Pagina inhoud

    Stichtingen (Titel 6, Boek 2 B.W.)

    Inleiding stichtingen

    In Titel 6 van Boek 2 B.W. is de wettelijke regeling van de stichting neergelegd. Titel 6 van Boek 2 omvat 27 artikelen, en kent geen verdere onderverdeling (art. 2:285 B.W. tot en met art. 2:307 B.W.). De stichting is naast de vereniging één van de zgn. “ideële” rechtspersonen. Wettelijk vereiste is, dat de stichting wordt opgericht met een ideëel doel, dat in de statuten wordt vastgelegd.

    De stichting is de meest vrije en tevens ondemocratische rechtspersoon

    Qua inrichting is de stichting het minst aan wettelijke regels gebonden. Dat verklaart wellicht waarom er ook maar weinig bepalingen over de stichting in de wet zijn opgenomen. De stichting is tevens de minst democratische rechtspersoon. Anders dan bij de vereniging is er geen ledenvergadering of verplicht inspraakorgaan nodig. Ook de N.V. en B.V. hebben zeggenschapsstructuren, met name de aandeelhoudersvergadering, dat bij de kapitaalvennootschappen de ultieme zeggenschap heeft. Niets van dat al bij de stichting.

    Stichtingen als onderdeel van een structuur van rechtspersonen

    Stichtingen worden wel regelmatig gebruikt als onderdeel van een grotere structuur van rechtspersonen. Ook ziekenhuizen worden wel in de vorm van een stichting geëxploiteerd. Het is ook niet zo, dat de wet een commerciële exploitatie uitsluit, mits er maar een ideëel doel aan ten grondslag ligt.

    Het vermogen van de stichting

    Het vermogen wordt anders dan de kapitaalvennootschappen niet gehouden via aandelen. Het vermogen wordt vaak verkregen door een initiële storting bij oprichting, en verder door donaties. Dat geeft meteen aan, dat er geen bezitsrelatie bestaat tussen degeen die het vermogen in de stichting brengt en het vermogen van de stichting. Vandaar dat er ook geen zeggenschap over dat vermogen is van degeen die het inbrengt.

    Soms wordt het vermogen verkregen uit een erfenis, met de bedoeling om het gelegateerde vermogen voor een ideëel doel te gebruiken dat de erflater voor ogen heeft gestaan.

    Zeggenschap en toezicht bij de stichting

    Voor de invoering van de WTBR was bestuur en toezicht sterk overgelaten aan de oprichters van de stichting. Wanneer er toch behoefte was aan een vorm van zeggenschap of toezicht, dan kon dit georganiseerd worden via niet wettelijk geregelde organen, die in de statuten vorm gegeven konden worden. Zoals een donateursvergadering, die inspraak heeft op het door het bestuur te voeren beleid. Die zeggenschap was wel vrijblijvender dan bij de kapitaalvennootschappen of bij de vereniging.

    Ook kon reeds voor de WTBR via een Raad van Toezicht een vorm van toezicht op het bestuursbeleid worden geregeld, om te waarborgen dat het bestuur het vermogen inderdaad conform de statutaire doelstellingen besteedt. Met invoering van de WTBR per 1 juli 2021 is bestuur en toezicht meer in lijn gebracht met andere rechtspersonen.

    Oprichting stichting

    Een stichting moet worden opgericht door middel van een notariële akte (art. 2:286 lid 1 B.W.). De akte moet blijkens lid 2 worden verleden in de Nederlandse taal. Indien de stichting haar zetel heeft in de provincie Fryslân kan de akte in de Friese taal worden verleden. Een volmacht tot medewerking aan de akte moet schriftelijk zijn verleend. De stichting kan worden opgericht door een uiterste wilsbeschikking, gemaakt bij een notariële akte die in een vreemde taal is verleden; de statuten van de stichting moeten ook dan in de Nederlandse of Friese taal luiden.

    Statuten van de stichting

    De statuten van de stichting zijn – logischerwijs – opgenomen in de oprichtingsakte (art. 2:286 lid 3 B.W.). Deze moeten op grond van art. 2:286 lid 4 B.W. in ieder geval bevatten:

    a. de naam van de stichting, met het woord stichting als deel van de naam;
    b. het doel van de stichting;
    c. de wijze van benoeming en ontslag der bestuurders, en, indien er een raad van commissarissen wordt ingesteld, de wijze van benoeming en ontslag van commissarissen;
    d. de gemeente gemeente in Nederland waar zij haar zetel heeft;
    e. de bestemming van het overschot na vereffening van de stichting in geval van ontbinding, of de wijze waarop de bestemming zal worden vastgesteld.

    De zinsnede onder c) inzake de commissarissen is toegevoegd per 1 juli 2021 bij invoering van de WTBR.

    De notaris, ten overstaan van wie de akte is verleden, draagt zorg dat de statuten bevatten hetgeen in de leden 2-4 is genoemd. Bij verzuim is hij persoonlijk jegens hen die daardoor schade hebben geleden, aansprakelijk (art. 2:286 lid 5 B.W.).

