Pagina inhoud

    Aansprakelijkheid voor personen en zaken (Afd. 2, Titel 3, Boek 6 B.W.)

    Inleiding aansprakelijkheid voor personen en zaken

    Aansprakelijkheid voor personen en zaken betreft zgn. “risico-aansprakelijkheid”. Risico-aansprakelijkheid houdt in, dat iemand aansprakelijk is zonder dat hem zelf blaam treft voor het veroorzaken van schade aan anderen. De aansprakelijke heeft niet zelf iets gedaan (of nagelaten) dat hem kan worden verweten.De risico-aansprakelijkheid staat tegenover de “schuld-aansprakelijkheid”: waarbij de aansprakelijkheid is gebaseerd op de toerekening aan iemands handelen of nalaten (oftewel als de schade iemands schuld is).

    Deze vorm van aansprakelijkheid is geregeld in Afd. 2, titel 3 Boek 6 B.W. (art. 6:169 e.v. B.W.).

    aansprakelijkheid ouders voor kinderen (art. 6:169 B.W.)

    aansprakelijkheid werkgever voor ondergeschikten (art. 6:170 B.W.)

    aansprakelijkheid opdrachtgever voor opdrachtnemer (art. 6:171 B.W.)

    aansprakelijkheid voor fouten vertegenwoordiger (art. 6:172 B.W.)

    aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken (art. 6:173 B.W.)

    Aansprakelijkheid voor hulppersonen en werknemers

    Een voorbeeld van aansprakelijkheid op grond van toerekening van handelen (i.c. een fout van een eigen werknemer) van een hulppersoon of werknemer deed zich voor in HR 14 juli 2017 (JMV Spoorwegveiligheid/Zurich Insurance). De Hoge Raad overweegt in die zaak dat er in die situatie meerdere wegen zijn waarlangs aansprakelijkstelling kon plaatsvinden. Dat kan hetzij uit hoofde van het contract – op grond van art. 6:75 B.W. wegens toerekenbare niet-nakoming.

    Of het kan langs de weg van art. 6:171 B.W. of art. 6:172 B.W.. Een vierde optie is het rechtstreeks aanspreken van de werknemer. In ieder van deze gevallen moet volgens dit arrest – gelet op diens gerechtvaardigde belangen – worden geprocedeerd als betrof het aansprakelijkstelling van de werknemer zelf.

    Beperking aansprakelijkheid voor werknemers in vervoersrecht

    In het vervoersrecht wordt bij goederenvervoer de aansprakelijkheid van de werkgever voor werknemers ingeperkt doordat deze ook valt onder de aansprakelijkheidsbeperkingen zoals die voor de vervoerder gelden krachtens de vervoersovereenkomst. Zie de pagina Overeenkomst van goederenvervoer.

    Aansprakelijkheid voor opstallen

    Art. 6:174 lid 1 B.W. bepaalt:

    “De bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert, is, wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt, aansprakelijk, tenzij aansprakelijkheid op grond van de vorige afdeling zou hebben ontbroken indien hij dit gevaar op het tijdstip van het ontstaan ervan zou hebben gekend.”

    Aansprakelijkheid van de wegbeheerder

    In lid 2 wordt onder meer de aansprakelijkheid van de wegbeheerder geregeld: bij openbare wegen en waterstaatswerken rust deze op het overheidslichaam dat moet zorgen dat de weg of het waterstaatswerk in goede staat verkeert.

    De “eisen die men mag stellen” houden onder meer in, dat als de wegbeheerder de nodige zorg in acht neemt (mede aan te tonen door een onderhoudsplan dat ook is opgevolgd).

    Voor een voorbeeld van de aansprakelijkheid van de wegbeheerder zie de pagina Algemene bepalingen bewijsrecht (inzake de omkeringsregel) het daar besproken arrest HR 19 december 2008, NJ 2009/28 (gelaedeerde weggebruiker/Gemeente Heerlen).

    Aansprakelijkheid voor kabels en leidingen

    Daarnaast wordt bepaald dat de kabelbeheerder aansprakelijk is voor kabels en leidingen (niet zijnde leidingen kabels in een gebouw). Vandaar dat de gemeente voor schade ontstaan door opwippende stoeptegels aansprakelijk is, en Rijkswaterstaat, provincie of gemeente voor gebrekkig onderhoud of gevaarzetting op wegen. Behoudens de tenzij-regel.

