Pagina inhoud

    Curatele meerderjarigen (Titel 16, Boek 1 B.W.)

    Inleiding curatele meerderjarigen

    In Titel 16 van Boek 1 B.W. is de curatele over meerderjarigen geregeld, die niet (meer) in staat zijn hun eigen belangen te behartigen. De curatele is een verdergaande maatregel dan het meerderjarigenbewind, dat alleen het beheer van het vermogen bij een bewindvoerder legt. De curatele omvat de zorg voor het hele wel en wee van de onder curatele gestelde, ook de niet-financiële aspecten. De Titel omvat 14 bepalingen (art. 1:378 B.W. tot en met art. 1:391 B.W).

    Onder curatele stelling

    De kantonrechter heeft de bevoegdheid om een meerderjarige onder curatele te stellen indien hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt als gevolg van:

    – zijn lichamelijke of geestelijke toestand; of

    – gewoonte van drankmisbruik of drugsmisbruik.

    Voorwaarde is wel dat een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende of minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd (art. 1:378 lid 1 B.W.).

    Voor een onder curatele stelling als gevolg van een lichamelijk of geestelijke toestand is niet vereist dat de toestand altijd aanwezig is. De kantonrechter kan iemand ook onder curatele stellen indien de persoon tussendoor wel heldere momenten heeft.

    Het is mogelijk om de curatele al voor de meerderjarigheid uit te spreken als te verwachten is dat op het moment dat de minderjarige meerderjarig wordt sprake zal zijn van een grond voor curatele (art. 1:378 lid 2 B.W.). In dit geval werkt de curatele met ingang van het tijdstip waarop de onder curatele gestelde meerderjarig wordt (art. 1:381 lid 1 B.W.).

    De rechter waarbij een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging als bedoeld in de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten of een zorgmachtiging of een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg aanhangig is, is ook bevoegd om van een verzoek tot ondercuratelestelling kennis te nemen (art. 1:378 lid 3 B.W.).

    Personen en instellingen die curatele kunnen verzoeken

    Er zijn een aantal personen die de curatele kunnen verzoeken, dit zijn de betrokken persoon, zijn echtgenoot, zijn geregistreerde partner dan wel andere levensgezel. Onder een andere levensgezel kan iemand worden verstaan waarmee de persoon voor wie de curatele is verzocht samenwoont, dit is echter geen noodzakelijke voorwaarde.

    Ook bloedverwanten in de rechte lijn en in de zijlijn tot en met de vierde graad kunnen een verzoek tot curatele doen. Onder bloedverwanten in de rechte lijn vallen de ouders en grootouders en de kinderen en kleinkinderen. Onder bloedverwanten in de zijlijn tot en met de vierde graad vallen broers, zussen, ooms, tantes, neven en nichten.

    Daarnaast kan degene die ingevolge art. 1:253a B.W.of art. 1:253t B.W. het gezag over de betrokken persoon uitoefent, zijn voogd, zijn bewindvoerder als bedoeld in titel 19 van boek 1 B.W. (zie de pagina Onderbewindstelling meerderjarigen) en zijn mentor als bedoeld in titel 20 van boek 1 B.W. (art. 1:379 lid 1 B.W.) (zie de pagina Mentorschap meerderjarigen) curatele verzoeken.

    Aangezien het al mogelijk is een verzoek tot onder curatelestelling in te dienen voordat een persoon meerderjarig is, is ook de voogd bevoegd dit verzoek in te dienen. Sinds 1 januari 2014 kunnen de mentor en bewindvoerder een verzoek tot ondercuratelestelling doen, aangezien toen de wet Stb. 2013, 414 in werking is ingetreden.

    Verder kan de curatele worden verzocht door het openbaar ministerie en door de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd of de instelling die aan de betrokkene begeleiding biedt (art. 1:379 lid 2 B.W.). In het laatste geval wordt in het verzoekschrift ook vermeld waarom de hiervoor genoemde personen, met uitzondering van bloedverwanten in de zijlijn in de derde en vierde graad, niet tot indiening van een verzoek zijn overgegaan (art. 1:379 lid 2 B.W.).

    Provisionele bewindvoerder tijdens verzoek curatele

    De rechter voor wie het verzoek tot ondercuratelestelling aanhangig is of laatstelijk aanhangig was, kan, op verzoek of ambtshalve, een provisionele bewindvoerder benoemen (art. 1:380 lid 1 B.W.). Een provisionele bewindvoerder wordt benoemd als terstond bescherming voor de betrokkene nodig is en de rechter nog niet (onherroepelijk) besloten heeft over het verzoek tot ondercuratelestelling of als het voorlopig nog niet mogelijk is om een curator te benoemen.

    De beschikking vermeldt het tijdstip waarop zij in werking treedt (art. 1:380 lid 1 B.W.). Ook regelt de rechter in deze beschikking de bevoegdheden van de bewindvoerder (art. 1:380 lid 2 B.W.). Daarbij kan de rechter aan de bewindvoerder het bewind over bepaalde of alle goederen opdragen. Daarnaast kan de rechter ook andere bevoegdheden aan de bewindvoerder toekennen, alleen geen bevoegdheden die een curator ook niet heeft (art. 1:380 lid 2 B.W.).

    Voor zover de rechter niet anders bepaalt, kan degene wiens curatele is verzocht, met betrekking tot die goederen niet zonder medewerking van de bewindvoerder daden van beheer en van beschikking verrichten en kan hij ook geen overeenkomsten aangaan strekkende tot beschikking over die goederen (art. 1:380 lid 2 B.W.). In de beschikking kan ook worden bepaald dat schulden die degene wiens curatele is verzocht, na de bekendmaking van de benoeming maakt, op de onder bewind gestelde goederen gedurende dit bewind en de curatele indien curatele volgt, niet kunnen worden verhaald (art. 1:380 lid 3 B.W.).

    De rechter voor wie het verzoek tot ondercuratelestelling aanhangig is of laatstelijk aanhangig was kan beschikking te allen tijde worden gewijzigd of ingetrokken (art. 1:380 lid 4 B.W.).

    De bewindvoerder heeft aanspraak op een beloning die is vastgesteld overeenkomstig de regels daaromtrent van de regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie (art. 1:380 lid 5 B.W.).

    Aanvang curatele

    De curatele gaat in op de dag waarop zij is uitgesproken (art. 1:381 lid 1 B.W.). Vanaf dat moment is de onder curatele gestelde onbekwaam rechtshandelingen te verrichten voor zover de wet niet anders bepaalt (art. 1:381 lid 2 B.W.).

    Een onder curatele gestelde is bekwaam rechtshandelingen te verrichten met toestemming van zijn curator, voor zover deze bevoegd is die rechtshandelingen voor de onder curatele gestelde te verrichten. De toestemming kan slechts worden verleend voor een bepaalde rechtshandeling of voor een bepaald doel. Indien het gaat om een bepaalde rechtshandeling is de toestemming vormvrij. De toestemming voor een bepaald doel moet schriftelijk worden verleend (art. 1:381 lid 3 B.W.).

