Pagina inhoud

    Boedelbeschrijving nalatenschap of gemeenschap (Afd. 3, Titel 2, Boek 3 Rv.)

    Inleiding boedelbeschrijving nalatenschap of gemeenschap

    In Afd. 3, Titel 2, Boek 3 Rv. wordt de boedelbeschrijving van een gemeenschap of nalatenschap geregeld. Dit kan betrekking hebben op de goederen van een nalatenschap en of een gemeenschap. Zoals een vrije gemeenschap of een (ontbonden) huwelijksgoederengemeenschap. Met gemeenschap wordt hierbij gedoeld op een goederenrechtelijke gemeenschap in de zin van Titel 7 van Boek 3 B.W. (zie de pagina Gemeenschap).

    De Afdeling omvat 5 bepalingen (art. 671 Rv. tot en met art. 675 Rv.). De faillissementscurator moet overigens krachtens de wet altijd een boedelbeschrijving maken (zie de pagina Beheer van de boedel). Hetzelfde geldt voor de bewindvoerder in een Wettelijke schuldsanering (zie de pagina Taken bewindvoerder WSNP). De bepalingen van Rv. zijn daarop echter niet van toepassing.

    NB De links naar de wettekst verwijzen naar de niet-digitale versie van Rv..

    Wat is een boedelbeschrijving?

    Een boedelbeschrijving is een beschrijving van alle bezittingen en schulden, behorende tot een gemeenschap. Daarbij worden die bezittingen en schulden ook gewaardeerd op hun geldswaarde.

    Hoe wordt een boedelbeschrijving opgemaakt?

    Iedere deelgenoot in een – niet gebonden – goederengemeenschap kan verdeling van de gemeenschap vorderen. Daarbij kan ieder van hen eisen dat een verdeling aanvangt met een boedelbeschrijving (art. 3:194 lid 1 B.W.). Zie ook de pagina Enige bijzondere gemeenschappen.

    Het is niet wettelijk verplicht een boedelbeschrijving te maken van de goederen behorend tot een nalatenschap of een gemeenschap. Een verdeling zonder dat er een beschrijving is gemaakt is niet ongeldig. Het kan wel zinvol zijn om een boedelbeschrijving op te maken, om te voorkomen dat er goederen, die tot de gemeenschap of nalatenschap behoren, worden verzwegen of weggemaakt.

    Overigens stelt art. 3:194 lid 2 B.W. een sanctie op verzwijging of wegmaken van goederen bij de verdeling: een deelgenoot die opzettelijk tot de gemeenschap behorende goederen verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt, verbeurt zijn aandeel in die goederen aan de andere deelgenoten. Voor verrekening krachtens een verrekenbeding in huwelijkse voorwaarden geldt een soortgelijke bepaling (zie de pagina Verrekenbedingen).

    Afwijzing van de vordering tot verdeling bij gebrek aan boedelbeschrijving

    In sommige gevallen is de vordering tot verdeling door de rechter afgewezen, omdat er geen boedelbeschrijving was gemaakt (vgl. Hof Den Haag 19 november 2014 en Hof Den Haag 16 november 2016).

    De Hoge Raad heeft in HR 10 juli 2009 (gebrekkige informatieverstrekking echtelieden verdeling) beslist, dat de rechter in beginsel vrij is in zijn beslissing op een verzoek tot verdeling, en dit verzoek kan afwijzen. De Hoge Raad overwoog (r.o. 3.3.1):

    “3.3.1 Onderdeel 1 houdt in dat het hof heeft miskend dat een op grond van art. 3:185 BW ingesteld verzoek tot verdeling dient te resulteren ofwel in vaststelling van de verdeling ofwel in vaststelling van de wijze van verdeling, zodat de gemeenschap niet – tegen de wens van partijen – onverdeeld blijft. De – imperatief geformuleerde – redactie van de artikelen 3:185 BW en 677 Rv. maakt helder dat naast genoemde mogelijkheden niet het bestaan kan worden gerekend van de mogelijkheid tot afwijzing van het verzoek. Het hof miskent het hieraan ten grondslag liggende beginsel dat niemand genoodzaakt is om in een onverdeelde boedel te blijven, aldus het onderdeel.

    3.3.2 Deze klacht is tevergeefs voorgesteld, omdat zij berust op een opvatting die in haar algemeenheid niet juist is. Het beginsel dat niemand kan worden genoodzaakt om in een onverdeelde boedel te blijven, brengt niet mee dat de rechter onder alle omstandigheden verplicht is tot het gelasten of vaststellen van (de wijze van) de verdeling. Het staat de rechter vrij dat verzoek af te wijzen indien partijen nalaten te voldoen aan de, ook in het kader van een verzoek op de voet van art. 3:185 BW te stellen eis dat zij de rechter voldoende gegevens verschaffen om het verzoek te kunnen beoordelen.”