    Onder opstal in dit artikel worden verstaan gebouwen en werken, die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken (lid 4). Onder openbare weg is mede te verstaan het weglichaam, alsmede de weguitrusting (lid 6).

    Aansprakelijkheid voor opstallen o.g.v. de Woningwet

    In art. 1a lid 1 Woningwet is voorts bepaald:

    “De eigenaar van een bouwwerk, open erf of terrein of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen draagt er zorg voor dat als gevolg van de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.”

    Verder bepaalt art. 1a lid 2 Woningwet, dat degeen die een bouwwerk bouwt, gebruikt, laat gebruiken of sloopt, dan wel een open erf of terrein gebruikt of laat gebruiken, er zorg voor moet dragen, dat als gevolg van dat bouwen, gebruik of slopen geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt. Dat brengt dus een speciale zorgplicht (en aansprakelijkheidsrisico) mee voor aannemers en anderen die bouwen en slopen etc..

    Het criterium voor toepassing van art. 6:174 lid 1 B.W. kwamen reeds voordat deze bepaling werd ingevoerd aan de orde in het arrest van de Hoge Raad van 5 november 1965 (NJ 1966, 136, zgn. Kelderluik-arrest). Dit is als volgt te verwoorden:

    Wanneer is iemand verplicht veiligheidsmaatregelen te nemen, als deze een situatie in het leven roept of laat voortbestaan, die voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is? Daarbij moet volgens de Hoge Raad worden gelet op de mate van waarschijnlijkheid waarmee niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht. Ook speelt mee hoe groot de kans is, dat daaruit ongevallen ontstaan, en de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben en tot slot ook in hoeverre het nemen van veiligheidsmaatregelen bezwaarlijk is. Met dit laatste zullen aspecten als technische mogelijkheden, die situatie en de redelijkerwijs te maken kosten ook meewegen.

    De Rb. Noord-Nederland paste deze criteria recent toe op een vordering van de ouders van een peuter, die gehandicapt was geraakt doordat deze in een vijver was gevallen (Rb. Noord-Nederland 9 januari 2019 (ouders peuter/De Huismeesters). De rechtbank kwam tot de conclusie, dat de eigenaar van het perceel met de vijver niet aansprakelijk gehouden kon worden.

    Aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen

    De aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen is geregeld in art. 6:175 B.W..

    Aansprakelijkheid voor dieren

    De aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door dieren is geregeld in art. 6:179 B.W.. Onder het oud B.W. was dit geregeld in art. 1404 (oud) B.W., maar de strekking van de wet is niet gewijzigd. Bij de aansprakelijkheid voor schade, veroorzaakt door dieren, is doorslaggevend of het dier handelde als instrument van degeen, onder wiens toezicht het stond, of dat het gedrag van het dier is toe te schrijven aan de ‘eigen energie’ van het dier. Is de schade het gevolg van eigen spontaan gedrag van het dier, dan geldt een risico-aansprakelijkheid voor de bezitter van het dier (vgl. Parl. Gesch. Boek 6 B.W., 1981, p. 763).

    Wanneer de door (of beter gezegd: met) het dier veroorzaakte schade het gevolg is van gedrag van het dier, dat voortkwam uit aansturing door zijn begeleider, dan is het slechts instrument en is de aansprakelijkheid toe te rekenen aan de begeleider. In dat geval is het dier immers slechts instrument van die begeleider, en moet de aansprakelijkheid beoordeeld worden in het kader van art. 6:162 B.W. met de begeleider als handelende persoon. Ook wanneer het dier als ‘object’ schade veroorzaakt, bij voorbeeld een paard dat een duw krijgt van een ander en omvalt op iemand, dan geldt art. 6:179 B.W. evenmin.

