Pagina inhoud

    Verificatie vorderingen in faillissement (Afd. 5, Titel 1 Fw.)

    Inleiding verificatie

    Hoewel de wet er van uit gaat dat de vorderingen van (gewone, oftewel “concurrente”) crediteuren altijd geverifieerd worden, gebeurt dit in de praktijk feitelijk in een minderheid van de gevallen. De wettelijke regeling inzake het proces van verificatie is te vinden in Afd. 5 van Titel I van de Faillissementswet (Fw.). Deze Afdeling omvat 32 bepalingen (art. 108 Fw. tot en met art. 137 Fw.).

    Wetswijziging procedure verificatie in faillissement (2018)

    De wet is ook op het onderdeel verificatie gewijzigd met de Wet Modernisering Faillissementsprocedure (Stb. 2018, 299, i.w.tr. 1-1-2019 Stb. 2018, 399). Het onderdeel dat ziet op de invoering van een verplichting om terstond na een uitspraak tot faillietverklaring een aantal gegevens in het centrale insolventieregister te plaatsen wordt op een later tijdstip ingevoerd. Overgangsrecht: eerbiedigende werking (Art. V van de wet, zie de link naar Stb. 2018, 399 hiervoor).

    Wat is verificatie van vorderingen in een faillissement?

    Verificatie betekent het op waarheid (juistheid) onderzoeken van de bij de curator op de voet van art. 110 Fw. ingediende vorderingen, aan de hand van onderbouwende (verificatoire) bescheiden. Belangrijk is dat het initiatief ligt bij de schuldeiser: de curator plaatst vorderingen niet uit eigen beweging op de crediteurenlijst.

    De verificatie van de vorderingen is van belang voor de verdere afwikkeling van het faillissement, als het tot een uitkering aan de “gewone” crediteuren komt, of als er een akkoordvoorstel wordt gedaan. Alleen geverifieerde schuldeisers komen voor een uitkering uit de boedel (aan de hand van de uitdelingslijst) in aanmerking (aldus ook de Hoge Raad in diens arrest d.d. 27 juni 1952, NJ 1953, 564). Ook zijn alleen geverifieerde crediteuren stemgerechtigd bij de stemming over een akkoordvoorstel.

    De hoogte van de bij de verificatie vastgestelde vordering bepaalt hun aanspraak bij een uitdeling. Ook is de hoogte van de geverifieerde vordering van belang voor het stemgewicht bij een stemming over een akkoord. Het gaat hierbij alleen om vorderingen, die strekken tot voldoening uit de boedel, welke dateren van voor datum faillissement. Ook preferente crediteuren doen in principe niet mee aan de verificatie.

    Praktijk

    In de praktijk plaatst de curator de ingediende vorderingen op een lijst van “voorlopig erkende schuldvorderingen”. Aan die lijst besteedt de curator vooralsnog weinig aandacht, omdat het pas relevant is die nader te onderzoeken wanneer er iets te verdelen valt. Dat wil zeggen als er na uitwinning van de zekerheden door de separatist, betaling van de boedelkosten en de boedelschulden en de betaling van de preferente crediteuren nog wat overschiet. Dat is statistisch gezien maar in ca. 3% van de gevallen aan de orde.

    Het is dan niet (kosten)efficiënt als de curator daar al direct veel tijd in gaat steken. Hij zal alleen nader kijken naar vorderingen die een effect kunnen hebben op de omvang van de boedel: de vorderingen van separatisten, van boedelcrediteuren, van crediteuren met een eigendomsvoorbehoud en/of crediteuren die zich op verrekening beroepen.

    Pas wanneer de omvang van de boedel zodanig is dat ook de gewone crediteuren een betaling zouden kunnen krijgen, wordt op zijn verzoek een verificatievergadering gelast. De procedure die daarbij wordt gevolgd is aan de termijnen en regels gebonden, zoals vervat in Afd. 5 van Titel I Fw..

    Bepaling datum verificatievergadering

    De wet gaat er zoals gezegd van uit, dat de datum voor de verificatievergadering direct wordt bepaald na uitspreken van het faillissement (art. 108 Fw.). De wet gaat ervan uit dat dit gebeurt binnen 14 dagen nadat het vonnis tot faillietverklaring in kracht van gewijsde gegaan is (er geen rechtsmiddel meer mogelijk is).

    Het is de in het faillissementsvonnis benoemde rechter-commissaris (kortweg “R-C” genoemd), die dit beslist. Daartoe bepaalt de R-C:

    1. de uiterste datum voor het indienen van vorderingen

    2. de datum van de verificatievergadering

    Tussen die twee data moeten tenminste 14 dagen zitten.

    In de praktijk gebeurt deze dagbepaling dus pas later, wanneer het opportuun is om een verificatievergadering te houden. De Hoge Raad heeft deze praktijk goedgekeurd.

    De curator is verplicht alle crediteuren “onmiddellijk” van deze beschikking van de R-C “bij brieven” in kennis te stellen (art. 109 Fw.). Hij zal dus een mailing per gewone post aan alle hem bekende crediteuren verzenden aan de hand van de hem uit de administratie van de gefailleerde bekende adressen. Inclusief buitenlandse crediteuren.

