opmaken van die beschikking (art. 4:45 lid 1 B.W.).

    Je mag dus niet in je testament iemand een geldbedrag toezeggen onder voorwaarde dat hij je schoonmoeder (of wie dan ook) om het leven brengt. Om maar een voorbeeld te noemen. Lid 1 van dit artikel is met art. 4:44 B.W., maar dan voor voorwaarden en lasten.

    Art. 4:45 lid 2 B.W. van dit artikel is echter veel interessanter. Hierin wordt naar voren gebracht dat een voorwaarde of last niet de strekking mag hebben de bevoegdheid tot vervreemding of bezwaring van goederen uit te sluiten. Dit is namelijk in strijd met een van de meest belangrijke regels binnen het burgerlijk recht, namelijk art. 3:83 lid 1 B.W. waarin staat dat alle goederen overdraagbaar zijn. De wetgever heeft hierbij de voortzetting van een soepel rechtsverkeer voor ogen gehad.

    Uitleg van een testament

    Art. 4:46 B.W. is een heel belangrijk artikel binnen het erfrecht, omdat dit artikel gaat over het uitleggen van het testament. In eerste instantie moet bij de uitleg van een testament gelet worden op de verhouding die het testament wenst te regelen en op de omstandigheden waaronder het testament is gemaakt. Dit is altijd het uitgangspunt voor de rechter.

    De vraag die dan natuurlijk opkomt is natuurlijk of die omstandigheden wel blijken uit het testament. Soms worden de omstandigheden waaronder het testament is gemaakt vastgelegd in een considerans, dit is eigenlijk een soort inleiding en schets van de situatie en van wat de testateur wil regelen. Vaak is er echter helemaal geen considerans, het is dan dus problematisch voor de notaris om de precieze omstandigheden nog voor de geest te halen en nog moeilijker voor de rechter zelf.

    Als de rechter er niet uitkomt op grond van lid 1, dan mag hij op grond van art. 4:46 lid 2 B.W. daden of verklaringen van de testateur buiten het testament om erbij gaan halen. Denk hierbij aan getuigenverklaringen en notarisverklaringen.

    Ook dan blijft het lastig om het testament uit te leggen. Hierdoor is het goed voor te stellen dat er onwijs veel procedures zijn gevoerd op basis van dit artikel. Heel vaak beroepen erfgenamen zich op dit artikel wanneer ze het niet eens zijn met het testament.

    Kennelijke vergissing in het testament

    Art. 4:46 lid 3 B.W. bepaalt, dat wanneer de testateur zich in de aanduiding van een persoon of goed heeft vergist, de beschikking naar de bedoeling van de erflater ten uitvoer wordt gebracht, indien deze bedoeling ondubbelzinnig kan worden vastgesteld met behulp van het testament of andere gegevens, zoals de considerans bijvoorbeeld.

    Een voorbeeld van een van de meest bekende arresten is HR 11-10-2013 (onterving ouders). In deze casus benoemd testatrice L haar broer B tot enige erfgenaam. Ten tijde van het opmaken van het testament was L ongehuwd, had ze geen relatie en geen kinderen. Later ontmoet ze man C en ze trouwen in gemeenschap van goederen. Bij het overlijden van L beweren zowel broer B en man C dat ze erfgenamen zijn. Broer B zegt enig erfgenaam te zijn op basis van het testament en man C beroept zich op art. 4:10 lid 1 sub a B.W.. De feitenrechter moest dus kijken naar de omstandigheden waaronder het testament was opgemaakt. Wat bleek was dat L haar ouders expliciet wilde onterven. Aangezien op dat moment niemand anders buiten de ouders om behalve haar broer B dan erfgenaam in aanmerking kwam koos ze hem. Maar eigenlijk betekende het dat L haar broer uitkoos als enig erfgenaam, omdat er geen ander alternatief was op het moment. Het Hof oordeelde na het verhoor van getuigen, dat vanwege de gewijzigde omstandigheden – er was een partner in haar leven gekomen – vererving door die partner de bedoeling geacht moest worden. Het Hof overwoog:

    “Uit de getuigenverklaringen blijkt dat de erflaatster [eiser] uitsluitend tot erfgenaam heeft benoemd om haar ouders te onterven en bij gebreke van een alternatief. Deze wijze van onterving is in de notariële praktijk niet ongebruikelijk.

    Het testament dient dan ook zo te worden uitgelegd dat de benoeming van de broer tot erfgenaam alleen gold voor de situatie dat er geen alternatief bestond en dus zou vervallen in een situatie waarin wel sprake zou zijn van een zodanig alternatief. Nadien is alsnog een alternatief ontstaan door het huwelijk van de erflaatster met haar partner.”

    De echtgenoot kon dus inderdaad als erfgenaam worden aangemerkt en de broer werd gepasseerd. De Hoge Raad bekrachtigde het arrest van het Hof.

