Pagina inhoud

    Geldend maken van de legitieme portie (Par. 2, Afd. 3, Titel 4, Boek 4 B.W.)

    Inleiding geldend maken van de legitieme portie

    Par. 3, Afd. 3, Titel 4, Boek 4 B.W. regelt de wet, op welke wijze de legitieme portie geldend gemaakt moet worden. Deze paragraaf omvat 14 bepalingen (art. 4:79 B.W. tot en met art. 4:92 B.W.). De ‘legitieme portie’ is een wettelijk minimum aandeel dat aan degenen toekomt, die zonder uiterste wilsbeschikking de erfgenamen zouden zijn. Het gaat hierbij alleen om in neergaande lijn (de kinderen). De rechthebbende op de legitieme portie wordt ‘legitimaris’ genoemd.

    Vorderingsrecht legitimaris op erfgenamen of op een begiftigde

    De legitimaris kan volgens art. 4:79 B.W. de aanspraak op grond van de legitieme portie een vorderingsrecht hebben hetzij:

    a. op de gezamenlijke erfgenamen, dan wel op de echtgenoot van de erflater, door daarop aanspraak te maken overeenkomstig art. 4:80 lid 1 B.W., dan wel

    b. op een begiftigde, door inkorting als bedoeld in art. 4:89 B.W..

    Vordering legitimaris jegens de gezamenlijke erfgenamen

    Een legitimaris die daarop aanspraak maakt, heeft volgens art. 4:80 lid 1 B.W. terzake van hetgeen hem met inachtneming van art. 4:70 B.W. tot en met art. 4:76 B.W. als legitieme portie toekomt, een vordering in geld op de gezamenlijke erfgenamen.

    De schuld ter zake van een legitieme portie waarop krachtens art. 4:80 BW aanspraak wordt gemaakt, is een schuld van de nalatenschap (art. 4:7 lid 1, onder g, BW). Vandaar dat die vordering tegen de gezamenlijke erfgenamen moet worden ingesteld. Is er echter een executeur testamentair, dan is die degene jegens wie de vordering ingesteld moet worden, omdat de executeur de erfgenamen ‘privatief’ (oftewel met uitsluiting van de door hem vertegenwoordigde erfgenamen) vertegenwoordigt. Aldus ook HR 1 april 2022 (legitieme portie uitgesloten zoon) en Parl. Gesch. Nieuw BW Boek 4, p. 961..

    Zie voor de executeur testamentair ook de pagina Executeur testamentair.

    Wanneer de nalatenschap is verdeeld overeenkomstig art. 4:13 B.W., dan heeft de legitimaris een vordering op de als erfgenaam achtergelaten echtgenoot van de erflater. Zie voor deze vorm van verdeling ook de pagina Erfopvolging bij versterf van de niet gescheiden echtgenoot en kinderen.

    De verdere bepalingen worden nader uitgewerkt.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 3-04-2022]

    Geldend maken van de legitieme portie (Par. 2, Afd. 3, Titel 4, Boek 4 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Geldend maken van de legitieme portie (Par. 2, Afd. 3, Titel 4, Boek 4 B.W.)

      Inleiding geldend maken van de legitieme portie

      Par. 3, Afd. 3, Titel 4, Boek 4 B.W. regelt de wet, op welke wijze de legitieme portie geldend gemaakt moet worden. Deze paragraaf omvat 14 bepalingen (art. 4:79 B.W. tot en met art. 4:92 B.W.). De ‘legitieme portie’ is een wettelijk minimum aandeel dat aan degenen toekomt, die zonder uiterste wilsbeschikking de erfgenamen zouden zijn. Het gaat hierbij alleen om in neergaande lijn (de kinderen). De rechthebbende op de legitieme portie wordt ‘legitimaris’ genoemd.

      Vorderingsrecht legitimaris op erfgenamen of op een begiftigde

      De legitimaris kan volgens art. 4:79 B.W. de aanspraak op grond van de legitieme portie een vorderingsrecht hebben hetzij:

      a. op de gezamenlijke erfgenamen, dan wel op de echtgenoot van de erflater, door daarop aanspraak te maken overeenkomstig art. 4:80 lid 1 B.W., dan wel

      b. op een begiftigde, door inkorting als bedoeld in art. 4:89 B.W..

      Vordering legitimaris jegens de gezamenlijke erfgenamen

      Een legitimaris die daarop aanspraak maakt, heeft volgens art. 4:80 lid 1 B.W. terzake van hetgeen hem met inachtneming van art. 4:70 B.W. tot en met art. 4:76 B.W. als legitieme portie toekomt, een vordering in geld op de gezamenlijke erfgenamen.

      De schuld ter zake van een legitieme portie waarop krachtens art. 4:80 BW aanspraak wordt gemaakt, is een schuld van de nalatenschap (art. 4:7 lid 1, onder g, BW). Vandaar dat die vordering tegen de gezamenlijke erfgenamen moet worden ingesteld. Is er echter een executeur testamentair, dan is die degene jegens wie de vordering ingesteld moet worden, omdat de executeur de erfgenamen ‘privatief’ (oftewel met uitsluiting van de door hem vertegenwoordigde erfgenamen) vertegenwoordigt. Aldus ook HR 1 april 2022 (legitieme portie uitgesloten zoon) en Parl. Gesch. Nieuw BW Boek 4, p. 961..

      Zie voor de executeur testamentair ook de pagina Executeur testamentair.

      Wanneer de nalatenschap is verdeeld overeenkomstig art. 4:13 B.W., dan heeft de legitimaris een vordering op de als erfgenaam achtergelaten echtgenoot van de erflater. Zie voor deze vorm van verdeling ook de pagina Erfopvolging bij versterf van de niet gescheiden echtgenoot en kinderen.

      De verdere bepalingen worden nader uitgewerkt.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 3-04-2022]

      Geldend maken van de legitieme portie (Par. 2, Afd. 3, Titel 4, Boek 4 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!