Geregistreerd partnerschap (Titel 5A, Boek 1 B.W.)
Inleiding geregistreerd partnerschap
In Titel 5A van Boek 1 B.W. is de wettelijke regeling van het geregistreerd partnerschap te vinden. De Titel kent 7 bepalingen (art. 1:80a B.W. tot en met art. 1:80g B.W.).
Aangaan geregistreerd partnerschap
Het aangaan van een geregistreerd partnerschap vertoont juridisch gezien gelijkenissen met het aangaan van een huwelijk. Zie de pagina Huwelijk.
Net als bij een huwelijk wordt het geregistreerd partnerschap aangegaan door middel van een akte, die wordt opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand (art. 1:80a lid 3 B.W.).
Beletselen aangaan geregistreerd partnerschap
Een geregistreerd partnerschap kan niet worden aangegaan door iemand die al gehuwd is (art. 1:80a lid 2 B.W.). Ook is net als bij een huwelijk polygamie (in de zin van meerdere partnerschappen) verboden (art. 1:80a lid 1 B.W.).
Stuiting geregistreerd partnerschap
Een geregistreerd partnerschap kan verder gestuit worden op de volgende gronden (art. 1:80a lid 4 B.W.):
(i) indien partijen niet de vereisten in zich verenigen om de registratie aan te gaan; of
(ii) wanneer partijen niet beiden hun toestemming tot het geregistreerd partnerschap vrijelijk zullen geven; of
(iii) wanneer het oogmerk van de aanstaande geregistreerde partners, of één hunner, niet is gericht op de vervulling van de door de wet aan de partnerschapsregistratie verbonden plichten, doch op het verkrijgen van toelating tot Nederland.
Hierbij zijn de bepalingen art. 1:51 B.W. tot en met art. 1:56 B.W. inzake stuiting van een huwelijk van overeenkomstige toepassing. Met uitzondering van art. 1:56 lid 1 B.W., maar een soortgelijke regel staat in art. 1:80a lid 4 B.W.. Zie de pagina Stuiting van het huwelijk.
Stuiting door het OM of ambtsweigering door ambtenaar burgerlijke stand
Het openbaar ministerie is verplicht een partnerschapsregistratie te stuiten, indien het met een van de beletselen bedoeld in art. 1:31 B.W. (minderjarigheid) of art. 1:32 B.W. (geestelijke stoornis) of in art. 1:41 lid 1 B.W. (bloedverwantschap), of de in art. 1:80a B.W. lid 1 of lid 2 (polygamie) omschreven beletselen bekend is. Zie ook de pagina Vereisten tot aangaan van een huwelijk.
Indien aan de ambtenaar van de burgerlijke stand een van de in art. 1:80a lid 4 B.W. genoemde beletselen bekend is, of wanneer partijen niet beiden hun toestemming tot het geregistreerd partnerschap vrijelijk zullen geven, mag hij niet meewerken aan een registratie of daaraan voorafgaande formaliteiten verrichten, ook al zou geen stuiting hebben plaatsgehad (art. 1:80a lid 4 B.W., laatste volzin).
Overeenkomstige toepassing bepalingen huwelijk
Voor het aangaan van een geregistreerd partnerschap zijn art. 1:31 B.W. (minderjarigheid), art. 1:32 B.W. (geestelijke stoornis), art. 1:37 B.W. tot en met art. 1:39 B.W. (toestemming curator bij curatele), art. 1:41 B.W. (bloedverwantschap) en art. 1:41a B.W. (huwelijk tussen neven en nichten) van overeenkomstige toepassing. Bij bloedverwantschap is namelijk de kans op aangeboren afwijkingen aanzienlijk. Zie ook de pagina Vereisten tot aangaan van een huwelijk.
Verder zijn art. 1:44 B.W. tot en met art. 1:49 lid 1 B.W. van overeenkomstige toepassing. Zie de pagina Formaliteiten die voorafgaan aan een huwelijk.
Ook zijn van overeenkomstige toepassing art. 1:58 B.W. (verificatie door de ambtenaar de Burgerlijke stand van de rechtmatigheid van het verblijf in Nederland van de aanstaande echtgenoot die niet de Nederlandse nationaliteit bezit) en art. 1:62 B.W. tot en met art. 1:66 B.W.. Zie voor deze bepalingen de pagina Voltrekking van het huwelijk.