    Met de wetswijziging van 24 november 2004 zijn de woorden «, en doet daarvan aankondiging in het nieuwsblad of de nieuwsbladen, bedoeld in artikel 14» geschrapt. Publicatie in de krant is dus niet meer nodig. In plaats daarvan zal publicatie via het Insolventieregister verplicht worden (art. 127 lid 4 Fw. nieuw), maar de i.w.tr. is per 1-1-2019 nog opgeschort.

    Indiening van vorderingen ter verificatie

    De indiening geschiedt op de wijze als bepaald in art. 110 Fw.:

    “…door de overlegging ener rekening of andere schriftelijke verklaring, aangevende de aard en het bedrag der vordering, vergezeld van de bewijsstukken of een afschrift daarvan, en van een opgave, of op voorrecht, pand, hypotheek of retentierecht aanspraak wordt gemaakt”.

    Verificatie vorderingen massaschade

    In het kader van de wetswijziging van 26 juni 2013 is een lid 3 toegevoegd, die een afwijkende regeling geeft voor de indiening van vorderingen uit hoofde van een massaschade-overeenkomst in de zin van art. 7:907 B.W..

    Bij de invoering per 1 januari 2023 van de Implementatiewet Richtlijn Herstructurering en insolventie (zie het blog Implementatiewet) wordt na de 1e zin een zin toegevoegd, die luidt:

    “De overeenkomst als bedoeld in de eerste zin voorziet in ieder geval in de mogelijkheid tot indiening van vorderingen met behulp van een elektronisch communicatiemiddel.”

    Onderzoek van de ter verificatie ingediende vorderingen door de curator

    De curator onderzoekt vervolgens de ingediende vorderingen, en wanneer hij daar vraagtekens bij heeft neemt hij dit op met de gefailleerde en onderzoekt de vordering aan de hand van de administratie van de gefailleerde (art. 111 Fw.). Vervolgens maakt hij twee lijsten: een lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen en een lijst van betwiste schuldvorderingen (art. 112 Fw.), met vermelding van de reden van betwisting.

    Ook noteert de curator op de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen die vorderingen, die bevoorrecht zijn of gedekt zijn met pandrecht of hypotheekrecht (art. 113 Fw.). Dit is van belang omdat zij de positie van separatist hebben (zie pagina separatisten).

    Ook vorderingen waarvoor een retentierecht kan worden uitgeoefend worden vermeld. Als de voorrang of het retentierecht door de curator betwist wordt, dan wordt dit op de lijst aangetekend.

    Deponering van de crediteurenlijsten

    De beide lijsten worden door de curator bij de rechtbank gedeponeerd, en liggen daar tenminste zeven dagen voorafgaand aan de verificatievergadering (kosteloos) ter inzage (art. 114 Fw.). Afschrift kan tegen betaling worden verkregen (art. 107 Fw.).

    De curator stuurt de crediteuren daarvan ook weer een kennisgeving (art. 115 Fw.). Ook vermeldt hij daarbij of er een akkoordvoorstel is ingediend. In de praktijk wordt deze mededeling vaak in één brief gedaan.

    Gefailleerde woont de vergadering bij

    De gefailleerde (of bij een rechtspersoon: de bestuurder, zie art. 117 Fw.) woont de verificatievergadering bij en geeft alle gevraagde inlichtingen (art. 116 Fw.). Deze vragen worden gesteld door de R-C (of via de R-C). Crediteuren mogen niet zelf vragen stellen. De gefailleerde moet de vragen beantwoorden. Weigert hij te verschijnen of te antwoorden, dan kan hij in bewaring gesteld worden (art. 87 Fw.).

    Gang van zaken op de verificatievergadering

    De R-C neemt alle vorderingen op de beide lijsten door. Iedere schuldeiser (crediteur), die op de lijsten voorkomt, is bevoegd over iedere vordering op die lijsten vragen aan de curator te stellen.

    Ook mogen de (erkende of betwiste) schuldeisers iedere vordering betwisten, of de voorrang etc. betwisten, of zich bij de betwisting door de curator aan te sluiten (art. 119 Fw.).

    De curator kan ter vergadering hetzij een voorlopig erkende vordering alsnog betwisten, of een betwiste vordering alsnog erkennen. Ook kan hij van een schuldeiser vorderen, dat die de juistheid van zijn (voorlopig) erkende vordering door middel van een eed bevestigt (dit komt in de praktijk zelden voor).

    Lijst van (definitief) erkende vorderingen

    De niet-betwiste vorderingen worden op een lijst van erkende vorderingen, die in het proces-verbaal van de zitting wordt opgenomen (art. 121 Fw.). De curator tekent op papieren aan order of toonder de erkenning aan.

    De op deze lijst vermelde vorderingen hebben kracht van gewijsde, en staan dus gelijk aan een executoriaal gewezen vonnis (lid 4). De verjaringstermijn is 20 jaar. Zie ook het arrest HR 29 april 2016 (ex-failliet/ABN AMRO Bank).

    Betwisting en renvooiprocedure

    De R-C beproeft een schikking met betrekking tot de door de curator betwiste vorderingen (dit vereist wel dat de schuldeiser aanwezig is). Lukt dit niet, dan wordt het geschil verwezen naar de (rol)zitting van de rechtbank, zonder dat een dagvaarding nodig is (art. 122 lid 1 Fw.). Dit is de zgn. “renvooiprocedure”.

