Pagina inhoud

    Woonplaats (Titel 3, Boek 1 B.W.)

    Inleiding woonplaats (of domicilie)

    In Titel 3 van Boek 1 B.W. is de wettelijke regeling van de woonplaats – ook wel genoemd domicilie – te vinden. De Titel kent zes bepalingen (art. 1:10 B.W. tot en met art. 1:15 B.W.). De regeling van de woonplaats is voor veel andere wettelijke regelingen belangrijk. Bij voorbeeld voor de vraag waar moet worden nagekomen (zie de pagina Nakoming) en uiteraard ook waar in het kader van een procedure exploten aan betekend moeten worden (zie de pagina Exploten).

    Wat is de wettelijke woonplaats van een natuurlijk persoon of rechtspersoon?

    De woonplaats van een natuurlijk persoon is waar deze “zijn woonstede” heeft, en bij gebreke daarvan waar deze persoon werkelijk verblijft (art. 1:10 lid 1 B.W.). Iedereen moet zich inschrijven bij het persoonsregister van de gemeente waar hij of zij woont. Dat is dus in de regel ook de woonstede van iemand.

    Bevolkingsregister (BRP)

    De officiële naam voor het bevolkingsregister is de ‘Basisregistratie Personen’ (BRP). Om iemands woonplaats te achterhalen kunnen daartoe bevoegde personen een ‘uittreksel BRP’ aanvragen bij de gemeente (een advocaat mag dat bij voorbeeld doen voor het starten van een procedure om de juiste woonplaats van de in rechte te betrekken personen te achterhalen). De deurwaarder heeft ook toegang tot het BRP en controleert voor het betekenen van stukken de juistheid van het adres.

    Definitie hoofdverblijf

    Voor de betekenis van het begrip ‘woonstede’ in art. 1:10 BW is nog steeds de invulling door de Hoge Raad van het begrip ‘hoofdverblijf’ van belang dat voorheen in art. 1:10 B.W. was opgenomen. In zijn arrest van 19 januari 1880 (W 4475) overwoog de Hoge Raad dat onder hoofdverblijf dient te worden verstaan:

    “de plaats waar iemand werkelijk woont met zijn gezin, waar hij de zetel van zijn fortuin heeft, zijn zaken behartigt, zijn goederen en eigendommen beheert, zodat men er niet vandaan gaat dan met een bepaald doel en voor een bepaalde tijd en tevens met het plan om als dat doel bereikt is terug te keren.”

    Het bepalen door de rechter van iemands woonstede betreft een materiële en feitelijk beoordeling. Onder de feitelijke omstandigheden die voor de vaststelling van de woonstede van belang zijn, heeft de plaats waar iemand regelmatig ’s nachts slaapt de grootste betekenis (Parl. Gesch. BW Boek 1 1962, p. 43).

    Zie uitgebreid over het civielrechtelijke woonplaatsbegrip van art. 1:10 BW de conclusie van A-G De Bock (ECLI:NL:PHR:2019:484) vóór HR 28 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:1052, NJ 2020/367 m.nt. A.I.M. van Mierlo, onder 4.1 t/m 4.5.

    Woonplaats rechtspersoon

    De woonplaats van een rechtspersoon is waar hij volgens wettelijk voorschrift of volgens zijn statuten of reglementen zijn zetel heeft (art. 1:10 lid 2 B.W.). Daarom wordt bij rechtspersonen onderscheiden in de statutaire woonplaats en het vestigingsadres. Voor de relatieve bevoegdheid is de statutaire woonplaats van belang.

    Een verzoekschrift inzake bvb. een faillissementsaanvraag van een B.V. moet worden ingediend bij de rechtbank van de statutaire zetel, zoals die in de statuten is vastgelegd (vandaar “statutair”). Zie ook de pagina Procedures rechtspersonen.

    In bepaalde situaties kan ook worden betekend aan het filiaal / de nevenvestiging (zie hieronder).

    Wijziging woonplaats natuurlijk persoon

    Een natuurlijk persoon wijzigt zijn woonplaats wanneer hij daar blijk van geeft. Normaal gesproken is dat door zich uit te schrijven bij het bevolkingsregister van de gemeente waar hij of zij woont, en zich vervolgens elders in te schrijven (art. 1:11 B.W.). Die wijziging in het BRP levert een rechtsvermoeden op (lid 2).

    Woonplaats minderjarige

    De woonplaats van een minderjarige volgt die van zijn ouder(s) (art. 1:12 lid 1 B.W.). Dat is degeen die het ouderlijk gezag uitoefent. Leven de ouders gescheiden, dan kan worden gekozen voor de woonplaats van één van hen, of bepaalt de feitelijke woonplaats het domicilie van het kind.

