Pagina inhoud

    Algemene bepalingen incidentele vorderingen (Par. 1, Afd. 10, Titel 2, Boek 1 Rv.)

    Inleiding algemene bepalingen incidenten

    In de dagvaardingsprocedure kunnen zogeheten “incidenten” worden opgeworpen. Dit zijn vorderingen en verzoeken, waarmee de procespartijen de rechter een verzoek kunnen doen in het kader van de eigenlijke procedure.

    Algemene bepalingen

    Er zijn wat betreft het instellen van incidentele vorderingen twee belangrijke algemene bepalingen: art. 208 Rv. en art. 209 Rv..

    Geen gesloten systeem van incidenten in procedures

    Bij lezing van art. 208 Rv. kan de indruk ontstaan, dat het aantal incidenten een limitatieve opsomming is. Dat is volgens de Hoge Raad echter niet zo. Je kunt dus altijd een incident opwerpen, dat de rechter eerst moet beoordelen.

    Voorbeelden van niet in de wet genoemde incidenten zijn de ‘exceptio plurium litis consortium’ (de eiser had alle bij de rechtsrelatie betrokken partijen in rechte moeten betrekken) of een bevoegdheidsincident. Of incident van beraad na overlijden van een procespartij.

    Tijdstip van opwerpen van incident in procedure

    Voor sommige incidenten geldt, dat die meteen aan het begin van de procedure opgeworpen moeten worden. Afhankelijk van het soort incident kan dit echter in bepaalde situaties ook later.

    Incident tegelijk met antwoord?

    Je hoeft altijd niet tegelijkertijd met het incident tevens de conclusie van antwoord te nemen (in te dienen). Bij twijfel verstandig tevens van antwoord dienen. Bij incident tot beraad niet, want de kern daarvan is juist dat je tijd krijgt om je te beraden hoe verder.

    In de Asser serie wordt gesuggereerd dat een gedaagde die bij wijze van provisionele vordering bijvoorbeeld een gelegd beslag wil laten opheffen, er doet verstandig aan doet tevens van antwoord te dienen. Hij loopt anders het risico dat de rechter akte niet dienen verleent, waarmee tevens het belang bij de provisionele vordering kan komen te vervallen.

    Praktische oplossing: gewoon de (rol)rechter benaderen of die instemt met het uitstel van antwoord.

    Hoger beroep incident?

    Regels van art. 337 Rv. gelden maar bij een provisioneel vonnis is wel beroep mogelijk. Een afwijzende beslissing op een bevoegdheidsincident is een eindvonnis dus daartegen kan altijd hoger beroep worden ingesteld. Dit geldt bij voorbeeld ook voor afwijzing van een incident tot voeging of tussenkomst. Zie de pagina Voeging en tussenkomst.

    Incident opwerpen bij dagvaarding of bij afzonderlijke conclusie

    In art. 208 lid 1 Rv. is bepaald, dat incidentele vorderingen worden ingesteld bij dagvaarding of bij met redenen omklede conclusie. Wanneer de vordering bij dagvaarding wordt ingesteld, betreft dit uiteraard een voorziening die door de eisende partij wordt ingesteld.

    Incident van de kant van gedaagde (verweerder)

    De gedaagde kan bij de conclusie van antwoord een incidenten opwerpen, bijvoorbeeld een vrijwaringsincident.

    Concentratie van incidenten

    Maar ook verderop in de procedure kunnen partijen beide incidenten opwerpen. Om te voorkomen, dat de procedure verwordt tot een oerwoud van incidenten, bepaalt art. 208 lid 3 Rv. dat incidenten zoveel mogelijk tegelijkertijd worden ingesteld. Dat geeft de rechter een kapstok om een te grote wildgroei aan incidenten tegen te gaan.

    Processuele regels gelden ook voor incidenten

    In art. 208 lid 1 Rv. wordt uitdrukkelijk vermeld, dat ook bij incidenten de art. 85 Rv., art. 86 Rv., art. 128 Rv. en art. 133 Rv. van toepassing zijn. Dit betekent:

    Art. 85 Rv. bepaalt, dat stukken ter onderbouwing van een vordering direct in het geding gebracht moeten worden. De wederpartij krijgt de gelegenheid daarop te reageren (hoor en wederhoor). Zie nader de pagina Algemene bepalingen dagvaardingsprocedure. Art. 86 Rv. gaat over het teruggeven van ter griffie gedeponeerde stukken.

    Art. 128 Rv. gaat over de formele gang van zaken in de procedure, die nader zijn geregeld in het procesreglement. Evenals art. 133 Rv., dat gaat over de (uitstel)termijnen voor de proceshandelingen (al dan niet op de digitale rol). Zie ook de pagina Verloop van de procedure.

    Geen repliek en dupliek meer (in beginsel)

    In het kader van de herziening van het procesrecht in 2002 zijn de repliek en dupliek – die voordien standaard waren – tot uitzondering gemaakt. Zie art. 208 lid 2 Rv.. De standaard procesgang is thans: dagvaarding (procesinleiding) en antwoord (met evt. tegenvordering). En daarna volgt nagenoeg automatisch de comparitie na antwoord.