    Bestuur van de stichting

    Het bestuur is krachtens de wet belast met het besturen van de stichting. Daarbij kunnen echter in de statuten beperkingen worden bepaald (art. 2:291 lid 1 B.W.).

    Wettelijke beperkingen bevoegdheid bestuur stichting

    Slechts indien dit uit de statuten voortvloeit, is het bestuur bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt. De statuten kunnen deze bevoegdheid aan beperkingen en voorwaarden binden. De uitsluiting, beperkingen en voorwaarden gelden mede voor de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de stichting ter zake van deze handelingen, tenzij de statuten anders bepalen (art. 2:291 lid 2 B.W.).

    Aanvulling art. 2:291 B.W. bij WTBR

    Per 1 juli 2021 is deze bepaling aangevuld met 5 leden. Hiermee is de wettelijke regeling van het bestuur van de stichting meer in overeenstemming gebracht met die van andere rechtspersonen.

    Belang van de stichting leidend voor bestuur stichting

    Bij de vervulling van hun taak richten de bestuurders zich naar het belang van de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie (art. 2:291 lid 3 B.W.).

    Extra stemrechten bepaalde bestuurder stichting

    De statuten kunnen bepalen dat een met name of in functie aangeduide bestuurder meer dan één stem wordt toegekend. Een bestuurder kan niet meer stemmen uitbrengen dan de andere bestuurders tezamen (art. 2:291 lid 4 B.W.).

    Voorziening in statuten voor ontstentenis en belet bestuurders stichting

    De statuten bevatten voorschriften omtrent de wijze waarop in de uitoefening van de taken en bevoegdheden voorlopig wordt voorzien in geval van ontstentenis of belet van alle bestuurders. De statuten kunnen deze voorschriften bevatten voor het geval van ontstentenis of belet van een of meer bestuurders. In de statuten kan nader worden bepaald wanneer sprake is van belet. Degene die bij ontstentenis of belet van bestuurders ingevolge een statutaire regeling is aangewezen tot het verrichten van bestuursdaden, wordt voor wat deze bestuursdaden betreft met een bestuurder gelijkgesteld (art. 2:291 lid 5 B.W.).

    Tegenstrijdig belang bestuurder stichting

    Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang bedoeld in lid 3. Wanneer hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, wordt het besluit genomen door de raad van commissarissen. Bij ontbreken van een raad van commissarissen, wordt het besluit genomen door het bestuur onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen, tenzij de statuten anders bepalen (art. 2:291 lid 6 B.W.).

    Bezoldiging bestuurder stichting

    De statuten kunnen bepalen dat aan bestuurders een bezoldiging wordt toegekend (art. 2:291 lid 7 B.W.).

    Aansprakelijkheid bestuur stichting

    Interne aansprakelijkheid bestuur stichting

    Het bestuur is op de voet van art. 2:9 B.W. intern aansprakelijk voor zijn handelen. Zie voor de aansprakelijkheid van het bestuur van de besloten vennootschap de pagina Bestuur en toezicht op het bestuur van de besloten vennootschap.

    In de basis zijn de regels voor aansprakelijkheid van de bestuurder van stichtingen gelijk aan die van de kapitaalvennootschappen, maar voor de B.V. of de N.V. gelden ook extra regels, zoals aansprakelijkheid bij niet volstorten van het geplaatste kapitaal.

    In de zaak leidend tot HR 3 februari 2023 (ex-bestuurder/Stichting Studiefinanciering Curacao) wilde de Stichting de ex-bestuurder aansprakelijk stellen voor het aangaan van overeenkomsten zonder de statutair vereiste goedkeuring van de RvC voor het aangaan van een overeenkomst met een derde. De Hoge Raad oordeelde, dat het handelen in strijd met de statuten in beginsel kan gelden als een ernstig verwijt en daarmee reden kan zijn om de bestuurder aansprakelijk te stellen. Daarbij moeten echter wel alle omstandigheden van het geval worden betrokken. In casu was het Hof met name onvoldoende ingegaan op het verweer van de bestuurder, dat de commissarissen wel ingestemd hadden (zij het informeel) en dat de overeenkomst de Stichting niet in problemen gebracht had (r.o. 3.3.3). De Hoge Raad casseerde dus (r.o. 3.3.4) en verwees de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof.

    Externe aansprakelijkheid bestuur stichting

    Het bestuur van de B.V. kan ook extern aansprakelijk zijn voor zijn daden (of nalaten). Zie in dit verband ook de pagina Externe aansprakelijkheid van een bestuurder van een rechtspersoon bij de behandeling van de onrechtmatige daad (Boek 6 B.W.).

    Zie verder ook de pagina Bestuur en toezicht van de besloten vennootschap, waar ook de aansprakelijkheid van het bestuur in faillissement aan de orde komt.

    Monistisch toezicht bij de stichting

    Bij invoering van de WTBR is ook de mogelijkheid tot het benoemen van uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders, waarbij deze laatste een toezichthoudende rol vervullen. Daartoe is een art. 2:291a B.W. toegevoegd.

