Gerechtelijke bewaring (Afd. 2, Titel 7, Boek III Rv.)
Inleiding gerechtelijke bewaring
Afd. 2, Titel 7, Boek III Rv. vinden we de wettelijke regeling inzake gerechtelijke bewaring. Men spreekt ook wel van “sekwestratie”. Deze regeling lijkt zeer omvangrijk. Maar feitelijk gaat het maar om 9 bepalingen: art. 853 Rv. tot en met art. 861 Rv.. De rest (art. 862 t/m 984 Rv.) is vervallen.
Op gerechtelijke bewaring is de regeling van bewaarneming van toepassing
Op de gerechtelijke bewaring is ook de wettelijke regeling in Titel 9, Boek 7 B.W. inzake de overeenkomst tot bewaarneming van toepassing. Zie de pagina Bewaarneming.
Zie PHR 20 juni 2017 (Stichting Gladiolencombinatie), HR 13 september 2013 (UHG), rov. 3.6.2 en 3.7.3 en Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 30 mei 2007 (EBM/ESQ), rov. 3.5.6.
Vgl. ook Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 28 juni 1999 (Boreas/de Bont).
Wanneer is gerechtelijke bewaring mogelijk?
Blijkens art. 853 Rv. is de mogelijkheid van gerechtelijke bewaring in een aantal gevallen in de wet voorzien. Zoals in:
– art. 445 Rv. voor executoriaal beslag op contant geld en waardepapieren;
– art. 446 Rv. voor executoriaal beslag op roerende zaken;
– art. 709 Rv. voor sekwestratie bij conservatoir beslag.
Zie de pagina Executoriaal beslag op roerende zaken die geen registergoederen zijn en de pagina Algemene bepalingen conservatoir beslag.
En ook kan gerechtelijke bewaring door een ander dan de huidige bewaarder worden gevorderd van een verpande zaak, bij verwaarlozing van de verpande roerende zaak door degeen die deze onder zich heeft (art. 3:257 B.W.). Zie ook de pagina Pandrecht. En verder is de schuldenaar bevoegd – bij een verplichting tot betaling van een geldsom of afgifte van een zaak – deze in bewaring te stellen als er sprake is van schuldeisersverzuim (art. 6:66 B.W.). Zie ook de pagina Schuldeisersverzuim. Vgl. hierover de conclusie van de P-G d.d. 13 mei 2016 inzake een geschil over de afwikkeling van een onroerend goed transactie (randnr. 3.13.2 e.v.).
Daarnaast kan gerechtelijke bewaring steeds door de Voorzieningenrechter in kort geding worden bevolen (zie ook de pagina Kort geding).
Van bewaring is ook sprake als er bewijsbeslag is gelegd op grond van art. 843a Rv.. De bescheiden (tegenwoordig vaak digitale informatie) worden in gerechtelijke bewaring gegeven totdat is beslist of degeen die deze in beslag heeft laten nemen daarin inzage mag nemen. Vgl. Hof Den Haag 13 februari 2018 (MOEG c.s./Intertech Mechanical). En Rb. Midden Nederland 2 november 2018 (Tomra Sorting Ltd./Kiremko).
Wie kan worden aangewezen als bewaarder?
De rechter wijst de bewaarder aan (art. 854 Rv.). Daarbij moet zijn voldaan aan twee voorwaarden: (i) de bewaarder moet bereid zijn de bewaring op zich te nemen en (ii) de rechter moet de bewaarder daartoe geschikt achten.
Ook de deurwaarder kan – bij beslaglegging op de voet van art. 446 Rv. – een bewaarder aanwijzen, als hij ter plaatse geen tegen een redelijk loon tot bewaring bereid vindt, die voor de bewaring van de zaken was aangewezen.
Bewaring van roerende zaken
De bewaarder ontvangt van de opdrachtgever tot bewaring van roerende zaken (niet-registergoederen) het gerechtelijk bevel op grond waarvan de bewaring plaatsvindt (art. 855 lid 1 Rv.). De bewaarder geeft van zijn kant een ontvangstbewijs af (art. 855 lid 2 Rv.).
Voorwaarden voor de bewaargeving
De bewaargeving vindt plaats volgens de “gebruikelijke voorwaarden” (art. 856 lid 1 Rv.). Blijkens Rb. Arnhem 5 december 2007 (beslagene eigenaar jacht/bewaarder en beslaglegger) betekent dit niet, dat de voor bewaring van jachten in de jachthaven gebruikelijke HISWA voorwaarden van toepassing zijn op de bewaring. De bewaarder en beslaglegger werden aansprakelijk gesteld voor de verwaarlozing en schade door total loss raken van de onder beslag in bewaring gegeven boot.
