Pagina inhoud

    Rb. Zwolle-Lelystad 3 december 2008 (Aneva/Aardappelkweek- en Selectiebedrijf IJsselmeerpolders)

    In Rb. Zwolle-Lelystad 3 december 2008 (Aneva/Aardappelkweek- en Selectiebedrijf IJsselmeerpolders) deed zich het volgende voor. De onderneming is opgericht door de heer Den Hartigh, de vader van de bestuurder van Aneva. In 1988 is er een samenwerking aangegaan met een Duits bedrijf in aardappelen, Saka. Daarbij is – voor zover uit de uitspraak is op te maken – een holding opgericht, waarin Saka aanvankelijk 50% van de aandelen hield en later 85%.

    Sinds 2007 verslechterde de relatie tussen Aneva en Saka, wat uitmondde in het ontslag van Aneva als bestuurder van de holding en van Aardappelkweek. Een enquêteverzoek van Aneva wordt door de Ondernemingskamer bij beschikking d.d. 13 oktober 2008 afgewezen. De OK acht het ontslag gelet op de verslechterde verhoudingen niet onredelijk.

    Het oordeel van de kort geding rechter beperkt zich daarmee tot de opzegtermijn van deze overeenkomst en het non-concurrentiebeding van twee jaar. De Voorzieningenrechter wijst een voorschot op de gevorderde schadevergoeding wegens de opzegging toe van zes maanden managementfee, waarbij wordt aangesloten bij de opzeggingsregeling in de managementovereenkomst.

    Opmerkelijk is wel, dat in een aandeelhoudersvergadering in 2003 was besloten, dat de opzegging van Aneva als leidinggevende slechts unaniem kon worden opgezegd. Dit staat volgens de OK en de Voorzieningenrechter echter niet aan ontslag van Aneva in de weg. De Voorzieningenrechter overwoog:

    “Voorts kan de “strijdigheid” van het ontslagbesluit met het op 13 november 2003 genomen besluit (zie 2.10) naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet tot nietigheid of vernietigbaarheid van het ontslagbesluit leiden. Gelet op de dwingende bepaling van art. 2:244 lid 2 BW kan het besluit van 13 november 2003 niet in de weg staan aan de rechtsgeldigheid van het ontslagbesluit. Ook de Ondernemingskamer zag in het besluit van 13 november 2003 geen consequenties voor het ontslagbesluit.”

    Dit had blijkens de eerder besproken uitspraken wel gekund als dit in een ADHO was afgesproken. Een besluit van de AVA houdt echter in het licht van art. 2:244 lid 2 B.W. geen stand. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat het vennootschapsrechtelijk ontslag ook het einde inhoudt van de managementovereenkomst. Hiermee trekt de Voorzieningenrechter de lijn van het arbeidsrechtelijk ontslag van een statutair bestuurder door naar de managementovereenkomst.

    Het oordeel van de kort geding rechter beperkt zich daarmee tot de opzegtermijn van deze overeenkomst en het non-concurrentiebeding van twee jaar. De Voorzieningenrechter wijst een voorschot op de gevorderde schadevergoeding wegens de opzegging toe van zes maanden managementfee, waarbij wordt aangesloten bij de opzeggingsregeling in de managementovereenkomst.

    De Voorzieningenrechter weegt hierbij de belangen en oordeelt dat niet gesproken kan worden van een ontslag wegens een dringende reden (een ontslagreden in de managementovereenkomst). Den Hartigh had ‘de grens opgezocht’ door zelf aardappelrassen op naam van Aneva te registreren, maar gelet op de lange historie van dit familiebedrijf en de handelwijze van Saka achtte de rechter het te ver gaan om onmiddellijk ontslag te honoreren.

    Ook beperkt de rechtbank het non-concurrentiebeding door dit te schorsen voor zover dit langer dan zes maanden duurt.

