Pagina inhoud

    Executie van een schadestaatvonnis

    Wanneer de eiser in een procedure de veroordeling van de gedaagde gevorderd heeft tot vergoeding van schade, ‘nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet’, dan heeft hij nog geen vonnis waarin staat hoeveel de gedaagde moet betalen. Voordeel van zo’n vordering is een lager griffierecht en dus ook minder procesrisico wat betreft de proceskosten.

    Daarvoor moet de eiser – tenzij de veroordeelde besluit een regeling te treffen – eerst nog de schadestaatprocedure voeren, waarin de rechtbank de hoogte van de schade vaststelt. Belangrijke vraag is echter, of de partij met de verklaring voor recht al executiemaatregelen mag nemen. Is het feit dat de hoogte van de vordering nog niet vast staat een belemmering voor executoriale maatregelen?

    Wat is een schadestaatprocedure?

    De rechter kan een gedaagde veroordelen tot het betalen van schadevergoeding. Wanneer de schade in de hoofdprocedure ten belope van een bepaald bedrag is gevorderd en deze in de procedure kan worden vastgesteld, dan veroordeelt de rechter de aansprakelijk gestelde partij tot betaling van dat bedrag voor zover aangetoond door de eiser. De rechter kan de schadevergoeding ook begroten (art. 612 Rv.).

    Wanneer de schade echter nog niet direct vastgesteld kan worden, of niet alle schadebestanddelen al vaststaan, dan kan de rechter ook op vordering van de eiser een verklaring voor recht uitspreken, dat de gedaagde aansprakelijk is en deze veroordelen om de schade te vergoeden ‘op te maken bij staat’.

    Dat vonnis heeft te gelden als een eindvonnis in de hoofdprocedure. Om de schade vervolgens vast te stellen moet de eiser een zgn. schadestaatprocedure inleiden. De schadestaatprocedure is een van de hoofdprocedure onafhankelijke procedure. De regel in art. 279 (oud) Rv.) dat bij gebreke van vervolg van de zaak binnen 3 jaren verval van instantie gevraagd kan worden geldt hierbij niet. Dat heeft de Hoge Raad al uitgemaakt in HR 9 november 1952 (NJ 1953, 467). Zie ook PHR 27 juni 2003 (Planex) randnr. 2.2 (voetnoot 11). Over het karakter van de schadestaatprocedure heeft het nodige debat plaatsgevonden: het is niet dezelfde procedure als de hoofdprocedure waarin de schadestaat is bevolen, maar materieel wel een voortzetting daarvan.

    Er kunnen zelfs achtereenvolgens meerdere schadestaatprocedures gevoerd worden. Zie de pagina Schadestaatprocedure. Zo oordeelde de Hoge Raad al in HR 28 november 1969 (IBC/Derkx) (NJ 1970, 172).

    De schadestaatprocedure is geregeld in Titel 6, Boek II Rv. (art. 612 Rv. tot en met art. 615b Rv.). Zie ook de pagina Vereffening van schadevergoeding via een schadestaatprocedure.

    Geen veroordeling tot betaling van een bepaald bedrag

    Een vonnis waarin zo’n verklaring voor recht gegeven is, vermeldt echter niet het bedrag dat de aansprakelijke partij aan de eiser moet betalen. Dat kan het lastig maken om het vonnis te executeren. Per slot van rekening is voor de aanzegging om aan het vonnis te voldoen nodig dat de deurwaarder kan vermelden, waaraan de veroordeelde partij moet voldoen.

    Het voordeel van het niet meteen vorderen van een hoge schadevergoeding kan zijn, dat het belang van de zaak ‘onbepaald’ is en daardoor een minder hoog griffierecht verschuldigd is. Zeker als niet vast staat dat de vordering zal worden toegewezen kan het verstandig zijn eerst een verklaring voor recht met schadestaat in het petitum op te nemen. De wederpartij moet het griffierecht immers ook betalen en als je verliest krijg je die kosten als eiser voor je kiezen.

    Ook kan het voorkomen, dat niet alle schadebestanddelen al vast staan. Zoals wanneer er nog onderzoek nodig is bij een complexe bedrijfsschade of een brand, of bij letselschade waarbij nog niet alle gevolgen van het letsel vast staan.

    Nadeel is dus, dat de executie wordt bemoeilijkt doordat er niet een exact bedrag in het vonnis staat, dat de veroordeelde partij moet betalen. Maakt dit de executie van een dergelijk vonnis echter onmogelijk? Het antwoord is nee: executie is wel mogelijk, maar deze kan pas voltooid worden als het te betalen bedrag in de schadestaatprocedure is vastgesteld.

    Executie van een vonnis waarin vordering schadestaat is toegewezen

    Het vonnis in de hoofdzaak, waarin de gevorderde verklaring voor recht en de schadestaat zijn toegewezen, vormt een executoriale titel. Op basis daarvan kan wel degelijk executoriaal beslag gelegd worden.