    Kan de Haviltex-maatstaf toegepast worden bij testamenten?

    Voor de uitleg van meerzijdige rechtshandelingen – zoals overeenkomsten – heeft de Hoge Raad de zogeheten Haviltex-maatstaf ontwikkeld. Deze is in het arrest DSM/Fox voor de toepassing op CAO’s opgerekt, – waarin de Hoge Raad een flexibele maatstaf aanreikt voor verschillende soorten overeenkomsten, waarbij de wijze van uitleg moet worden afgestemd op de aard en strekking van het document. Bij CAO’s meer geobjectiveerd en bij individuele overeenkomsten meer toegespitst op de partijbedoeling.

    Zie over deze maatstaf de pagina Rechtsgevolgen van overeenkomsten. Maar is die maatstaf ook toepasbaar bij testamenten?

    Over dit vraagstuk heeft de (destijds) studente notarieel recht Maike Vredevoogd een prijswinnend artikel ‘Haviltexen met testamenten’ geschreven in Ars Aequi mei 2009 (p. 306 e.v.). Dit is een artikel dat je tegen betaling kunt bestellen bij Ars Aequi.

    In het verlengde van de suggestie van Vredevoogd bepleitte Mr. dr. E.M.J.M.C. van Wijk-Verhagen (universitair docent erfrecht UU) in haar artikel in het Tijdschrift voor Erfrecht in 2021 ‘Uitlegging van uiterste wilsbeschikkingen en de redelijkheid en billijkheid’ om art. 4:46 B.W. aan te passen en de uitlegmethode van het arrest DSM/Fox ook toe te passen op testamenten. In dat open access artikel bespreekt Van Wijk-Verhagen ook jurisprudentie over dit vraagstuk.

    Wat als uitvoering van het testament onmogelijk is?

    Art. 4:47 B.W. moet gezamenlijk gelezen worden met art. 4:46 B.W.. Wanneer het uitleggen van het testament ertoe leidt, dat het uitvoeren van het testament onmogelijk is, bijvoorbeeld omdat het onduidelijk is wat de testateur wilde, dan vervalt de beschikking zonder dat er een andere beschikking voor in de plaats komt. Dit heeft te maken met de rechtszekerheid.

    Omdat de testateur al overleden is, zou het onmogelijk zijn om een nieuwe beschikking op te maken, want een overleden testateur kan natuurlijk niet opnieuw zijn wil naar voren brengen. De beschikking is toch geldig wanneer de wet hiervoor een uitweg geeft of wanneer uit het testament kan worden afgeleid dat dat de testateur de andere beschikking zou hebben gemaakt, wanneer hem de onmogelijkheid bekend was geweest. Dit is ook af te leiden uit het hiervoor vermelde arrest van HR 11-10-2013 (onterving ouders).

    Aanwas aandeel in erfenis van iemand die niet meer kan erven

    Art. 4:48 B.W. bepaalt, dat wanneer in eenzelfde uiterste wil twee of meer personen tot hetzelfde, al of niet voor bepaalde delen, zijn geroepen en de beschikking ten opzichte van een geroepene geen gevolg heeft, vindt ten behoeve van de overigen aanwas naar evenredigheid van de hun toekomende delen plaats, tenzij uit de uiterste wil zelf het tegendeel is af te leiden.

    Voor een beter begrip van dit lastig artikel is een uitleg van ‘plaatsvervulling’ en ‘aanwas’ nodig. In het versterf-erfrecht (wanneer er geen testament is opgemaakt) gaat plaatsvervulling voor aanwas. Een voorbeeld van plaatsvervulling:

    Erflater A heeft partner B en drie kinderen C, D en E. Op grond van art. 4:10 lid 1 sub a B.W. heeft erflater A 4 erfgenamen. Stel dat kind C overlijdt voordat erflater A overlijdt en zijn nalatenschap openvalt. In dat geval is het mogelijk dat het kind F (kind van C), in de plaats van C optreedt als erfgenaam. De nieuwe erfgenamen zijn dan: partner B, kind D en kind E op grond van art. 4:10 lid 1 sub a en kind F op grond van plaatsvervulling.

    Indien er wél een testament wordt opgemaakt – je zit hier dus niet meer in het versterferfrecht maar het testamentair erfrecht – dan kan de testateur specifiek kiezen voor plaatsvervulling of aanwas. Aanwas is de situatie waarbij het erfdeel wordt verdeeld over de andere erfgenamen die bij testament zijn genoemd. Een voorbeeld:

    Erflater A benoemd partner B en hun die kinderen C, D en E als erfgenamen. In het geval dat kind C zijn erfdeel verwerpt, of eerder overlijdt, dan zal zijn erfdeel verdeeld worden over de resterende erfgenamen die zijn benoemd in het testament, namelijk partner B, kind D en kind E. Bij aanwas zullen de kinderen van C dus niét in zijn plaats treden als erfgenaam.