    Art. 2:291a lid 1 B.W. bepaalt, dat bij de statuten kan worden bepaald dat de bestuurstaken worden verdeeld over één of meer niet uitvoerende bestuurders en één of meer uitvoerende bestuurders. De taak om toezicht te houden op de taakuitoefening door bestuurders kan niet door een taakverdeling worden ontnomen aan niet uitvoerende bestuurders. Het voorzitterschap van het bestuur, het doen van voordrachten voor benoeming van een bestuurder en het vaststellen van de bezoldiging van uitvoerende bestuurders kan niet aan een uitvoerende bestuurder worden toebedeeld. Niet uitvoerende bestuurders zijn natuurlijke personen.

    Bij of krachtens de statuten kan worden bepaald dat een of meer bestuurders rechtsgeldig kunnen besluiten omtrent zaken die tot zijn respectievelijk hun taak behoren. Bepaling krachtens de statuten geschiedt schriftelijk (art. 2:291a lid 2 B.W.).

    Bij de benoeming wordt vermeld of een bestuurder wordt benoemd tot uitvoerende bestuurder of tot niet uitvoerende bestuurder (art. 2:291a lid 3 B.W.).

    Schorsing uitvoerende bestuurder stichting

    Het bestuur is te allen tijde bevoegd tot schorsing van een uitvoerende bestuurder (art. 2:291a lid 4 B.W.).

    Bezoldiging uitvoerende bestuurders

    De uitvoerende bestuurders nemen niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming over het vaststellen van de bezoldiging van uitvoerende bestuurders (art. 2:291a lid 5 B.W.).

    Bestuur vertegenwoordigt de stichting

    In art. 2:292 lid 1 B.W. is bepaald, dat het – gehele – bestuur de stichting vertegenwoordigt. In lid 2 is bepaald, dat de statuten de bevoegdheid tot vertegenwoordiging bovendien kunnen toekennen aan een of meer bestuurders. Zij kunnen bepalen dat een bestuurder de stichting slechts met medewerking van een of meer anderen mag vertegenwoordigen.

    Bevoegdheid tot vertegenwoordiging die aan het bestuur of aan een bestuurder toekomt, is onbeperkt en onvoorwaardelijk, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit. Een wettelijk toegelaten of voorgeschreven beperking van of voorwaarde voor de bevoegdheid tot vertegenwoordiging kan slechts door de stichting worden ingeroepen (art. 2:292 lid 3 B.W.).

    De statuten van de stichting kunnen ook aan andere personen dan bestuurders bevoegdheid tot vertegenwoordiging toekennen (art. 2:292 lid 4 B.W.).

    Raad van commissarissen stichting

    Met de WTBR is ook een regeling toegevoegd voor de aanstelling van een Raad van Commissarissen bij de stichting (art. 2:292a B.W.).

    RvC mogelijk bij stichting tenzij monistisch toezicht

    Tenzij uitvoering is gegeven aan artikel 291a lid 1, kan bij de statuten worden bepaald dat er een raad van commissarissen zal zijn. Deze kan ook als raad van toezicht worden aangeduid. De raad bestaat uit een of meer natuurlijke personen (art. 2:292a lid 1 B.W.).

    Taak RvC stichting

    De raad van commissarissen heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en de algemene gang van zaken in de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie. Hij staat het bestuur met raad terzijde. Bij de vervulling van hun taak richten de commissarissen zich naar het belang van de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie (art. 2:292a lid 2 B.W.).

    RvC bevoegd bestuurder te schorsen

    Tenzij bij de statuten anders is bepaald, is de raad van commissarissen bevoegd iedere bestuurder te allen tijde te schorsen. De schorsing kan te allen tijde worden opgeheven door het orgaan dat of de persoon die bevoegd is tot benoeming (art. 2:292a lid 3 B.W.).

    Extra stemrecht bepaalde commissaris stichting

    De statuten kunnen bepalen dat een met name of in functie aangeduide commissaris meer dan één stem wordt toegekend. Een commissaris kan niet meer stemmen uitbrengen dan de andere commissarissen tezamen (art. 2:292a lid 4 B.W.).

    Regeling ontstentenis en belet van commissarissen stichting

    De statuten bevatten voorschriften omtrent de wijze waarop in de uitoefening van de taken en bevoegdheden voorlopig wordt voorzien in geval van ontstentenis of belet van alle commissarissen. De statuten kunnen deze voorschriften bevatten voor het geval van ontstentenis of belet van een of meer commissarissen. In de statuten kan nader worden bepaald wanneer sprake is van belet. Degene die bij ontstentenis of belet van commissarissen ingevolge een statutaire regeling de taken van een commissaris vervult, wordt voor het vervullen van die taken met een commissaris gelijkgesteld (art. 2:292a lid 5 B.W.).

    Aanvullende bepalingen statuten over taak en bevoegdheden RvC stichting

    De statuten kunnen aanvullende bepalingen omtrent de taak en de bevoegdheden van de raad en zijn leden bevatten (art. 2:292a lid 6 B.W.).