    Zie ook het op Lawyrup behandelde arrest HR 18 december 2020 (uithuisplaatsing naar België) (lees Rechtspraak). Zoals de P-G in de conclusie bij dit arrest opmerkt, bepaalt art. 1.1 Jeugdwet wat onder het begrip ‘woonplaats’ voor de toepassing van de Jeugdwet moet worden verstaan. Daarmee wordt bedoeld de woonplaats in de zin van titel 3 van Boek 1 B.W.. Voor een jeugdige onder de achttien jaar geldt art. 1:12 B.W., dat bepaalt dat de jeugdige de woonplaats volgt van degene die het gezag over hem uitoefent, dat wil zeggen de ouder met gezag of de voogd.

    Delen de ouders het gezag, maar wonen zij niet samen, dan is verantwoordelijk de gemeente van de ouder bij wie het kind feitelijk verblijft dan wel laatstelijk feitelijk heeft verbleven. Zie ook de Memorie van Toelichting bij de Jeugdwet (p. 139. Zie ook p. 91 en p. 125-126) bij de Jeugdwet.

    Woonplaats van een onder curatele gestelde

    De woonplaats van een onder curatele gestelde die van zijn curator. Dit betreft dus een persoonlijk curator en niet een faillissementscurator, want die laatste is slechts curator over het vermogen van de failliet en niet over diens persoon. De woonplaats van iemand wiens goederen onder bewind gesteld zijn volgt het adres van de bewindvoerder voor alles wat de uitoefening van dit bewind betreft (art. 1:12 lid 2 B.W.).

    Sterfhuis erflater

    Het sterfhuis van een overledene is daar, waar hij zijn laatste woonplaats heeft gehad (art. 1:13 B.W.).

    Filiaal of nevenvestiging

    Een persoon die een kantoor of een filiaal houdt, heeft ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor of dit filiaal betreffen mede aldaar woonplaats (art. 1:14 B.W.).

    Gekozen domicilie

    Een persoon kan een andere woonplaats dan zijn werkelijke slechts kiezen, wanneer de wet hem daartoe verplicht, of wanneer de keuze bij schriftelijk of langs elektronische weg aangegane overeenkomst voor een of meer bepaalde rechtshandelingen of rechtsbetrekkingen geschiedt en voor de gekozen woonplaats een redelijk belang aanwezig is (art. 1:15 B.W.).

    Indien de keuze bij langs elektronische weg aangegane overeenkomst geschiedt, is artikel 227a lid 1 van Boek 6 van overeenkomstige toepassing.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 4-03-2021; laatste bewerking 10-03-2023]

    Woonplaats (Titel 3, Boek 1 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Praktizijns

    Pagina inhoud

      Woonplaats (Titel 3, Boek 1 B.W.)

      Inleiding woonplaats (of domicilie)

      In Titel 3 van Boek 1 B.W. is de wettelijke regeling van de woonplaats – ook wel genoemd domicilie – te vinden. De Titel kent zes bepalingen (art. 1:10 B.W. tot en met art. 1:15 B.W.). De regeling van de woonplaats is voor veel andere wettelijke regelingen belangrijk. Bij voorbeeld voor de vraag waar moet worden nagekomen (zie de pagina Nakoming) en uiteraard ook waar in het kader van een procedure exploten aan betekend moeten worden (zie de pagina Exploten).

      Wat is de wettelijke woonplaats van een natuurlijk persoon of rechtspersoon?

      De woonplaats van een natuurlijk persoon is waar deze “zijn woonstede” heeft, en bij gebreke daarvan waar deze persoon werkelijk verblijft (art. 1:10 lid 1 B.W.). Iedereen moet zich inschrijven bij het persoonsregister van de gemeente waar hij of zij woont. Dat is dus in de regel ook de woonstede van iemand.

      Bevolkingsregister (BRP)

      De officiële naam voor het bevolkingsregister is de ‘Basisregistratie Personen’ (BRP). Om iemands woonplaats te achterhalen kunnen daartoe bevoegde personen een ‘uittreksel BRP’ aanvragen bij de gemeente (een advocaat mag dat bij voorbeeld doen voor het starten van een procedure om de juiste woonplaats van de in rechte te betrekken personen te achterhalen). De deurwaarder heeft ook toegang tot het BRP en controleert voor het betekenen van stukken de juistheid van het adres.

      Definitie hoofdverblijf

      Voor de betekenis van het begrip ‘woonstede’ in art. 1:10 BW is nog steeds de invulling door de Hoge Raad van het begrip ‘hoofdverblijf’ van belang dat voorheen in art. 1:10 B.W. was opgenomen. In zijn arrest van 19 januari 1880 (W 4475) overwoog de Hoge Raad dat onder hoofdverblijf dient te worden verstaan:

      “de plaats waar iemand werkelijk woont met zijn gezin, waar hij de zetel van zijn fortuin heeft, zijn zaken behartigt, zijn goederen en eigendommen beheert, zodat men er niet vandaan gaat dan met een bepaald doel en voor een bepaalde tijd en tevens met het plan om als dat doel bereikt is terug te keren.”

