Pagina inhoud

    Toezicht van de voogd over de persoon van de minderjarige (Par. 9, Afd. 6, Titel 14, Boek 1 B.W.)

    Inleiding toezicht van de voogd over de persoon van de minderjarige

    In Par. 9, Afd. 6, Titel 14 van Boek 1 B.W. worden regels gegeven inzake het toezicht van de voogd over de persoon van de minderjarige. Dit ter onderscheiding van het bewind van de voogd over het vermogen van de minderjarige, als diens wettelijke vertegenwoordiger. Zie over het bewind over het vermogen van de minderjarige de pagina Bewind van de voogd.

    De paragraaf omvat 2 artikelen (art. 1:336 B.W. tot en met art. art. 1:336a B.W.).

    Opvoeding minderjarige door de voogd overeenkomstig diens vermogen

    De voogd zorgt ervoor dat de minderjarige overeenkomstig diens vermogen wordt verzorgd en opgevoed (art. 1:336 B.W.). De voogd hoeft in principe niet de persoon te zijn die het kind verzorgt maar moet er slechts voor zorgen dat het kind wordt verzorgd.

    De zorg die hier bedoeld wordt, moet in ieder geval inhouden de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van de persoonlijkheid van het kind (art. 1:247 lid 2 B.W. en art. 1:248 B.W.).

    Ouders zijn verplicht naar draagkracht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen (art. 1:404 B.W.). Bij voogdij daarentegen draagt de voogd zorg volgens het vermogen van het kind. Hierbij kan bijvoorbeeld een wezen uitkering helpen (art. 1 sub f Algemene nabestaandenwet).

    Verzoek voogd tot wijziging verblijf van een kind bij pleegouders

    Als een kind door een ander of door anderen dan zijn voogd, als behorende tot het gezin met instemming van de voogd ten minste een jaar is verzorgd en opgevoed, kan de voogd alleen met toestemming van degenen die de verzorging en opvoeding op zich hebben genomen, wijzigingen in het verblijf van het kind brengen (art. 1:336a lid 1 B.W.). Het gaat hier met andere woorden om pleegouders. Hebben twee voogden gezamenlijk de voogdij over een kind, dan wordt de instemming door hen beiden gegeven (art. 1:336a lid 4 B.W.). Hebben zij niet beiden ingestemd dan kunnen ze het kind zonder toestemming van de pleegouders het kind terugnemen.

    Als de voogd deze toestemming niet krijgt, dan kan deze op verzoek van de voogd door de toestemming van de rechtbank worden vervangen (art. 1:336a lid 2 B.W.). De rechtbank zal hier alleen in meegaan indien zij dit in het belang van het kind noodzakelijk acht (art. 1:336a lid 2 B.W.).

    Indien de rechtbank het verzoekt afwijst, is die beschikking van kracht gedurende een door de rechtbank te bepalen termijn, met een maximum van zes maanden (art. 1:336a lid 3 B.W.). Indien voor het einde van deze termijn een verzoek aanhangig wordt gemaakt:

    – tot ondertoezichtstelling van het kind of

    – tot beëindiging van de voogdij of

    – door hen die met instemming van de voogd het kind in zijn gezin ten minste een jaar heeft verzorgd of opgevoed en de rechter vraagt om hem tot voogd te benoemen (art. 1:299a B.W.)

    dan blijft de beschikking gelden, totdat op het verzoek bij gewijsde is beslist (art. 1:336a lid 3 B.W.). Het is alleen mogelijk op te komen tegen deze beschikking via cassatie in het belang van de wet (art. 807 sub c Rv.). Zie de pagina Rechtspleging in andere dan scheidingszaken.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 1-04-2022; KvdV 30-06-2022]

    Toezicht van de voogd over de persoon van de minderjarige (Par. 9, Afd. 6, Titel 14, Boek 1 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Toezicht van de voogd over de persoon van de minderjarige (Par. 9, Afd. 6, Titel 14, Boek 1 B.W.)

      Inleiding toezicht van de voogd over de persoon van de minderjarige

      In Par. 9, Afd. 6, Titel 14 van Boek 1 B.W. worden regels gegeven inzake het toezicht van de voogd over de persoon van de minderjarige. Dit ter onderscheiding van het bewind van de voogd over het vermogen van de minderjarige, als diens wettelijke vertegenwoordiger. Zie over het bewind over het vermogen van de minderjarige de pagina Bewind van de voogd.

      De paragraaf omvat 2 artikelen (art. 1:336 B.W. tot en met art. art. 1:336a B.W.).

      Opvoeding minderjarige door de voogd overeenkomstig diens vermogen

      De voogd zorgt ervoor dat de minderjarige overeenkomstig diens vermogen wordt verzorgd en opgevoed (art. 1:336 B.W.). De voogd hoeft in principe niet de persoon te zijn die het kind verzorgt maar moet er slechts voor zorgen dat het kind wordt verzorgd.

      De zorg die hier bedoeld wordt, moet in ieder geval inhouden de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van de persoonlijkheid van het kind (art. 1:247 lid 2 B.W. en art. 1:248 B.W.).

      Ouders zijn verplicht naar draagkracht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen (art. 1:404 B.W.). Bij voogdij daarentegen draagt de voogd zorg volgens het vermogen van het kind. Hierbij kan bijvoorbeeld een wezen uitkering helpen (art. 1 sub f Algemene nabestaandenwet).

      Verzoek voogd tot wijziging verblijf van een kind bij pleegouders

      Als een kind door een ander of door anderen dan zijn voogd, als behorende tot het gezin met instemming van de voogd ten minste een jaar is verzorgd en opgevoed, kan de voogd alleen met toestemming van degenen die de verzorging en opvoeding op zich hebben genomen, wijzigingen in het verblijf van het kind brengen (art. 1:336a lid 1 B.W.). Het gaat hier met andere woorden om pleegouders. Hebben twee voogden gezamenlijk de voogdij over een kind, dan wordt de instemming door hen beiden gegeven (art. 1:336a lid 4 B.W.). Hebben zij niet beiden ingestemd dan kunnen ze het kind zonder toestemming van de pleegouders het kind terugnemen.

      Als de voogd deze toestemming niet krijgt, dan kan deze op verzoek van de voogd door de toestemming van de rechtbank worden vervangen (art. 1:336a lid 2 B.W.). De rechtbank zal hier alleen in meegaan indien zij dit in het belang van het kind noodzakelijk acht (art. 1:336a lid 2 B.W.).

      Indien de rechtbank het verzoekt afwijst, is die beschikking van kracht gedurende een door de rechtbank te bepalen termijn, met een maximum van zes maanden (art. 1:336a lid 3 B.W.). Indien voor het einde van deze termijn een verzoek aanhangig wordt gemaakt:

      – tot ondertoezichtstelling van het kind of

      – tot beëindiging van de voogdij of

      – door hen die met instemming van de voogd het kind in zijn gezin ten minste een jaar heeft verzorgd of opgevoed en de rechter vraagt om hem tot voogd te benoemen (art. 1:299a B.W.)

      dan blijft de beschikking gelden, totdat op het verzoek bij gewijsde is beslist (art. 1:336a lid 3 B.W.). Het is alleen mogelijk op te komen tegen deze beschikking via cassatie in het belang van de wet (art. 807 sub c Rv.). Zie de pagina Rechtspleging in andere dan scheidingszaken.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 1-04-2022; KvdV 30-06-2022]

      Toezicht van de voogd over de persoon van de minderjarige (Par. 9, Afd. 6, Titel 14, Boek 1 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!