Een en ander vloeit voort uit art. 1:80a lid 5 B.W..
Nietigverklaring van een geregistreerd partnerschap
Op de nietigverklaring van een partnerschapsregistratie zijn art. 1:69 B.W. tot en met art. 1:77 B.W. van overeenkomstige toepassing (art. 1:80a lid 6 B.W.). Zie de pagina Nietigverklaring van een huwelijk.
Bewijs van een geregistreerd partnerschap
Op het bewijs van het bestaan van de partnerschapsregistratie zijn art. 1:78 B.W. tot en met art. 1:80 B.W. van overeenkomstige toepassing (art. 1:80a lid 7 B.W.). Zie de pagina Bewijs van het bestaan van een huwelijk.
Huwelijksgoederenrecht ook van toepassing op geregistreerd partnerschap
Op een geregistreerd partnerschap zijn Titel 6 Boek 1 B.W. (zie de pagina Rechten en verplichtingen van echtgenoten), Titel 7 Boek 1 B.W. (zie de pagina Wettelijke gemeenschap van goederen) en Titel 8 Boek 1 B.W. (zie de pagina Huwelijkse voorwaarden) van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van het omtrent scheiding van tafel en bed bepaalde (art. 1:80b B.W.).
Einde van het geregistreerd partnerschap
In art. 1:80c lid 1 B.W. is bepaald in welke gevallen en op welke wijze een geregistreerd partnerschap eindigt. Het eindigt door:
a. de dood van een partner;
b. het aangaan van een nieuw partnerschap in geval van doodverklaring bij vermissing;
c. een door de burgerlijke stand vastgelegde overeenkomst tot beëindiging met wederzijds goedvinden;
d. ontbinding door de rechter;
e. of door omzetting in een huwelijk.
Tot inschrijving van een verklaring als bedoeld in het eerste lid, onder c, is de ambtenaar van de burgerlijke stand steeds bevoegd indien het geregistreerd partnerschap in Nederland is aangegaan (art. 1:80c lid 2 B.W.).
Voorwaarde beëindiging geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden
Een geregistreerd partnerschap kan volgens art. 1:80c lid 3 B.W. niet met wederzijds goedvinden worden beëindigd indien de partners:
a. al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen over een of meer van hun gezamenlijke kinderen; of
b. ingevolge art. 1:253sa lid 1 B.W. of art. 1:253t B.W. het gezag gezamenlijk uitoefenen over een of meer kinderen (zie ook de pagina Gezamelijk gezag van een ouder met een ander dan een ouder).
In dat geval zullen zij dus een ontbindingsverzoek moeten doen bij de rechter, waarbij een ouderschapsplan zal moeten worden vastgesteld.
Voorzieningen in de overeenkomst tot beëindiging geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden
De overeenkomst tot beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden moet inhouden dat de relatie duurzaam is ontwricht. Ook kan deze voorzieningen betreffen inzake alimentatie, recht van bewoning van de gezamenlijke woning, de verdeling van de gemeenschap en van pensioen (art. 1:80d lid 1 B.W.).
Op een beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden zijn de artikelen 1:155 B.W., 1:157 eerste tot en met zesde lid B.W., 1:158 B.W., 1:159 B.W., eerste en derde lid, 1:159a B.W., 1:160 B.W. en 1:164 B.W. van overeenkomstige toepassing (art. 1:80d lid 2 B.W.). Zie ook de pagina Echtscheiding.
De overeenkomst moet binnen drie maanden ter inschrijving aan de burgerlijke stand worden aangeboden (art. 1:80d lid 3 B.W.).
Ontbinding geregistreerd partnerschap door de rechter
Op een ontbinding van een geregistreerd partnerschap als bedoeld in art. 1:80c lid 1 B.W. sub d zijn de artikelen 1:151 B.W., 1:153 B.W. tot en met 1:160 B.W., 1:164 B.W. en 1:165 B.W. van overeenkomstige toepassing (art. 1:80e lid 1 B.W.). Zie ook de pagina Echtscheiding.