    Als het gaat om aangelegenheden betreffende verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding van een onder curatele gestelde, zijn artikel 1:453 B.W. en artikel 1:454 B.W.van overeenkomstige toepassing (art. 1:381 lid 4 B.W.). Dit houdt in dat de curator vertegenwoordigingsbevoegd is als het gaat om aangelegenheden als verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding van de onder curatele gestelde. Wel dient de curator de onder curatele gestelde waar haalbaar te betrekken bij zijn taak.

    De onder curatele gestelde is bekwaam over gelden te beschikken die zijn curator voor levensonderhoud aan hem ter beschikking heeft gesteld, zolang hij ze voor deze bestemming gebruikt (art. 1:381 lid 5 B.W.).

    In zaken die gaan over curatele is degene wiens curatele het betreft bekwaam in rechte op te treden en tegen een uitspraak beroep in te stellen (art. 1:381 lid 6 B.W.). Daartoe moet voor de betrokkene ook de nodige rechtshulp open staan. Het is de curator verboden contact tussen de advocaat en betrokkene te verbieden of te storen. De curator kan dit contact wel verbieden indien anders een zo nadelige uitwerking op de toestand van de gezondheid van de betrokkene te vrezen is dat dit contact gelet op die uitwerking als onverantwoord moeten worden gezien (HR 28 januari 1994, NJ 1994/687).

    Uitzondering handelingsonbekwaamheid curatele meerderjarige bij familierechtelijke handelingen

    Degene die onder curatele staat vanwege een gewoonte van drankmisbruik of drugsmisbruik, blijft bekwaam om familierechtelijke handelingen te verrichten voor zover de wet niet anders bepaalt (art. 1:382 B.W.).

    Benoeming van de curator over een meerderjarige

    Als een rechter curatele instelt, benoemt hij daarbij of zo spoedig mogelijk daarna een curator (art. 1:383 lid 1 B.W.). Hij kijkt daarbij of de te benoemen persoon bereid is de taak op zicht te nemen en oordeelt of de persoon geschikt is voor de taak. Tijdens de geschiktheidsbeoordeling wordt vooral gekeken of de persoon in staat is een financiële huishouding van de omvang van het vermogen van de onder curatele gestelde te beheren.

    Bij de benoeming van de curator volgt de rechter de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij er gegronde redenen zijn die zich hiertegen verzetten (art. 1:383 lid 2 B.W.). Indien er geen uitdrukkelijke voorkeur is en de onder curatele gestelde persoon gehuwd is, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levensgezel heeft, wordt bij voorkeur de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel andere levensgezel tot curator benoemd.

    Indien de onder curatele gestelde geen echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel heeft, wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zussen tot curator benoemd. Indien de onder curatele gestelde huwt, een geregisterd partnerschap aangaat of een andere levensgezel krijgt, kan ieder van hen verzoeken, in plaats van de tegenwoordige curator, als curator te worden benoemd. Voorwaarde is wel dat deze persoon niet ook onder curatele staat (art. 1:383 lid 3 B.W.). Daarnaast kan ook een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid tot curator worden benoemd (art. 1:383 lid 4 B.W.).

    Personen die niet tot curator over een meerderjarige kunnen worden benoemd

    Bepaalde personen kunnen niet tot curator benoemd worden. De volgende personen kunnen niet tot curator worden benoemd (art. 1:383 lid 5 B.W.):

    – zij die handelingsonbekwaam zijn;

    – zij ten behoeve van wie een mentorschap is ingesteld;

    – de bewindvoerder van de onder curatele gestelde in de zin artikel 1:287 lid 3 Fw;

    – een direct betrokken of behandelend hulpverlener;

    – personen behorende tot de leiding of tot het personeel van de instelling waar de onder curatele gestelde wordt verzorgd of die aan de onder curatele gestelde begeleiding biedt;

    – personen verbonden met de instelling waar de onder curatele gestelde wordt verzorgd of die aan de onder curatele gestelde begeleiding biedt. Dit geldt alleen indien de instelling of personen behorende tot de leiding van de instelling, alleen of samen meer dan de helft van de stemrechten in de algemene vergadering van de rechtspersoon kunnen uitoefenen of meer dan de helft van de bestuurders of van de commissarissen van de rechtspersoon kunnen benoemen of ontslaan. Ook indien de persoon en de instelling deel uitmaken van een groep in de zin van artikel 2:24b B.W.kunnen zij niet als curator worden benoemd. Als laatste geldt dit ook indien de bestuurder van de rechtspersoon ook behoort tot de leiding of het personeel van de instelling.

    Indien een persoon in staat van faillissement verkeert of indien op een persoon de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is, of een of meer goederen van een persoon onder bewind staan zoals bedoeld in titel 19 boek 1 B.W. (zie de pagina Onderbewindstelling meerderjarigen) kan deze persoon niet tot curator benoemd worden.

    Tenzij het gaat om de echtgenoot, geregistreerd partner of levensgezel van de betrokkene en het bewind over het vermogen van de onder curatele gestelde door de medecurator wordt gevoerd (art. 1:383 lid 6 B.W.).

    Curator meerderjarige, bewindvoerder meerderjarige of mentor meerderjarige van tenminste drie personen

    Een persoon die curator, bewindvoerder of mentor is van tenminste drie personen, komt alleen voor benoeming in aanmerking indien aan aanvullende vereisten is voldaan. De persoon moet wat zijn bedrijfsvoering en scholing betreft en wat de werving, de scholing en begeleiding van en het toezicht op de personen door wie hij de taken van een curator uitoefent betreft voldoen aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen kwaliteitseisen.

    In een algemene maatregel van bestuur kan besloten worden dat banken, notarissen, gerechtsdeurwaarders en accountants geheel of gedeeltelijk worden vrijgesteld van de eisen inzake de werving, scholing en bedrijfsvoering (art. 1:383 lid 9 B.W.).

    Een persoon die curator, bewindvoerder of mentor is van ten minste drie personen moet ook voldoen aan de verplichtingen van art. 1:386 lid 3 B.W.en artikel 3:15i B.W.. Uitzondering op voorgaande is de situatie waarin deze persoon de echtgenoot, geregistreerd partner of levensgezel van de betrokkene is (art. 1:383 lid 7 B.W.).

    Indien een persoon curator, bewindvoerder of mentor is van tenminste drie personen geeft hij aanvullende informatie aan de rechter die hem benoemd. Zo levert hij een verklaring aan waarin hij aangeeft aan de kwaliteitseisen en verplichtingen te voldoen. Daarnaast levert hij een verslag van een accountant aan waarin diens bevindingen over de wijze waarop aan de eisen en verplichtingen wordt voldaan zijn opgenomen. Als laatste levert hij een verklaring van de accountant omtrent de balans en staat van baten en lasten en indien van toepassing ook een verklaring omtrent de jaarrekening aan. Alleen banken, notarissen, gerechtsdeurwaarders en accountants hoeven deze verklaring van de accountant niet af te geven (art. 1:383 lid 9 B.W.). Dit komt omdat ze al onder toezicht van andere instanties staan.