    Wanneer echter voldoende gegevens zijn verstrekt, dan kan de rechter – zoals in deze zaak – het verzoek niet afwijzen. De Hoge Raad casseerde daarom de beschikking van het Hof, waarmee deze het verzoek tot verdeling afwees omdat er naar zijn oordeel te weinig informatie voorlag om daarover te beslissen.

    Onderhandse boedelbeschrijving

    De boedelbeschrijving kan in principe onderhands worden gemaakt (art. 671 Rv.). Voor het begrip onderhandse akte zie ook de pagina Akten en vonnissen. Een akte is een schriftelijk stuk, dat bedoeld is om als bewijs te dienen. Uitgangspunt van de wet is dat alle deelgenoten samen de boedelbeschrijving opmaken.

    Boedelbeschrijving bij notariële akte

    Wanneer niet alle partijen zich daarmee verenigen, of één of meer van hen niet het vrije beheer over hun goederen hebben, moet de boedelbeschrijving worden opgemaakt door de notaris in een notariële akte. Een notariële akte is een zgn. authentieke akte en heeft derhalve formele bewijskracht van hetgeen tegenover hem verklaard is.

    De notaris is bij het opmaken van de boedelbeschrijving aangewezen op de deelgenoten bij de gemeenschap. Hij kan er niet zeker van zijn, dat verzuimd wordt goederen of schulden op te nemen, waarmee hij niet bekend is. De akte kan daarom geen bindend bewijs opleveren, dat de boedelbeschrijving alles omvat. In Rb. Midden Nederland 13 februari 2019 (ouderlijke boedelverdeling) overweegt de rechtbank hierover het volgende (r.o. 4.5.5):

    “De rechtbank verwerpt het betoog van enkele gedaagden dat de hiervoor geciteerde notariële akte van 10 september 2001 voor zover daarin staat dat erflater zijn schuld aan [D (voornaam)] geheel heeft afgelost, dwingende bewijskracht heeft op grond van artikel 157 lid 1 Rv. Voorafgaand aan de hiervoor bedoelde zin staat in dezelfde akte: “De verschenen persoon verklaarde:”. De notariële akte levert aldus enkel het dwingend bewijs dat erflaatster destijds ten overstaan van de notaris heeft verklaard dat de schuld is afgelost (formele bewijskracht). De akte ontbeert echter materiële bewijskracht ten aanzien van de inhoud van die verklaring.”

    Inhoud van de boedelbeschrijving

    Art. 674 Rv. geeft een opsomming van wat er in de boedelbeschrijving moet staan:

    1. de naam, voornaam en woonplaats van de verschenen of opgeroepen partijen en van de aangewezen schatters;

    2. een korte beschrijving van alle tot de boedel behorende goederen en schulden en, zo een der partijen zulks wenst, een schatting van de waarde van de roerende zaken door een of meer door partijen aan te wijzen schatters met hun beëdiging;

    3. een opgave van de plaats waar de beschreven zaken zich bevinden, of waarheen zij zijn overgebracht;

    4. een opgave van tot de boedel behorende geldsommen;

    5. een opgave van de aangetroffen boeken en registers betreffende de boedel, die op de eerste en laatste bladzijden worden gewaarmerkt, ingeval van een notariële beschrijving door de notaris en ingeval van een onderhandse beschrijving door de partijen;

    6. vermelding van de akten die op de goederen en de schulden van de boedel betrekking hebben;

    7. in het geval van een notariële beschrijving: vermelding van de eed, af te leggen in handen van de notaris, van hen die vóór de beschrijving de goederen in hun macht hadden of het huis waarin deze zich bevinden bewoond hebben, dat zij niets hebben verduisterd, noch gezien hebben, noch weten dat iets verduisterd is.

    Eed bij notariële boedelbeschrijving

    Zoals blijkt uit art. 674 aanhef en sub 7 Rv. kan de notaris deelgenoten vragen een eed, af te leggen. Dit kan blijkens deze bepaling worden gevraagd van hen die vóór de beschrijving de goederen in hun macht hadden of het huis waarin deze zich bevinden bewoond hebben, dat zij niets hebben verduisterd, noch gezien hebben, noch weten dat iets verduisterd is.

    De notaris kan dus niet zonder meer álle deelgenoten een eed laten afleggen, dat zij geen wetenschap hebben van (niet bij de anderen bekende) bezittingen of schulden.

    Het valselijk afleggen van een dergelijke eed is een misdrijf.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 27-08-2021]

    Boedelbeschrijving nalatenschap of gemeenschap (Afd. 3, Titel 2, Boek 3 Rv.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Boedelbeschrijving nalatenschap of gemeenschap (Afd. 3, Titel 2, Boek 3 Rv.)