    Gang van zaken renvooiprocedure

    Wanneer er al een procedure aanhangig was, die o.g.v. art. 29 Fw. geschorst was tot aan de verificatievergadering, dan kan die worden hervat. Zie de pagina procedures tegen de gefailleerde.

    Voor de schuldeiser wiens vordering betwist is, is het opletten geblazen. Verschijnt hij nl. niet in de procedure (evt. voor zover verplicht via een advocaat), dan vervalt de indiening van de vordering. Hetzelfde geldt omgekeerd: als degeen die de vordering betwist niet verschijnt (de curator en/of een andere schuldeiser), dan wordt de vordering alsnog erkend. Niet tijdig betalen van het griffierecht geldt als niet verschijnen. Schuldeisers, die de vordering niet op de verificatievergadering hebben betwist (of zich bij de betwisting door de curator hebben aangesloten) kunnen zich niet voegen of tussenkomen in de procedure (lid 4). Zie de pagina Voeging en tussenkomst.

    Erkenning van betwiste vordering

    De R-C kan ook beslissen een betwiste vordering te erkennen. Dit is een beslissing waartegen kan worden opgekomen. Dit kan niet via bezwaar tegen de uitdelingslijst o.g.v. art. 184 Fw., maar moet o.g.v. art. 67 Fw. worden gedaan tegen de beslissing tot erkenning (en wel binnen 5 dagen) (HR 3 november 2017 betwisting vordering). Zie de pagina Rechter-Commissaris in faillissement.

    Termijn indiening vordering is fataal

    Voor crediteuren, die hun vordering niet tijdig (uiterlijk op de volgens art. 108 Fw. bepaalde datum) hadden ingediend, bood art. 127 lid 1 Fw. (oud) nog een kleine opening: zij konden uiterlijk twee dagen voor de verificatievergadering alsnog worden ingediend. Deze konden vervolgens – mits dit ter vergadering wordt verzocht – alsnog geverifieerd, indien noch de curator noch één van de andere aanwezige schuldeisers bezwaar maakte. Met de invoering van de Wet Modernisering Faillissementsprocedure is die mogelijkheid komen te vervallen. De termijn van art. 127 lid 1 Fw. is nu een fatale termijn geworden. Dit geldt vanaf 1 januari 2019.

    De ervaring leert overigens, dat er zelden of nooit iemand op de verificatievergadering verschijnt, afgezien van de R-C, de curator en de gefailleerde. Alleen crediteuren, wiens vorderingen omstreden zijn, of die bijzonder op de gefailleerde gebrand zijn, willen nog wel eens de moeite nemen om te verschijnen (of een gevolmachtigde te sturen). Het meeste werk zit in een goede voorbereiding van de vergadering door de curator en zijn medewerkers.

    Pandhouders en hypotheekhouders

    Pandhouders en hypotheekhouders kunnen hun rechten met betrekking tot de verstrekte zekerheidsobjecten uitoefenen alsof er geen faillissement was (zie pagina separatisten). Alleen voor zover zij hun vordering niet volledig daaruit kunnen voldoen, kunnen zij het restant als vordering indienen, met de daaraan verbonden voorrang.

    Rente over vorderingen is niet verifieerbaar, behalve bij pand of hypotheek

    De bevoorrechte vordering van pandhouders en hypotheekhouders (die verhaald kan worden op de zekerheden) wordt vermeerderd met de na faillissementsdatum verschenen rente (art. 128 Fw.). Dit in tegenstelling tot de rente over andere vorderingen, die niet geverifieerd kan worden. De kosten, die zij maken om tot inning van de zekerheden te komen, zijn  executiekosten, die op de opbrengst in mindering komen. Na aftrek daarvan resteert de netto-opbrengst, waarop zij zich tot het beloop van hun vordering mogen verhalen. Tot die executiekosten behoren ook de kosten van incasso van verpande vorderingen op debiteuren van de gefailleerde.

    Wat betreft de positie van de pandhouder wanneer verpande vorderingen na faillissement op de rekening bij de pandgever of bij een andere bank worden voldaan zie het arrest Mulder q.q./CLBN. Zie ook de pagina Pandrecht.

    Rente over niet gezekerde vorderingen na faillissement niet verifieerbaar

    Na de faillietverklaring opkomende rente (‘interesten’), kunnen niet geverifieerd worden, tenzij door pand of hypotheek gedekt (art. 128 Fw.). Als de rente niet geverifieerd kan worden in het faillissement, wil dit niet zeggen dat deze niet verschuldigd is.

    In de MvT bij de Wijzigingsvoorstel van de Wft ter implementatie van richtlijn nr. 2014/59/EU ter uitvoering van verordening (EU) nr. 806/2014 zegt de Minister hierover:

    “Faillissementsgevallen waarin de voor verificatie in het eerste faillissement in aanmerking komende vorderingen van alle schuldeisers kunnen worden voldaan, zijn uitzonderlijk. Immers, uitgangspunt bij een faillissement is dat de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen4 , welke toestand veelal wordt veroorzaakt doordat schulden de activa overstijgen en vorderingen door een tekort aan middelen niet volledig kunnen worden voldaan. In een dergelijke situatie ligt een boedeloverschot niet voor de hand. Ervaring leert echter dat dit voor banken wel degelijk aan de orde kan zijn. Uit de situatie bij het failliete DSB Bank N.V.5 en de uitkomsten van het waarderingsrapport van de door de Ondernemingskamer benoemde deskundigen in de procedure tot vaststelling van een schadeloosstelling voor de onteigening van SNS REAAL6 , blijkt dat niet ondenkbaar is dat banken in faillissement een omvangrijke kasstroom genereren die na enige tijd gebruikt kan worden om de vorderingen van schuldeisers volledig te voldoen.