    Verder kunnen er bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden vastgesteld over de vorm en de inhoud van de verklaringen en het verslag en over de wijze van overlegging.

    Als de persoon kan aantonen dat hij in de twaalf maanden voorafgaande aan zijn benoeming de verklaringen en het verslag al aan de rechter heeft overgelegd, dan is hij van de overlegging vrijgesteld (art. 1:383 lid 8 B.W.). De curator legt dit verslag en de verklaringen jaarlijks over (art. 1:386 lid 1 B.W.).

    Benoeming twee curatoren over meerderjarige

    De rechter kan twee curatoren benoemen, tenzij er gegronde redenen zijn die zich hiertegen verzetten. Zijn er twee curatoren, dan kan ieder van hen de taken die aan een curator toekomen, alleen verrichten. De rechter is bevoegd een taakverdeling tussen de curatoren te maken, indien dit nodig is. Als er een verschil van mening is tussen de curatoren beslist de kantonrechter indien een van hen of de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd of de instelling die aan de betrokkene begeleiding biedt hiertoe verzoekt. De kantonrechter kan ook een verdeling van de beloning vaststellen (art. 1:383 lid 10 B.W.).

    Aanvang taak curator meerderjarige

    De taak van de curator begint de dag nadat de beslissing tot de benoeming, is verstrekt of verzonden. Met die dag eindigt het provisioneel bewind. De provisionele bewindvoerder is verplicht ten overstaan van de kantonrechter aan de curator rekening en verantwoording van zijn bemoeienissen af te leggen. Indien de provisionele bewindvoerder zelf tot curator wordt benoemd, dan wordt de rekening en verantwoording aan de kantonrechter afgelegd. Indien de curator vóór de meerderjarigheid van de onder curatele gestelde is benoemd, begint zijn taak op het tijdstip waarop de curatele in werking treedt (art. 1:383 lid 11 B.W.).

    Gevolgen afwijzing verzoek ondercuratelestelling

    Indien het verzoek tot ondercuratelestelling wordt afgewezen, eindigt het bewind van de provisionele bewindvoerder de dag na die uitspraak, tenzij de rechter anders bepaalt. Het bewind eindigt hoe dan ook uiterlijk de dag nadat de afwijzing in kracht van gewijsde is gegaan (art. 1:383 lid 12 B.W.).

    Hoger beroep bij een beschikking waarbij curatele is uitgesproken

    Indien een beschikking, waarbij curatele is uitgesproken, in hoger beroep of cassatie wordt vernietigd en het verzoek tot ondercuratelestelling alsnog wordt afgewezen, neemt de taak van de curator de dag na deze uitspraak een einde. De handelingen die dan inmiddels door de curator of met zijn toestemming zijn verricht blijven verbindend voor de onder curatele gestelde (art. 1:384 B.W.). Dit geldt tevens bij het einde van de curatele (art. 1:389 lid 3 B.W.).

    Schakelbepaling voor curatele

    Bij curatele over meerderjarigen zijn de volgende bepalingen van overeenkomstige toepassing:

    – art. 1:250 B.W. (benoeming bijzondere curator bij tegenstrijdig belang, zie de pagina Algemene bepalingen gezag over minderjarige kinderen), art. 1:280 onder b B.W.,

    – art. 1:281 lid 1 onder a en lid 2 B.W. (voogdij bij testamentaire bepaling en beëindiging van de voogdij door de rechter, zie de pagina Voogdij in het algemeen)

    – art. 1:322 lid 1 onder a en c B.W. (ontslag van de voogd, zie de pagina Ontslag uit de voogdij)

    – art. 1:324 B.W. (ontslag van de voogd wegens onbevoegdheid, zie de pagina Onbevoegdheid tot de voogdij)

    – art. 1:336 B.W. (dat de onder curatele gestelde overeenkomstig diens vermogen wordt verzorgd, zie de pagina Toezicht van de voogd) en

    – art. 1:372 B.W. tot en met art. 1:377 B.W. (rekening en verantwoording de voogd, zie de pagina Rekening en verantwoording bij het einde van de voogdij).

    Een en ander voor zover in art. 1:383 B.W. en art. 1:384 B.W. daar niet van wordt afgeweken.

    Met dien verstande dat (art. 1:385 lid 1 B.W.):

    – in geval van benoeming van een ouder tot curator een bereidverklaring als bedoeld in artikel 1:280 onder b B.W. niet is vereist;

    – voor rechtbank of rechter wordt gelezen kantonrechter;

    – aan de raad voor de kinderbescherming terzake geen bevoegdheden toekomen;

    – de curator te allen tijde hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om curator te kunnen worden, door de kantonrechter kan worden ontslagen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de faillietverklaring van de curator. Dit kan geschieden op verzoek van de medecurator of op verzoek van degene die een verzoek tot curatele kan instellen. Daarnaast kan de kantonrechter hiertoe ook ambtshalve beslissen. Daarbij is artikel 1:448 lid 2, lid 3 en lid 5 van overeenkomstige toepassing;

    – de curator de rekening en verantwoording aflegt tegenover de bij het einde van zijn bewind ter zake bevoegde kantonrechter.

    Verslag van de curator over een meerderjarige

    De curator doet elke vijf jaar, of eerder indien de kantonrechter dit heeft bepaald, aan de kantonrechter verslag van het verloop van de curatele. Het gaat daarbij vooral om de vraag of de curatele voort moet duren of door een minder ver strekkende voorziening kan worden vervangen. Feiten die voor de curatele en het voortduren daarvan van betekenis zijn deelt de curator meteen aan de kantonrechter mee (art. 1:385 lid 2 B.W.).

    Het bewind van de curator over een meerderjarige

    De voorschriften die gelden voor het bewind van de voogd zijn ook van toepassing op het bewind van de curator (art. 1:386 lid 1 B.W.). In sommige gevallen moet er dan een aanpassing worden gedaan, zo treedt de officier van justitie in de plaats van de raad voor de kinderbescherming indien artikel 1:365 B.W.artikel 1:366 B.W.en artikel 1:367 B.W. van toepassing is (art. 1:386 lid 4 B.W.).

    De rekening en verantwoording van zijn bewind gedurende de curatele wordt door de curator jaarlijks ingediend, tenzij de kantonrechter heeft bepaald dat dit op een ander tijdstip kan. De Minister van Veiligheid en Justitie kan een model vaststellen volgens welk de rekening en verantwoording moet worden opgemaakt. De curator doet indien dit gevraagd wordt verslag van zijn werkzaamheden aan de kantonrechter. Voor zijn werk heeft de curator recht op een beloning overeenkomstig de regels die daarvoor bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie zijn vastgesteld (art. 1:386 lid 1 B.W.).

