Pagina inhoud

    Wetsvoorstel intrekking KEI digitaal procederen

    Intrekking KEI

    De Minister van Rechtsbescherming heeft besloten om zo spoedig mogelijk te stoppen met het digitaal procederen bij de rechtbanken Midden-Nederland en Gelderland. Digitaal procederen bij de Hoge Raad wordt niet stopgezet. Uit onderzoek is gebleken dat er teveel problemen zijn. De kosten zijn hoog en lopen alleen maar op. Ook het is niet makkelijk voor partijen om digitaal te procederen. Het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (“Rv.”) zal weer samengevoegd worden tot één versie. In dit blog worden de wijzigingen en de overgangsregelingen uit het Wetsvoorstel intrekking KEI op een rijtje gezet.

    Wat brengt de intrekking van de KEI-procedure met zich mee?

    Bij alle gerechten in eerste aanleg en hoger beroep gaat weer hetzelfde procesrecht van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gelden. De KEI-versie “digitaal procederen” van Rv. komt dus te vervallen. Wel wordt een aantal wijzigingen uit de KEI-procedure in de wet geïncorporeerd. Zoals de verruiming van de mogelijkheden voor een mondelinge behan­de­ling (art. 30k). Hierna zal op die aanpassingen worden ingegaan.

    Hoe snel zal dit gaan?

    In de Memorie van Toelichting geeft de Minister aan dat het nog niet duidelijk is wanneer de wijzigingen van de wetgeving uit 2016 zal worden doorgevoerd.  Er is echter wel gekozen voor een “Spoedwetgeving” omdat de wens bestaat de intrekking zo snel mogelijk te effectueren. Het wetsvoorstel tot intrekking is opgesteld in samenspraak met betrokken partijen (de Rechtspraak, de adviescommissie van de Hoge Raad, de NOVA en de KBvG).

    Overgangsregeling

    De regels van de KEI-procedure gelden na inwerkingtreding niet meer voor nieuwe zaken. Een KEI-zaak kan op twee wijzen worden ingeleid:

    1. De vordering wordt door middel van een procesinleiding op de website van de Rechtspraak ingediend en vervolgens wordt het oproepingsbericht bij de verweerder betekend of bezorgd. De KEI-wetgeving blijft van toepassing in alle zaken waarin de procesinleiding bij de rechtbank is ingediend voor de datum van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel (art. 112 Rv. digitaal).

    2. Het oproepingsbericht wordt eerst aan de verweerder betekend en daarna wordt de procesinleiding bij de rechtbank ingediend. In die gevallen blijft in alle zaken waarin het oproepingsbericht voor de datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel aan de verweerder is betekend (en de zaak eventueel nog niet bekend is bij de rechtbank), de KEI-wetgeving van toepassing (art. 113 Rv. digitaal).

    In Artikel I van de wetswijziging is opgenomen dat de rechter met toestemming van partijen elke zaak waarop de KEI-wetgeving van toepassing is, kan voortzetten volgens het recht zoals dat geldt bij de andere rechtbanken. De rechter kan met partijen ook een minder ver gaande aanpak afspreken, waarbij enkel wordt afgezien van verder gebruik van de digitale stukkenwisselingen en het overige gebruik van het elektronische systeem van de recht­spraak.

    Artikel II van het inwerkingtredingsbesluit van 24 april 2017 (Stb. 2017, 174) regelde welke wijzigingen enkel in werking zijn getreden voor de vorderingsprocedures met verplichte procesvertegenwoordiging voor de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland. Die wijzigingen worden nu als het ware teruggedraaid en voor die twee rechtbanken gaat vanaf de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel weer hetzelfde recht gelden dat geldt voor de overige rechtbanken.

    Verzet tegen een vonnis in een KEI-procedure gewezen zal gedaan moeten worden volgens het bepaalde in artikelen 143 Rv. en 376 Rv..

    Aanpassingen in het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering

    Mondelinge behandeling

    De artikelen 30k-30n Rv. uit de versie voor digitaal procederen worden in dit wetsvoorstel zo letterlijk mogelijk overgenomen in de artikelen 87-90 Rv.. De verwijzing in artikel 30r Rv. (over de NCC) naar een artikel uit de KEI-wetgeving, dat niet in werking is getreden, wordt gerepareerd.