      Het bepalen door de rechter van iemands woonstede betreft een materiële en feitelijk beoordeling. Onder de feitelijke omstandigheden die voor de vaststelling van de woonstede van belang zijn, heeft de plaats waar iemand regelmatig ’s nachts slaapt de grootste betekenis (Parl. Gesch. BW Boek 1 1962, p. 43).

      Zie uitgebreid over het civielrechtelijke woonplaatsbegrip van art. 1:10 BW de conclusie van A-G De Bock (ECLI:NL:PHR:2019:484) vóór HR 28 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:1052, NJ 2020/367 m.nt. A.I.M. van Mierlo, onder 4.1 t/m 4.5.

      Woonplaats rechtspersoon

      De woonplaats van een rechtspersoon is waar hij volgens wettelijk voorschrift of volgens zijn statuten of reglementen zijn zetel heeft (art. 1:10 lid 2 B.W.). Daarom wordt bij rechtspersonen onderscheiden in de statutaire woonplaats en het vestigingsadres. Voor de relatieve bevoegdheid is de statutaire woonplaats van belang.

      Een verzoekschrift inzake bvb. een faillissementsaanvraag van een B.V. moet worden ingediend bij de rechtbank van de statutaire zetel, zoals die in de statuten is vastgelegd (vandaar “statutair”). Zie ook de pagina Procedures rechtspersonen.

      In bepaalde situaties kan ook worden betekend aan het filiaal / de nevenvestiging (zie hieronder).

      Wijziging woonplaats natuurlijk persoon

      Een natuurlijk persoon wijzigt zijn woonplaats wanneer hij daar blijk van geeft. Normaal gesproken is dat door zich uit te schrijven bij het bevolkingsregister van de gemeente waar hij of zij woont, en zich vervolgens elders in te schrijven (art. 1:11 B.W.). Die wijziging in het BRP levert een rechtsvermoeden op (lid 2).

      Woonplaats minderjarige

      De woonplaats van een minderjarige volgt die van zijn ouder(s) (art. 1:12 lid 1 B.W.). Dat is degeen die het ouderlijk gezag uitoefent. Leven de ouders gescheiden, dan kan worden gekozen voor de woonplaats van één van hen, of bepaalt de feitelijke woonplaats het domicilie van het kind.

      Zie ook het op Lawyrup behandelde arrest HR 18 december 2020 (uithuisplaatsing naar België) (lees Rechtspraak). Zoals de P-G in de conclusie bij dit arrest opmerkt, bepaalt art. 1.1 Jeugdwet wat onder het begrip ‘woonplaats’ voor de toepassing van de Jeugdwet moet worden verstaan. Daarmee wordt bedoeld de woonplaats in de zin van titel 3 van Boek 1 B.W.. Voor een jeugdige onder de achttien jaar geldt art. 1:12 B.W., dat bepaalt dat de jeugdige de woonplaats volgt van degene die het gezag over hem uitoefent, dat wil zeggen de ouder met gezag of de voogd.

      Delen de ouders het gezag, maar wonen zij niet samen, dan is verantwoordelijk de gemeente van de ouder bij wie het kind feitelijk verblijft dan wel laatstelijk feitelijk heeft verbleven. Zie ook de Memorie van Toelichting bij de Jeugdwet (p. 139. Zie ook p. 91 en p. 125-126) bij de Jeugdwet.

      Woonplaats van een onder curatele gestelde

      De woonplaats van een onder curatele gestelde die van zijn curator. Dit betreft dus een persoonlijk curator en niet een faillissementscurator, want die laatste is slechts curator over het vermogen van de failliet en niet over diens persoon. De woonplaats van iemand wiens goederen onder bewind gesteld zijn volgt het adres van de bewindvoerder voor alles wat de uitoefening van dit bewind betreft (art. 1:12 lid 2 B.W.).

      Sterfhuis erflater

      Het sterfhuis van een overledene is daar, waar hij zijn laatste woonplaats heeft gehad (art. 1:13 B.W.).

      Filiaal of nevenvestiging

      Een persoon die een kantoor of een filiaal houdt, heeft ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor of dit filiaal betreffen mede aldaar woonplaats (art. 1:14 B.W.).

      Gekozen domicilie

      Een persoon kan een andere woonplaats dan zijn werkelijke slechts kiezen, wanneer de wet hem daartoe verplicht, of wanneer de keuze bij schriftelijk of langs elektronische weg aangegane overeenkomst voor een of meer bepaalde rechtshandelingen of rechtsbetrekkingen geschiedt en voor de gekozen woonplaats een redelijk belang aanwezig is (art. 1:15 B.W.).

      Indien de keuze bij langs elektronische weg aangegane overeenkomst geschiedt, is artikel 227a lid 1 van Boek 6 van overeenkomstige toepassing.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 4-03-2021; laatste bewerking 10-03-2023]

      Woonplaats (Titel 3, Boek 1 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!