Algemene bepalingen splitsing van rechtspersonen (Afd. 4, Titel 7, Boek 2 B.W.)
Inleiding algemene bepalingen splitsing rechtspersonen
In Afd. 4, Titel 7, Boek 2 B.W. worden nadere regels gegeven over splitsing van rechtspersonen. Dit betreft dus niet alleen kapitaalvennootschappen. Deze afdeling omvat 21 bepalingen (art. 2:334a B.W. tot en met art. 2:334u B.W.).
Onderscheid zuivere splitsing en afsplitsing
De wet onderscheidt in art. 2:334a lid 1 B.W. tussen zuivere splitsing en afsplitsing.
Zuivere splitsing is de rechtshandeling waarbij het vermogen van een rechtspersoon die bij de splitsing ophoudt te bestaan onder algemene titel overeenkomstig de aan de akte van splitsing gehechte beschrijving wordt verkregen door twee of meer andere rechtspersonen (art. 2:334a lid 2 B.W.).
Afsplitsing is de rechtshandeling waarbij het vermogen of een deel daarvan van een rechtspersoon die bij de splitsing niet ophoudt te bestaan onder algemene titel overeenkomstig de aan de akte van splitsing gehechte beschrijving wordt verkregen door een of meer andere rechtspersonen waarvan ten minste één overeenkomstig het bepaalde in deze of de volgende afdeling lidmaatschapsrechten of aandelen in zijn kapitaal toekent aan de leden of aan aandeelhouders van de splitsende rechtspersoon of waarvan ten minste één bij de splitsing door de splitsende rechtspersoon wordt opgericht (art. 2:334a lid 3 B.W.).
Partijen bij splitsing van een rechtspersoon
Partij bij de splitsing is de splitsende rechtspersoon alsmede elke verkrijgende rechtspersoon, met uitzondering van rechtspersonen die bij de splitsing worden opgericht (art. 2:334a lid 4 B.W.).
Zelfde rechtsvorm vereist bij splitsing
De partijen bij een splitsing moeten dezelfde rechtsvorm hebben (art. 2:334b lid 1 B.W.).
Aansprakelijkheid verkrijgende rechtspersoon bij splitsing
De verkrijgende rechtspersonen en de voortbestaande gesplitste rechtspersoon zijn aansprakelijk tot nakoming van de verbintenissen van de gesplitste rechtspersoon ten tijde van de splitsing (art. 2:334t lid 1 B.W.).
Aansprakelijkheid bij ondeelbare verbintenissen bij splitsing rechtspersoon
Voor ondeelbare verbintenissen zijn de verkrijgende rechtspersonen en de voortbestaande gesplitste rechtspersoon elk voor het geheel aansprakelijk (art. 2:334t lid 2 B.W.).
Zoals blijkt uit het arrest Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10 mei 2022 (Vesteda/Rabobank) kan bij het aangaan van een lening worden bedongen, dat de verbintenissen uit die lening ondeelbaar zijn. Dit vloeit voort uit de toepasselijkheid van de bepalingen inzake hoofdelijkheid, die op de splitsing van overeenkomstige toepassing zijn (zie hierna, art. 2:334t lid 5 B.W.).
Het Hof overweegt in r.o. 5.7 – met verwijzing naar het arrest HR 21 maart 2014 (Cofaze/Intergamma):
“Uit artikel 6:6 lid 2 BW volgt dat een prestatie c.q. schuld bij rechtshandeling ondeelbaar kan worden gemaakt. Zo kunnen partijen ook goederenrechtelijke werking geven aan een contractueel overdraagbaarheids- of verpandingsverbod”.
Aansprakelijkheid bij deelbare verbintenissen bij splitsing rechtspersoon
Voor deelbare verbintenissen is de verkrijgende rechtspersoon waarop de verbintenis is overgegaan of, zo de verbintenis niet op een verkrijgende rechtspersoon is overgegaan, de voortbestaande gesplitste rechtspersoon voor het geheel aansprakelijk. De aansprakelijkheid voor deelbare verbintenissen is voor elke andere rechtspersoon beperkt tot de waarde van het vermogen dat hij bij de splitsing heeft verkregen of behouden (art. 2:334t lid 3 B.W.).
Intreding aansprakelijkheid na splitsing pas na tekortkoming voortbestaande rechtspersoon
Andere rechtspersonen dan de rechtspersoon waarop de verbintenis is overgegaan of, zo de verbintenis niet op een verkrijgende rechtspersoon is overgegaan, dan de voortbestaande gesplitste rechtspersoon zijn niet tot nakoming gehouden voordat de laatstbedoelde rechtspersoon in de nakoming van de verbintenis is tekortgeschoten (art. 2:334t lid 4 B.W.).
Aansprakelijkheid na splitsing is hoofdelijke aansprakelijkheid
Ten aanzien van de aansprakelijkheid zijn de bepalingen betreffende hoofdelijke verbondenheid van overeenkomstige toepassing (art. 2:334t lid 5 B.W.). Zie ook de pagina Pluraliteit en hoofdelijkheid van schuldenaren.
Nog niet behandelde artikelen Afd. 4
De nog niet behandelde bepalingen van deze afdeling zullen nog nader worden uitgewerkt.
Auteur & Last edit
[MdV, 13-03-2022; laatste bewerking 30-05-2022]
Algemene bepalingen splitsing van rechtspersonen (Afd. 4, Titel 7, Boek 2 B.W.)