    Terug naar art. 4:48 B.W.. Wanneer twee of meer personen tot hetzelfde zijn geroepen (gerechtigd), maar de beschikking ten opzichte van een van hen geen gevolg heeft (denk aan vooroverlijden, verwerping etc.) dan vindt ten behoeve van de overigen aanwas naar evenredigheid van de hun toekomende delen plaats, tenzij uit de uiterste wil zelf het tegendeel is af te leiden. Het laatste duidt dus op de situatie waarin de testateur duidelijk in het testament heeft gekozen voor plaatsvervulling in plaats van aanwas.

    Goed gelegateerd dat niet tot de nalatenschap behoort

    Art. 4:49 B.W. heeft meer een academisch karakter. In de praktijk wordt er niet vaak een beroep op gedaan. Hoe dan ook ziet dit artikel op de situatie waarin een er een legaat van een bepaald goed is opgemaakt dat ten laste komt van een erfgenaam. Bij het openvallen van de nalatenschap behoort dat goed echter niet tot de nalatenschap.

    In dat geval vervalt het legaat. Hoe dan ook rust de verplichting op de erfgenaam om het legaat te vervullen. Indien de erfgenaam het gelegateerde goed niet of slechts ten koste van een onevenredig grote opoffering kan verschaffen, dan is hij gehouden schadevergoeding te betalen.

    In de praktijk komt dit echter bijna nauwelijks voor omdat een testateur nooit een goed zou legateren dat hem niet toebehoort.

    Art. 4:49 lid 3 B.W. spreekt voor zich, een goed wordt geacht niet tot de nalatenschap te behoren indien de erflater tot overdracht verplicht was.

    Gelegateerde goederen en vermenging

    Art. 4:50 lid 1 B.W. bepaalt dat een gelegateerd goed geleverd wordt in de staat waarin het zich op het op het ogenblik van overlijden van de testateur bevindt, tenzij de testateur anders heeft bepaald. Daaropvolgend bepaalt art. 4:50 lid 2 B.W. dat een erfgenaam niet verplicht is het vermaakte goed te bevrijden van enig beperkt recht dat daarop is gevestigd.

    Art. 4:50 lid 3 B.W. is opgenomen om vermenging als bedoeld in art. 6:161 B.W. te voorkomen. Zie ook de pagina Tenietgaan vorderingen door afstand en vermenging.

    Is een vordering van de testateur op een erfgenaam, een beperkt recht van de testateur op een goed van een erfgenaam of een goed van de testateur waarop een beperkt recht van een erfgenaam is gevestigd gelegateerd, dan vindt geen vermenging plaats, tenzij het legaat wordt verworpen. De vordering gaat dan dus niet teniet door vermenging en kan door de legatarissen worden opgeëist.

    Goed vermaakt uit de huwelijksgemeenschap

    Art. 4:51 B.W. regelt wat er gebeurt in het geval dat er een goed is gelegateerd, maar dit goed tot de huwelijksgemeenschap behoort. De gemeenschap van goederen wordt ontbonden bij het overlijden van een van de partners, dit volgt uit art. 1:99 B.W.. Zie ook de pagina Ontbinding van de huwelijkse gemeenschap van goederen.

    Bij de verdeling is het maar de vraag of het goed wel of niet in de nalatenschap gaat vallen, of achterblijft in het vermogen van de langstlevende partner. De legataris kan levering van het gehele goed vorderen van de erfgenamen. In het geval dat het goed niet in de nalatenschap is gevallen en dus aan de andere echtgenoot of diens erfgenamen is toebedeeld, kunnen de erfgenamen volstaan met de uitkering van de waarde van het goed.

    Art. 4:51 lid 1 B.W. is alleen van toepassing indien de huwelijksgemeenschap op het ogenblik dat de beschikking werd gemaakt nog niet ontbonden was.

    Beschikking ten voordele van partner vervalt

    Een beschikking getroffen in het voordeel van degene met wie de testateur op het tijdstip van het maken van het testament gehuwd was of reeds trouwbeloften gewisseld had, vervalt door een daarna ingetreden echtscheiding of scheiding van tafel en bed, tenzij uit de uiterste wil zelf het tegendeel is af te leiden (art. 4:52 B.W.). Dit artikel ziet op het veelvoorkomende geval waarin de testateur een testament opmaakt, zijn partner daarin opneemt en bevoordeeld, maar daarna scheidt. In dat geval vervalt de beschikking, tenzij de testateur duidelijk heeft gemaakt in het testament dat hij of zij zijn ex-partner ook na de echtscheiding wilde blijven bevoordelen.