De kosten van liggeld en electra komen niet enkel en alleen als gevolg van het beslag en de daarop volgende bewaring voor rekening van de beslaglegger, aldus r.o. 3.53 in Hof Amsterdam 20 december 2016 (renovatie French Dragon). Deze kosten zou de beslagene anders ook hebben moeten maken en komen dus voor diens eigen rekening.
Kosten gerechtelijke bewaring
De kosten van de gerechtelijke bewaring moeten aan de bewaarder worden betaald door degene die de zaak in bewaring heeft doen geven of het bevel tot bewaring heeft uitgelokt (art. 857 lid 1 Rv.).
Dit is doorgaans de beslaglegger. Dit onverminderd zijn recht tot verhaal van de kosten van bewaring op degenen die jegens hem voor de kosten aansprakelijk zijn. Wanneer een bewijsbeslag wordt gelegd in opdracht van de advocaat van een procespartij, dan wordt de advocaat opdrachtgever en moet die de kosten betalen en doorberekenen aan zijn cliënt. Die bewaarkosten belopen afhankelijk van de omvang van de te bewaren gegevens minimaal zo’n EUR 100,= per maand en lopen door totdat de rechter verlof heeft gegeven tot de inzage. Daar kunnen maanden overheen gaan, zodat die kosten op kunnen lopen. Dat levert een incassorisico op voor de advocaat. Een toereikend voorschot vragen is dus aan te raden.
Degeen die de zaken in bewaring heeft gegeven, kan de zaken ook verzekeren en de premie op de verantwoordelijken verhalen, mits het redelijk was de verzekering aan te gaan (art. 859 Rv.).
Voor de betaling van zijn kosten heeft de bewaarder een retentierecht op de in bewaring gegeven zaken (art. 857 lid 2 Rv.). Zie ook de pagina Retentierecht.
Recht bewaarder de in bewaring gegeven zaken te verkopen
Wordt de bewaarder niet betaald, dan heeft hij het recht de in bewaring gegeven zaken op een door de voorzieningenrechter van de rechtbank op zijn verzoek te bepalen wijze te verkopen om uit de opbrengst zijn kosten te voldoen (art. 858 lid 1 Rv.). Bvb. de opslagkosten of in de haven de zgn. demurragekosten en de huur van de container waar de zaken zich in bevinden. Die kosten kunnen flink oplopen, waardoor ze de waarde van de beslagen zaken kunnen overstijgen en het beslag effect kan gaan missen omdat er geen opbrengst resteert.
Betreft het een bewaring uit hoofde van beslag, dan moet de beslagene worden opgeroepen om te worden gehoord (art. 858 lid 2 Rv.). Tegen een toewijzende beslissing staat geen rechtsmiddel open (art. 858 lid 3 Rv.).
In de overeenkomst tot bewaring kan niet van deze bepaling worden afgeweken, tenzij de rechter daartoe heeft beslist (art. 858 lid 4 Rv.).
Opheffing gerechtelijke bewaring door Voorzieningenrechter
Een gerechtelijke bewaring kan op vordering van elke belanghebbende in kort geding, al of niet tegen zekerheidstelling, worden opgeheven door de Voorzieningenrechter die de bewaring heeft bevolen of in het rechtsgebied van wiens rechtbank de zaken zich bevinden (art. 860 lid 1 Rv.).
De Voorzieningenrechter bepaalt daarbij – als dit gevraagd wordt – aan wie de bewaarder de zaak dient af te geven.
Opheffing van het beslag waarin de gerechtelijke bewaring haar grond vindt, heeft van rechtswege tevens opheffing van de bewaring tot gevolg (art. 860 lid 2 Rv.). De bewaarder is verplicht tot afgifte van de zaak aan de beslagene. Dit onverminderd de rechten van de bewaarder, tot aan het tijdstip van afgifte (art. 860 lid 3 Rv.).
Afgifte na einde gerechtelijke bewaring
Bij gerechtelijke bewaring voor een beslag tot verhaal van een geldvordering, geeft de bewaarder het in bewaring gestelde af aan de deurwaarder die met de executoriale verkoop is belast, zodat deze de executoriale verkoop ter hand kan nemen (art. 861 lid 1 Rv.).
Wanneer de bewaring wordt gelast in afwachting van de beslissing aan wie de zaak toekomt, dan geeft de bewaarder deze na die beslissing af aan de alsdan te blijken gerechtigde (art. 861 lid 2 Rv.).
Vgl. Rb. Rotterdam 22 februari 2011 (Gezicht op Delfshaven), 5e alin. boven het dictum.
Auteur & Last edit
[MdV, 21-03-2020; laatste bewerking 10-04-2023]
Gerechtelijke bewaring (Afd. 2, Titel 7, Boek III Rv.)