    De verklaring hiervoor is gelegen in het bedrijfsmodel van veel banken. Veel banken verstrekken, naast andere financiële producten, langlopende kredieten zoals hypotheken waarop gedurende langere termijn rente en aflossingen aan hen worden betaald. Deze kasstroom wordt in beginsel7 niet beïnvloed door een faillissement; ook na faillissement worden rente en aflossingen aan de failliete bank doorgaans ‘gewoon’ doorbetaald. De financiële lasten voor een bank worden daarentegen wel zeer sterk beïnvloed door een faillissement. De bank zal na faillissement afscheid nemen van een omvangrijk deel van het personeel en, nog belangrijker, de bank betaalt niet langer rente op aangetrokken middelen. De schulden zijn immers gefixeerd op de datum van het faillissement en rentevorderingen van na die datum kunnen in beginsel niet worden geverifieerd. Het voorgaande betekent, kort gezegd, dat in geval van een faillissement de inkomsten van de bank in belangrijke mate op peil blijven terwijl de uitgaven sterk dalen. Daarmee kent de failliete bank, of beter de boedel, wanneer de curator kiest voor een zogenoemde run off van de krediet- en/of hypotheekportefeuille gedurende een langere termijn een omvangrijke positieve kasstroom die op termijn resulteert in, simpel gezegd, een ‘grote pot met geld’ van waaruit schuldeisers kunnen worden voldaan.”

    Als het faillissement eindigt met volledige uitkering van de schulden, dan kan die rente opeisbaar worden en kan deze zelfs in een tweede faillissement wel geverifieerd worden.

    In het arrest HR 9 februari 2024 (opeisbaarheid niet verifieerbare rente na akkoord in faillissement) gaf de Hoge Raad antwoord op een drietal prejudiciële vragen, waaronder de vraag of art. 157 Fw. inhoudt dat alle vorderingen die onder de werking van art. 26 Fw. zijn begrepen, worden getroffen door een faillissementsakkoord, ongeacht of de verificatie van die vorderingen op andere gronden zoals art. 128 Fw. is uitgesloten? Het antwoord is nee. Doordat de rente niet in het akkoord betrokken is, wordt deze anders dan de hoofdvordering door een akkoord niet omgezet in een natuurlijke verbintenis. Rente die als gevolg van art. 128 Fw. niet geverifieerd kon worden, is dus na het faillissement opeisbaar. Zie ook de pagina Gevolgen van overgang van vorderingen en de pagina Akkoord in faillissement.

    Verificatie in faillissement van rente over door pand of hypotheek gedekte vordering

    Interesten die opkomen over met pand of hypotheek gedekte vorderingen, worden pro memorie geverifieerd. Voor zover de interesten op de opbrengst van het onderpand niet batig gerangschikt worden, kan de schuldeiser uit deze verificatie geen rechten ontlenen (art. 128 Fw.).

    Verificatie vordering onder ontbindende voorwaarde

    Een vordering onder een ontbindende voorwaarde wordt voor het gehele bedrag geverifieerd, onverminderd de werking der voorwaarde, wanneer zij vervuld wordt (art. 129 Fw.).

    Verificatie vordering van onbepaalde waarde of vordering in valuta

    Een vordering waarvan de waarde onbepaald, onzeker, niet in Nederlands geld of in het geheel niet in geld is uitgedrukt, worden geverifieerd voor hun geschatte waarde in Nederlands geld (art. 133 Fw.).

    Verificatie vordering aan toonder

    Vorderingen aan toonder kunnen ten name van «toonder» geverifieerd worden. Iedere ten name van «toonder» geverifieerde vordering wordt als de vordering van een afzonderlijk schuldeiser beschouwd (art. 134 Fw.).

    Rechtspraak

    HR 20 juni 2018 (prejudicieel advies) – rente surseance-periode tot faillissementsdatum is verifieerbaar (uitleg art. 249 Fw.)

    HR 3 november 2017 betwisting vordering kan niet via bezwaar tegen de uitdelingslijst o.g.v. art. 184 Fw., maar moet o.g.v. art. 67 Fw. worden gedaan tegen de beslissing tot erkenning (en wel binnen 5 dagen).

    HR 29 april 2016 (ex-failliet/ABN AMRO Bank) – Ingevolge art. 196 Fw heeft de in art. 121 lid 4 Fw bedoelde erkenning van een vordering kracht van gewijsde tegen de schuldenaar en levert het proces-verbaal van de verificatievergadering voor de daarin als erkend vermelde vorderingen de voor tenuitvoerlegging tegen de schuldenaar vatbare titel op. De verjaringstermijn is derhalve 20 jaar (conform art. 3:324 B.W.).

    Auteur & Last edit

    [MdV, 19-02-2018; laatste bewerking 5-05-2024]

    Verificatie vorderingen in faillissement (Afd. 5, Titel 1 Fw.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Praktizijns

    Pagina inhoud

      Verificatie vorderingen in faillissement (Afd. 5, Titel 1 Fw.)