De ontbinding komt tot stand door inschrijving van een rechterlijke uitspraak op verzoek van partijen of van één van hen in de registers van de burgerlijke stand. Art. 1:163 lid 3 B.W. geldt hier ook.
Opnieuw aangaan geregistreerd partnerschap zelfde partners
Indien de partijen wier geregistreerd partnerschap is beëindigd, opnieuw een geregistreerd partnerschap met elkaar aangaan dan wel met elkaar in het huwelijk treden, worden alle gevolgen van het geregistreerd partnerschap geacht steeds te hebben bestaan alsof er geen beëindiging heeft plaats gehad. Nochtans wordt de geldigheid van rechtshandelingen die tussen de inschrijving van de beëindiging en de nieuwe registratie of het huwelijk zijn verricht, beoordeeld naar het tijdstip van de handeling (art. 1:80f B.W.).
Omzetting geregistreerd partnerschap in huwelijk
Als twee personen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand kenbaar maken dat zij het geregistreerd partnerschap dat zij zijn aangegaan, omgezet wensen te zien in een huwelijk, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand ter zake een akte van omzetting opmaken. Indien de geregistreerde partners van wie ten minste één de Nederlandse nationaliteit bezit, buiten Nederland woonplaats hebben en in Nederland hun geregistreerd partnerschap in een huwelijk willen omzetten, geschiedt de omzetting bij de ambtenaar van de burgerlijke stand te ‘s-Gravenhage (art. 1:80g lid 1 B.W.).
De artikelen 65 en 66 zijn van overeenkomstige toepassing (art. 1:80g lid 2 B.W.).
Rechtsgevolgen geregistreerd partnerschap in huwelijk
De omzetting doet het geregistreerd partnerschap eindigen en het huwelijk aanvangen op het tijdstip dat de akte van omzetting in het register van huwelijken is opgemaakt. De omzetting brengt geen wijziging in de al dan niet bestaande familierechtelijke betrekkingen met kinderen die voor de omzetting zijn geboren (art. 1:80g lid 3 B.W.).
Auteur & Last edit
[MdV, 19-02-2022; laatste bewerking 8-10-2023]
Geregistreerd partnerschap (Titel 5A, Boek 1 B.W.)
Inleiding geregistreerd partnerschap
In Titel 5A van Boek 1 B.W. is de wettelijke regeling van het geregistreerd partnerschap te vinden. De Titel kent 7 bepalingen (art. 1:80a B.W. tot en met art. 1:80g B.W.).
Aangaan geregistreerd partnerschap
Het aangaan van een geregistreerd partnerschap vertoont juridisch gezien gelijkenissen met het aangaan van een huwelijk. Zie de pagina Huwelijk.
Net als bij een huwelijk wordt het geregistreerd partnerschap aangegaan door middel van een akte, die wordt opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand (art. 1:80a lid 3 B.W.).
Beletselen aangaan geregistreerd partnerschap
Een geregistreerd partnerschap kan niet worden aangegaan door iemand die al gehuwd is (art. 1:80a lid 2 B.W.). Ook is net als bij een huwelijk polygamie (in de zin van meerdere partnerschappen) verboden (art. 1:80a lid 1 B.W.).
Stuiting geregistreerd partnerschap
Een geregistreerd partnerschap kan verder gestuit worden op de volgende gronden (art. 1:80a lid 4 B.W.):
(i) indien partijen niet de vereisten in zich verenigen om de registratie aan te gaan; of
(ii) wanneer partijen niet beiden hun toestemming tot het geregistreerd partnerschap vrijelijk zullen geven; of
(iii) wanneer het oogmerk van de aanstaande geregistreerde partners, of één hunner, niet is gericht op de vervulling van de door de wet aan de partnerschapsregistratie verbonden plichten, doch op het verkrijgen van toelating tot Nederland.
Hierbij zijn de bepalingen art. 1:51 B.W. tot en met art. 1:56 B.W. inzake stuiting van een huwelijk van overeenkomstige toepassing. Met uitzondering van art. 1:56 lid 1 B.W., maar een soortgelijke regel staat in art. 1:80a lid 4 B.W.. Zie de pagina Stuiting van het huwelijk.