    Vooraf beslissen op het incident?

    Met name wanneer een incident wordt opgeworpen kan de rechter echter anders besluiten. Art. 209 Rv. bepaalt namelijk het volgende:

    Op de incidentele vorderingen wordt, indien de zaak dat medebrengt, eerst en vooraf beslist”.

    De rechter dient te beoordelen, of eerst op het incident beslist moet worden – dan wordt dit een procedure binnen de procedure, die de hoofdzaak vertraagt – of dat dit tegelijk met de hoofdzaak kan worden afgedaan. Daarbij let de rechter op de inhoud van het verzoek, de belangen van partijen en het belang van een doelmatige en voortvarende procesvoering.

    Wanneer eerst het incident wordt afgedaan, dan bepaalt de tweede zinsnede van art. 209 Rv. dat de rechter in diens beslissing in het incident de procedure in de hoofdzaak dan weer naar een nadere roldatum zal verwijzen:

    “Voor zover de hoofdzaak niet gelijktijdig is afgedaan, bepaalt de rechter bij de beslissing op het incident tevens de dag waarop de zaak weer op de rol zal komen”.

    Hoe moet een incidentele vordering worden ingekleed?

    De incidentele conclusie kan hetzij in een afzonderlijk processtuk worden neergelegd, hetzij in de dagvaarding of de conclusie van antwoord zelf.

    Let er op, dat het in feite een apart processtuk is (die kan leiden tot een afzonderlijke procedure binnen de procedure, zie boven).
    Het moet voor de rechter glashelder zijn wat het incidentele vordering of verzoek is: aan het incident moet in het lichaam van het processtuk dus een eigen motivering en de daarmee verband houdende stellingen omtrent de feiten en omtrent het recht – en waar nodig een bewijsaanbod – ten grondslag gelegd worden.

    Belangrijk is ook, dat er een afzonderlijk petitum geformuleerd moet worden. En tot slot is het ook zonder meer aan te raden in de kop van het processtuk (behoudens de dagvaarding, waar dit vanwege de vormvereisten minder goed past) duidelijk te vermelden dat en welk incident wordt ingesteld (“tevens houdende incidentele conclusie tot…”).

    Auteur & Last edit

    [MdV, 25-01-2019; laatste bewerking 23-05-2023]

    Algemene bepalingen incidentele vorderingen (Par. 1, Afd. 10, Titel 2, Boek 1 Rv.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Algemene bepalingen incidentele vorderingen (Par. 1, Afd. 10, Titel 2, Boek 1 Rv.)

      Inleiding algemene bepalingen incidenten

      In de dagvaardingsprocedure kunnen zogeheten “incidenten” worden opgeworpen. Dit zijn vorderingen en verzoeken, waarmee de procespartijen de rechter een verzoek kunnen doen in het kader van de eigenlijke procedure.

      Algemene bepalingen

      Er zijn wat betreft het instellen van incidentele vorderingen twee belangrijke algemene bepalingen: art. 208 Rv. en art. 209 Rv..

      Geen gesloten systeem van incidenten in procedures

      Bij lezing van art. 208 Rv. kan de indruk ontstaan, dat het aantal incidenten een limitatieve opsomming is. Dat is volgens de Hoge Raad echter niet zo. Je kunt dus altijd een incident opwerpen, dat de rechter eerst moet beoordelen.

      Voorbeelden van niet in de wet genoemde incidenten zijn de ‘exceptio plurium litis consortium’ (de eiser had alle bij de rechtsrelatie betrokken partijen in rechte moeten betrekken) of een bevoegdheidsincident. Of incident van beraad na overlijden van een procespartij.

      Tijdstip van opwerpen van incident in procedure

      Voor sommige incidenten geldt, dat die meteen aan het begin van de procedure opgeworpen moeten worden. Afhankelijk van het soort incident kan dit echter in bepaalde situaties ook later.

      Incident tegelijk met antwoord?

      Je hoeft altijd niet tegelijkertijd met het incident tevens de conclusie van antwoord te nemen (in te dienen). Bij twijfel verstandig tevens van antwoord dienen. Bij incident tot beraad niet, want de kern daarvan is juist dat je tijd krijgt om je te beraden hoe verder.

      In de Asser serie wordt gesuggereerd dat een gedaagde die bij wijze van provisionele vordering bijvoorbeeld een gelegd beslag wil laten opheffen, er doet verstandig aan doet tevens van antwoord te dienen. Hij loopt anders het risico dat de rechter akte niet dienen verleent, waarmee tevens het belang bij de provisionele vordering kan komen te vervallen.

      Praktische oplossing: gewoon de (rol)rechter benaderen of die instemt met het uitstel van antwoord.

      Hoger beroep incident?