      Inleiding verificatie

      Hoewel de wet er van uit gaat dat de vorderingen van (gewone, oftewel “concurrente”) crediteuren altijd geverifieerd worden, gebeurt dit in de praktijk feitelijk in een minderheid van de gevallen. De wettelijke regeling inzake het proces van verificatie is te vinden in Afd. 5 van Titel I van de Faillissementswet (Fw.). Deze Afdeling omvat 32 bepalingen (art. 108 Fw. tot en met art. 137 Fw.).

      Wetswijziging procedure verificatie in faillissement (2018)

      De wet is ook op het onderdeel verificatie gewijzigd met de Wet Modernisering Faillissementsprocedure (Stb. 2018, 299, i.w.tr. 1-1-2019 Stb. 2018, 399). Het onderdeel dat ziet op de invoering van een verplichting om terstond na een uitspraak tot faillietverklaring een aantal gegevens in het centrale insolventieregister te plaatsen wordt op een later tijdstip ingevoerd. Overgangsrecht: eerbiedigende werking (Art. V van de wet, zie de link naar Stb. 2018, 399 hiervoor).

      Wat is verificatie van vorderingen in een faillissement?

      Verificatie betekent het op waarheid (juistheid) onderzoeken van de bij de curator op de voet van art. 110 Fw. ingediende vorderingen, aan de hand van onderbouwende (verificatoire) bescheiden. Belangrijk is dat het initiatief ligt bij de schuldeiser: de curator plaatst vorderingen niet uit eigen beweging op de crediteurenlijst.

      De verificatie van de vorderingen is van belang voor de verdere afwikkeling van het faillissement, als het tot een uitkering aan de “gewone” crediteuren komt, of als er een akkoordvoorstel wordt gedaan. Alleen geverifieerde schuldeisers komen voor een uitkering uit de boedel (aan de hand van de uitdelingslijst) in aanmerking (aldus ook de Hoge Raad in diens arrest d.d. 27 juni 1952, NJ 1953, 564). Ook zijn alleen geverifieerde crediteuren stemgerechtigd bij de stemming over een akkoordvoorstel.

      De hoogte van de bij de verificatie vastgestelde vordering bepaalt hun aanspraak bij een uitdeling. Ook is de hoogte van de geverifieerde vordering van belang voor het stemgewicht bij een stemming over een akkoord. Het gaat hierbij alleen om vorderingen, die strekken tot voldoening uit de boedel, welke dateren van voor datum faillissement. Ook preferente crediteuren doen in principe niet mee aan de verificatie.

      Praktijk

      In de praktijk plaatst de curator de ingediende vorderingen op een lijst van “voorlopig erkende schuldvorderingen”. Aan die lijst besteedt de curator vooralsnog weinig aandacht, omdat het pas relevant is die nader te onderzoeken wanneer er iets te verdelen valt. Dat wil zeggen als er na uitwinning van de zekerheden door de separatist, betaling van de boedelkosten en de boedelschulden en de betaling van de preferente crediteuren nog wat overschiet. Dat is statistisch gezien maar in ca. 3% van de gevallen aan de orde.

      Het is dan niet (kosten)efficiënt als de curator daar al direct veel tijd in gaat steken. Hij zal alleen nader kijken naar vorderingen die een effect kunnen hebben op de omvang van de boedel: de vorderingen van separatisten, van boedelcrediteuren, van crediteuren met een eigendomsvoorbehoud en/of crediteuren die zich op verrekening beroepen.

      Pas wanneer de omvang van de boedel zodanig is dat ook de gewone crediteuren een betaling zouden kunnen krijgen, wordt op zijn verzoek een verificatievergadering gelast. De procedure die daarbij wordt gevolgd is aan de termijnen en regels gebonden, zoals vervat in Afd. 5 van Titel I Fw..

      Bepaling datum verificatievergadering

      De wet gaat er zoals gezegd van uit, dat de datum voor de verificatievergadering direct wordt bepaald na uitspreken van het faillissement (art. 108 Fw.). De wet gaat ervan uit dat dit gebeurt binnen 14 dagen nadat het vonnis tot faillietverklaring in kracht van gewijsde gegaan is (er geen rechtsmiddel meer mogelijk is).

      Het is de in het faillissementsvonnis benoemde rechter-commissaris (kortweg “R-C” genoemd), die dit beslist. Daartoe bepaalt de R-C:

      1. de uiterste datum voor het indienen van vorderingen

      2. de datum van de verificatievergadering

      Tussen die twee data moeten tenminste 14 dagen zitten.

      In de praktijk gebeurt deze dagbepaling dus pas later, wanneer het opportuun is om een verificatievergadering te houden. De Hoge Raad heeft deze praktijk goedgekeurd.

      De curator is verplicht alle crediteuren “onmiddellijk” van deze beschikking van de R-C “bij brieven” in kennis te stellen (art. 109 Fw.). Hij zal dus een mailing per gewone post aan alle hem bekende crediteuren verzenden aan de hand van de hem uit de administratie van de gefailleerde bekende adressen. Inclusief buitenlandse crediteuren.