    Artikel 30k Rv. biedt de rechter meer ruimte om de mondelinge behandeling af te stemmen op de bijzonderheden van de zaak en de wensen van partijen en hemzelf en om maatwerk te bieden. Partijen weten wat ze kunnen verwachten op een mondelinge behandeling en stukken moeten voorafgaand aan de mondelinge behandeling zijn ingediend. Dit wordt in het wetsvoorstel overgenomen in artikel 87 Rv..

    Verdere concrete punten uit het wetsvoorstel

    – Artikel 85 lid 4 Rv. gaat ten opzichte van artikel 87 lid 1 en 2 Rv. een vangnetregeling bevatten voor te laat ingediende stukken, zoals thans in artikel 85 Rv. digitaal was geregeld.

    – In artikel 30c Rv. wordt (blijft) de digitale handtekening onder processtukken bij de Hoge Raad gehandhaafd (vgl. art. 3:15a B.W.), waardoor de advocaat het zetten van zijn handtekening onder processtukken ook kan delegeren aan een medewerker. zie ook de pagina Elektronisch rechtsverkeer.

    – Artikel 30l Rv. gaat over de inlichtingen die partijen de rechter tijdens de mondelinge behandeling geven en is overgenomen in artikel 88.

    – Artikel 30m Rv. gaat over het beproeven van een schikking op de zitting en de regierol van de rechter als er geen schikking tot stand komt. In het wetsvoorstel is dit overgenomen in artikel 89 Rv..

    – Artikel 30n Rv. gaat over het proces-verbaal van de zitting en maakt het mogelijk dat het proces-verbaal ook kan bestaan uit een beeld- of geluidsopname van de zitting. Het is overgenomen in artikel 90 Rv..

    – Verder vervalt artikel 134 Rv., dat betrekking heeft op het pleidooi. In de KEI-wetgeving is het pleidooi als afzonderlijke proceshandeling komen te vervallen, omdat de rechter partijen altijd in de gelegenheid moet stellen om hun standpunt over de zaak mondeling toe te lichten.

    – Het schrappen van het pleidooi maakt tevens wijziging van artikel 344 Rv. noodzakelijk, waarin het pleidooi voorkomt.

    – In artikel 191 Rv. (voorlopig getuigenverhoor) en artikel 1019ij Rv. (deelgeschillen letselschade) wordt een verwijzing opgenomen naar het gewijzigde artikel 87 en 88 Rv. wordt verwezen. Ook in artikel 279 Rv. (verzoekschriftprocedure) zal worden verwezen naar de regeling over mondelinge behandeling in artikel 87 e.v. Rv..

    – In de plaats van artikel 30i, vierde lid Rv. wordt verwezen naar artikel 128, lid 3 Rv. Deze bepalingen stemming inhoudelijk overeen.

    – Verder zijn de verwijzingen naar de artikelen 180, eerste lid, 198, vijfde lid, en 201, vierde lid, Rv. in het zevende lid van artikel 90 (artikel 30n, zevende lid) Rv. niet overgenomen. De genoemde artikelen waarin de mogelijkheid van een beeld- of geluidsopname ter vervanging van het proces-verbaal afzonderlijk is geregeld, worden meegenomen bij de aanpassing van het bewijsrecht.

    – De artikelen 131 en 132 Rv. worden op enkele wetstechnische punten aangepast. De term “verschijning van partijen ter terechtzitting” wordt vervangen door “mondelinge behandeling”, in overeenstemming met de nieuwe terminologie van artikel 87 Rv.. Daarnaast vervalt in artikel 131 de verwijzing naar artikel 88 Rv., omdat zowel de schikkings- als de inlichtingencomparitie van artikel 87 Rv. respectievelijk artikel 88 Rv. in het voorgestelde artikel 87 Rv. zijn opgenomen.

    Het onderdeel KEI-Toezicht (een communicatieplatform voor curatoren en bewindvoerders met de rechtbanken) blijft gehandhaafd.

    Bron: Kamerstukken II 2018/19, 35715, 3.