      Inleiding boedelbeschrijving nalatenschap of gemeenschap

      In Afd. 3, Titel 2, Boek 3 Rv. wordt de boedelbeschrijving van een gemeenschap of nalatenschap geregeld. Dit kan betrekking hebben op de goederen van een nalatenschap en of een gemeenschap. Zoals een vrije gemeenschap of een (ontbonden) huwelijksgoederengemeenschap. Met gemeenschap wordt hierbij gedoeld op een goederenrechtelijke gemeenschap in de zin van Titel 7 van Boek 3 B.W. (zie de pagina Gemeenschap).

      De Afdeling omvat 5 bepalingen (art. 671 Rv. tot en met art. 675 Rv.). De faillissementscurator moet overigens krachtens de wet altijd een boedelbeschrijving maken (zie de pagina Beheer van de boedel). Hetzelfde geldt voor de bewindvoerder in een Wettelijke schuldsanering (zie de pagina Taken bewindvoerder WSNP). De bepalingen van Rv. zijn daarop echter niet van toepassing.

      NB De links naar de wettekst verwijzen naar de niet-digitale versie van Rv..

      Wat is een boedelbeschrijving?

      Een boedelbeschrijving is een beschrijving van alle bezittingen en schulden, behorende tot een gemeenschap. Daarbij worden die bezittingen en schulden ook gewaardeerd op hun geldswaarde.

      Hoe wordt een boedelbeschrijving opgemaakt?

      Iedere deelgenoot in een – niet gebonden – goederengemeenschap kan verdeling van de gemeenschap vorderen. Daarbij kan ieder van hen eisen dat een verdeling aanvangt met een boedelbeschrijving (art. 3:194 lid 1 B.W.). Zie ook de pagina Enige bijzondere gemeenschappen.

      Het is niet wettelijk verplicht een boedelbeschrijving te maken van de goederen behorend tot een nalatenschap of een gemeenschap. Een verdeling zonder dat er een beschrijving is gemaakt is niet ongeldig. Het kan wel zinvol zijn om een boedelbeschrijving op te maken, om te voorkomen dat er goederen, die tot de gemeenschap of nalatenschap behoren, worden verzwegen of weggemaakt.

      Overigens stelt art. 3:194 lid 2 B.W. een sanctie op verzwijging of wegmaken van goederen bij de verdeling: een deelgenoot die opzettelijk tot de gemeenschap behorende goederen verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt, verbeurt zijn aandeel in die goederen aan de andere deelgenoten. Voor verrekening krachtens een verrekenbeding in huwelijkse voorwaarden geldt een soortgelijke bepaling (zie de pagina Verrekenbedingen).

      Afwijzing van de vordering tot verdeling bij gebrek aan boedelbeschrijving

      In sommige gevallen is de vordering tot verdeling door de rechter afgewezen, omdat er geen boedelbeschrijving was gemaakt (vgl. Hof Den Haag 19 november 2014 en Hof Den Haag 16 november 2016).

      De Hoge Raad heeft in HR 10 juli 2009 (gebrekkige informatieverstrekking echtelieden verdeling) beslist, dat de rechter in beginsel vrij is in zijn beslissing op een verzoek tot verdeling, en dit verzoek kan afwijzen. De Hoge Raad overwoog (r.o. 3.3.1):

      “3.3.1 Onderdeel 1 houdt in dat het hof heeft miskend dat een op grond van art. 3:185 BW ingesteld verzoek tot verdeling dient te resulteren ofwel in vaststelling van de verdeling ofwel in vaststelling van de wijze van verdeling, zodat de gemeenschap niet – tegen de wens van partijen – onverdeeld blijft. De – imperatief geformuleerde – redactie van de artikelen 3:185 BW en 677 Rv. maakt helder dat naast genoemde mogelijkheden niet het bestaan kan worden gerekend van de mogelijkheid tot afwijzing van het verzoek. Het hof miskent het hieraan ten grondslag liggende beginsel dat niemand genoodzaakt is om in een onverdeelde boedel te blijven, aldus het onderdeel.

      3.3.2 Deze klacht is tevergeefs voorgesteld, omdat zij berust op een opvatting die in haar algemeenheid niet juist is. Het beginsel dat niemand kan worden genoodzaakt om in een onverdeelde boedel te blijven, brengt niet mee dat de rechter onder alle omstandigheden verplicht is tot het gelasten of vaststellen van (de wijze van) de verdeling. Het staat de rechter vrij dat verzoek af te wijzen indien partijen nalaten te voldoen aan de, ook in het kader van een verzoek op de voet van art. 3:185 BW te stellen eis dat zij de rechter voldoende gegevens verschaffen om het verzoek te kunnen beoordelen.”