    In het standaardarrest HR 23 februari 1990 (Zengerle/Blezer) (HR:1990:AD1041, nog niet gepubliceerd op ECLI, NJ 1990/365) overwoog de Hoge Raad:

    “Zoals de HR ook in zijn arrest van 24 februari 1984, NJ 1984/415, heeft beslist, is de grondslag voor de risicoaansprakelijkheid krachtens art. 1404 voor door het dier aangerichte schade het gevaar dat schuilt in de eigen energie van het dier en het onberekenbare element dat in die energie ligt opgesloten. Dit brengt mee dat voor toepassing van het artikel nodig is dat de schade veroorzaakt is door een eigen gedraging van het dier, waarbij het dier dus niet “als instrument handelt van de persoon, die hem berijdt of leidt (Toelichting-Meijers op art. 6030208 NBW)”. Zolang het dier optreedt overeenkomstig hetgeen de begeleider van hem verlangt, mist art. 1404 toepassing.”

    Zie ook het artikel van mr. Yoni Bosschaart over Rb. Noord-Nederland 16 oktober 2016 in Personenschade updates.

    Eigen schuld gelaedeerde en aansprakelijkheid voor schade door dieren

    In het arrest HR 25 oktober 2002 (Manege Nieuw Amstelland) heeft de Hoge Raad met betrekking tot de eigen schuld van een ruiter, die letsel bekomt bij paardrijles in een manage, overwogen (r.o. 3.4):

    “Indien degene die een paard van een ander berijdt, schade lijdt ten gevolge van onberekenbaar gedrag van het paard (…), is het enkele feit dat de benadeelde het paard uit vrije wil berijdt en met toestemming van de eigenaar, dus krachtens overeenkomst met deze, niet voldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat uit art. (…) 6:179 BW voortvloeiende aansprakelijkheid van de eigenaar van het paard geheel vervalt. Of en zo ja in hoeverre om die reden sprake is van een omstandigheid die in de risicosfeer van de berijder ligt en daarom aan hem moet worden toegerekend, hangt af van de inhoud van de overeenkomst en de overige omstandigheden van het geval.”

    Billijkheidscorrectie bij schade door dieren

    In de uitspraak van Rb. Overijssel 8 juni 2022 (Menzis/Achmea) beslist de rechtbank, dat op basis van een ‘redelijke verdeling van de schade’ de schade voor 25% voor rekening van de ruiter dient te komen. Dit dus niet op basis van de eigen schuld.

    Nadere bepalingen aansprakelijkheid

    Art. 6:182 t/m 6:184 B.W. bevatten enkele nadere bepalingen die deze vormen van aansprakelijkheid nader regelen. Verder is er de specifieke risico-aansprakelijkheid voor stortplaatsen (art. 6:176 B.W.) en mijnbouw (art. 6:177 B.W.). Daarmee hebben uiteraard alleen exploitanten van dergelijke ondernemingen als mogelijk aansprakelijke partij te maken. De nadere uitwerking van deze specifieke vormen van aansprakelijk volgt in de subpagina’s per onderwerp.

    Om zich tegen deze aansprakelijkheidsrisico’s in te dekken, worden vaak verzekeringen afgesloten, zoals de opstalverzekering en de WA-verzekering (wettelijke aansprakelijkheid). In de contractuele relaties tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers wordt vaak in de overeenkomst of in algemene voorwaarden getracht de aansprakelijkheid in te perken (zgn. exoneratie-clausules), of worden afspraken opgenomen over de risico-verdeling of dat een van beide partijen zich moet indekken met een verzekering (zoals de CAR-verzekering in de bouw).

    Rechtspraak

    Rb. Noord-Nederland 9 januari 2019 (ouders peuter/De Huismeesters). Volgens het Kelderluik-arrest moet voor de vraag of iemand veiligheidsmaatregelen moet nemen, als deze een situatie in het leven roept of laat voortbestaan, die voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is, worden gelet op de mate van waarschijnlijkheid waarmee niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht. Ook speelt mee hoe groot de kans is, dat daaruit ongevallen ontstaan, en de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben en tot slot ook in hoeverre het nemen van veiligheidsmaatregelen bezwaarlijk is. De Rb. Noord-Nederland paste deze criteria toe op een vordering van de ouders van een peuter, die gehandicapt was geraakt doordat deze in een vijver was gevallen. De rechtbank kwam tot de conclusie, dat de eigenaar van het perceel met de vijver niet aansprakelijk gehouden kon worden omdat het hebben van een vijver an zich onvoldoende gevaarzettend was.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 21-09-2017; laatste bewerking 21-06-2022]

    Aansprakelijkheid voor personen en zaken (Afd. 2, Titel 3, Boek 6 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Aansprakelijkheid voor personen en zaken (Afd. 2, Titel 3, Boek 6 B.W.)