    Auteur: Idanise Daniel en Maarten de Vries
    [29-03-2019]

    Pagina inhoud

      Wetsvoorstel intrekking KEI digitaal procederen

      Intrekking KEI

      De Minister van Rechtsbescherming heeft besloten om zo spoedig mogelijk te stoppen met het digitaal procederen bij de rechtbanken Midden-Nederland en Gelderland. Digitaal procederen bij de Hoge Raad wordt niet stopgezet. Uit onderzoek is gebleken dat er teveel problemen zijn. De kosten zijn hoog en lopen alleen maar op. Ook het is niet makkelijk voor partijen om digitaal te procederen. Het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (“Rv.”) zal weer samengevoegd worden tot één versie. In dit blog worden de wijzigingen en de overgangsregelingen uit het Wetsvoorstel intrekking KEI op een rijtje gezet.

      Wat brengt de intrekking van de KEI-procedure met zich mee?

      Bij alle gerechten in eerste aanleg en hoger beroep gaat weer hetzelfde procesrecht van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gelden. De KEI-versie “digitaal procederen” van Rv. komt dus te vervallen. Wel wordt een aantal wijzigingen uit de KEI-procedure in de wet geïncorporeerd. Zoals de verruiming van de mogelijkheden voor een mondelinge behan­de­ling (art. 30k). Hierna zal op die aanpassingen worden ingegaan.

      Hoe snel zal dit gaan?

      In de Memorie van Toelichting geeft de Minister aan dat het nog niet duidelijk is wanneer de wijzigingen van de wetgeving uit 2016 zal worden doorgevoerd.  Er is echter wel gekozen voor een “Spoedwetgeving” omdat de wens bestaat de intrekking zo snel mogelijk te effectueren. Het wetsvoorstel tot intrekking is opgesteld in samenspraak met betrokken partijen (de Rechtspraak, de adviescommissie van de Hoge Raad, de NOVA en de KBvG).

      Overgangsregeling

      De regels van de KEI-procedure gelden na inwerkingtreding niet meer voor nieuwe zaken. Een KEI-zaak kan op twee wijzen worden ingeleid:

      1. De vordering wordt door middel van een procesinleiding op de website van de Rechtspraak ingediend en vervolgens wordt het oproepingsbericht bij de verweerder betekend of bezorgd. De KEI-wetgeving blijft van toepassing in alle zaken waarin de procesinleiding bij de rechtbank is ingediend voor de datum van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel (art. 112 Rv. digitaal).

      2. Het oproepingsbericht wordt eerst aan de verweerder betekend en daarna wordt de procesinleiding bij de rechtbank ingediend. In die gevallen blijft in alle zaken waarin het oproepingsbericht voor de datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel aan de verweerder is betekend (en de zaak eventueel nog niet bekend is bij de rechtbank), de KEI-wetgeving van toepassing (art. 113 Rv. digitaal).

      In Artikel I van de wetswijziging is opgenomen dat de rechter met toestemming van partijen elke zaak waarop de KEI-wetgeving van toepassing is, kan voortzetten volgens het recht zoals dat geldt bij de andere rechtbanken. De rechter kan met partijen ook een minder ver gaande aanpak afspreken, waarbij enkel wordt afgezien van verder gebruik van de digitale stukkenwisselingen en het overige gebruik van het elektronische systeem van de recht­spraak.

      Artikel II van het inwerkingtredingsbesluit van 24 april 2017 (Stb. 2017, 174) regelde welke wijzigingen enkel in werking zijn getreden voor de vorderingsprocedures met verplichte procesvertegenwoordiging voor de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland. Die wijzigingen worden nu als het ware teruggedraaid en voor die twee rechtbanken gaat vanaf de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel weer hetzelfde recht gelden dat geldt voor de overige rechtbanken.

      Verzet tegen een vonnis in een KEI-procedure gewezen zal gedaan moeten worden volgens het bepaalde in artikelen 143 Rv. en 376 Rv..

      Aanpassingen in het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering

      Mondelinge behandeling

      De artikelen 30k-30n Rv. uit de versie voor digitaal procederen worden in dit wetsvoorstel zo letterlijk mogelijk overgenomen in de artikelen 87-90 Rv.. De verwijzing in artikel 30r Rv. (over de NCC) naar een artikel uit de KEI-wetgeving, dat niet in werking is getreden, wordt gerepareerd.