Stuiting door het OM of ambtsweigering door ambtenaar burgerlijke stand
Het openbaar ministerie is verplicht een partnerschapsregistratie te stuiten, indien het met een van de beletselen bedoeld in art. 1:31 B.W. (minderjarigheid) of art. 1:32 B.W. (geestelijke stoornis) of in art. 1:41 lid 1 B.W. (bloedverwantschap), of de in art. 1:80a B.W. lid 1 of lid 2 (polygamie) omschreven beletselen bekend is. Zie ook de pagina Vereisten tot aangaan van een huwelijk.
Indien aan de ambtenaar van de burgerlijke stand een van de in art. 1:80a lid 4 B.W. genoemde beletselen bekend is, of wanneer partijen niet beiden hun toestemming tot het geregistreerd partnerschap vrijelijk zullen geven, mag hij niet meewerken aan een registratie of daaraan voorafgaande formaliteiten verrichten, ook al zou geen stuiting hebben plaatsgehad (art. 1:80a lid 4 B.W., laatste volzin).
Overeenkomstige toepassing bepalingen huwelijk
Voor het aangaan van een geregistreerd partnerschap zijn art. 1:31 B.W. (minderjarigheid), art. 1:32 B.W. (geestelijke stoornis), art. 1:37 B.W. tot en met art. 1:39 B.W. (toestemming curator bij curatele), art. 1:41 B.W. (bloedverwantschap) en art. 1:41a B.W. (huwelijk tussen neven en nichten) van overeenkomstige toepassing. Bij bloedverwantschap is namelijk de kans op aangeboren afwijkingen aanzienlijk. Zie ook de pagina Vereisten tot aangaan van een huwelijk.
Verder zijn art. 1:44 B.W. tot en met art. 1:49 lid 1 B.W. van overeenkomstige toepassing. Zie de pagina Formaliteiten die voorafgaan aan een huwelijk.
Ook zijn van overeenkomstige toepassing art. 1:58 B.W. (verificatie door de ambtenaar de Burgerlijke stand van de rechtmatigheid van het verblijf in Nederland van de aanstaande echtgenoot die niet de Nederlandse nationaliteit bezit) en art. 1:62 B.W. tot en met art. 1:66 B.W.. Zie voor deze bepalingen de pagina Voltrekking van het huwelijk.
Een en ander vloeit voort uit art. 1:80a lid 5 B.W..
Nietigverklaring van een geregistreerd partnerschap
Op de nietigverklaring van een partnerschapsregistratie zijn art. 1:69 B.W. tot en met art. 1:77 B.W. van overeenkomstige toepassing (art. 1:80a lid 6 B.W.). Zie de pagina Nietigverklaring van een huwelijk.
Bewijs van een geregistreerd partnerschap
Op het bewijs van het bestaan van de partnerschapsregistratie zijn art. 1:78 B.W. tot en met art. 1:80 B.W. van overeenkomstige toepassing (art. 1:80a lid 7 B.W.). Zie de pagina Bewijs van het bestaan van een huwelijk.
Huwelijksgoederenrecht ook van toepassing op geregistreerd partnerschap
Op een geregistreerd partnerschap zijn Titel 6 Boek 1 B.W. (zie de pagina Rechten en verplichtingen van echtgenoten), Titel 7 Boek 1 B.W. (zie de pagina Wettelijke gemeenschap van goederen) en Titel 8 Boek 1 B.W. (zie de pagina Huwelijkse voorwaarden) van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van het omtrent scheiding van tafel en bed bepaalde (art. 1:80b B.W.).
Einde van het geregistreerd partnerschap
In art. 1:80c lid 1 B.W. is bepaald in welke gevallen en op welke wijze een geregistreerd partnerschap eindigt. Het eindigt door:
a. de dood van een partner;
b. het aangaan van een nieuw partnerschap in geval van doodverklaring bij vermissing;
c. een door de burgerlijke stand vastgelegde overeenkomst tot beëindiging met wederzijds goedvinden;
d. ontbinding door de rechter;
e. of door omzetting in een huwelijk.
Tot inschrijving van een verklaring als bedoeld in het eerste lid, onder c, is de ambtenaar van de burgerlijke stand steeds bevoegd indien het geregistreerd partnerschap in Nederland is aangegaan (art. 1:80c lid 2 B.W.).