      Inleiding aansprakelijkheid voor personen en zaken

      Aansprakelijkheid voor personen en zaken betreft zgn. “risico-aansprakelijkheid”. Risico-aansprakelijkheid houdt in, dat iemand aansprakelijk is zonder dat hem zelf blaam treft voor het veroorzaken van schade aan anderen. De aansprakelijke heeft niet zelf iets gedaan (of nagelaten) dat hem kan worden verweten.De risico-aansprakelijkheid staat tegenover de “schuld-aansprakelijkheid”: waarbij de aansprakelijkheid is gebaseerd op de toerekening aan iemands handelen of nalaten (oftewel als de schade iemands schuld is).

      Deze vorm van aansprakelijkheid is geregeld in Afd. 2, titel 3 Boek 6 B.W. (art. 6:169 e.v. B.W.).

      aansprakelijkheid ouders voor kinderen (art. 6:169 B.W.)

      aansprakelijkheid werkgever voor ondergeschikten (art. 6:170 B.W.)

      aansprakelijkheid opdrachtgever voor opdrachtnemer (art. 6:171 B.W.)

      aansprakelijkheid voor fouten vertegenwoordiger (art. 6:172 B.W.)

      aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken (art. 6:173 B.W.)

      Aansprakelijkheid voor hulppersonen en werknemers

      Een voorbeeld van aansprakelijkheid op grond van toerekening van handelen (i.c. een fout van een eigen werknemer) van een hulppersoon of werknemer deed zich voor in HR 14 juli 2017 (JMV Spoorwegveiligheid/Zurich Insurance). De Hoge Raad overweegt in die zaak dat er in die situatie meerdere wegen zijn waarlangs aansprakelijkstelling kon plaatsvinden. Dat kan hetzij uit hoofde van het contract – op grond van art. 6:75 B.W. wegens toerekenbare niet-nakoming.

      Of het kan langs de weg van art. 6:171 B.W. of art. 6:172 B.W.. Een vierde optie is het rechtstreeks aanspreken van de werknemer. In ieder van deze gevallen moet volgens dit arrest – gelet op diens gerechtvaardigde belangen – worden geprocedeerd als betrof het aansprakelijkstelling van de werknemer zelf.

      Beperking aansprakelijkheid voor werknemers in vervoersrecht

      In het vervoersrecht wordt bij goederenvervoer de aansprakelijkheid van de werkgever voor werknemers ingeperkt doordat deze ook valt onder de aansprakelijkheidsbeperkingen zoals die voor de vervoerder gelden krachtens de vervoersovereenkomst. Zie de pagina Overeenkomst van goederenvervoer.

      Aansprakelijkheid voor opstallen

      Art. 6:174 lid 1 B.W. bepaalt:

      “De bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert, is, wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt, aansprakelijk, tenzij aansprakelijkheid op grond van de vorige afdeling zou hebben ontbroken indien hij dit gevaar op het tijdstip van het ontstaan ervan zou hebben gekend.”

      Aansprakelijkheid van de wegbeheerder

      In lid 2 wordt onder meer de aansprakelijkheid van de wegbeheerder geregeld: bij openbare wegen en waterstaatswerken rust deze op het overheidslichaam dat moet zorgen dat de weg of het waterstaatswerk in goede staat verkeert.

      De “eisen die men mag stellen” houden onder meer in, dat als de wegbeheerder de nodige zorg in acht neemt (mede aan te tonen door een onderhoudsplan dat ook is opgevolgd).

      Voor een voorbeeld van de aansprakelijkheid van de wegbeheerder zie de pagina Algemene bepalingen bewijsrecht (inzake de omkeringsregel) het daar besproken arrest HR 19 december 2008, NJ 2009/28 (gelaedeerde weggebruiker/Gemeente Heerlen).

      Aansprakelijkheid voor kabels en leidingen

      Daarnaast wordt bepaald dat de kabelbeheerder aansprakelijk is voor kabels en leidingen (niet zijnde leidingen kabels in een gebouw). Vandaar dat de gemeente voor schade ontstaan door opwippende stoeptegels aansprakelijk is, en Rijkswaterstaat, provincie of gemeente voor gebrekkig onderhoud of gevaarzetting op wegen. Behoudens de tenzij-regel.