    Beschikking ten voordele van naaste bloedverwanten

    Een testament opgemaakt ten voordele van de naaste bloedverwanten of het naaste bloed van de testateur, zonder nadere aanduiding, wordt vermoed gemaakt te zijn ten voordele van de door de wet geroepen bloedverwanten van de testateur naar evenredigheid van ieders aandeel bij versterf (art. 4:53 B.W.). Met ‘het naaste bloed’ wordt in dit artikel bedoeld de erfgenamen die krachtens de wet aangewezen worden als erfgenamen. Hiertoe behoort de partner niet.

    Verjaring en verval vordering tot vernietiging testament

    Art. 4:54 lid 1 B.W. bepaalt dat rechtsvorderingen tot vernietiging van een testament verjaren een jaar nadat de dood van de testateur alsmede het testament en de vernietigingsgrond ter kennis zijn gekomen van hem die een beroep op deze grond kan doen, dan wel zijn rechtsvoorganger.

    Art. 4:54 lid 2 B.W. bepaalt dat de bevoegdheid om een beroep te doen op een vernietigingsgrond vervalt uiterlijk drie jaar na de dood van de testateur en het testament ter kennis zijn gekomen van degene aan wie deze bevoegdheid toekomt, dan wel van zijn rechtsvoorganger. De gronden voor vernietiging van een testament zijn terug te vinden in art. 4:43 B.W.. Zie ook de pagina Uiterste wilsbeschikkingen in het algemeen.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 6-03-2022; laatste bewerking AT 19-09-2023, MdV 28-11-2023]

    Uiterste wilsbeschikkingen in het algemeen (Afd. 1, Titel 4, Boek 4 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Uiterste wilsbeschikkingen in het algemeen (Afd. 1, Titel 4, Boek 4 B.W.)

      Inleiding uiterste wilsbeschikkingen in het algemeen

      In Afd. 1, Titel 4, Boek 4 B.W. geeft de wet om te beginnen enkele regels over uiterste wilsbeschikkingen in het algemeen. Deze afdeling omvat 13 bepalingen (art. 4:42 B.W. tot en met art. 4:54 B.W.).

      Definitie uiterste wilsbeschikking

      Een uiterste wilsbeschikking – ook wel aangeduid als testament – is een eenzijdige rechtshandeling, waarbij een erflater een beschikking maakt, die eerst werkt na zijn overlijden en die in dit Boek is geregeld of in de wet als zodanig wordt aangemerkt (art. 4:42 lid 1 B.W.).

      In Nederland moet een testament steeds worden opgesteld door een notaris. Een uiterste wilsbeschikking kan te allen tijde worden herroepen of worden aangepast (art. 4:42 lid 2 B.W.).

      Vrijheid om in testament op te nemen wat je wilt (testeervrijheid)

      Binnen het Nederlands erfrecht is het uitgangspunt dat iedere testateur vrij is om de inhoud te bepalen van zijn of haar testament. Wel zijn er een aantal factoren waar men rekening mee moet houden. Dit wordt ook wel de vrijheid in gebondenheid genoemd binnen het erfrecht. De testeervrijheid wordt begrensd door het gesloten stelsel in het erfrecht.

      Dit betekent dat er alleen een testament opgemaakt kan worden dat past binnen de wet. Art. 4:42 lid 1 B.W. brengt naar voren dat een uiterste wilsbeschikking in ieder geval moet voldoen aan de volgende kenmerken:

      – het is een eenzijdige rechtshandeling;

      – de erflater maakt een (wils)beschikking;

      – de uiterste wilsbeschikking werkt na zijn overlijden;

      – de uiterste wilsbeschikking is geregeld in dit Boek of in de wet die als zodanig wordt aangemerkt (ook wel het gesloten stelsel).

      In art. 4:42 lid 2 B.W. wordt naar voren gebracht dat de testateur tijdens zijn of haar leven het testament kan herroepen. Dit is een persoonlijke actie, gezien het een eenzijdige rechtshandeling is. Hiervoor moet de testateur weer voor naar de notaris. De wijze van herroepen staat beschreven in titel 4, afdeling 5 van boek 4 B.W.. Zie de pagina Herroeping van uiterste willen.

      De geldigheidsvereisten worden beschreven in art. 4:42 lid 3 B.W.. De uiterste wilsbeschikking kan alleen worden opgemaakt bij uiterste wil (testament) en slechts door de erflater persoonlijk. Eveneens kan alleen de erflater de uiterste wil persoonlijk herroepen, zoals in art. 4:42 lid 2 B.W. naar voren kwam.

      Vernietiging van testament

      Omdat het testament een eenzijdige rechtshandeling is, is de regeling omtrent de wilsgebreken (6:228 B.W. dwaling, 3:44 B.W. bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden) van overeenkomstige toepassing. Zie ook de pagina Rechtshandelingen.

      Echter heeft de wetgever gekozen voor het opnemen van een afwijkende regeling voor testamenten. Die is te vinden in art. 4:43 B.W.. In art. 4:43 lid 1 B.W. komt naar voren dat een testament niet vatbaar is voor vernietiging op de grond dat zij door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen.