    Tegenstrijdig belang commissaris

    Een commissaris neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de daaraan verbonden onderneming of organisatie. Wanneer de raad van commissarissen hierdoor geen besluit kan nemen, wordt het besluit genomen door de raad onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen, tenzij de statuten anders bepalen (art. 2:292a lid 7 B.W.).

    Bezoldiging commissaris stichting

    De statuten kunnen bepalen dat aan de commissarissen als zodanig een bezoldiging wordt toegekend (art. 2:292a lid 8 B.W.).

    Aanbeveling commissaris stichting: welke gegevens?

    Bij een aanbeveling of voordracht tot benoeming van een commissaris worden van de kandidaat meegedeeld zijn leeftijd, zijn beroep, de betrekkingen die hij bekleedt of heeft bekleed voor zover die van belang zijn in verband met de vervulling van de taak van een commissaris. Tevens wordt vermeld aan welke rechtspersonen hij reeds als commissaris is verbonden; indien zich daaronder rechtspersonen bevinden, die tot een zelfde groep behoren, kan met de aanduiding van de groep worden volstaan. De aanbeveling en de voordracht tot benoeming of herbenoeming worden gemotiveerd. Bij herbenoeming wordt rekening gehouden met de wijze waarop de kandidaat zijn taak als commissaris heeft vervuld (art. 2:292a lid 9 B.W.).

    Informatieverstrekking bestuur aan RvC stichting

    Het bestuur verschaft de raad van commissarissen tijdig de voor de uitoefening van diens taak noodzakelijke gegevens (art. 2:292a lid 10 B.W.).

    Periodieke informatieverstrekking aan RvC stichting

    Het bestuur stelt ten minste een keer per jaar de raad van commissarissen schriftelijk op de hoogte van de hoofdlijnen van het strategisch beleid, van de algemene en financiële risico’s en van de gebruikte beheers- en controlesystemen (art. 2:292a lid 11 B.W.).

    Ontslag bestuurder stichting wegens verwaarlozing taak

    De regeling van het ontslag van een bestuurder is per 1 juli 2021 gewijzigd met invoering van de WTBR. Het oude art. 2:298 B.W. is vervangen door een nieuwe tekst. De bepaling luidt thans als volgt.

    Een bestuurder kan worden ontslagen wegens verwaarlozing van zijn taak. Dit kan zowel op verzoek van een belanghebbende als op verzoek van het Openbaar Ministerie (art. 2:298 lid 1 B.W.).

    Schorsing bestuurder stichting hangende onderzoek

    De rechtbank kan, hangende het onderzoek, voorlopige voorzieningen in het bestuur treffen en de bestuurder schorsen (art. 2:298 lid 2 B.W.).

    Bestuursverbod ontslagen bestuurder

    Een door de rechtbank ontslagen bestuurder kan gedurende vijf jaar na het ontslag geen bestuurder of commissaris van een stichting worden, tenzij de bestuurder mede gelet op de aan anderen toebedeelde taken geen ernstig verwijt kan worden gemaakt (art. 2:298 lid 3 B.W.).

    Ontslag commissaris die taak verwaarloost

    Het in de voorgaande leden bepaalde is van overeenkomstige toepassing op commissarissen (art. 2:298 lid 4 B.W.).

    Geen veroordeling herstel dienstbetrekking ontslagen bestuurder stichting

    Ook ingevoerd bij de WTBR is art. 2:298a B.W.. Een veroordeling tot herstel van de arbeidsovereenkomst tussen de stichting en de bestuurder kan door de rechter niet worden uitgesproken (art. 2:298a lid 1 B.W.).

    Geen herstel dienstbetrekking ontslagen commissaris stichting

    Het in het voorgaande lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing op commissarissen (lid 2).

    Taakverdeling bestuurders stichting

    Met de WTBR is art. 2:300a lid 1 B.W. uitgebreid en herzien. De nieuwe tekst luidt als volgt.

    1. Ten aanzien van de taakvervulling door bestuurders vindt het bepaalde bij de artikelen 131 en 138 lid 1 en leden 3 tot en met 10 overeenkomstige toepassing.

    2. Ten aanzien van de taakvervulling door bestuurders vindt het bepaalde bij de artikelen 138 lid 2 en 139 overeenkomstige toepassing in geval van:

    a. een stichting die aan de heffing van vennootschapsbelasting is onderworpen; of
    b. een stichting die bij of krachtens de wet verplicht is een financiële verantwoording op te stellen die gelijk of gelijkwaardig is aan een jaarrekening als bedoeld in titel 9.

    3. Ten aanzien van de taakvervulling door commissarissen vindt overeenkomstige toepassing:

    a. het bepaalde in lid 1 en lid 2, met dien verstande dat in lid 2 voor artikel 139 moet worden gelezen artikel 150; en
    b. het bepaalde in artikel 9.

    Dwingend recht rechtspersonen ook bij stichting

    Boek 2 B.W. vormt blijkens art. 2:25 B.W. dwingend recht. Dus net als bij de andere rechtspersonen moet de stichting voldoen aan de wettelijke (minimum)eisen.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 1-10-2020; laatste bewerking 8-07-2021]

    Stichtingen (Titel 6, Boek 2 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Praktizijns

    Pagina inhoud

      Stichtingen (Titel 6, Boek 2 B.W.)