    In het arrest HR 27 december 1935 (niet gepubliceerd op ECLI) (NJ 1936/248) heeft de Hoge Raad al uitgemaakt, dat het feit dat het schadestaatvonnis in de hoofdzaak niet een bepaald bedrag bevat dat de aansprakelijk gestelde partij moet betalen, er niet aan in de weg staat dat een dergelijk vonnis geëxecuteerd kan worden. Dit geldt voor alle vormen van executoriaal beslag en is dus niet beperkt tot bvb. beslag op roerende zaken.

    Voor executoriaal beslag op roerende zaken is volgens art. 441 lid 1 Rv. vereist, dat het beloop van de vordering bepaalbaar is. Volgens art. 441 lid 2 Rv. kan het beslag echter niet voltooid worden, zolang de vordering ‘nog niet vereffend’ is. Tot die tijd kan dus nog niet worden uitgewonnen. De executoriale verkoop kan dus nog niet aanvangen, en door de deurwaarder ontvangen bedragen kunnen niet aan de executant worden uitgekeerd.

    Voor executie van onroerende zaken is een soortgelijke bepaling opgenomen in art. 504a Rv..

    De hoogte van de vordering hoeft echter volgens de wetsgeschiedenis niet te blijken uit de executoriale titel zelf. Het beloop van de vordering moet slechts kunnen worden vastgesteld, hetzij direct dan wel op een later tijdstip (zoals in de schadestaatprocedure).

    Anders dan afgeleid zou kunnen worden uit art. 475 lid 1 aanhef en sub c Rv. (inzake executie van roerende zaken) hoeft in het beslagexploot de hoogte van de vordering niet vermeld te worden. Weliswaar staat op het verzuim dit te vermelden nietigheid, maar op grond van art. 66 lid 1 Rv. geldt dat alleen als de geëxecuteerde door dit verzuim onredelijk benadeeld wordt.

    Tot de vaststelling van de hoogte van de schadevergoeding heeft het executoriaal beslag echter als het ware een bewarend karakter, omdat de executie pas voltooid kan worden wanneer de hoogte van de vordering is komen vast te staan.

    Voor het executoriaal beslag is zelfs niet vereist dat de schadestaatprocedure al aanhangig gemaakt is. Zie Rb. Voorzieningenrechter Amsterdam 10 mei 2017 (schadevergoeding wegens onterechte faillissementsaanvraag HSK).

    Kan een executoriaal beslag op aandelen op basis van een schadestaatvonnis worden voltooid?

    De vraag rijst of voor een beslag op aandelen of een derdenbeslag dezelfde beperkingen gelden als voor her beslag op (on)roerende zaken. In de wet is voor het derdenbeslag niet een soortgelijke bepaling te vinden als art. 441 Rv. of art. 504a Rv..

    In de Antilliaanse zaak leidend tot het arrest HR 14 oktober 2022 (aandeelhouder/BNP) heeft BNP op de voet van art. 474g Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Curaçao (hierna: RvC) verzocht om verlof om de in beslag genomen aandelen van verzoekster in een Curaçaose vennootschap te doen verkopen en overdragen. BNP had uit hoofde van vrijwaring een aanzienlijke vordering op de aandeelhouder op basis van door de Engelse rechter op Jersey uitgesproken vonnissen op basis waarvan BNP en de aandeelhouder ruim 100 miljoen USD moesten betalen aan een derde.

    De aandeelhouder verweerde zich dat het beloop van de vordering van BNP echter nog niet vast stond, en stelde cassatie in tegen de toewijzing van het verzoek van BNP door het Gerecht in 1e aanleg van Curaçao en de bekrachtiging daarvan door het Gemeenschappelijk Hof. De Hoge Raad wees de cassatieklachten echter af. De wettelijke bepalingen in het Curaçaose wetboek van Rv. zijn vergelijkbaar met de Nederlandse equivalenten.

    Het Hof had verlof gegeven om het Trial Judgment en de Act of Court van 11 september 2017 in Curaçao ten uitvoer te leggen, en heeft het daarbij geoordeeld dat is voldaan aan het vereiste van art. V lid 1 van het Nederlands-Brits Executieverdrag 1967 (Trb. 1967, 197) dat ingevolge het te executeren vonnis een geldsom verschuldigd is waarvan het beloop uit het vonnis zelf, althans uit een nadere beslissing blijkt.

    De Hoge Raad besliste (r.o. 3.3), dat het Hof niet gehouden zich bij de beoordeling van de vraag of de vordering van BNP was vereffend in de zin van art. 441 lid 2 RvC, te beperken tot de executoriale titel op grond waarvan het beslag was gelegd (het Trial Judgment en de Act of Court van 11 september 2017). Het hof mocht daarbij ook de nadere gegevens uit de Acts of Court 2018 en het vierde Certificate betrekken. Hieraan stond niet in de weg dat deze documenten, voor zover zij naar het recht van Jersey de status van vonnis hebben, niet voorzien waren van een exequatur.