      De andere wilsgebreken kunnen wel een grond bieden voor vernietiging. Een reden voor het opnemen van dit lid is terug te vinden in de parlementaire geschiedenis, namelijk voorkomen dat er veel procedures worden gevoerd en dat de afwikkeling van de nalatenschap steeds stil komt te liggen.

      Art. 4:43 lid 2 B.W. spreekt over een onjuiste beweegreden. Hierbij moet men denken aan een testateur die zijn testament opmaakt onder veronderstelling van een bepaald feit, dit neemt hij op in het testament, maar later blijft die veronderstelling van de testateur niet te kloppen.

      In het arrest HR 27 oktober 2023 (uitsluiting zoon wegens vermeende toe-eigening deel erfenis) was art. 4:43 lid 2 B.W. aan de orde. De erflaatster had haar zoon uitgesloten van haar erfenis, en alles aan haar dochter vermaakt. Deze uitsluiting werd vernietigd, omdat die stoelde op een onjuiste veronderstelling van de erflaatster, dat haar zoon zich op onrechtmatige wijze delen van haar erfenis (een stuk land) zou hebben toegeëigend. De Hoge Raad komt tot het oordeel dat dit een onjuiste beweegreden was (want gestoeld op een onjuiste aanname) en ziet reden tot aanpassing van het testament. In dit arrest beslist de Hoge Raad ook, dat degeen die zich op art. 4:43 B.W. kan beroepen uiteraard ook de uitgeslotene is. Het verweer dat dit niet zou kunnen was leuk bedacht van de dochter, maar ging natuurlijk niet op. Bovendien is dit weer een voorbeeld van buiten de rechtsstrijd treden doordat het Hof een vaststelling van de rechtbank, waartegen niet gegriefd was, toch weer behandelt. Zie ook de pagina Rechtspleging in hoger beroep over dit onderwerp.

      In dat geval kan het testament worden vernietigd, tenzij er sprake is van de situatie van art. 4:43 lid 3 B.W., dus wanneer de testateur het testament heeft bevestigd nadat de onjuistheid van de beweegreden is ontdekt.

      Nietigheid testament

      Dit artikel sluit aan bij de regeling omtrent nietigheid gegeven in art. 3:40 B.W.. Het enige verschil is dat dit artikel alleen ziet op de inhoud en niet de strekking van de rechtshandeling. Een testament is nietig wanneer de inhoud daarvan in strijd is met de goede zeden of de openbare orde. De openbare orde ziet op de waarden en normen zoals ze zijn vastgelegd door de autoriteiten, en de goede zeden heeft meer te maken met wat wij als samenleving als waarden en normen zien (art. 4:44 lid 1 B.W.).

      Art. 4:44 lid 2 B.W. brengt naar voren dat een testament ook nietig is wanneer een beweegreden die essentieel is geweest voor het opmaken van het testament in strijd is met de goede zeden en/of openbare orde.

      Onmogelijke of ongeoorloofde voorwaarde of last in testament

      Een voorwaarde of last (het opleggen van een verplichting aan de erfgenamen) die onmogelijk te vervullen is, in strijd is met de goede zeden, openbare orde of een dwingende wetsbepaling wordt voor niet geschreven gehouden. De beschikking waaraan de voorwaarde of de last is toegevoegd is nietig indien de voorwaarde of de last de beslissende beweegreden is geweest tot het opmaken van die beschikking (art. 4:45 lid 1 B.W.).

      Je mag dus niet in je testament iemand een geldbedrag toezeggen onder voorwaarde dat hij je schoonmoeder (of wie dan ook) om het leven brengt. Om maar een voorbeeld te noemen. Lid 1 van dit artikel is met art. 4:44 B.W., maar dan voor voorwaarden en lasten.

      Art. 4:45 lid 2 B.W. van dit artikel is echter veel interessanter. Hierin wordt naar voren gebracht dat een voorwaarde of last niet de strekking mag hebben de bevoegdheid tot vervreemding of bezwaring van goederen uit te sluiten. Dit is namelijk in strijd met een van de meest belangrijke regels binnen het burgerlijk recht, namelijk art. 3:83 lid 1 B.W. waarin staat dat alle goederen overdraagbaar zijn. De wetgever heeft hierbij de voortzetting van een soepel rechtsverkeer voor ogen gehad.

      Uitleg van een testament

      Art. 4:46 B.W. is een heel belangrijk artikel binnen het erfrecht, omdat dit artikel gaat over het uitleggen van het testament. In eerste instantie moet bij de uitleg van een testament gelet worden op de verhouding die het testament wenst te regelen en op de omstandigheden waaronder het testament is gemaakt. Dit is altijd het uitgangspunt voor de rechter.