      Wanneer echter voldoende gegevens zijn verstrekt, dan kan de rechter – zoals in deze zaak – het verzoek niet afwijzen. De Hoge Raad casseerde daarom de beschikking van het Hof, waarmee deze het verzoek tot verdeling afwees omdat er naar zijn oordeel te weinig informatie voorlag om daarover te beslissen.

      Onderhandse boedelbeschrijving

      De boedelbeschrijving kan in principe onderhands worden gemaakt (art. 671 Rv.). Voor het begrip onderhandse akte zie ook de pagina Akten en vonnissen. Een akte is een schriftelijk stuk, dat bedoeld is om als bewijs te dienen. Uitgangspunt van de wet is dat alle deelgenoten samen de boedelbeschrijving opmaken.

      Boedelbeschrijving bij notariële akte

      Wanneer niet alle partijen zich daarmee verenigen, of één of meer van hen niet het vrije beheer over hun goederen hebben, moet de boedelbeschrijving worden opgemaakt door de notaris in een notariële akte. Een notariële akte is een zgn. authentieke akte en heeft derhalve formele bewijskracht van hetgeen tegenover hem verklaard is.

      De notaris is bij het opmaken van de boedelbeschrijving aangewezen op de deelgenoten bij de gemeenschap. Hij kan er niet zeker van zijn, dat verzuimd wordt goederen of schulden op te nemen, waarmee hij niet bekend is. De akte kan daarom geen bindend bewijs opleveren, dat de boedelbeschrijving alles omvat. In Rb. Midden Nederland 13 februari 2019 (ouderlijke boedelverdeling) overweegt de rechtbank hierover het volgende (r.o. 4.5.5):

      “De rechtbank verwerpt het betoog van enkele gedaagden dat de hiervoor geciteerde notariële akte van 10 september 2001 voor zover daarin staat dat erflater zijn schuld aan [D (voornaam)] geheel heeft afgelost, dwingende bewijskracht heeft op grond van artikel 157 lid 1 Rv. Voorafgaand aan de hiervoor bedoelde zin staat in dezelfde akte: “De verschenen persoon verklaarde:”. De notariële akte levert aldus enkel het dwingend bewijs dat erflaatster destijds ten overstaan van de notaris heeft verklaard dat de schuld is afgelost (formele bewijskracht). De akte ontbeert echter materiële bewijskracht ten aanzien van de inhoud van die verklaring.”

      Inhoud van de boedelbeschrijving

      Art. 674 Rv. geeft een opsomming van wat er in de boedelbeschrijving moet staan:

      1. de naam, voornaam en woonplaats van de verschenen of opgeroepen partijen en van de aangewezen schatters;

      2. een korte beschrijving van alle tot de boedel behorende goederen en schulden en, zo een der partijen zulks wenst, een schatting van de waarde van de roerende zaken door een of meer door partijen aan te wijzen schatters met hun beëdiging;

      3. een opgave van de plaats waar de beschreven zaken zich bevinden, of waarheen zij zijn overgebracht;

      4. een opgave van tot de boedel behorende geldsommen;

      5. een opgave van de aangetroffen boeken en registers betreffende de boedel, die op de eerste en laatste bladzijden worden gewaarmerkt, ingeval van een notariële beschrijving door de notaris en ingeval van een onderhandse beschrijving door de partijen;

      6. vermelding van de akten die op de goederen en de schulden van de boedel betrekking hebben;

      7. in het geval van een notariële beschrijving: vermelding van de eed, af te leggen in handen van de notaris, van hen die vóór de beschrijving de goederen in hun macht hadden of het huis waarin deze zich bevinden bewoond hebben, dat zij niets hebben verduisterd, noch gezien hebben, noch weten dat iets verduisterd is.

      Eed bij notariële boedelbeschrijving

      Zoals blijkt uit art. 674 aanhef en sub 7 Rv. kan de notaris deelgenoten vragen een eed, af te leggen. Dit kan blijkens deze bepaling worden gevraagd van hen die vóór de beschrijving de goederen in hun macht hadden of het huis waarin deze zich bevinden bewoond hebben, dat zij niets hebben verduisterd, noch gezien hebben, noch weten dat iets verduisterd is.

      De notaris kan dus niet zonder meer álle deelgenoten een eed laten afleggen, dat zij geen wetenschap hebben van (niet bij de anderen bekende) bezittingen of schulden.

      Het valselijk afleggen van een dergelijke eed is een misdrijf.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 27-08-2021]

      Boedelbeschrijving nalatenschap of gemeenschap (Afd. 3, Titel 2, Boek 3 Rv.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!