      Onder opstal in dit artikel worden verstaan gebouwen en werken, die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken (lid 4). Onder openbare weg is mede te verstaan het weglichaam, alsmede de weguitrusting (lid 6).

      Aansprakelijkheid voor opstallen o.g.v. de Woningwet

      In art. 1a lid 1 Woningwet is voorts bepaald:

      “De eigenaar van een bouwwerk, open erf of terrein of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen draagt er zorg voor dat als gevolg van de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.”

      Verder bepaalt art. 1a lid 2 Woningwet, dat degeen die een bouwwerk bouwt, gebruikt, laat gebruiken of sloopt, dan wel een open erf of terrein gebruikt of laat gebruiken, er zorg voor moet dragen, dat als gevolg van dat bouwen, gebruik of slopen geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt. Dat brengt dus een speciale zorgplicht (en aansprakelijkheidsrisico) mee voor aannemers en anderen die bouwen en slopen etc..

      Het criterium voor toepassing van art. 6:174 lid 1 B.W. kwamen reeds voordat deze bepaling werd ingevoerd aan de orde in het arrest van de Hoge Raad van 5 november 1965 (NJ 1966, 136, zgn. Kelderluik-arrest). Dit is als volgt te verwoorden:

      Wanneer is iemand verplicht veiligheidsmaatregelen te nemen, als deze een situatie in het leven roept of laat voortbestaan, die voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is? Daarbij moet volgens de Hoge Raad worden gelet op de mate van waarschijnlijkheid waarmee niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht. Ook speelt mee hoe groot de kans is, dat daaruit ongevallen ontstaan, en de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben en tot slot ook in hoeverre het nemen van veiligheidsmaatregelen bezwaarlijk is. Met dit laatste zullen aspecten als technische mogelijkheden, die situatie en de redelijkerwijs te maken kosten ook meewegen.

      De Rb. Noord-Nederland paste deze criteria recent toe op een vordering van de ouders van een peuter, die gehandicapt was geraakt doordat deze in een vijver was gevallen (Rb. Noord-Nederland 9 januari 2019 (ouders peuter/De Huismeesters). De rechtbank kwam tot de conclusie, dat de eigenaar van het perceel met de vijver niet aansprakelijk gehouden kon worden.

      Aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen

      De aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen is geregeld in art. 6:175 B.W..

      Aansprakelijkheid voor dieren

      De aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door dieren is geregeld in art. 6:179 B.W.. Onder het oud B.W. was dit geregeld in art. 1404 (oud) B.W., maar de strekking van de wet is niet gewijzigd. Bij de aansprakelijkheid voor schade, veroorzaakt door dieren, is doorslaggevend of het dier handelde als instrument van degeen, onder wiens toezicht het stond, of dat het gedrag van het dier is toe te schrijven aan de ‘eigen energie’ van het dier. Is de schade het gevolg van eigen spontaan gedrag van het dier, dan geldt een risico-aansprakelijkheid voor de bezitter van het dier (vgl. Parl. Gesch. Boek 6 B.W., 1981, p. 763).

      Wanneer de door (of beter gezegd: met) het dier veroorzaakte schade het gevolg is van gedrag van het dier, dat voortkwam uit aansturing door zijn begeleider, dan is het slechts instrument en is de aansprakelijkheid toe te rekenen aan de begeleider. In dat geval is het dier immers slechts instrument van die begeleider, en moet de aansprakelijkheid beoordeeld worden in het kader van art. 6:162 B.W. met de begeleider als handelende persoon. Ook wanneer het dier als ‘object’ schade veroorzaakt, bij voorbeeld een paard dat een duw krijgt van een ander en omvalt op iemand, dan geldt art. 6:179 B.W. evenmin.