      Inleiding stichtingen

      In Titel 6 van Boek 2 B.W. is de wettelijke regeling van de stichting neergelegd. Titel 6 van Boek 2 omvat 27 artikelen, en kent geen verdere onderverdeling (art. 2:285 B.W. tot en met art. 2:307 B.W.). De stichting is naast de vereniging één van de zgn. “ideële” rechtspersonen. Wettelijk vereiste is, dat de stichting wordt opgericht met een ideëel doel, dat in de statuten wordt vastgelegd.

      De stichting is de meest vrije en tevens ondemocratische rechtspersoon

      Qua inrichting is de stichting het minst aan wettelijke regels gebonden. Dat verklaart wellicht waarom er ook maar weinig bepalingen over de stichting in de wet zijn opgenomen. De stichting is tevens de minst democratische rechtspersoon. Anders dan bij de vereniging is er geen ledenvergadering of verplicht inspraakorgaan nodig. Ook de N.V. en B.V. hebben zeggenschapsstructuren, met name de aandeelhoudersvergadering, dat bij de kapitaalvennootschappen de ultieme zeggenschap heeft. Niets van dat al bij de stichting.

      Stichtingen als onderdeel van een structuur van rechtspersonen

      Stichtingen worden wel regelmatig gebruikt als onderdeel van een grotere structuur van rechtspersonen. Ook ziekenhuizen worden wel in de vorm van een stichting geëxploiteerd. Het is ook niet zo, dat de wet een commerciële exploitatie uitsluit, mits er maar een ideëel doel aan ten grondslag ligt.

      Het vermogen van de stichting

      Het vermogen wordt anders dan de kapitaalvennootschappen niet gehouden via aandelen. Het vermogen wordt vaak verkregen door een initiële storting bij oprichting, en verder door donaties. Dat geeft meteen aan, dat er geen bezitsrelatie bestaat tussen degeen die het vermogen in de stichting brengt en het vermogen van de stichting. Vandaar dat er ook geen zeggenschap over dat vermogen is van degeen die het inbrengt.

      Soms wordt het vermogen verkregen uit een erfenis, met de bedoeling om het gelegateerde vermogen voor een ideëel doel te gebruiken dat de erflater voor ogen heeft gestaan.

      Zeggenschap en toezicht bij de stichting

      Voor de invoering van de WTBR was bestuur en toezicht sterk overgelaten aan de oprichters van de stichting. Wanneer er toch behoefte was aan een vorm van zeggenschap of toezicht, dan kon dit georganiseerd worden via niet wettelijk geregelde organen, die in de statuten vorm gegeven konden worden. Zoals een donateursvergadering, die inspraak heeft op het door het bestuur te voeren beleid. Die zeggenschap was wel vrijblijvender dan bij de kapitaalvennootschappen of bij de vereniging.

      Ook kon reeds voor de WTBR via een Raad van Toezicht een vorm van toezicht op het bestuursbeleid worden geregeld, om te waarborgen dat het bestuur het vermogen inderdaad conform de statutaire doelstellingen besteedt. Met invoering van de WTBR per 1 juli 2021 is bestuur en toezicht meer in lijn gebracht met andere rechtspersonen.

      Oprichting stichting

      Een stichting moet worden opgericht door middel van een notariële akte (art. 2:286 lid 1 B.W.). De akte moet blijkens lid 2 worden verleden in de Nederlandse taal. Indien de stichting haar zetel heeft in de provincie Fryslân kan de akte in de Friese taal worden verleden. Een volmacht tot medewerking aan de akte moet schriftelijk zijn verleend. De stichting kan worden opgericht door een uiterste wilsbeschikking, gemaakt bij een notariële akte die in een vreemde taal is verleden; de statuten van de stichting moeten ook dan in de Nederlandse of Friese taal luiden.

      Statuten van de stichting

      De statuten van de stichting zijn – logischerwijs – opgenomen in de oprichtingsakte (art. 2:286 lid 3 B.W.). Deze moeten op grond van art. 2:286 lid 4 B.W. in ieder geval bevatten:

      a. de naam van de stichting, met het woord stichting als deel van de naam;
      b. het doel van de stichting;
      c. de wijze van benoeming en ontslag der bestuurders, en, indien er een raad van commissarissen wordt ingesteld, de wijze van benoeming en ontslag van commissarissen;
      d. de gemeente gemeente in Nederland waar zij haar zetel heeft;
      e. de bestemming van het overschot na vereffening van de stichting in geval van ontbinding, of de wijze waarop de bestemming zal worden vastgesteld.

      De zinsnede onder c) inzake de commissarissen is toegevoegd per 1 juli 2021 bij invoering van de WTBR.

      De notaris, ten overstaan van wie de akte is verleden, draagt zorg dat de statuten bevatten hetgeen in de leden 2-4 is genoemd. Bij verzuim is hij persoonlijk jegens hen die daardoor schade hebben geleden, aansprakelijk (art. 2:286 lid 5 B.W.).