      Met de wetswijziging van 24 november 2004 zijn de woorden «, en doet daarvan aankondiging in het nieuwsblad of de nieuwsbladen, bedoeld in artikel 14» geschrapt. Publicatie in de krant is dus niet meer nodig. In plaats daarvan zal publicatie via het Insolventieregister verplicht worden (art. 127 lid 4 Fw. nieuw), maar de i.w.tr. is per 1-1-2019 nog opgeschort.

      Indiening van vorderingen ter verificatie

      De indiening geschiedt op de wijze als bepaald in art. 110 Fw.:

      “…door de overlegging ener rekening of andere schriftelijke verklaring, aangevende de aard en het bedrag der vordering, vergezeld van de bewijsstukken of een afschrift daarvan, en van een opgave, of op voorrecht, pand, hypotheek of retentierecht aanspraak wordt gemaakt”.

      Verificatie vorderingen massaschade

      In het kader van de wetswijziging van 26 juni 2013 is een lid 3 toegevoegd, die een afwijkende regeling geeft voor de indiening van vorderingen uit hoofde van een massaschade-overeenkomst in de zin van art. 7:907 B.W..

      Bij de invoering per 1 januari 2023 van de Implementatiewet Richtlijn Herstructurering en insolventie (zie het blog Implementatiewet) wordt na de 1e zin een zin toegevoegd, die luidt:

      “De overeenkomst als bedoeld in de eerste zin voorziet in ieder geval in de mogelijkheid tot indiening van vorderingen met behulp van een elektronisch communicatiemiddel.”

      Onderzoek van de ter verificatie ingediende vorderingen door de curator

      De curator onderzoekt vervolgens de ingediende vorderingen, en wanneer hij daar vraagtekens bij heeft neemt hij dit op met de gefailleerde en onderzoekt de vordering aan de hand van de administratie van de gefailleerde (art. 111 Fw.). Vervolgens maakt hij twee lijsten: een lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen en een lijst van betwiste schuldvorderingen (art. 112 Fw.), met vermelding van de reden van betwisting.

      Ook noteert de curator op de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen die vorderingen, die bevoorrecht zijn of gedekt zijn met pandrecht of hypotheekrecht (art. 113 Fw.). Dit is van belang omdat zij de positie van separatist hebben (zie pagina separatisten).

      Ook vorderingen waarvoor een retentierecht kan worden uitgeoefend worden vermeld. Als de voorrang of het retentierecht door de curator betwist wordt, dan wordt dit op de lijst aangetekend.

      Deponering van de crediteurenlijsten

      De beide lijsten worden door de curator bij de rechtbank gedeponeerd, en liggen daar tenminste zeven dagen voorafgaand aan de verificatievergadering (kosteloos) ter inzage (art. 114 Fw.). Afschrift kan tegen betaling worden verkregen (art. 107 Fw.).

      De curator stuurt de crediteuren daarvan ook weer een kennisgeving (art. 115 Fw.). Ook vermeldt hij daarbij of er een akkoordvoorstel is ingediend. In de praktijk wordt deze mededeling vaak in één brief gedaan.

      Gefailleerde woont de vergadering bij

      De gefailleerde (of bij een rechtspersoon: de bestuurder, zie art. 117 Fw.) woont de verificatievergadering bij en geeft alle gevraagde inlichtingen (art. 116 Fw.). Deze vragen worden gesteld door de R-C (of via de R-C). Crediteuren mogen niet zelf vragen stellen. De gefailleerde moet de vragen beantwoorden. Weigert hij te verschijnen of te antwoorden, dan kan hij in bewaring gesteld worden (art. 87 Fw.).

      Gang van zaken op de verificatievergadering

      De R-C neemt alle vorderingen op de beide lijsten door. Iedere schuldeiser (crediteur), die op de lijsten voorkomt, is bevoegd over iedere vordering op die lijsten vragen aan de curator te stellen.

      Ook mogen de (erkende of betwiste) schuldeisers iedere vordering betwisten, of de voorrang etc. betwisten, of zich bij de betwisting door de curator aan te sluiten (art. 119 Fw.).

      De curator kan ter vergadering hetzij een voorlopig erkende vordering alsnog betwisten, of een betwiste vordering alsnog erkennen. Ook kan hij van een schuldeiser vorderen, dat die de juistheid van zijn (voorlopig) erkende vordering door middel van een eed bevestigt (dit komt in de praktijk zelden voor).

      Lijst van (definitief) erkende vorderingen

      De niet-betwiste vorderingen worden op een lijst van erkende vorderingen, die in het proces-verbaal van de zitting wordt opgenomen (art. 121 Fw.). De curator tekent op papieren aan order of toonder de erkenning aan.

      De op deze lijst vermelde vorderingen hebben kracht van gewijsde, en staan dus gelijk aan een executoriaal gewezen vonnis (lid 4). De verjaringstermijn is 20 jaar. Zie ook het arrest HR 29 april 2016 (ex-failliet/ABN AMRO Bank).

      Betwisting en renvooiprocedure

      De R-C beproeft een schikking met betrekking tot de door de curator betwiste vorderingen (dit vereist wel dat de schuldeiser aanwezig is). Lukt dit niet, dan wordt het geschil verwezen naar de (rol)zitting van de rechtbank, zonder dat een dagvaarding nodig is (art. 122 lid 1 Fw.). Dit is de zgn. “renvooiprocedure”.