    De curator zorgt ervoor dat het vermogen van de onder curatele gestelde doelmatig wordt belegd, voor zover dit vermogen niet besteed dient te worden om de onder curatele gestelde voldoende te verzorgen (art. 1:386 lid 2 B.W.).

    Tenzij de kantonrechter anders bepaalt, moet de curator zo snel mogelijk een rekening openen bij een bank volgens de Wet op het financieel toezicht. De curator is verplicht om uitsluitend voor de betalingen die hij bij de vervulling van zijn taak verricht of ontvangt, zoveel mogelijk van deze rekening gebruik te maken (art. 1:386 lid 3 B.W.).

    Echtgenoten of geregistreerd partners kunnen ervoor kiezen het bestuur over hun goederen en de goederen van de gemeenschap anders te verdelen dan volgens de regels van de wet en van huwelijkse voorwaarden. Indien een gehuwde of een geregistreerde partner in zo’n geval onder curatele wordt gesteld, bepaalt de rechter bij het uitspreken van de curatele, of en in hoeverre die verdeling ook voor de curator zal gelden (art. 1:386 lid 5 B.W.).

    De kantonrechter kan van de curator verlangen dat hij inzage geeft van zijn boeken, bescheiden en andere gegevensdragers. Ook kan hij een afschrift daarvan verlangen (art. 1:386 lid 6 B.W.).

    Einde van de curatele

    De curatele kan op drie manieren eindigen (art. 1:389 lid 1 B.W.). Ten eerste door het verstrijken van de tijdsduur waarvoor de curatele is ingesteld (art. 1:389 lid 1 sub a B.W.). Ten tweede door de dood van de betrokken persoon (art. 1:389 lid 1 sub b B.W.).

    Ten derde, indien ten behoeve van hem bij een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak ter vervanging van curatele een bewind zoals bedoeld in titel 19 boek 1 B.W. (zie ook de pagina Onderbewindstelling meerderjarigen) of een mentorschap als bedoeld in titel 20 boek 1 B.W. (zie ook de pagina Mentorschap meerderjarigen) is ingesteld (art. 1:389 lid 1 sub c B.W.).

    De kantonrechter kan de curatele opheffen indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van de curatele niet zinvol is gebleken (art. 1:389 lid 2 B.W.). De noodzaak voor curatele bestaat bijvoorbeeld niet meer indien de persoon hersteld is van een ziekte die aanleiding was voor de onder curatele stelling. De kantonrechter kan dit doen op verzoek van de curator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken (art. 1:379 B.W.) of ambtshalve (art. 1:389 lid 2 B.W.). De beschikking treedt in werking zodra zij in kracht van gewijsde is gegaan, tenzij zij een eerder tijdstip van ingang aanwijst.

    De mogelijkheid om verlenging van een curatele die voor een bepaalde tijdsduur is ingesteld te verzoeken komt toe aan personen die gerechtigd zijn de curatele te verzoeken en aan de curator (art. 1:389 lid 3 B.W.). Na dit verzoek heeft de kantonrechter een termijn van twee maanden om te beslissen. Het is niet mogelijk hoger beroep of cassatie in te stellen tegen de afwijzing van dit verzoek. Aan de andere kant is hoger beroep en cassatie wel mogelijk bij een toewijzing van dit verzoek.

    Bekendmaking curatele in de Staatscourant

    Alle uitspraken waarbij een curatele wordt verleend of opgeheven of waarbij een uitspraak tot ondercuratelestelling wordt vernietigd, alsmede beschikkingen zoals bedoeld in artikel 1:380 B.W., worden binnen tien dagen nadat zij ten uitvoer kunnen worden gelegd, door de griffier in de Staatscourant bekendgemaakt (art. 1:390 B.W.). Dit is evenwel geen voorwaarde voor de inwerkingtreding van de curatele. De curatele wordt bekendgemaakt om derden daarvan op de hoogte te stellen.

    Register curatele en meerderjarigenbewind

    Door een orgaan aangewezen bij algemene maatregel van bestuur wordt een openbaar register gehouden, waarin rechtsfeiten worden aangetekend die betrekking hebben op curatele en op meerderjarigenbewind. De Raad voor de rechtspraak is dit aangewezen orgaan (Stb. 2013, 588).

    De volgende zaken worden in het register ingeschreven voor iedere curatele en ieder in te schrijven bewind afzonderlijk met vermelding van de dagtekening (art. 1:191 lid 1 B.W.):

    1. de naam en geboortedatum van de onder curatele gestelde en de rechthebbende;
    2. een uittreksel van de rechterlijke beslissingen, waarbij de curatele of het bewind wegens verkwisting dan wel het hebben van problematische schulden wordt ingesteld, verlengd of opgeheven;
    3. een uittreksel van de rechterlijke beslissingen, waarbij, voor zover de rechter dit overeenkomstig artikel 1:436 lid 3 B.W. derde volzin heeft bepaald, het bewind wegens een lichamelijke of geestelijke toestand wordt ingesteld, verlengd of opgeheven;
    4. de grond waarop de curatele is ingesteld;
    5. voor zover van toepassing, de datum waarop de curatele of het bewind eindigt;
    6. een uittreksel van de rechterlijke beslissingen, waarbij een curator of bewindvoerder wordt benoemd, geschorst of ontslagen;
    7. de naam en woonplaats van de curator of curatoren en de bewindvoerder of bewindvoerders en de taakverdeling, voor zover de rechter deze heeft vastgesteld.

    Het is aan de griffier om deze gegevens door te geven aan het bij algemene maatregel van bestuur aangewezen orgaan voor het bijhouden van het openbare register. De griffier geeft tevens een bericht van het overlijden van de onder curatele gestelde of de rechthebbende door (art. 1:191 lid 3 B.W.).

    Iedereen kan dit register kosteloos inzien via Rechtspraak.nl. Daarnaast is het tegen betaling mogelijk een uittreksel te krijgen, de hoogte van de vergoeding staat in de Wet griffierechten burgerlijke zaken (art. 1:191 lid 2 B.W.).

    Doorhaling inschrijving curatele in het openbaar register

    Het einde van de curatele en het bewind door het verstrijken van de tijdsduur waarvoor de maatregel is ingesteld, leidt tot doorhaling van de inschrijving in het openbaar register op de dag na het verstrijken van de tijdsduur. Een beschikking tot de opheffing van de curatele of de opheffing van het bewind leidt tot doorhaling van de inschrijving in het openbaar register op het tijdstip waarop de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan. Nadat de griffie van de rechtbank het bericht van het overlijden heeft ontvangen, leidt het overlijden van de onder curatele gestelde of de rechthebbende tot doorhaling van de inschrijving in het openbaar register (art. 1:391 lid 4 B.W.).

    Auteur & Last edit

    [MdV, 1-03-2022; KvdV 01-01-2023]

    Curatele meerderjarigen (Titel 16, Boek 1 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Curatele meerderjarigen (Titel 16, Boek 1 B.W.)