Inleiding gerechtelijke bewaring
Afd. 2, Titel 7, Boek III Rv. vinden we de wettelijke regeling inzake gerechtelijke bewaring. Men spreekt ook wel van “sekwestratie”. Deze regeling lijkt zeer omvangrijk. Maar feitelijk gaat het maar om 9 bepalingen: art. 853 Rv. tot en met art. 861 Rv.. De rest (art. 862 t/m 984 Rv.) is vervallen.
Op gerechtelijke bewaring is de regeling van bewaarneming van toepassing
Op de gerechtelijke bewaring is ook de wettelijke regeling in Titel 9, Boek 7 B.W. inzake de overeenkomst tot bewaarneming van toepassing. Zie de pagina Bewaarneming.
Zie PHR 20 juni 2017 (Stichting Gladiolencombinatie), HR 13 september 2013 (UHG), rov. 3.6.2 en 3.7.3 en Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 30 mei 2007 (EBM/ESQ), rov. 3.5.6.
Vgl. ook Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 28 juni 1999 (Boreas/de Bont).
Wanneer is gerechtelijke bewaring mogelijk?
Blijkens art. 853 Rv. is de mogelijkheid van gerechtelijke bewaring in een aantal gevallen in de wet voorzien. Zoals in:
– art. 445 Rv. voor executoriaal beslag op contant geld en waardepapieren;
– art. 446 Rv. voor executoriaal beslag op roerende zaken;
– art. 709 Rv. voor sekwestratie bij conservatoir beslag.
Zie de pagina Executoriaal beslag op roerende zaken die geen registergoederen zijn en de pagina Algemene bepalingen conservatoir beslag.
En ook kan gerechtelijke bewaring door een ander dan de huidige bewaarder worden gevorderd van een verpande zaak, bij verwaarlozing van de verpande roerende zaak door degeen die deze onder zich heeft (art. 3:257 B.W.). Zie ook de pagina Pandrecht. En verder is de schuldenaar bevoegd – bij een verplichting tot betaling van een geldsom of afgifte van een zaak – deze in bewaring te stellen als er sprake is van schuldeisersverzuim (art. 6:66 B.W.). Zie ook de pagina Schuldeisersverzuim. Vgl. hierover de conclusie van de P-G d.d. 13 mei 2016 inzake een geschil over de afwikkeling van een onroerend goed transactie (randnr. 3.13.2 e.v.).
Daarnaast kan gerechtelijke bewaring steeds door de Voorzieningenrechter in kort geding worden bevolen (zie ook de pagina Kort geding).
Van bewaring is ook sprake als er bewijsbeslag is gelegd op grond van art. 843a Rv.. De bescheiden (tegenwoordig vaak digitale informatie) worden in gerechtelijke bewaring gegeven totdat is beslist of degeen die deze in beslag heeft laten nemen daarin inzage mag nemen. Vgl. Hof Den Haag 13 februari 2018 (MOEG c.s./Intertech Mechanical). En Rb. Midden Nederland 2 november 2018 (Tomra Sorting Ltd./Kiremko).
Wie kan worden aangewezen als bewaarder?
De rechter wijst de bewaarder aan (art. 854 Rv.). Daarbij moet zijn voldaan aan twee voorwaarden: (i) de bewaarder moet bereid zijn de bewaring op zich te nemen en (ii) de rechter moet de bewaarder daartoe geschikt achten.
Ook de deurwaarder kan – bij beslaglegging op de voet van art. 446 Rv. – een bewaarder aanwijzen, als hij ter plaatse geen tegen een redelijk loon tot bewaring bereid vindt, die voor de bewaring van de zaken was aangewezen.
Bewaring van roerende zaken
De bewaarder ontvangt van de opdrachtgever tot bewaring van roerende zaken (niet-registergoederen) het gerechtelijk bevel op grond waarvan de bewaring plaatsvindt (art. 855 lid 1 Rv.). De bewaarder geeft van zijn kant een ontvangstbewijs af (art. 855 lid 2 Rv.).
Voorwaarden voor de bewaargeving
De bewaargeving vindt plaats volgens de “gebruikelijke voorwaarden” (art. 856 lid 1 Rv.). Blijkens Rb. Arnhem 5 december 2007 (beslagene eigenaar jacht/bewaarder en beslaglegger) betekent dit niet, dat de voor bewaring van jachten in de jachthaven gebruikelijke HISWA voorwaarden van toepassing zijn op de bewaring. De bewaarder en beslaglegger werden aansprakelijk gesteld voor de verwaarlozing en schade door total loss raken van de onder beslag in bewaring gegeven boot.