      De vraag die dan natuurlijk opkomt is natuurlijk of die omstandigheden wel blijken uit het testament. Soms worden de omstandigheden waaronder het testament is gemaakt vastgelegd in een considerans, dit is eigenlijk een soort inleiding en schets van de situatie en van wat de testateur wil regelen. Vaak is er echter helemaal geen considerans, het is dan dus problematisch voor de notaris om de precieze omstandigheden nog voor de geest te halen en nog moeilijker voor de rechter zelf.

      Als de rechter er niet uitkomt op grond van lid 1, dan mag hij op grond van art. 4:46 lid 2 B.W. daden of verklaringen van de testateur buiten het testament om erbij gaan halen. Denk hierbij aan getuigenverklaringen en notarisverklaringen.

      Ook dan blijft het lastig om het testament uit te leggen. Hierdoor is het goed voor te stellen dat er onwijs veel procedures zijn gevoerd op basis van dit artikel. Heel vaak beroepen erfgenamen zich op dit artikel wanneer ze het niet eens zijn met het testament.

      Kennelijke vergissing in het testament

      Art. 4:46 lid 3 B.W. bepaalt, dat wanneer de testateur zich in de aanduiding van een persoon of goed heeft vergist, de beschikking naar de bedoeling van de erflater ten uitvoer wordt gebracht, indien deze bedoeling ondubbelzinnig kan worden vastgesteld met behulp van het testament of andere gegevens, zoals de considerans bijvoorbeeld.

      Een voorbeeld van een van de meest bekende arresten is HR 11-10-2013 (onterving ouders). In deze casus benoemd testatrice L haar broer B tot enige erfgenaam. Ten tijde van het opmaken van het testament was L ongehuwd, had ze geen relatie en geen kinderen. Later ontmoet ze man C en ze trouwen in gemeenschap van goederen. Bij het overlijden van L beweren zowel broer B en man C dat ze erfgenamen zijn. Broer B zegt enig erfgenaam te zijn op basis van het testament en man C beroept zich op art. 4:10 lid 1 sub a B.W.. De feitenrechter moest dus kijken naar de omstandigheden waaronder het testament was opgemaakt. Wat bleek was dat L haar ouders expliciet wilde onterven. Aangezien op dat moment niemand anders buiten de ouders om behalve haar broer B dan erfgenaam in aanmerking kwam koos ze hem. Maar eigenlijk betekende het dat L haar broer uitkoos als enig erfgenaam, omdat er geen ander alternatief was op het moment. Het Hof oordeelde na het verhoor van getuigen, dat vanwege de gewijzigde omstandigheden – er was een partner in haar leven gekomen – vererving door die partner de bedoeling geacht moest worden. Het Hof overwoog:

      “Uit de getuigenverklaringen blijkt dat de erflaatster [eiser] uitsluitend tot erfgenaam heeft benoemd om haar ouders te onterven en bij gebreke van een alternatief. Deze wijze van onterving is in de notariële praktijk niet ongebruikelijk.

      Het testament dient dan ook zo te worden uitgelegd dat de benoeming van de broer tot erfgenaam alleen gold voor de situatie dat er geen alternatief bestond en dus zou vervallen in een situatie waarin wel sprake zou zijn van een zodanig alternatief. Nadien is alsnog een alternatief ontstaan door het huwelijk van de erflaatster met haar partner.”

      De echtgenoot kon dus inderdaad als erfgenaam worden aangemerkt en de broer werd gepasseerd. De Hoge Raad bekrachtigde het arrest van het Hof.

      Kan de Haviltex-maatstaf toegepast worden bij testamenten?

      Voor de uitleg van meerzijdige rechtshandelingen – zoals overeenkomsten – heeft de Hoge Raad de zogeheten Haviltex-maatstaf ontwikkeld. Deze is in het arrest DSM/Fox voor de toepassing op CAO’s opgerekt, – waarin de Hoge Raad een flexibele maatstaf aanreikt voor verschillende soorten overeenkomsten, waarbij de wijze van uitleg moet worden afgestemd op de aard en strekking van het document. Bij CAO’s meer geobjectiveerd en bij individuele overeenkomsten meer toegespitst op de partijbedoeling.

      Zie over deze maatstaf de pagina Rechtsgevolgen van overeenkomsten. Maar is die maatstaf ook toepasbaar bij testamenten?

      Over dit vraagstuk heeft de (destijds) studente notarieel recht Maike Vredevoogd een prijswinnend artikel ‘Haviltexen met testamenten’ geschreven in Ars Aequi mei 2009 (p. 306 e.v.). Dit is een artikel dat je tegen betaling kunt bestellen bij Ars Aequi.

      In het verlengde van de suggestie van Vredevoogd bepleitte Mr. dr. E.M.J.M.C. van Wijk-Verhagen (universitair docent erfrecht UU) in haar artikel in het Tijdschrift voor Erfrecht in 2021 ‘Uitlegging van uiterste wilsbeschikkingen en de redelijkheid en billijkheid’ om art. 4:46 B.W. aan te passen en de uitlegmethode van het arrest DSM/Fox ook toe te passen op testamenten. In dat open access artikel bespreekt Van Wijk-Verhagen ook jurisprudentie over dit vraagstuk.