      Inleiding curatele meerderjarigen

      In Titel 16 van Boek 1 B.W. is de curatele over meerderjarigen geregeld, die niet (meer) in staat zijn hun eigen belangen te behartigen. De curatele is een verdergaande maatregel dan het meerderjarigenbewind, dat alleen het beheer van het vermogen bij een bewindvoerder legt. De curatele omvat de zorg voor het hele wel en wee van de onder curatele gestelde, ook de niet-financiële aspecten. De Titel omvat 14 bepalingen (art. 1:378 B.W. tot en met art. 1:391 B.W).

      Onder curatele stelling

      De kantonrechter heeft de bevoegdheid om een meerderjarige onder curatele te stellen indien hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt als gevolg van:

      – zijn lichamelijke of geestelijke toestand; of

      – gewoonte van drankmisbruik of drugsmisbruik.

      Voorwaarde is wel dat een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende of minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd (art. 1:378 lid 1 B.W.).

      Voor een onder curatele stelling als gevolg van een lichamelijk of geestelijke toestand is niet vereist dat de toestand altijd aanwezig is. De kantonrechter kan iemand ook onder curatele stellen indien de persoon tussendoor wel heldere momenten heeft.

      Het is mogelijk om de curatele al voor de meerderjarigheid uit te spreken als te verwachten is dat op het moment dat de minderjarige meerderjarig wordt sprake zal zijn van een grond voor curatele (art. 1:378 lid 2 B.W.). In dit geval werkt de curatele met ingang van het tijdstip waarop de onder curatele gestelde meerderjarig wordt (art. 1:381 lid 1 B.W.).

      De rechter waarbij een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging als bedoeld in de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten of een zorgmachtiging of een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg aanhangig is, is ook bevoegd om van een verzoek tot ondercuratelestelling kennis te nemen (art. 1:378 lid 3 B.W.).

      Personen en instellingen die curatele kunnen verzoeken

      Er zijn een aantal personen die de curatele kunnen verzoeken, dit zijn de betrokken persoon, zijn echtgenoot, zijn geregistreerde partner dan wel andere levensgezel. Onder een andere levensgezel kan iemand worden verstaan waarmee de persoon voor wie de curatele is verzocht samenwoont, dit is echter geen noodzakelijke voorwaarde.

      Ook bloedverwanten in de rechte lijn en in de zijlijn tot en met de vierde graad kunnen een verzoek tot curatele doen. Onder bloedverwanten in de rechte lijn vallen de ouders en grootouders en de kinderen en kleinkinderen. Onder bloedverwanten in de zijlijn tot en met de vierde graad vallen broers, zussen, ooms, tantes, neven en nichten.

      Daarnaast kan degene die ingevolge art. 1:253a B.W.of art. 1:253t B.W. het gezag over de betrokken persoon uitoefent, zijn voogd, zijn bewindvoerder als bedoeld in titel 19 van boek 1 B.W. (zie de pagina Onderbewindstelling meerderjarigen) en zijn mentor als bedoeld in titel 20 van boek 1 B.W. (art. 1:379 lid 1 B.W.) (zie de pagina Mentorschap meerderjarigen) curatele verzoeken.

      Aangezien het al mogelijk is een verzoek tot onder curatelestelling in te dienen voordat een persoon meerderjarig is, is ook de voogd bevoegd dit verzoek in te dienen. Sinds 1 januari 2014 kunnen de mentor en bewindvoerder een verzoek tot ondercuratelestelling doen, aangezien toen de wet Stb. 2013, 414 in werking is ingetreden.

      Verder kan de curatele worden verzocht door het openbaar ministerie en door de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd of de instelling die aan de betrokkene begeleiding biedt (art. 1:379 lid 2 B.W.). In het laatste geval wordt in het verzoekschrift ook vermeld waarom de hiervoor genoemde personen, met uitzondering van bloedverwanten in de zijlijn in de derde en vierde graad, niet tot indiening van een verzoek zijn overgegaan (art. 1:379 lid 2 B.W.).

      Provisionele bewindvoerder tijdens verzoek curatele

      De rechter voor wie het verzoek tot ondercuratelestelling aanhangig is of laatstelijk aanhangig was, kan, op verzoek of ambtshalve, een provisionele bewindvoerder benoemen (art. 1:380 lid 1 B.W.). Een provisionele bewindvoerder wordt benoemd als terstond bescherming voor de betrokkene nodig is en de rechter nog niet (onherroepelijk) besloten heeft over het verzoek tot ondercuratelestelling of als het voorlopig nog niet mogelijk is om een curator te benoemen.

      De beschikking vermeldt het tijdstip waarop zij in werking treedt (art. 1:380 lid 1 B.W.). Ook regelt de rechter in deze beschikking de bevoegdheden van de bewindvoerder (art. 1:380 lid 2 B.W.). Daarbij kan de rechter aan de bewindvoerder het bewind over bepaalde of alle goederen opdragen. Daarnaast kan de rechter ook andere bevoegdheden aan de bewindvoerder toekennen, alleen geen bevoegdheden die een curator ook niet heeft (art. 1:380 lid 2 B.W.).

      Voor zover de rechter niet anders bepaalt, kan degene wiens curatele is verzocht, met betrekking tot die goederen niet zonder medewerking van de bewindvoerder daden van beheer en van beschikking verrichten en kan hij ook geen overeenkomsten aangaan strekkende tot beschikking over die goederen (art. 1:380 lid 2 B.W.). In de beschikking kan ook worden bepaald dat schulden die degene wiens curatele is verzocht, na de bekendmaking van de benoeming maakt, op de onder bewind gestelde goederen gedurende dit bewind en de curatele indien curatele volgt, niet kunnen worden verhaald (art. 1:380 lid 3 B.W.).

      De rechter voor wie het verzoek tot ondercuratelestelling aanhangig is of laatstelijk aanhangig was kan beschikking te allen tijde worden gewijzigd of ingetrokken (art. 1:380 lid 4 B.W.).

      De bewindvoerder heeft aanspraak op een beloning die is vastgesteld overeenkomstig de regels daaromtrent van de regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie (art. 1:380 lid 5 B.W.).

      Aanvang curatele

      De curatele gaat in op de dag waarop zij is uitgesproken (art. 1:381 lid 1 B.W.). Vanaf dat moment is de onder curatele gestelde onbekwaam rechtshandelingen te verrichten voor zover de wet niet anders bepaalt (art. 1:381 lid 2 B.W.).

      Een onder curatele gestelde is bekwaam rechtshandelingen te verrichten met toestemming van zijn curator, voor zover deze bevoegd is die rechtshandelingen voor de onder curatele gestelde te verrichten. De toestemming kan slechts worden verleend voor een bepaalde rechtshandeling of voor een bepaald doel. Indien het gaat om een bepaalde rechtshandeling is de toestemming vormvrij. De toestemming voor een bepaald doel moet schriftelijk worden verleend (art. 1:381 lid 3 B.W.).