      Gang van zaken renvooiprocedure

      Wanneer er al een procedure aanhangig was, die o.g.v. art. 29 Fw. geschorst was tot aan de verificatievergadering, dan kan die worden hervat. Zie de pagina procedures tegen de gefailleerde.

      Voor de schuldeiser wiens vordering betwist is, is het opletten geblazen. Verschijnt hij nl. niet in de procedure (evt. voor zover verplicht via een advocaat), dan vervalt de indiening van de vordering. Hetzelfde geldt omgekeerd: als degeen die de vordering betwist niet verschijnt (de curator en/of een andere schuldeiser), dan wordt de vordering alsnog erkend. Niet tijdig betalen van het griffierecht geldt als niet verschijnen. Schuldeisers, die de vordering niet op de verificatievergadering hebben betwist (of zich bij de betwisting door de curator hebben aangesloten) kunnen zich niet voegen of tussenkomen in de procedure (lid 4). Zie de pagina Voeging en tussenkomst.

      Erkenning van betwiste vordering

      De R-C kan ook beslissen een betwiste vordering te erkennen. Dit is een beslissing waartegen kan worden opgekomen. Dit kan niet via bezwaar tegen de uitdelingslijst o.g.v. art. 184 Fw., maar moet o.g.v. art. 67 Fw. worden gedaan tegen de beslissing tot erkenning (en wel binnen 5 dagen) (HR 3 november 2017 betwisting vordering). Zie de pagina Rechter-Commissaris in faillissement.

      Termijn indiening vordering is fataal

      Voor crediteuren, die hun vordering niet tijdig (uiterlijk op de volgens art. 108 Fw. bepaalde datum) hadden ingediend, bood art. 127 lid 1 Fw. (oud) nog een kleine opening: zij konden uiterlijk twee dagen voor de verificatievergadering alsnog worden ingediend. Deze konden vervolgens – mits dit ter vergadering wordt verzocht – alsnog geverifieerd, indien noch de curator noch één van de andere aanwezige schuldeisers bezwaar maakte. Met de invoering van de Wet Modernisering Faillissementsprocedure is die mogelijkheid komen te vervallen. De termijn van art. 127 lid 1 Fw. is nu een fatale termijn geworden. Dit geldt vanaf 1 januari 2019.

      De ervaring leert overigens, dat er zelden of nooit iemand op de verificatievergadering verschijnt, afgezien van de R-C, de curator en de gefailleerde. Alleen crediteuren, wiens vorderingen omstreden zijn, of die bijzonder op de gefailleerde gebrand zijn, willen nog wel eens de moeite nemen om te verschijnen (of een gevolmachtigde te sturen). Het meeste werk zit in een goede voorbereiding van de vergadering door de curator en zijn medewerkers.

      Pandhouders en hypotheekhouders

      Pandhouders en hypotheekhouders kunnen hun rechten met betrekking tot de verstrekte zekerheidsobjecten uitoefenen alsof er geen faillissement was (zie pagina separatisten). Alleen voor zover zij hun vordering niet volledig daaruit kunnen voldoen, kunnen zij het restant als vordering indienen, met de daaraan verbonden voorrang.

      Rente over vorderingen is niet verifieerbaar, behalve bij pand of hypotheek

      De bevoorrechte vordering van pandhouders en hypotheekhouders (die verhaald kan worden op de zekerheden) wordt vermeerderd met de na faillissementsdatum verschenen rente (art. 128 Fw.). Dit in tegenstelling tot de rente over andere vorderingen, die niet geverifieerd kan worden. De kosten, die zij maken om tot inning van de zekerheden te komen, zijn  executiekosten, die op de opbrengst in mindering komen. Na aftrek daarvan resteert de netto-opbrengst, waarop zij zich tot het beloop van hun vordering mogen verhalen. Tot die executiekosten behoren ook de kosten van incasso van verpande vorderingen op debiteuren van de gefailleerde.

      Wat betreft de positie van de pandhouder wanneer verpande vorderingen na faillissement op de rekening bij de pandgever of bij een andere bank worden voldaan zie het arrest Mulder q.q./CLBN. Zie ook de pagina Pandrecht.

      Rente over niet gezekerde vorderingen na faillissement niet verifieerbaar

      Na de faillietverklaring opkomende rente (‘interesten’), kunnen niet geverifieerd worden, tenzij door pand of hypotheek gedekt (art. 128 Fw.). Als de rente niet geverifieerd kan worden in het faillissement, wil dit niet zeggen dat deze niet verschuldigd is.

      In de MvT bij de Wijzigingsvoorstel van de Wft ter implementatie van richtlijn nr. 2014/59/EU ter uitvoering van verordening (EU) nr. 806/2014 zegt de Minister hierover:

      “Faillissementsgevallen waarin de voor verificatie in het eerste faillissement in aanmerking komende vorderingen van alle schuldeisers kunnen worden voldaan, zijn uitzonderlijk. Immers, uitgangspunt bij een faillissement is dat de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen4 , welke toestand veelal wordt veroorzaakt doordat schulden de activa overstijgen en vorderingen door een tekort aan middelen niet volledig kunnen worden voldaan. In een dergelijke situatie ligt een boedeloverschot niet voor de hand. Ervaring leert echter dat dit voor banken wel degelijk aan de orde kan zijn. Uit de situatie bij het failliete DSB Bank N.V.5 en de uitkomsten van het waarderingsrapport van de door de Ondernemingskamer benoemde deskundigen in de procedure tot vaststelling van een schadeloosstelling voor de onteigening van SNS REAAL6 , blijkt dat niet ondenkbaar is dat banken in faillissement een omvangrijke kasstroom genereren die na enige tijd gebruikt kan worden om de vorderingen van schuldeisers volledig te voldoen.