De kosten van liggeld en electra komen niet enkel en alleen als gevolg van het beslag en de daarop volgende bewaring voor rekening van de beslaglegger, aldus r.o. 3.53 in Hof Amsterdam 20 december 2016 (renovatie French Dragon). Deze kosten zou de beslagene anders ook hebben moeten maken en komen dus voor diens eigen rekening.
Kosten gerechtelijke bewaring
De kosten van de gerechtelijke bewaring moeten aan de bewaarder worden betaald door degene die de zaak in bewaring heeft doen geven of het bevel tot bewaring heeft uitgelokt (art. 857 lid 1 Rv.).
Dit is doorgaans de beslaglegger. Dit onverminderd zijn recht tot verhaal van de kosten van bewaring op degenen die jegens hem voor de kosten aansprakelijk zijn. Wanneer een bewijsbeslag wordt gelegd in opdracht van de advocaat van een procespartij, dan wordt de advocaat opdrachtgever en moet die de kosten betalen en doorberekenen aan zijn cliënt. Die bewaarkosten belopen afhankelijk van de omvang van de te bewaren gegevens minimaal zo’n EUR 100,= per maand en lopen door totdat de rechter verlof heeft gegeven tot de inzage. Daar kunnen maanden overheen gaan, zodat die kosten op kunnen lopen. Dat levert een incassorisico op voor de advocaat. Een toereikend voorschot vragen is dus aan te raden.
Degeen die de zaken in bewaring heeft gegeven, kan de zaken ook verzekeren en de premie op de verantwoordelijken verhalen, mits het redelijk was de verzekering aan te gaan (art. 859 Rv.).
Voor de betaling van zijn kosten heeft de bewaarder een retentierecht op de in bewaring gegeven zaken (art. 857 lid 2 Rv.). Zie ook de pagina Retentierecht.
Recht bewaarder de in bewaring gegeven zaken te verkopen
Wordt de bewaarder niet betaald, dan heeft hij het recht de in bewaring gegeven zaken op een door de voorzieningenrechter van de rechtbank op zijn verzoek te bepalen wijze te verkopen om uit de opbrengst zijn kosten te voldoen (art. 858 lid 1 Rv.). Bvb. de opslagkosten of in de haven de zgn. demurragekosten en de huur van de container waar de zaken zich in bevinden. Die kosten kunnen flink oplopen, waardoor ze de waarde van de beslagen zaken kunnen overstijgen en het beslag effect kan gaan missen omdat er geen opbrengst resteert.
Betreft het een bewaring uit hoofde van beslag, dan moet de beslagene worden opgeroepen om te worden gehoord (art. 858 lid 2 Rv.). Tegen een toewijzende beslissing staat geen rechtsmiddel open (art. 858 lid 3 Rv.).
In de overeenkomst tot bewaring kan niet van deze bepaling worden afgeweken, tenzij de rechter daartoe heeft beslist (art. 858 lid 4 Rv.).
Opheffing gerechtelijke bewaring door Voorzieningenrechter
Een gerechtelijke bewaring kan op vordering van elke belanghebbende in kort geding, al of niet tegen zekerheidstelling, worden opgeheven door de Voorzieningenrechter die de bewaring heeft bevolen of in het rechtsgebied van wiens rechtbank de zaken zich bevinden (art. 860 lid 1 Rv.).
De Voorzieningenrechter bepaalt daarbij – als dit gevraagd wordt – aan wie de bewaarder de zaak dient af te geven.
Opheffing van het beslag waarin de gerechtelijke bewaring haar grond vindt, heeft van rechtswege tevens opheffing van de bewaring tot gevolg (art. 860 lid 2 Rv.). De bewaarder is verplicht tot afgifte van de zaak aan de beslagene. Dit onverminderd de rechten van de bewaarder, tot aan het tijdstip van afgifte (art. 860 lid 3 Rv.).
Afgifte na einde gerechtelijke bewaring
Bij gerechtelijke bewaring voor een beslag tot verhaal van een geldvordering, geeft de bewaarder het in bewaring gestelde af aan de deurwaarder die met de executoriale verkoop is belast, zodat deze de executoriale verkoop ter hand kan nemen (art. 861 lid 1 Rv.).
Wanneer de bewaring wordt gelast in afwachting van de beslissing aan wie de zaak toekomt, dan geeft de bewaarder deze na die beslissing af aan de alsdan te blijken gerechtigde (art. 861 lid 2 Rv.).
Vgl. Rb. Rotterdam 22 februari 2011 (Gezicht op Delfshaven), 5e alin. boven het dictum.
Auteur & Last edit
[MdV, 21-03-2020; laatste bewerking 10-04-2023]
Gerechtelijke bewaring (Afd. 2, Titel 7, Boek III Rv.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!