      Als het gaat om aangelegenheden betreffende verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding van een onder curatele gestelde, zijn artikel 1:453 B.W. en artikel 1:454 B.W.van overeenkomstige toepassing (art. 1:381 lid 4 B.W.). Dit houdt in dat de curator vertegenwoordigingsbevoegd is als het gaat om aangelegenheden als verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding van de onder curatele gestelde. Wel dient de curator de onder curatele gestelde waar haalbaar te betrekken bij zijn taak.

      De onder curatele gestelde is bekwaam over gelden te beschikken die zijn curator voor levensonderhoud aan hem ter beschikking heeft gesteld, zolang hij ze voor deze bestemming gebruikt (art. 1:381 lid 5 B.W.).

      In zaken die gaan over curatele is degene wiens curatele het betreft bekwaam in rechte op te treden en tegen een uitspraak beroep in te stellen (art. 1:381 lid 6 B.W.). Daartoe moet voor de betrokkene ook de nodige rechtshulp open staan. Het is de curator verboden contact tussen de advocaat en betrokkene te verbieden of te storen. De curator kan dit contact wel verbieden indien anders een zo nadelige uitwerking op de toestand van de gezondheid van de betrokkene te vrezen is dat dit contact gelet op die uitwerking als onverantwoord moeten worden gezien (HR 28 januari 1994, NJ 1994/687).

      Uitzondering handelingsonbekwaamheid curatele meerderjarige bij familierechtelijke handelingen

      Degene die onder curatele staat vanwege een gewoonte van drankmisbruik of drugsmisbruik, blijft bekwaam om familierechtelijke handelingen te verrichten voor zover de wet niet anders bepaalt (art. 1:382 B.W.).

      Benoeming van de curator over een meerderjarige

      Als een rechter curatele instelt, benoemt hij daarbij of zo spoedig mogelijk daarna een curator (art. 1:383 lid 1 B.W.). Hij kijkt daarbij of de te benoemen persoon bereid is de taak op zicht te nemen en oordeelt of de persoon geschikt is voor de taak. Tijdens de geschiktheidsbeoordeling wordt vooral gekeken of de persoon in staat is een financiële huishouding van de omvang van het vermogen van de onder curatele gestelde te beheren.

      Bij de benoeming van de curator volgt de rechter de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij er gegronde redenen zijn die zich hiertegen verzetten (art. 1:383 lid 2 B.W.). Indien er geen uitdrukkelijke voorkeur is en de onder curatele gestelde persoon gehuwd is, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levensgezel heeft, wordt bij voorkeur de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel andere levensgezel tot curator benoemd.

      Indien de onder curatele gestelde geen echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel heeft, wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zussen tot curator benoemd. Indien de onder curatele gestelde huwt, een geregisterd partnerschap aangaat of een andere levensgezel krijgt, kan ieder van hen verzoeken, in plaats van de tegenwoordige curator, als curator te worden benoemd. Voorwaarde is wel dat deze persoon niet ook onder curatele staat (art. 1:383 lid 3 B.W.). Daarnaast kan ook een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid tot curator worden benoemd (art. 1:383 lid 4 B.W.).

      Personen die niet tot curator over een meerderjarige kunnen worden benoemd

      Bepaalde personen kunnen niet tot curator benoemd worden. De volgende personen kunnen niet tot curator worden benoemd (art. 1:383 lid 5 B.W.):

      – zij die handelingsonbekwaam zijn;

      – zij ten behoeve van wie een mentorschap is ingesteld;

      – de bewindvoerder van de onder curatele gestelde in de zin artikel 1:287 lid 3 Fw;

      – een direct betrokken of behandelend hulpverlener;

      – personen behorende tot de leiding of tot het personeel van de instelling waar de onder curatele gestelde wordt verzorgd of die aan de onder curatele gestelde begeleiding biedt;

      – personen verbonden met de instelling waar de onder curatele gestelde wordt verzorgd of die aan de onder curatele gestelde begeleiding biedt. Dit geldt alleen indien de instelling of personen behorende tot de leiding van de instelling, alleen of samen meer dan de helft van de stemrechten in de algemene vergadering van de rechtspersoon kunnen uitoefenen of meer dan de helft van de bestuurders of van de commissarissen van de rechtspersoon kunnen benoemen of ontslaan. Ook indien de persoon en de instelling deel uitmaken van een groep in de zin van artikel 2:24b B.W.kunnen zij niet als curator worden benoemd. Als laatste geldt dit ook indien de bestuurder van de rechtspersoon ook behoort tot de leiding of het personeel van de instelling.

      Indien een persoon in staat van faillissement verkeert of indien op een persoon de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is, of een of meer goederen van een persoon onder bewind staan zoals bedoeld in titel 19 boek 1 B.W. (zie de pagina Onderbewindstelling meerderjarigen) kan deze persoon niet tot curator benoemd worden.

      Tenzij het gaat om de echtgenoot, geregistreerd partner of levensgezel van de betrokkene en het bewind over het vermogen van de onder curatele gestelde door de medecurator wordt gevoerd (art. 1:383 lid 6 B.W.).

      Curator meerderjarige, bewindvoerder meerderjarige of mentor meerderjarige van tenminste drie personen

      Een persoon die curator, bewindvoerder of mentor is van tenminste drie personen, komt alleen voor benoeming in aanmerking indien aan aanvullende vereisten is voldaan. De persoon moet wat zijn bedrijfsvoering en scholing betreft en wat de werving, de scholing en begeleiding van en het toezicht op de personen door wie hij de taken van een curator uitoefent betreft voldoen aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen kwaliteitseisen.

      In een algemene maatregel van bestuur kan besloten worden dat banken, notarissen, gerechtsdeurwaarders en accountants geheel of gedeeltelijk worden vrijgesteld van de eisen inzake de werving, scholing en bedrijfsvoering (art. 1:383 lid 9 B.W.).

      Een persoon die curator, bewindvoerder of mentor is van ten minste drie personen moet ook voldoen aan de verplichtingen van art. 1:386 lid 3 B.W.en artikel 3:15i B.W.. Uitzondering op voorgaande is de situatie waarin deze persoon de echtgenoot, geregistreerd partner of levensgezel van de betrokkene is (art. 1:383 lid 7 B.W.).

      Indien een persoon curator, bewindvoerder of mentor is van tenminste drie personen geeft hij aanvullende informatie aan de rechter die hem benoemd. Zo levert hij een verklaring aan waarin hij aangeeft aan de kwaliteitseisen en verplichtingen te voldoen. Daarnaast levert hij een verslag van een accountant aan waarin diens bevindingen over de wijze waarop aan de eisen en verplichtingen wordt voldaan zijn opgenomen. Als laatste levert hij een verklaring van de accountant omtrent de balans en staat van baten en lasten en indien van toepassing ook een verklaring omtrent de jaarrekening aan. Alleen banken, notarissen, gerechtsdeurwaarders en accountants hoeven deze verklaring van de accountant niet af te geven (art. 1:383 lid 9 B.W.). Dit komt omdat ze al onder toezicht van andere instanties staan.

