Pagina inhoud

    Rechten van pand en hypotheek (Titel 9, Boek 3 B.W.)

    Inleiding pandrecht en hypotheek

    Pandrecht is net als hypotheekrecht een zgn. beperkt recht met betrekking tot een goed, dat strekt tot zekerheid van de nakoming van de verplichtingen van de pandgever jegens de pandhouder (art. 3:227 B.W.). De wettelijke regeling van pandrecht en hypotheekrecht is te vinden in Titel 9 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (art. 227 B.W. tot en met art. 275 B.W.).

    Deze titel kent 4 afdelingen, te vinden in het menu rechts op de pagina. Algemene bepalingen pand en hypotheek (Afd. 1), Pandrecht (Afd. 2), Pandrecht van certificaathouders (Afd. 3) en Hypotheekrecht (Afd. 4).

    Afhankelijke rechten

    Pandrecht en hypotheekrecht zijn zgn. afhankelijke rechten (art. 3:7 B.W.). Men spreekt ook wel van “accessoire” rechten. Hun bestaan hangt samen met het bestaan van de vordering waarvoor zij verstrekt zijn. Eindigt die, dan eindigt ook het zekerheidsrecht. Wordt de vordering overgedragen, dan gaat het zekerheidsrecht mee over (art. 3:82 B.W.).

    Niet alle rechten van de pandgever gaan op de pandhouder over, alleen de inningsbevoegdheid HR 14 februari 2014 (Imune Age/Neo River).

    Strekking pandrecht

    Als de pandgever zijn verplichtingen niet nakomt, dan kan de pandhouder het pandrecht uitoefenen en het (onder)pand uitwinnen door middel van zgn. “parate executie“. Dat wil zeggen dat de hypotheekhouder en de pandhouder geen executoriale titel meer hoeven te halen, zij kunnen direct tot uitwinning (executie) overgaan, zij het met inachtneming van de wettelijke regels.

    Zelfs in faillissement blijven zij buiten schot: zij kunnen de zekerheid buiten de boedel om te gelde maken (zij zijn zoals dat heet: “separatist”). De in zekerheid overgedragen goederen vallen niet in de boedel. Alleen het bodemrecht van de Belastingdienst kan hier roet in het eten gooien (voor zover het om “bodemzaken” gaat). Voor een eventuele restvordering kunnen zij zich als preferent crediteur melden bij de curator.

    Het pandrecht en het hypotheekrecht zijn een afgeleide van het eigendomsrecht. De eigenaar staat als het ware een stukje van zijn eigendomsrecht af. Hypotheekrecht en pandrecht kunnen (net als eigendom) door de houder tegenover iedereen geldend gemaakt worden. Uiteraard komen daarbij wel wat complicaties kijken als deze zekerheidsrechten botsen met andere rechten.

    Voor de onderhandse registratie (art. 3:38 B.W.) kun je terecht bij de Belastingdienst Cluster Registratie in Rotterdam.

    Hypotheekrecht

    Hypotheekrecht wordt gevestigd op onroerende zaken, pandrecht op roerende zaken of op vermogensrechten, zoals vorderingen van de pandgever op derden.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 26-11-2015; laatste bewerking 25-09-2020]

    Pagina inhoud

      Rechten van pand en hypotheek (Titel 9, Boek 3 B.W.)

      Inleiding pandrecht en hypotheek

      Pandrecht is net als hypotheekrecht een zgn. beperkt recht met betrekking tot een goed, dat strekt tot zekerheid van de nakoming van de verplichtingen van de pandgever jegens de pandhouder (art. 3:227 B.W.). De wettelijke regeling van pandrecht en hypotheekrecht is te vinden in Titel 9 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (art. 227 B.W. tot en met art. 275 B.W.).

      Deze titel kent 4 afdelingen, te vinden in het menu rechts op de pagina. Algemene bepalingen pand en hypotheek (Afd. 1), Pandrecht (Afd. 2), Pandrecht van certificaathouders (Afd. 3) en Hypotheekrecht (Afd. 4).

      Afhankelijke rechten

      Pandrecht en hypotheekrecht zijn zgn. afhankelijke rechten (art. 3:7 B.W.). Men spreekt ook wel van “accessoire” rechten. Hun bestaan hangt samen met het bestaan van de vordering waarvoor zij verstrekt zijn. Eindigt die, dan eindigt ook het zekerheidsrecht. Wordt de vordering overgedragen, dan gaat het zekerheidsrecht mee over (art. 3:82 B.W.).

      Niet alle rechten van de pandgever gaan op de pandhouder over, alleen de inningsbevoegdheid HR 14 februari 2014 (Imune Age/Neo River).

      Strekking pandrecht

      Als de pandgever zijn verplichtingen niet nakomt, dan kan de pandhouder het pandrecht uitoefenen en het (onder)pand uitwinnen door middel van zgn. “parate executie“. Dat wil zeggen dat de hypotheekhouder en de pandhouder geen executoriale titel meer hoeven te halen, zij kunnen direct tot uitwinning (executie) overgaan, zij het met inachtneming van de wettelijke regels.

      Zelfs in faillissement blijven zij buiten schot: zij kunnen de zekerheid buiten de boedel om te gelde maken (zij zijn zoals dat heet: “separatist”). De in zekerheid overgedragen goederen vallen niet in de boedel. Alleen het bodemrecht van de Belastingdienst kan hier roet in het eten gooien (voor zover het om “bodemzaken” gaat). Voor een eventuele restvordering kunnen zij zich als preferent crediteur melden bij de curator.

      Het pandrecht en het hypotheekrecht zijn een afgeleide van het eigendomsrecht. De eigenaar staat als het ware een stukje van zijn eigendomsrecht af. Hypotheekrecht en pandrecht kunnen (net als eigendom) door de houder tegenover iedereen geldend gemaakt worden. Uiteraard komen daarbij wel wat complicaties kijken als deze zekerheidsrechten botsen met andere rechten.

      Voor de onderhandse registratie (art. 3:38 B.W.) kun je terecht bij de Belastingdienst Cluster Registratie in Rotterdam.

      Hypotheekrecht

      Hypotheekrecht wordt gevestigd op onroerende zaken, pandrecht op roerende zaken of op vermogensrechten, zoals vorderingen van de pandgever op derden.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 26-11-2015; laatste bewerking 25-09-2020]

      Rechten van pand en hypotheek (Titel 9, Boek 3 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!