      In het standaardarrest HR 23 februari 1990 (Zengerle/Blezer) (HR:1990:AD1041, nog niet gepubliceerd op ECLI, NJ 1990/365) overwoog de Hoge Raad:

      “Zoals de HR ook in zijn arrest van 24 februari 1984, NJ 1984/415, heeft beslist, is de grondslag voor de risicoaansprakelijkheid krachtens art. 1404 voor door het dier aangerichte schade het gevaar dat schuilt in de eigen energie van het dier en het onberekenbare element dat in die energie ligt opgesloten. Dit brengt mee dat voor toepassing van het artikel nodig is dat de schade veroorzaakt is door een eigen gedraging van het dier, waarbij het dier dus niet “als instrument handelt van de persoon, die hem berijdt of leidt (Toelichting-Meijers op art. 6030208 NBW)”. Zolang het dier optreedt overeenkomstig hetgeen de begeleider van hem verlangt, mist art. 1404 toepassing.”

      Zie ook het artikel van mr. Yoni Bosschaart over Rb. Noord-Nederland 16 oktober 2016 in Personenschade updates.

      Eigen schuld gelaedeerde en aansprakelijkheid voor schade door dieren

      In het arrest HR 25 oktober 2002 (Manege Nieuw Amstelland) heeft de Hoge Raad met betrekking tot de eigen schuld van een ruiter, die letsel bekomt bij paardrijles in een manage, overwogen (r.o. 3.4):

      “Indien degene die een paard van een ander berijdt, schade lijdt ten gevolge van onberekenbaar gedrag van het paard (…), is het enkele feit dat de benadeelde het paard uit vrije wil berijdt en met toestemming van de eigenaar, dus krachtens overeenkomst met deze, niet voldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat uit art. (…) 6:179 BW voortvloeiende aansprakelijkheid van de eigenaar van het paard geheel vervalt. Of en zo ja in hoeverre om die reden sprake is van een omstandigheid die in de risicosfeer van de berijder ligt en daarom aan hem moet worden toegerekend, hangt af van de inhoud van de overeenkomst en de overige omstandigheden van het geval.”

      Billijkheidscorrectie bij schade door dieren

      In de uitspraak van Rb. Overijssel 8 juni 2022 (Menzis/Achmea) beslist de rechtbank, dat op basis van een ‘redelijke verdeling van de schade’ de schade voor 25% voor rekening van de ruiter dient te komen. Dit dus niet op basis van de eigen schuld.

      Nadere bepalingen aansprakelijkheid

      Art. 6:182 t/m 6:184 B.W. bevatten enkele nadere bepalingen die deze vormen van aansprakelijkheid nader regelen. Verder is er de specifieke risico-aansprakelijkheid voor stortplaatsen (art. 6:176 B.W.) en mijnbouw (art. 6:177 B.W.). Daarmee hebben uiteraard alleen exploitanten van dergelijke ondernemingen als mogelijk aansprakelijke partij te maken. De nadere uitwerking van deze specifieke vormen van aansprakelijk volgt in de subpagina’s per onderwerp.

      Om zich tegen deze aansprakelijkheidsrisico’s in te dekken, worden vaak verzekeringen afgesloten, zoals de opstalverzekering en de WA-verzekering (wettelijke aansprakelijkheid). In de contractuele relaties tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers wordt vaak in de overeenkomst of in algemene voorwaarden getracht de aansprakelijkheid in te perken (zgn. exoneratie-clausules), of worden afspraken opgenomen over de risico-verdeling of dat een van beide partijen zich moet indekken met een verzekering (zoals de CAR-verzekering in de bouw).

      Rechtspraak

      Rb. Noord-Nederland 9 januari 2019 (ouders peuter/De Huismeesters). Volgens het Kelderluik-arrest moet voor de vraag of iemand veiligheidsmaatregelen moet nemen, als deze een situatie in het leven roept of laat voortbestaan, die voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is, worden gelet op de mate van waarschijnlijkheid waarmee niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht. Ook speelt mee hoe groot de kans is, dat daaruit ongevallen ontstaan, en de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben en tot slot ook in hoeverre het nemen van veiligheidsmaatregelen bezwaarlijk is. De Rb. Noord-Nederland paste deze criteria toe op een vordering van de ouders van een peuter, die gehandicapt was geraakt doordat deze in een vijver was gevallen. De rechtbank kwam tot de conclusie, dat de eigenaar van het perceel met de vijver niet aansprakelijk gehouden kon worden omdat het hebben van een vijver an zich onvoldoende gevaarzettend was.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 21-09-2017; laatste bewerking 21-06-2022]

      Aansprakelijkheid voor personen en zaken (Afd. 2, Titel 3, Boek 6 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!