      Verder kunnen er bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden vastgesteld over de vorm en de inhoud van de verklaringen en het verslag en over de wijze van overlegging.

      Als de persoon kan aantonen dat hij in de twaalf maanden voorafgaande aan zijn benoeming de verklaringen en het verslag al aan de rechter heeft overgelegd, dan is hij van de overlegging vrijgesteld (art. 1:383 lid 8 B.W.). De curator legt dit verslag en de verklaringen jaarlijks over (art. 1:386 lid 1 B.W.).

      Benoeming twee curatoren over meerderjarige

      De rechter kan twee curatoren benoemen, tenzij er gegronde redenen zijn die zich hiertegen verzetten. Zijn er twee curatoren, dan kan ieder van hen de taken die aan een curator toekomen, alleen verrichten. De rechter is bevoegd een taakverdeling tussen de curatoren te maken, indien dit nodig is. Als er een verschil van mening is tussen de curatoren beslist de kantonrechter indien een van hen of de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd of de instelling die aan de betrokkene begeleiding biedt hiertoe verzoekt. De kantonrechter kan ook een verdeling van de beloning vaststellen (art. 1:383 lid 10 B.W.).

      Aanvang taak curator meerderjarige

      De taak van de curator begint de dag nadat de beslissing tot de benoeming, is verstrekt of verzonden. Met die dag eindigt het provisioneel bewind. De provisionele bewindvoerder is verplicht ten overstaan van de kantonrechter aan de curator rekening en verantwoording van zijn bemoeienissen af te leggen. Indien de provisionele bewindvoerder zelf tot curator wordt benoemd, dan wordt de rekening en verantwoording aan de kantonrechter afgelegd. Indien de curator vóór de meerderjarigheid van de onder curatele gestelde is benoemd, begint zijn taak op het tijdstip waarop de curatele in werking treedt (art. 1:383 lid 11 B.W.).

      Gevolgen afwijzing verzoek ondercuratelestelling

      Indien het verzoek tot ondercuratelestelling wordt afgewezen, eindigt het bewind van de provisionele bewindvoerder de dag na die uitspraak, tenzij de rechter anders bepaalt. Het bewind eindigt hoe dan ook uiterlijk de dag nadat de afwijzing in kracht van gewijsde is gegaan (art. 1:383 lid 12 B.W.).

      Hoger beroep bij een beschikking waarbij curatele is uitgesproken

      Indien een beschikking, waarbij curatele is uitgesproken, in hoger beroep of cassatie wordt vernietigd en het verzoek tot ondercuratelestelling alsnog wordt afgewezen, neemt de taak van de curator de dag na deze uitspraak een einde. De handelingen die dan inmiddels door de curator of met zijn toestemming zijn verricht blijven verbindend voor de onder curatele gestelde (art. 1:384 B.W.). Dit geldt tevens bij het einde van de curatele (art. 1:389 lid 3 B.W.).

      Schakelbepaling voor curatele

      Bij curatele over meerderjarigen zijn de volgende bepalingen van overeenkomstige toepassing:

      – art. 1:250 B.W. (benoeming bijzondere curator bij tegenstrijdig belang, zie de pagina Algemene bepalingen gezag over minderjarige kinderen), art. 1:280 onder b B.W.,

      – art. 1:281 lid 1 onder a en lid 2 B.W. (voogdij bij testamentaire bepaling en beëindiging van de voogdij door de rechter, zie de pagina Voogdij in het algemeen)

      – art. 1:322 lid 1 onder a en c B.W. (ontslag van de voogd, zie de pagina Ontslag uit de voogdij)

      – art. 1:324 B.W. (ontslag van de voogd wegens onbevoegdheid, zie de pagina Onbevoegdheid tot de voogdij)

      – art. 1:336 B.W. (dat de onder curatele gestelde overeenkomstig diens vermogen wordt verzorgd, zie de pagina Toezicht van de voogd) en

      – art. 1:372 B.W. tot en met art. 1:377 B.W. (rekening en verantwoording de voogd, zie de pagina Rekening en verantwoording bij het einde van de voogdij).

      Een en ander voor zover in art. 1:383 B.W. en art. 1:384 B.W. daar niet van wordt afgeweken.

      Met dien verstande dat (art. 1:385 lid 1 B.W.):

      – in geval van benoeming van een ouder tot curator een bereidverklaring als bedoeld in artikel 1:280 onder b B.W. niet is vereist;

      – voor rechtbank of rechter wordt gelezen kantonrechter;

      – aan de raad voor de kinderbescherming terzake geen bevoegdheden toekomen;

      – de curator te allen tijde hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om curator te kunnen worden, door de kantonrechter kan worden ontslagen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de faillietverklaring van de curator. Dit kan geschieden op verzoek van de medecurator of op verzoek van degene die een verzoek tot curatele kan instellen. Daarnaast kan de kantonrechter hiertoe ook ambtshalve beslissen. Daarbij is artikel 1:448 lid 2, lid 3 en lid 5 van overeenkomstige toepassing;

      – de curator de rekening en verantwoording aflegt tegenover de bij het einde van zijn bewind ter zake bevoegde kantonrechter.

      Verslag van de curator over een meerderjarige

      De curator doet elke vijf jaar, of eerder indien de kantonrechter dit heeft bepaald, aan de kantonrechter verslag van het verloop van de curatele. Het gaat daarbij vooral om de vraag of de curatele voort moet duren of door een minder ver strekkende voorziening kan worden vervangen. Feiten die voor de curatele en het voortduren daarvan van betekenis zijn deelt de curator meteen aan de kantonrechter mee (art. 1:385 lid 2 B.W.).

      Het bewind van de curator over een meerderjarige

      De voorschriften die gelden voor het bewind van de voogd zijn ook van toepassing op het bewind van de curator (art. 1:386 lid 1 B.W.). In sommige gevallen moet er dan een aanpassing worden gedaan, zo treedt de officier van justitie in de plaats van de raad voor de kinderbescherming indien artikel 1:365 B.W.artikel 1:366 B.W.en artikel 1:367 B.W. van toepassing is (art. 1:386 lid 4 B.W.).

      De rekening en verantwoording van zijn bewind gedurende de curatele wordt door de curator jaarlijks ingediend, tenzij de kantonrechter heeft bepaald dat dit op een ander tijdstip kan. De Minister van Veiligheid en Justitie kan een model vaststellen volgens welk de rekening en verantwoording moet worden opgemaakt. De curator doet indien dit gevraagd wordt verslag van zijn werkzaamheden aan de kantonrechter. Voor zijn werk heeft de curator recht op een beloning overeenkomstig de regels die daarvoor bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie zijn vastgesteld (art. 1:386 lid 1 B.W.).