      Bestuur van de stichting

      Het bestuur is krachtens de wet belast met het besturen van de stichting. Daarbij kunnen echter in de statuten beperkingen worden bepaald (art. 2:291 lid 1 B.W.).

      Wettelijke beperkingen bevoegdheid bestuur stichting

      Slechts indien dit uit de statuten voortvloeit, is het bestuur bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt. De statuten kunnen deze bevoegdheid aan beperkingen en voorwaarden binden. De uitsluiting, beperkingen en voorwaarden gelden mede voor de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de stichting ter zake van deze handelingen, tenzij de statuten anders bepalen (art. 2:291 lid 2 B.W.).

      Aanvulling art. 2:291 B.W. bij WTBR

      Per 1 juli 2021 is deze bepaling aangevuld met 5 leden. Hiermee is de wettelijke regeling van het bestuur van de stichting meer in overeenstemming gebracht met die van andere rechtspersonen.

      Belang van de stichting leidend voor bestuur stichting

      Bij de vervulling van hun taak richten de bestuurders zich naar het belang van de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie (art. 2:291 lid 3 B.W.).

      Extra stemrechten bepaalde bestuurder stichting

      De statuten kunnen bepalen dat een met name of in functie aangeduide bestuurder meer dan één stem wordt toegekend. Een bestuurder kan niet meer stemmen uitbrengen dan de andere bestuurders tezamen (art. 2:291 lid 4 B.W.).

      Voorziening in statuten voor ontstentenis en belet bestuurders stichting

      De statuten bevatten voorschriften omtrent de wijze waarop in de uitoefening van de taken en bevoegdheden voorlopig wordt voorzien in geval van ontstentenis of belet van alle bestuurders. De statuten kunnen deze voorschriften bevatten voor het geval van ontstentenis of belet van een of meer bestuurders. In de statuten kan nader worden bepaald wanneer sprake is van belet. Degene die bij ontstentenis of belet van bestuurders ingevolge een statutaire regeling is aangewezen tot het verrichten van bestuursdaden, wordt voor wat deze bestuursdaden betreft met een bestuurder gelijkgesteld (art. 2:291 lid 5 B.W.).

      Tegenstrijdig belang bestuurder stichting

      Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang bedoeld in lid 3. Wanneer hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, wordt het besluit genomen door de raad van commissarissen. Bij ontbreken van een raad van commissarissen, wordt het besluit genomen door het bestuur onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen, tenzij de statuten anders bepalen (art. 2:291 lid 6 B.W.).

      Bezoldiging bestuurder stichting

      De statuten kunnen bepalen dat aan bestuurders een bezoldiging wordt toegekend (art. 2:291 lid 7 B.W.).

      Aansprakelijkheid bestuur stichting

      Interne aansprakelijkheid bestuur stichting

      Het bestuur is op de voet van art. 2:9 B.W. intern aansprakelijk voor zijn handelen. Zie voor de aansprakelijkheid van het bestuur van de besloten vennootschap de pagina Bestuur en toezicht op het bestuur van de besloten vennootschap.

      In de basis zijn de regels voor aansprakelijkheid van de bestuurder van stichtingen gelijk aan die van de kapitaalvennootschappen, maar voor de B.V. of de N.V. gelden ook extra regels, zoals aansprakelijkheid bij niet volstorten van het geplaatste kapitaal.

      In de zaak leidend tot HR 3 februari 2023 (ex-bestuurder/Stichting Studiefinanciering Curacao) wilde de Stichting de ex-bestuurder aansprakelijk stellen voor het aangaan van overeenkomsten zonder de statutair vereiste goedkeuring van de RvC voor het aangaan van een overeenkomst met een derde. De Hoge Raad oordeelde, dat het handelen in strijd met de statuten in beginsel kan gelden als een ernstig verwijt en daarmee reden kan zijn om de bestuurder aansprakelijk te stellen. Daarbij moeten echter wel alle omstandigheden van het geval worden betrokken. In casu was het Hof met name onvoldoende ingegaan op het verweer van de bestuurder, dat de commissarissen wel ingestemd hadden (zij het informeel) en dat de overeenkomst de Stichting niet in problemen gebracht had (r.o. 3.3.3). De Hoge Raad casseerde dus (r.o. 3.3.4) en verwees de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof.

      Externe aansprakelijkheid bestuur stichting

      Het bestuur van de B.V. kan ook extern aansprakelijk zijn voor zijn daden (of nalaten). Zie in dit verband ook de pagina Externe aansprakelijkheid van een bestuurder van een rechtspersoon bij de behandeling van de onrechtmatige daad (Boek 6 B.W.).

      Zie verder ook de pagina Bestuur en toezicht van de besloten vennootschap, waar ook de aansprakelijkheid van het bestuur in faillissement aan de orde komt.

      Monistisch toezicht bij de stichting

      Bij invoering van de WTBR is ook de mogelijkheid tot het benoemen van uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders, waarbij deze laatste een toezichthoudende rol vervullen. Daartoe is een art. 2:291a B.W. toegevoegd.