      De verklaring hiervoor is gelegen in het bedrijfsmodel van veel banken. Veel banken verstrekken, naast andere financiële producten, langlopende kredieten zoals hypotheken waarop gedurende langere termijn rente en aflossingen aan hen worden betaald. Deze kasstroom wordt in beginsel7 niet beïnvloed door een faillissement; ook na faillissement worden rente en aflossingen aan de failliete bank doorgaans ‘gewoon’ doorbetaald. De financiële lasten voor een bank worden daarentegen wel zeer sterk beïnvloed door een faillissement. De bank zal na faillissement afscheid nemen van een omvangrijk deel van het personeel en, nog belangrijker, de bank betaalt niet langer rente op aangetrokken middelen. De schulden zijn immers gefixeerd op de datum van het faillissement en rentevorderingen van na die datum kunnen in beginsel niet worden geverifieerd. Het voorgaande betekent, kort gezegd, dat in geval van een faillissement de inkomsten van de bank in belangrijke mate op peil blijven terwijl de uitgaven sterk dalen. Daarmee kent de failliete bank, of beter de boedel, wanneer de curator kiest voor een zogenoemde run off van de krediet- en/of hypotheekportefeuille gedurende een langere termijn een omvangrijke positieve kasstroom die op termijn resulteert in, simpel gezegd, een ‘grote pot met geld’ van waaruit schuldeisers kunnen worden voldaan.”

      Als het faillissement eindigt met volledige uitkering van de schulden, dan kan die rente opeisbaar worden en kan deze zelfs in een tweede faillissement wel geverifieerd worden.

      In het arrest HR 9 februari 2024 (opeisbaarheid niet verifieerbare rente na akkoord in faillissement) gaf de Hoge Raad antwoord op een drietal prejudiciële vragen, waaronder de vraag of art. 157 Fw. inhoudt dat alle vorderingen die onder de werking van art. 26 Fw. zijn begrepen, worden getroffen door een faillissementsakkoord, ongeacht of de verificatie van die vorderingen op andere gronden zoals art. 128 Fw. is uitgesloten? Het antwoord is nee. Doordat de rente niet in het akkoord betrokken is, wordt deze anders dan de hoofdvordering door een akkoord niet omgezet in een natuurlijke verbintenis. Rente die als gevolg van art. 128 Fw. niet geverifieerd kon worden, is dus na het faillissement opeisbaar. Zie ook de pagina Gevolgen van overgang van vorderingen en de pagina Akkoord in faillissement.

      Verificatie in faillissement van rente over door pand of hypotheek gedekte vordering

      Interesten die opkomen over met pand of hypotheek gedekte vorderingen, worden pro memorie geverifieerd. Voor zover de interesten op de opbrengst van het onderpand niet batig gerangschikt worden, kan de schuldeiser uit deze verificatie geen rechten ontlenen (art. 128 Fw.).

      Verificatie vordering onder ontbindende voorwaarde

      Een vordering onder een ontbindende voorwaarde wordt voor het gehele bedrag geverifieerd, onverminderd de werking der voorwaarde, wanneer zij vervuld wordt (art. 129 Fw.).

      Verificatie vordering van onbepaalde waarde of vordering in valuta

      Een vordering waarvan de waarde onbepaald, onzeker, niet in Nederlands geld of in het geheel niet in geld is uitgedrukt, worden geverifieerd voor hun geschatte waarde in Nederlands geld (art. 133 Fw.).

      Verificatie vordering aan toonder

      Vorderingen aan toonder kunnen ten name van «toonder» geverifieerd worden. Iedere ten name van «toonder» geverifieerde vordering wordt als de vordering van een afzonderlijk schuldeiser beschouwd (art. 134 Fw.).

      Rechtspraak

      HR 20 juni 2018 (prejudicieel advies) – rente surseance-periode tot faillissementsdatum is verifieerbaar (uitleg art. 249 Fw.)

      HR 3 november 2017 betwisting vordering kan niet via bezwaar tegen de uitdelingslijst o.g.v. art. 184 Fw., maar moet o.g.v. art. 67 Fw. worden gedaan tegen de beslissing tot erkenning (en wel binnen 5 dagen).

      HR 29 april 2016 (ex-failliet/ABN AMRO Bank) – Ingevolge art. 196 Fw heeft de in art. 121 lid 4 Fw bedoelde erkenning van een vordering kracht van gewijsde tegen de schuldenaar en levert het proces-verbaal van de verificatievergadering voor de daarin als erkend vermelde vorderingen de voor tenuitvoerlegging tegen de schuldenaar vatbare titel op. De verjaringstermijn is derhalve 20 jaar (conform art. 3:324 B.W.).

      Auteur & Last edit

      [MdV, 19-02-2018; laatste bewerking 5-05-2024]

      Verificatie vorderingen in faillissement (Afd. 5, Titel 1 Fw.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!