    Op de pagina Geschillenregeling en recht van enquête worden nog meer aan deze uitspraak verwante uitspraken over de mogelijkheden in kort geding in aandeelhoudersgeschillen behandeld.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 10-05-2021]

    Uitspraak

    ECLI:NL:RBZLY:BH2987

    Rechtbank Gelderland

    03-12-2008

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Rb. Zwolle-Lelystad 3 december 2008 (Aneva/Aardappelkweek- en Selectiebedrijf IJsselmeerpolders)

      In Rb. Zwolle-Lelystad 3 december 2008 (Aneva/Aardappelkweek- en Selectiebedrijf IJsselmeerpolders) deed zich het volgende voor. De onderneming is opgericht door de heer Den Hartigh, de vader van de bestuurder van Aneva. In 1988 is er een samenwerking aangegaan met een Duits bedrijf in aardappelen, Saka. Daarbij is – voor zover uit de uitspraak is op te maken – een holding opgericht, waarin Saka aanvankelijk 50% van de aandelen hield en later 85%.

      Sinds 2007 verslechterde de relatie tussen Aneva en Saka, wat uitmondde in het ontslag van Aneva als bestuurder van de holding en van Aardappelkweek. Een enquêteverzoek van Aneva wordt door de Ondernemingskamer bij beschikking d.d. 13 oktober 2008 afgewezen. De OK acht het ontslag gelet op de verslechterde verhoudingen niet onredelijk.

      Het oordeel van de kort geding rechter beperkt zich daarmee tot de opzegtermijn van deze overeenkomst en het non-concurrentiebeding van twee jaar. De Voorzieningenrechter wijst een voorschot op de gevorderde schadevergoeding wegens de opzegging toe van zes maanden managementfee, waarbij wordt aangesloten bij de opzeggingsregeling in de managementovereenkomst.

      Opmerkelijk is wel, dat in een aandeelhoudersvergadering in 2003 was besloten, dat de opzegging van Aneva als leidinggevende slechts unaniem kon worden opgezegd. Dit staat volgens de OK en de Voorzieningenrechter echter niet aan ontslag van Aneva in de weg. De Voorzieningenrechter overwoog:

      “Voorts kan de “strijdigheid” van het ontslagbesluit met het op 13 november 2003 genomen besluit (zie 2.10) naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet tot nietigheid of vernietigbaarheid van het ontslagbesluit leiden. Gelet op de dwingende bepaling van art. 2:244 lid 2 BW kan het besluit van 13 november 2003 niet in de weg staan aan de rechtsgeldigheid van het ontslagbesluit. Ook de Ondernemingskamer zag in het besluit van 13 november 2003 geen consequenties voor het ontslagbesluit.”

      Dit had blijkens de eerder besproken uitspraken wel gekund als dit in een ADHO was afgesproken. Een besluit van de AVA houdt echter in het licht van art. 2:244 lid 2 B.W. geen stand. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat het vennootschapsrechtelijk ontslag ook het einde inhoudt van de managementovereenkomst. Hiermee trekt de Voorzieningenrechter de lijn van het arbeidsrechtelijk ontslag van een statutair bestuurder door naar de managementovereenkomst.

      Het oordeel van de kort geding rechter beperkt zich daarmee tot de opzegtermijn van deze overeenkomst en het non-concurrentiebeding van twee jaar. De Voorzieningenrechter wijst een voorschot op de gevorderde schadevergoeding wegens de opzegging toe van zes maanden managementfee, waarbij wordt aangesloten bij de opzeggingsregeling in de managementovereenkomst.

      De Voorzieningenrechter weegt hierbij de belangen en oordeelt dat niet gesproken kan worden van een ontslag wegens een dringende reden (een ontslagreden in de managementovereenkomst). Den Hartigh had ‘de grens opgezocht’ door zelf aardappelrassen op naam van Aneva te registreren, maar gelet op de lange historie van dit familiebedrijf en de handelwijze van Saka achtte de rechter het te ver gaan om onmiddellijk ontslag te honoreren.

      Ook beperkt de rechtbank het non-concurrentiebeding door dit te schorsen voor zover dit langer dan zes maanden duurt.

      Op de pagina Geschillenregeling en recht van enquête worden nog meer aan deze uitspraak verwante uitspraken over de mogelijkheden in kort geding in aandeelhoudersgeschillen behandeld.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 10-05-2021]

      Uitspraak

      ECLI:NL:RBZLY:BH2987

      Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!