Inleiding algemene bepalingen splitsing rechtspersonen
In Afd. 4, Titel 7, Boek 2 B.W. worden nadere regels gegeven over splitsing van rechtspersonen. Dit betreft dus niet alleen kapitaalvennootschappen. Deze afdeling omvat 21 bepalingen (art. 2:334a B.W. tot en met art. 2:334u B.W.).
Onderscheid zuivere splitsing en afsplitsing
De wet onderscheidt in art. 2:334a lid 1 B.W. tussen zuivere splitsing en afsplitsing.
Zuivere splitsing is de rechtshandeling waarbij het vermogen van een rechtspersoon die bij de splitsing ophoudt te bestaan onder algemene titel overeenkomstig de aan de akte van splitsing gehechte beschrijving wordt verkregen door twee of meer andere rechtspersonen (art. 2:334a lid 2 B.W.).
Afsplitsing is de rechtshandeling waarbij het vermogen of een deel daarvan van een rechtspersoon die bij de splitsing niet ophoudt te bestaan onder algemene titel overeenkomstig de aan de akte van splitsing gehechte beschrijving wordt verkregen door een of meer andere rechtspersonen waarvan ten minste één overeenkomstig het bepaalde in deze of de volgende afdeling lidmaatschapsrechten of aandelen in zijn kapitaal toekent aan de leden of aan aandeelhouders van de splitsende rechtspersoon of waarvan ten minste één bij de splitsing door de splitsende rechtspersoon wordt opgericht (art. 2:334a lid 3 B.W.).
Partijen bij splitsing van een rechtspersoon
Partij bij de splitsing is de splitsende rechtspersoon alsmede elke verkrijgende rechtspersoon, met uitzondering van rechtspersonen die bij de splitsing worden opgericht (art. 2:334a lid 4 B.W.).
Zelfde rechtsvorm vereist bij splitsing
De partijen bij een splitsing moeten dezelfde rechtsvorm hebben (art. 2:334b lid 1 B.W.).
Aansprakelijkheid verkrijgende rechtspersoon bij splitsing
De verkrijgende rechtspersonen en de voortbestaande gesplitste rechtspersoon zijn aansprakelijk tot nakoming van de verbintenissen van de gesplitste rechtspersoon ten tijde van de splitsing (art. 2:334t lid 1 B.W.).
Aansprakelijkheid bij ondeelbare verbintenissen bij splitsing rechtspersoon
Voor ondeelbare verbintenissen zijn de verkrijgende rechtspersonen en de voortbestaande gesplitste rechtspersoon elk voor het geheel aansprakelijk (art. 2:334t lid 2 B.W.).
Zoals blijkt uit het arrest Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10 mei 2022 (Vesteda/Rabobank) kan bij het aangaan van een lening worden bedongen, dat de verbintenissen uit die lening ondeelbaar zijn. Dit vloeit voort uit de toepasselijkheid van de bepalingen inzake hoofdelijkheid, die op de splitsing van overeenkomstige toepassing zijn (zie hierna, art. 2:334t lid 5 B.W.).
Het Hof overweegt in r.o. 5.7 – met verwijzing naar het arrest HR 21 maart 2014 (Cofaze/Intergamma):
“Uit artikel 6:6 lid 2 BW volgt dat een prestatie c.q. schuld bij rechtshandeling ondeelbaar kan worden gemaakt. Zo kunnen partijen ook goederenrechtelijke werking geven aan een contractueel overdraagbaarheids- of verpandingsverbod”.
Aansprakelijkheid bij deelbare verbintenissen bij splitsing rechtspersoon
Voor deelbare verbintenissen is de verkrijgende rechtspersoon waarop de verbintenis is overgegaan of, zo de verbintenis niet op een verkrijgende rechtspersoon is overgegaan, de voortbestaande gesplitste rechtspersoon voor het geheel aansprakelijk. De aansprakelijkheid voor deelbare verbintenissen is voor elke andere rechtspersoon beperkt tot de waarde van het vermogen dat hij bij de splitsing heeft verkregen of behouden (art. 2:334t lid 3 B.W.).
Intreding aansprakelijkheid na splitsing pas na tekortkoming voortbestaande rechtspersoon
Andere rechtspersonen dan de rechtspersoon waarop de verbintenis is overgegaan of, zo de verbintenis niet op een verkrijgende rechtspersoon is overgegaan, dan de voortbestaande gesplitste rechtspersoon zijn niet tot nakoming gehouden voordat de laatstbedoelde rechtspersoon in de nakoming van de verbintenis is tekortgeschoten (art. 2:334t lid 4 B.W.).
Aansprakelijkheid na splitsing is hoofdelijke aansprakelijkheid
Ten aanzien van de aansprakelijkheid zijn de bepalingen betreffende hoofdelijke verbondenheid van overeenkomstige toepassing (art. 2:334t lid 5 B.W.). Zie ook de pagina Pluraliteit en hoofdelijkheid van schuldenaren.
Nog niet behandelde artikelen Afd. 4
De nog niet behandelde bepalingen van deze afdeling zullen nog nader worden uitgewerkt.
Auteur & Last edit
[MdV, 13-03-2022; laatste bewerking 30-05-2022]
Algemene bepalingen splitsing van rechtspersonen (Afd. 4, Titel 7, Boek 2 B.W.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!