      Wat als uitvoering van het testament onmogelijk is?

      Art. 4:47 B.W. moet gezamenlijk gelezen worden met art. 4:46 B.W.. Wanneer het uitleggen van het testament ertoe leidt, dat het uitvoeren van het testament onmogelijk is, bijvoorbeeld omdat het onduidelijk is wat de testateur wilde, dan vervalt de beschikking zonder dat er een andere beschikking voor in de plaats komt. Dit heeft te maken met de rechtszekerheid.

      Omdat de testateur al overleden is, zou het onmogelijk zijn om een nieuwe beschikking op te maken, want een overleden testateur kan natuurlijk niet opnieuw zijn wil naar voren brengen. De beschikking is toch geldig wanneer de wet hiervoor een uitweg geeft of wanneer uit het testament kan worden afgeleid dat dat de testateur de andere beschikking zou hebben gemaakt, wanneer hem de onmogelijkheid bekend was geweest. Dit is ook af te leiden uit het hiervoor vermelde arrest van HR 11-10-2013 (onterving ouders).

      Aanwas aandeel in erfenis van iemand die niet meer kan erven

      Art. 4:48 B.W. bepaalt, dat wanneer in eenzelfde uiterste wil twee of meer personen tot hetzelfde, al of niet voor bepaalde delen, zijn geroepen en de beschikking ten opzichte van een geroepene geen gevolg heeft, vindt ten behoeve van de overigen aanwas naar evenredigheid van de hun toekomende delen plaats, tenzij uit de uiterste wil zelf het tegendeel is af te leiden.

      Voor een beter begrip van dit lastig artikel is een uitleg van ‘plaatsvervulling’ en ‘aanwas’ nodig. In het versterf-erfrecht (wanneer er geen testament is opgemaakt) gaat plaatsvervulling voor aanwas. Een voorbeeld van plaatsvervulling:

      Erflater A heeft partner B en drie kinderen C, D en E. Op grond van art. 4:10 lid 1 sub a B.W. heeft erflater A 4 erfgenamen. Stel dat kind C overlijdt voordat erflater A overlijdt en zijn nalatenschap openvalt. In dat geval is het mogelijk dat het kind F (kind van C), in de plaats van C optreedt als erfgenaam. De nieuwe erfgenamen zijn dan: partner B, kind D en kind E op grond van art. 4:10 lid 1 sub a en kind F op grond van plaatsvervulling.

      Indien er wél een testament wordt opgemaakt – je zit hier dus niet meer in het versterferfrecht maar het testamentair erfrecht – dan kan de testateur specifiek kiezen voor plaatsvervulling of aanwas. Aanwas is de situatie waarbij het erfdeel wordt verdeeld over de andere erfgenamen die bij testament zijn genoemd. Een voorbeeld:

      Erflater A benoemd partner B en hun die kinderen C, D en E als erfgenamen. In het geval dat kind C zijn erfdeel verwerpt, of eerder overlijdt, dan zal zijn erfdeel verdeeld worden over de resterende erfgenamen die zijn benoemd in het testament, namelijk partner B, kind D en kind E. Bij aanwas zullen de kinderen van C dus niét in zijn plaats treden als erfgenaam.

      Terug naar art. 4:48 B.W.. Wanneer twee of meer personen tot hetzelfde zijn geroepen (gerechtigd), maar de beschikking ten opzichte van een van hen geen gevolg heeft (denk aan vooroverlijden, verwerping etc.) dan vindt ten behoeve van de overigen aanwas naar evenredigheid van de hun toekomende delen plaats, tenzij uit de uiterste wil zelf het tegendeel is af te leiden. Het laatste duidt dus op de situatie waarin de testateur duidelijk in het testament heeft gekozen voor plaatsvervulling in plaats van aanwas.

      Goed gelegateerd dat niet tot de nalatenschap behoort

      Art. 4:49 B.W. heeft meer een academisch karakter. In de praktijk wordt er niet vaak een beroep op gedaan. Hoe dan ook ziet dit artikel op de situatie waarin een er een legaat van een bepaald goed is opgemaakt dat ten laste komt van een erfgenaam. Bij het openvallen van de nalatenschap behoort dat goed echter niet tot de nalatenschap.

      In dat geval vervalt het legaat. Hoe dan ook rust de verplichting op de erfgenaam om het legaat te vervullen. Indien de erfgenaam het gelegateerde goed niet of slechts ten koste van een onevenredig grote opoffering kan verschaffen, dan is hij gehouden schadevergoeding te betalen.