      De curator zorgt ervoor dat het vermogen van de onder curatele gestelde doelmatig wordt belegd, voor zover dit vermogen niet besteed dient te worden om de onder curatele gestelde voldoende te verzorgen (art. 1:386 lid 2 B.W.).

      Tenzij de kantonrechter anders bepaalt, moet de curator zo snel mogelijk een rekening openen bij een bank volgens de Wet op het financieel toezicht. De curator is verplicht om uitsluitend voor de betalingen die hij bij de vervulling van zijn taak verricht of ontvangt, zoveel mogelijk van deze rekening gebruik te maken (art. 1:386 lid 3 B.W.).

      Echtgenoten of geregistreerd partners kunnen ervoor kiezen het bestuur over hun goederen en de goederen van de gemeenschap anders te verdelen dan volgens de regels van de wet en van huwelijkse voorwaarden. Indien een gehuwde of een geregistreerde partner in zo’n geval onder curatele wordt gesteld, bepaalt de rechter bij het uitspreken van de curatele, of en in hoeverre die verdeling ook voor de curator zal gelden (art. 1:386 lid 5 B.W.).

      De kantonrechter kan van de curator verlangen dat hij inzage geeft van zijn boeken, bescheiden en andere gegevensdragers. Ook kan hij een afschrift daarvan verlangen (art. 1:386 lid 6 B.W.).

      Einde van de curatele

      De curatele kan op drie manieren eindigen (art. 1:389 lid 1 B.W.). Ten eerste door het verstrijken van de tijdsduur waarvoor de curatele is ingesteld (art. 1:389 lid 1 sub a B.W.). Ten tweede door de dood van de betrokken persoon (art. 1:389 lid 1 sub b B.W.).

      Ten derde, indien ten behoeve van hem bij een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak ter vervanging van curatele een bewind zoals bedoeld in titel 19 boek 1 B.W. (zie ook de pagina Onderbewindstelling meerderjarigen) of een mentorschap als bedoeld in titel 20 boek 1 B.W. (zie ook de pagina Mentorschap meerderjarigen) is ingesteld (art. 1:389 lid 1 sub c B.W.).

      De kantonrechter kan de curatele opheffen indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van de curatele niet zinvol is gebleken (art. 1:389 lid 2 B.W.). De noodzaak voor curatele bestaat bijvoorbeeld niet meer indien de persoon hersteld is van een ziekte die aanleiding was voor de onder curatele stelling. De kantonrechter kan dit doen op verzoek van de curator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken (art. 1:379 B.W.) of ambtshalve (art. 1:389 lid 2 B.W.). De beschikking treedt in werking zodra zij in kracht van gewijsde is gegaan, tenzij zij een eerder tijdstip van ingang aanwijst.

      De mogelijkheid om verlenging van een curatele die voor een bepaalde tijdsduur is ingesteld te verzoeken komt toe aan personen die gerechtigd zijn de curatele te verzoeken en aan de curator (art. 1:389 lid 3 B.W.). Na dit verzoek heeft de kantonrechter een termijn van twee maanden om te beslissen. Het is niet mogelijk hoger beroep of cassatie in te stellen tegen de afwijzing van dit verzoek. Aan de andere kant is hoger beroep en cassatie wel mogelijk bij een toewijzing van dit verzoek.

      Bekendmaking curatele in de Staatscourant

      Alle uitspraken waarbij een curatele wordt verleend of opgeheven of waarbij een uitspraak tot ondercuratelestelling wordt vernietigd, alsmede beschikkingen zoals bedoeld in artikel 1:380 B.W., worden binnen tien dagen nadat zij ten uitvoer kunnen worden gelegd, door de griffier in de Staatscourant bekendgemaakt (art. 1:390 B.W.). Dit is evenwel geen voorwaarde voor de inwerkingtreding van de curatele. De curatele wordt bekendgemaakt om derden daarvan op de hoogte te stellen.

      Register curatele en meerderjarigenbewind

      Door een orgaan aangewezen bij algemene maatregel van bestuur wordt een openbaar register gehouden, waarin rechtsfeiten worden aangetekend die betrekking hebben op curatele en op meerderjarigenbewind. De Raad voor de rechtspraak is dit aangewezen orgaan (Stb. 2013, 588).

      De volgende zaken worden in het register ingeschreven voor iedere curatele en ieder in te schrijven bewind afzonderlijk met vermelding van de dagtekening (art. 1:191 lid 1 B.W.):

      1. de naam en geboortedatum van de onder curatele gestelde en de rechthebbende;
      2. een uittreksel van de rechterlijke beslissingen, waarbij de curatele of het bewind wegens verkwisting dan wel het hebben van problematische schulden wordt ingesteld, verlengd of opgeheven;
      3. een uittreksel van de rechterlijke beslissingen, waarbij, voor zover de rechter dit overeenkomstig artikel 1:436 lid 3 B.W. derde volzin heeft bepaald, het bewind wegens een lichamelijke of geestelijke toestand wordt ingesteld, verlengd of opgeheven;
      4. de grond waarop de curatele is ingesteld;
      5. voor zover van toepassing, de datum waarop de curatele of het bewind eindigt;
      6. een uittreksel van de rechterlijke beslissingen, waarbij een curator of bewindvoerder wordt benoemd, geschorst of ontslagen;
      7. de naam en woonplaats van de curator of curatoren en de bewindvoerder of bewindvoerders en de taakverdeling, voor zover de rechter deze heeft vastgesteld.

      Het is aan de griffier om deze gegevens door te geven aan het bij algemene maatregel van bestuur aangewezen orgaan voor het bijhouden van het openbare register. De griffier geeft tevens een bericht van het overlijden van de onder curatele gestelde of de rechthebbende door (art. 1:191 lid 3 B.W.).

      Iedereen kan dit register kosteloos inzien via Rechtspraak.nl. Daarnaast is het tegen betaling mogelijk een uittreksel te krijgen, de hoogte van de vergoeding staat in de Wet griffierechten burgerlijke zaken (art. 1:191 lid 2 B.W.).

      Doorhaling inschrijving curatele in het openbaar register

      Het einde van de curatele en het bewind door het verstrijken van de tijdsduur waarvoor de maatregel is ingesteld, leidt tot doorhaling van de inschrijving in het openbaar register op de dag na het verstrijken van de tijdsduur. Een beschikking tot de opheffing van de curatele of de opheffing van het bewind leidt tot doorhaling van de inschrijving in het openbaar register op het tijdstip waarop de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan. Nadat de griffie van de rechtbank het bericht van het overlijden heeft ontvangen, leidt het overlijden van de onder curatele gestelde of de rechthebbende tot doorhaling van de inschrijving in het openbaar register (art. 1:391 lid 4 B.W.).

      Auteur & Last edit

      [MdV, 1-03-2022; KvdV 01-01-2023]

      Curatele meerderjarigen (Titel 16, Boek 1 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!