Voorwaarde beëindiging geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden
Een geregistreerd partnerschap kan volgens art. 1:80c lid 3 B.W. niet met wederzijds goedvinden worden beëindigd indien de partners:
a. al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen over een of meer van hun gezamenlijke kinderen; of
b. ingevolge art. 1:253sa lid 1 B.W. of art. 1:253t B.W. het gezag gezamenlijk uitoefenen over een of meer kinderen (zie ook de pagina Gezamelijk gezag van een ouder met een ander dan een ouder).
In dat geval zullen zij dus een ontbindingsverzoek moeten doen bij de rechter, waarbij een ouderschapsplan zal moeten worden vastgesteld.
Voorzieningen in de overeenkomst tot beëindiging geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden
De overeenkomst tot beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden moet inhouden dat de relatie duurzaam is ontwricht. Ook kan deze voorzieningen betreffen inzake alimentatie, recht van bewoning van de gezamenlijke woning, de verdeling van de gemeenschap en van pensioen (art. 1:80d lid 1 B.W.).
Op een beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden zijn de artikelen 1:155 B.W., 1:157 eerste tot en met zesde lid B.W., 1:158 B.W., 1:159 B.W., eerste en derde lid, 1:159a B.W., 1:160 B.W. en 1:164 B.W. van overeenkomstige toepassing (art. 1:80d lid 2 B.W.). Zie ook de pagina Echtscheiding.
De overeenkomst moet binnen drie maanden ter inschrijving aan de burgerlijke stand worden aangeboden (art. 1:80d lid 3 B.W.).
Ontbinding geregistreerd partnerschap door de rechter
Op een ontbinding van een geregistreerd partnerschap als bedoeld in art. 1:80c lid 1 B.W. sub d zijn de artikelen 1:151 B.W., 1:153 B.W. tot en met 1:160 B.W., 1:164 B.W. en 1:165 B.W. van overeenkomstige toepassing (art. 1:80e lid 1 B.W.). Zie ook de pagina Echtscheiding.
De ontbinding komt tot stand door inschrijving van een rechterlijke uitspraak op verzoek van partijen of van één van hen in de registers van de burgerlijke stand. Art. 1:163 lid 3 B.W. geldt hier ook.
Opnieuw aangaan geregistreerd partnerschap zelfde partners
Indien de partijen wier geregistreerd partnerschap is beëindigd, opnieuw een geregistreerd partnerschap met elkaar aangaan dan wel met elkaar in het huwelijk treden, worden alle gevolgen van het geregistreerd partnerschap geacht steeds te hebben bestaan alsof er geen beëindiging heeft plaats gehad. Nochtans wordt de geldigheid van rechtshandelingen die tussen de inschrijving van de beëindiging en de nieuwe registratie of het huwelijk zijn verricht, beoordeeld naar het tijdstip van de handeling (art. 1:80f B.W.).
Omzetting geregistreerd partnerschap in huwelijk
Als twee personen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand kenbaar maken dat zij het geregistreerd partnerschap dat zij zijn aangegaan, omgezet wensen te zien in een huwelijk, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand ter zake een akte van omzetting opmaken. Indien de geregistreerde partners van wie ten minste één de Nederlandse nationaliteit bezit, buiten Nederland woonplaats hebben en in Nederland hun geregistreerd partnerschap in een huwelijk willen omzetten, geschiedt de omzetting bij de ambtenaar van de burgerlijke stand te ‘s-Gravenhage (art. 1:80g lid 1 B.W.).
De artikelen 65 en 66 zijn van overeenkomstige toepassing (art. 1:80g lid 2 B.W.).
Rechtsgevolgen geregistreerd partnerschap in huwelijk
De omzetting doet het geregistreerd partnerschap eindigen en het huwelijk aanvangen op het tijdstip dat de akte van omzetting in het register van huwelijken is opgemaakt. De omzetting brengt geen wijziging in de al dan niet bestaande familierechtelijke betrekkingen met kinderen die voor de omzetting zijn geboren (art. 1:80g lid 3 B.W.).
Auteur & Last edit
[MdV, 19-02-2022; laatste bewerking 8-10-2023]
Geregistreerd partnerschap (Titel 5A, Boek 1 B.W.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!