      Art. 2:291a lid 1 B.W. bepaalt, dat bij de statuten kan worden bepaald dat de bestuurstaken worden verdeeld over één of meer niet uitvoerende bestuurders en één of meer uitvoerende bestuurders. De taak om toezicht te houden op de taakuitoefening door bestuurders kan niet door een taakverdeling worden ontnomen aan niet uitvoerende bestuurders. Het voorzitterschap van het bestuur, het doen van voordrachten voor benoeming van een bestuurder en het vaststellen van de bezoldiging van uitvoerende bestuurders kan niet aan een uitvoerende bestuurder worden toebedeeld. Niet uitvoerende bestuurders zijn natuurlijke personen.

      Bij of krachtens de statuten kan worden bepaald dat een of meer bestuurders rechtsgeldig kunnen besluiten omtrent zaken die tot zijn respectievelijk hun taak behoren. Bepaling krachtens de statuten geschiedt schriftelijk (art. 2:291a lid 2 B.W.).

      Bij de benoeming wordt vermeld of een bestuurder wordt benoemd tot uitvoerende bestuurder of tot niet uitvoerende bestuurder (art. 2:291a lid 3 B.W.).

      Schorsing uitvoerende bestuurder stichting

      Het bestuur is te allen tijde bevoegd tot schorsing van een uitvoerende bestuurder (art. 2:291a lid 4 B.W.).

      Bezoldiging uitvoerende bestuurders

      De uitvoerende bestuurders nemen niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming over het vaststellen van de bezoldiging van uitvoerende bestuurders (art. 2:291a lid 5 B.W.).

      Bestuur vertegenwoordigt de stichting

      In art. 2:292 lid 1 B.W. is bepaald, dat het – gehele – bestuur de stichting vertegenwoordigt. In lid 2 is bepaald, dat de statuten de bevoegdheid tot vertegenwoordiging bovendien kunnen toekennen aan een of meer bestuurders. Zij kunnen bepalen dat een bestuurder de stichting slechts met medewerking van een of meer anderen mag vertegenwoordigen.

      Bevoegdheid tot vertegenwoordiging die aan het bestuur of aan een bestuurder toekomt, is onbeperkt en onvoorwaardelijk, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit. Een wettelijk toegelaten of voorgeschreven beperking van of voorwaarde voor de bevoegdheid tot vertegenwoordiging kan slechts door de stichting worden ingeroepen (art. 2:292 lid 3 B.W.).

      De statuten van de stichting kunnen ook aan andere personen dan bestuurders bevoegdheid tot vertegenwoordiging toekennen (art. 2:292 lid 4 B.W.).

      Raad van commissarissen stichting

      Met de WTBR is ook een regeling toegevoegd voor de aanstelling van een Raad van Commissarissen bij de stichting (art. 2:292a B.W.).

      RvC mogelijk bij stichting tenzij monistisch toezicht

      Tenzij uitvoering is gegeven aan artikel 291a lid 1, kan bij de statuten worden bepaald dat er een raad van commissarissen zal zijn. Deze kan ook als raad van toezicht worden aangeduid. De raad bestaat uit een of meer natuurlijke personen (art. 2:292a lid 1 B.W.).

      Taak RvC stichting

      De raad van commissarissen heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en de algemene gang van zaken in de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie. Hij staat het bestuur met raad terzijde. Bij de vervulling van hun taak richten de commissarissen zich naar het belang van de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie (art. 2:292a lid 2 B.W.).

      RvC bevoegd bestuurder te schorsen

      Tenzij bij de statuten anders is bepaald, is de raad van commissarissen bevoegd iedere bestuurder te allen tijde te schorsen. De schorsing kan te allen tijde worden opgeheven door het orgaan dat of de persoon die bevoegd is tot benoeming (art. 2:292a lid 3 B.W.).

      Extra stemrecht bepaalde commissaris stichting

      De statuten kunnen bepalen dat een met name of in functie aangeduide commissaris meer dan één stem wordt toegekend. Een commissaris kan niet meer stemmen uitbrengen dan de andere commissarissen tezamen (art. 2:292a lid 4 B.W.).

      Regeling ontstentenis en belet van commissarissen stichting

      De statuten bevatten voorschriften omtrent de wijze waarop in de uitoefening van de taken en bevoegdheden voorlopig wordt voorzien in geval van ontstentenis of belet van alle commissarissen. De statuten kunnen deze voorschriften bevatten voor het geval van ontstentenis of belet van een of meer commissarissen. In de statuten kan nader worden bepaald wanneer sprake is van belet. Degene die bij ontstentenis of belet van commissarissen ingevolge een statutaire regeling de taken van een commissaris vervult, wordt voor het vervullen van die taken met een commissaris gelijkgesteld (art. 2:292a lid 5 B.W.).

      Aanvullende bepalingen statuten over taak en bevoegdheden RvC stichting

      De statuten kunnen aanvullende bepalingen omtrent de taak en de bevoegdheden van de raad en zijn leden bevatten (art. 2:292a lid 6 B.W.).