      Regels van art. 337 Rv. gelden maar bij een provisioneel vonnis is wel beroep mogelijk. Een afwijzende beslissing op een bevoegdheidsincident is een eindvonnis dus daartegen kan altijd hoger beroep worden ingesteld. Dit geldt bij voorbeeld ook voor afwijzing van een incident tot voeging of tussenkomst. Zie de pagina Voeging en tussenkomst.

      Incident opwerpen bij dagvaarding of bij afzonderlijke conclusie

      In art. 208 lid 1 Rv. is bepaald, dat incidentele vorderingen worden ingesteld bij dagvaarding of bij met redenen omklede conclusie. Wanneer de vordering bij dagvaarding wordt ingesteld, betreft dit uiteraard een voorziening die door de eisende partij wordt ingesteld.

      Incident van de kant van gedaagde (verweerder)

      De gedaagde kan bij de conclusie van antwoord een incidenten opwerpen, bijvoorbeeld een vrijwaringsincident.

      Concentratie van incidenten

      Maar ook verderop in de procedure kunnen partijen beide incidenten opwerpen. Om te voorkomen, dat de procedure verwordt tot een oerwoud van incidenten, bepaalt art. 208 lid 3 Rv. dat incidenten zoveel mogelijk tegelijkertijd worden ingesteld. Dat geeft de rechter een kapstok om een te grote wildgroei aan incidenten tegen te gaan.

      Processuele regels gelden ook voor incidenten

      In art. 208 lid 1 Rv. wordt uitdrukkelijk vermeld, dat ook bij incidenten de art. 85 Rv., art. 86 Rv., art. 128 Rv. en art. 133 Rv. van toepassing zijn. Dit betekent:

      Art. 85 Rv. bepaalt, dat stukken ter onderbouwing van een vordering direct in het geding gebracht moeten worden. De wederpartij krijgt de gelegenheid daarop te reageren (hoor en wederhoor). Zie nader de pagina Algemene bepalingen dagvaardingsprocedure. Art. 86 Rv. gaat over het teruggeven van ter griffie gedeponeerde stukken.

      Art. 128 Rv. gaat over de formele gang van zaken in de procedure, die nader zijn geregeld in het procesreglement. Evenals art. 133 Rv., dat gaat over de (uitstel)termijnen voor de proceshandelingen (al dan niet op de digitale rol). Zie ook de pagina Verloop van de procedure.

      Geen repliek en dupliek meer (in beginsel)

      In het kader van de herziening van het procesrecht in 2002 zijn de repliek en dupliek – die voordien standaard waren – tot uitzondering gemaakt. Zie art. 208 lid 2 Rv.. De standaard procesgang is thans: dagvaarding (procesinleiding) en antwoord (met evt. tegenvordering). En daarna volgt nagenoeg automatisch de comparitie na antwoord.

      Vooraf beslissen op het incident?

      Met name wanneer een incident wordt opgeworpen kan de rechter echter anders besluiten. Art. 209 Rv. bepaalt namelijk het volgende:

      Op de incidentele vorderingen wordt, indien de zaak dat medebrengt, eerst en vooraf beslist”.

      De rechter dient te beoordelen, of eerst op het incident beslist moet worden – dan wordt dit een procedure binnen de procedure, die de hoofdzaak vertraagt – of dat dit tegelijk met de hoofdzaak kan worden afgedaan. Daarbij let de rechter op de inhoud van het verzoek, de belangen van partijen en het belang van een doelmatige en voortvarende procesvoering.

      Wanneer eerst het incident wordt afgedaan, dan bepaalt de tweede zinsnede van art. 209 Rv. dat de rechter in diens beslissing in het incident de procedure in de hoofdzaak dan weer naar een nadere roldatum zal verwijzen:

      “Voor zover de hoofdzaak niet gelijktijdig is afgedaan, bepaalt de rechter bij de beslissing op het incident tevens de dag waarop de zaak weer op de rol zal komen”.

      Hoe moet een incidentele vordering worden ingekleed?

      De incidentele conclusie kan hetzij in een afzonderlijk processtuk worden neergelegd, hetzij in de dagvaarding of de conclusie van antwoord zelf.

      Let er op, dat het in feite een apart processtuk is (die kan leiden tot een afzonderlijke procedure binnen de procedure, zie boven).
      Het moet voor de rechter glashelder zijn wat het incidentele vordering of verzoek is: aan het incident moet in het lichaam van het processtuk dus een eigen motivering en de daarmee verband houdende stellingen omtrent de feiten en omtrent het recht – en waar nodig een bewijsaanbod – ten grondslag gelegd worden.

      Belangrijk is ook, dat er een afzonderlijk petitum geformuleerd moet worden. En tot slot is het ook zonder meer aan te raden in de kop van het processtuk (behoudens de dagvaarding, waar dit vanwege de vormvereisten minder goed past) duidelijk te vermelden dat en welk incident wordt ingesteld (“tevens houdende incidentele conclusie tot…”).

      Auteur & Last edit

      [MdV, 25-01-2019; laatste bewerking 23-05-2023]

      Algemene bepalingen incidentele vorderingen (Par. 1, Afd. 10, Titel 2, Boek 1 Rv.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!