Ontkenning moederschap (Afd. 2a, Titel 11, Boek 1 B.W.)
Inleiding ontkenning moederschap
Wanneer tijdens een huwelijk een kind wordt geboren, wordt de partner van de moeder geacht (ook) de moeder te zijn. De wet voorziet in de mogelijkheid van ontkenning van het moederschap. De partner van de moeder kan daarmee voorkomen, dat er een familierechtelijke relatie tussen haar en het kind ontstaat. Althans kan die band, die er rechtens in principe is, ongedaan gemaakt worden. Dit geldt ook voor de ontkenning van het moederschap, dat is ontstaan als gevolg van geregistreerd partnerschap van twee vrouwen.
Ontkenning van het vaderschap is geregeld in Afd. 2a, Titel 11 van Boek 1 B.W. geeft een aantal algemene bepalingen inzake afstamming. De Afdeling omvat twee artikelen: art. 1:202a B.W. en art. 1:202b B.W.. Deze bepalingen zijn bij een wetswijziging sinds 1 april 1998 van kracht. Zie de hoofdpagina Afstamming (Titel 11).
Nadien is de wet laatstelijk per 1 april 2014 gewijzigd (zie Stb. 2013, 486 en parl. stukken 33 526). De wijziging laat de wet (wat verlaat) aansluiten bij het met ingang van 1 januari 1998 ingevoerde van het instituut van het geregistreerd partnerschap naast het huwelijk.
Ontkenning moederschap
Het moederschap kan, indien zij niet de biologische moeder is, worden ontkend door (art. 1:202a lid 1 B.W.):
1. De geboortemoeder;
2. De meemoeder;
3. Het kind zelf.
De geboorte- en meemoeder kunnen het moederschap van de meemoeder niet ontkennen indien de meemoeder vóór het huwelijk of geregistreerd partnerschap wist van de zwangerschap of heeft ingestemd met de kunstmatige donorbevruchting (art. 1:202a lid 2 B.W.).
Termijn ontkenning moederschap
Het verzoek tot ontkenning moet door de moeder bij de rechtbank worden ingediend binnen een jaar na de geboorte van het kind (art. 1:202a lid 3 B.W.). Overlijdt de moeder, dan kan een afstammeling of ouder het verzoek doen, binnen een jaar nadat de afstammeling of ouder met het overlijden bekend is geworden (art. 1:202b lid 1 B.W.).
Voor een kind geldt een termijn van drie jaar nadat hij/zij meerderjarig is geworden (art. 1:202a lid 4 B.W.). Overlijdt het meerderjarige kind voor deze termijn, dan kan zijn/haar afstammeling het verzoek doen, binnen een jaar nadat deze met het overlijden bekend is geworden. Was het kind bij het overlijden minderjarig, dan geldt een termijn van een jaar nadat het kind meerderjarig zou zijn geworden (art. 1:202b lid 2 B.W. jo. art. 1:201 lid 2 B.W.).
De rechtsgevolgen van ontkenning van het moederschap zijn hetzelfde als bij ontkenning van het vaderschap (art. 1:202b lid 2 B.W. jo. art. 1:202 B.W.).
Auteur & Last edit
[MdV, 25-12-2020; laatste bewerking AvB 2-08-2021]
Ontkenning moederschap (Afd. 2a, Titel 11, Boek 1 B.W.)
Inleiding ontkenning moederschap
Wanneer tijdens een huwelijk een kind wordt geboren, wordt de partner van de moeder geacht (ook) de moeder te zijn. De wet voorziet in de mogelijkheid van ontkenning van het moederschap. De partner van de moeder kan daarmee voorkomen, dat er een familierechtelijke relatie tussen haar en het kind ontstaat. Althans kan die band, die er rechtens in principe is, ongedaan gemaakt worden. Dit geldt ook voor de ontkenning van het moederschap, dat is ontstaan als gevolg van geregistreerd partnerschap van twee vrouwen.
Ontkenning van het vaderschap is geregeld in Afd. 2a, Titel 11 van Boek 1 B.W. geeft een aantal algemene bepalingen inzake afstamming. De Afdeling omvat twee artikelen: art. 1:202a B.W. en art. 1:202b B.W.. Deze bepalingen zijn bij een wetswijziging sinds 1 april 1998 van kracht. Zie de hoofdpagina Afstamming (Titel 11).
Nadien is de wet laatstelijk per 1 april 2014 gewijzigd (zie Stb. 2013, 486 en parl. stukken 33 526). De wijziging laat de wet (wat verlaat) aansluiten bij het met ingang van 1 januari 1998 ingevoerde van het instituut van het geregistreerd partnerschap naast het huwelijk.
Ontkenning moederschap
Het moederschap kan, indien zij niet de biologische moeder is, worden ontkend door (art. 1:202a lid 1 B.W.):
1. De geboortemoeder;
2. De meemoeder;
3. Het kind zelf.
De geboorte- en meemoeder kunnen het moederschap van de meemoeder niet ontkennen indien de meemoeder vóór het huwelijk of geregistreerd partnerschap wist van de zwangerschap of heeft ingestemd met de kunstmatige donorbevruchting (art. 1:202a lid 2 B.W.).
Termijn ontkenning moederschap
Het verzoek tot ontkenning moet door de moeder bij de rechtbank worden ingediend binnen een jaar na de geboorte van het kind (art. 1:202a lid 3 B.W.). Overlijdt de moeder, dan kan een afstammeling of ouder het verzoek doen, binnen een jaar nadat de afstammeling of ouder met het overlijden bekend is geworden (art. 1:202b lid 1 B.W.).
Voor een kind geldt een termijn van drie jaar nadat hij/zij meerderjarig is geworden (art. 1:202a lid 4 B.W.). Overlijdt het meerderjarige kind voor deze termijn, dan kan zijn/haar afstammeling het verzoek doen, binnen een jaar nadat deze met het overlijden bekend is geworden. Was het kind bij het overlijden minderjarig, dan geldt een termijn van een jaar nadat het kind meerderjarig zou zijn geworden (art. 1:202b lid 2 B.W. jo. art. 1:201 lid 2 B.W.).
De rechtsgevolgen van ontkenning van het moederschap zijn hetzelfde als bij ontkenning van het vaderschap (art. 1:202b lid 2 B.W. jo. art. 1:202 B.W.).
Auteur & Last edit
[MdV, 25-12-2020; laatste bewerking AvB 2-08-2021]
Ontkenning moederschap (Afd. 2a, Titel 11, Boek 1 B.W.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!