      Tegenstrijdig belang commissaris

      Een commissaris neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de daaraan verbonden onderneming of organisatie. Wanneer de raad van commissarissen hierdoor geen besluit kan nemen, wordt het besluit genomen door de raad onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen, tenzij de statuten anders bepalen (art. 2:292a lid 7 B.W.).

      Bezoldiging commissaris stichting

      De statuten kunnen bepalen dat aan de commissarissen als zodanig een bezoldiging wordt toegekend (art. 2:292a lid 8 B.W.).

      Aanbeveling commissaris stichting: welke gegevens?

      Bij een aanbeveling of voordracht tot benoeming van een commissaris worden van de kandidaat meegedeeld zijn leeftijd, zijn beroep, de betrekkingen die hij bekleedt of heeft bekleed voor zover die van belang zijn in verband met de vervulling van de taak van een commissaris. Tevens wordt vermeld aan welke rechtspersonen hij reeds als commissaris is verbonden; indien zich daaronder rechtspersonen bevinden, die tot een zelfde groep behoren, kan met de aanduiding van de groep worden volstaan. De aanbeveling en de voordracht tot benoeming of herbenoeming worden gemotiveerd. Bij herbenoeming wordt rekening gehouden met de wijze waarop de kandidaat zijn taak als commissaris heeft vervuld (art. 2:292a lid 9 B.W.).

      Informatieverstrekking bestuur aan RvC stichting

      Het bestuur verschaft de raad van commissarissen tijdig de voor de uitoefening van diens taak noodzakelijke gegevens (art. 2:292a lid 10 B.W.).

      Periodieke informatieverstrekking aan RvC stichting

      Het bestuur stelt ten minste een keer per jaar de raad van commissarissen schriftelijk op de hoogte van de hoofdlijnen van het strategisch beleid, van de algemene en financiële risico’s en van de gebruikte beheers- en controlesystemen (art. 2:292a lid 11 B.W.).

      Ontslag bestuurder stichting wegens verwaarlozing taak

      De regeling van het ontslag van een bestuurder is per 1 juli 2021 gewijzigd met invoering van de WTBR. Het oude art. 2:298 B.W. is vervangen door een nieuwe tekst. De bepaling luidt thans als volgt.

      Een bestuurder kan worden ontslagen wegens verwaarlozing van zijn taak. Dit kan zowel op verzoek van een belanghebbende als op verzoek van het Openbaar Ministerie (art. 2:298 lid 1 B.W.).

      Schorsing bestuurder stichting hangende onderzoek

      De rechtbank kan, hangende het onderzoek, voorlopige voorzieningen in het bestuur treffen en de bestuurder schorsen (art. 2:298 lid 2 B.W.).

      Bestuursverbod ontslagen bestuurder

      Een door de rechtbank ontslagen bestuurder kan gedurende vijf jaar na het ontslag geen bestuurder of commissaris van een stichting worden, tenzij de bestuurder mede gelet op de aan anderen toebedeelde taken geen ernstig verwijt kan worden gemaakt (art. 2:298 lid 3 B.W.).

      Ontslag commissaris die taak verwaarloost

      Het in de voorgaande leden bepaalde is van overeenkomstige toepassing op commissarissen (art. 2:298 lid 4 B.W.).

      Geen veroordeling herstel dienstbetrekking ontslagen bestuurder stichting

      Ook ingevoerd bij de WTBR is art. 2:298a B.W.. Een veroordeling tot herstel van de arbeidsovereenkomst tussen de stichting en de bestuurder kan door de rechter niet worden uitgesproken (art. 2:298a lid 1 B.W.).

      Geen herstel dienstbetrekking ontslagen commissaris stichting

      Het in het voorgaande lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing op commissarissen (lid 2).

      Taakverdeling bestuurders stichting

      Met de WTBR is art. 2:300a lid 1 B.W. uitgebreid en herzien. De nieuwe tekst luidt als volgt.

      1. Ten aanzien van de taakvervulling door bestuurders vindt het bepaalde bij de artikelen 131 en 138 lid 1 en leden 3 tot en met 10 overeenkomstige toepassing.

      2. Ten aanzien van de taakvervulling door bestuurders vindt het bepaalde bij de artikelen 138 lid 2 en 139 overeenkomstige toepassing in geval van:

      a. een stichting die aan de heffing van vennootschapsbelasting is onderworpen; of
      b. een stichting die bij of krachtens de wet verplicht is een financiële verantwoording op te stellen die gelijk of gelijkwaardig is aan een jaarrekening als bedoeld in titel 9.

      3. Ten aanzien van de taakvervulling door commissarissen vindt overeenkomstige toepassing:

      a. het bepaalde in lid 1 en lid 2, met dien verstande dat in lid 2 voor artikel 139 moet worden gelezen artikel 150; en
      b. het bepaalde in artikel 9.

      Dwingend recht rechtspersonen ook bij stichting

      Boek 2 B.W. vormt blijkens art. 2:25 B.W. dwingend recht. Dus net als bij de andere rechtspersonen moet de stichting voldoen aan de wettelijke (minimum)eisen.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 1-10-2020; laatste bewerking 8-07-2021]

      Stichtingen (Titel 6, Boek 2 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!