      Artikel 30k Rv. biedt de rechter meer ruimte om de mondelinge behandeling af te stemmen op de bijzonderheden van de zaak en de wensen van partijen en hemzelf en om maatwerk te bieden. Partijen weten wat ze kunnen verwachten op een mondelinge behandeling en stukken moeten voorafgaand aan de mondelinge behandeling zijn ingediend. Dit wordt in het wetsvoorstel overgenomen in artikel 87 Rv..

      Verdere concrete punten uit het wetsvoorstel

      – Artikel 85 lid 4 Rv. gaat ten opzichte van artikel 87 lid 1 en 2 Rv. een vangnetregeling bevatten voor te laat ingediende stukken, zoals thans in artikel 85 Rv. digitaal was geregeld.

      – In artikel 30c Rv. wordt (blijft) de digitale handtekening onder processtukken bij de Hoge Raad gehandhaafd (vgl. art. 3:15a B.W.), waardoor de advocaat het zetten van zijn handtekening onder processtukken ook kan delegeren aan een medewerker. zie ook de pagina Elektronisch rechtsverkeer.

      – Artikel 30l Rv. gaat over de inlichtingen die partijen de rechter tijdens de mondelinge behandeling geven en is overgenomen in artikel 88.

      – Artikel 30m Rv. gaat over het beproeven van een schikking op de zitting en de regierol van de rechter als er geen schikking tot stand komt. In het wetsvoorstel is dit overgenomen in artikel 89 Rv..

      – Artikel 30n Rv. gaat over het proces-verbaal van de zitting en maakt het mogelijk dat het proces-verbaal ook kan bestaan uit een beeld- of geluidsopname van de zitting. Het is overgenomen in artikel 90 Rv..

      – Verder vervalt artikel 134 Rv., dat betrekking heeft op het pleidooi. In de KEI-wetgeving is het pleidooi als afzonderlijke proceshandeling komen te vervallen, omdat de rechter partijen altijd in de gelegenheid moet stellen om hun standpunt over de zaak mondeling toe te lichten.

      – Het schrappen van het pleidooi maakt tevens wijziging van artikel 344 Rv. noodzakelijk, waarin het pleidooi voorkomt.

      – In artikel 191 Rv. (voorlopig getuigenverhoor) en artikel 1019ij Rv. (deelgeschillen letselschade) wordt een verwijzing opgenomen naar het gewijzigde artikel 87 en 88 Rv. wordt verwezen. Ook in artikel 279 Rv. (verzoekschriftprocedure) zal worden verwezen naar de regeling over mondelinge behandeling in artikel 87 e.v. Rv..

      – In de plaats van artikel 30i, vierde lid Rv. wordt verwezen naar artikel 128, lid 3 Rv. Deze bepalingen stemming inhoudelijk overeen.

      – Verder zijn de verwijzingen naar de artikelen 180, eerste lid, 198, vijfde lid, en 201, vierde lid, Rv. in het zevende lid van artikel 90 (artikel 30n, zevende lid) Rv. niet overgenomen. De genoemde artikelen waarin de mogelijkheid van een beeld- of geluidsopname ter vervanging van het proces-verbaal afzonderlijk is geregeld, worden meegenomen bij de aanpassing van het bewijsrecht.

      – De artikelen 131 en 132 Rv. worden op enkele wetstechnische punten aangepast. De term “verschijning van partijen ter terechtzitting” wordt vervangen door “mondelinge behandeling”, in overeenstemming met de nieuwe terminologie van artikel 87 Rv.. Daarnaast vervalt in artikel 131 de verwijzing naar artikel 88 Rv., omdat zowel de schikkings- als de inlichtingencomparitie van artikel 87 Rv. respectievelijk artikel 88 Rv. in het voorgestelde artikel 87 Rv. zijn opgenomen.

      Het onderdeel KEI-Toezicht (een communicatieplatform voor curatoren en bewindvoerders met de rechtbanken) blijft gehandhaafd.

      Bron: Kamerstukken II 2018/19, 35715, 3.

      Auteur: Idanise Daniel en Maarten de Vries
      [29-03-2019]

      Meer actualiteiten