      In de praktijk komt dit echter bijna nauwelijks voor omdat een testateur nooit een goed zou legateren dat hem niet toebehoort.

      Art. 4:49 lid 3 B.W. spreekt voor zich, een goed wordt geacht niet tot de nalatenschap te behoren indien de erflater tot overdracht verplicht was.

      Gelegateerde goederen en vermenging

      Art. 4:50 lid 1 B.W. bepaalt dat een gelegateerd goed geleverd wordt in de staat waarin het zich op het op het ogenblik van overlijden van de testateur bevindt, tenzij de testateur anders heeft bepaald. Daaropvolgend bepaalt art. 4:50 lid 2 B.W. dat een erfgenaam niet verplicht is het vermaakte goed te bevrijden van enig beperkt recht dat daarop is gevestigd.

      Art. 4:50 lid 3 B.W. is opgenomen om vermenging als bedoeld in art. 6:161 B.W. te voorkomen. Zie ook de pagina Tenietgaan vorderingen door afstand en vermenging.

      Is een vordering van de testateur op een erfgenaam, een beperkt recht van de testateur op een goed van een erfgenaam of een goed van de testateur waarop een beperkt recht van een erfgenaam is gevestigd gelegateerd, dan vindt geen vermenging plaats, tenzij het legaat wordt verworpen. De vordering gaat dan dus niet teniet door vermenging en kan door de legatarissen worden opgeëist.

      Goed vermaakt uit de huwelijksgemeenschap

      Art. 4:51 B.W. regelt wat er gebeurt in het geval dat er een goed is gelegateerd, maar dit goed tot de huwelijksgemeenschap behoort. De gemeenschap van goederen wordt ontbonden bij het overlijden van een van de partners, dit volgt uit art. 1:99 B.W.. Zie ook de pagina Ontbinding van de huwelijkse gemeenschap van goederen.

      Bij de verdeling is het maar de vraag of het goed wel of niet in de nalatenschap gaat vallen, of achterblijft in het vermogen van de langstlevende partner. De legataris kan levering van het gehele goed vorderen van de erfgenamen. In het geval dat het goed niet in de nalatenschap is gevallen en dus aan de andere echtgenoot of diens erfgenamen is toebedeeld, kunnen de erfgenamen volstaan met de uitkering van de waarde van het goed.

      Art. 4:51 lid 1 B.W. is alleen van toepassing indien de huwelijksgemeenschap op het ogenblik dat de beschikking werd gemaakt nog niet ontbonden was.

      Beschikking ten voordele van partner vervalt

      Een beschikking getroffen in het voordeel van degene met wie de testateur op het tijdstip van het maken van het testament gehuwd was of reeds trouwbeloften gewisseld had, vervalt door een daarna ingetreden echtscheiding of scheiding van tafel en bed, tenzij uit de uiterste wil zelf het tegendeel is af te leiden (art. 4:52 B.W.). Dit artikel ziet op het veelvoorkomende geval waarin de testateur een testament opmaakt, zijn partner daarin opneemt en bevoordeeld, maar daarna scheidt. In dat geval vervalt de beschikking, tenzij de testateur duidelijk heeft gemaakt in het testament dat hij of zij zijn ex-partner ook na de echtscheiding wilde blijven bevoordelen.

      Beschikking ten voordele van naaste bloedverwanten

      Een testament opgemaakt ten voordele van de naaste bloedverwanten of het naaste bloed van de testateur, zonder nadere aanduiding, wordt vermoed gemaakt te zijn ten voordele van de door de wet geroepen bloedverwanten van de testateur naar evenredigheid van ieders aandeel bij versterf (art. 4:53 B.W.). Met ‘het naaste bloed’ wordt in dit artikel bedoeld de erfgenamen die krachtens de wet aangewezen worden als erfgenamen. Hiertoe behoort de partner niet.

      Verjaring en verval vordering tot vernietiging testament

      Art. 4:54 lid 1 B.W. bepaalt dat rechtsvorderingen tot vernietiging van een testament verjaren een jaar nadat de dood van de testateur alsmede het testament en de vernietigingsgrond ter kennis zijn gekomen van hem die een beroep op deze grond kan doen, dan wel zijn rechtsvoorganger.

      Art. 4:54 lid 2 B.W. bepaalt dat de bevoegdheid om een beroep te doen op een vernietigingsgrond vervalt uiterlijk drie jaar na de dood van de testateur en het testament ter kennis zijn gekomen van degene aan wie deze bevoegdheid toekomt, dan wel van zijn rechtsvoorganger. De gronden voor vernietiging van een testament zijn terug te vinden in art. 4:43 B.W.. Zie ook de pagina Uiterste wilsbeschikkingen in het algemeen.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 6-03-2022; laatste bewerking AT 19-09-2023, MdV 28-11-2023]

      Uiterste wilsbeschikkingen in het algemeen (Afd. 1, Titel 4, Boek 4 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!