    Volgens het Hof en de Hoge Raad was de vordering in dit geval dus voldoende ‘vereffend’ (d.w.z. de hoogte daarvan stond voldoende vast), waardoor de executie van de aandelen op basis van deze executoriale titel wel doorgezet kon worden, ondanks het feit dat uit de titel zelf niet de hoogte van de vordering bleek en er (nog) geen exequatur was.

    Zie ook de conclusie van de P-G in deze zaak d.d. 11 maart 2022 voor nadere toelichting op de wettelijke regeling en de wetsgeschiedenis.

    Is uitvoering van een executoriaal derdenbeslag op grond van een schadestaatvonnis uitvoerbaar?

    Voor het derdenbeslag is niet een soortgelijke bepaling als art. 475 lid 1 aanhef en sub c Rv. in de wet te vinden. Het ligt volgens mr. Vlastuin en mr. Van Lierop in hun bijdrage in BER 2023, nr. 2 dan ook in de rede, dat een derdenbeslag op basis van een schadestaatvonnis wel uitgevoerd kan worden en de derde aan de executerende deurwaarder moet afdragen, waarna deze diens opdrachtgever voldoet.

    Dit staat echter op gespannen voet met Rb. Rotterdam 11 auguatus 2021 (verklaringsprocedure tegen derde-beslagene CEVA Freight). De rechtbank besliste in die zaak, dat er geen verklaringsprocedure geëntameerd kan worden zolang het beslag is gelegd voor een vordering nader op te maken bij staat, zodat dat beslag zich nog in een conservatoire (niet-executoriale) fase bevindt.

    Slotsom: executie op basis van een schadestaatvonnis is mogelijk

    Maar voor de voltooiing van de executie is vaststelling van de executie wel vereist.

    26-08- 2023 mr. Maarten de Vries, DV Advocatuur

    Pagina inhoud

      Executie van een schadestaatvonnis

      Wanneer de eiser in een procedure de veroordeling van de gedaagde gevorderd heeft tot vergoeding van schade, ‘nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet’, dan heeft hij nog geen vonnis waarin staat hoeveel de gedaagde moet betalen. Voordeel van zo’n vordering is een lager griffierecht en dus ook minder procesrisico wat betreft de proceskosten.

      Daarvoor moet de eiser – tenzij de veroordeelde besluit een regeling te treffen – eerst nog de schadestaatprocedure voeren, waarin de rechtbank de hoogte van de schade vaststelt. Belangrijke vraag is echter, of de partij met de verklaring voor recht al executiemaatregelen mag nemen. Is het feit dat de hoogte van de vordering nog niet vast staat een belemmering voor executoriale maatregelen?

      Wat is een schadestaatprocedure?

      De rechter kan een gedaagde veroordelen tot het betalen van schadevergoeding. Wanneer de schade in de hoofdprocedure ten belope van een bepaald bedrag is gevorderd en deze in de procedure kan worden vastgesteld, dan veroordeelt de rechter de aansprakelijk gestelde partij tot betaling van dat bedrag voor zover aangetoond door de eiser. De rechter kan de schadevergoeding ook begroten (art. 612 Rv.).

      Wanneer de schade echter nog niet direct vastgesteld kan worden, of niet alle schadebestanddelen al vaststaan, dan kan de rechter ook op vordering van de eiser een verklaring voor recht uitspreken, dat de gedaagde aansprakelijk is en deze veroordelen om de schade te vergoeden ‘op te maken bij staat’.

      Dat vonnis heeft te gelden als een eindvonnis in de hoofdprocedure. Om de schade vervolgens vast te stellen moet de eiser een zgn. schadestaatprocedure inleiden. De schadestaatprocedure is een van de hoofdprocedure onafhankelijke procedure. De regel in art. 279 (oud) Rv.) dat bij gebreke van vervolg van de zaak binnen 3 jaren verval van instantie gevraagd kan worden geldt hierbij niet. Dat heeft de Hoge Raad al uitgemaakt in HR 9 november 1952 (NJ 1953, 467). Zie ook PHR 27 juni 2003 (Planex) randnr. 2.2 (voetnoot 11). Over het karakter van de schadestaatprocedure heeft het nodige debat plaatsgevonden: het is niet dezelfde procedure als de hoofdprocedure waarin de schadestaat is bevolen, maar materieel wel een voortzetting daarvan.

      Er kunnen zelfs achtereenvolgens meerdere schadestaatprocedures gevoerd worden. Zie de pagina Schadestaatprocedure. Zo oordeelde de Hoge Raad al in HR 28 november 1969 (IBC/Derkx) (NJ 1970, 172).

      De schadestaatprocedure is geregeld in Titel 6, Boek II Rv. (art. 612 Rv. tot en met art. 615b Rv.). Zie ook de pagina Vereffening van schadevergoeding via een schadestaatprocedure.

      Geen veroordeling tot betaling van een bepaald bedrag

      Een vonnis waarin zo’n verklaring voor recht gegeven is, vermeldt echter niet het bedrag dat de aansprakelijke partij aan de eiser moet betalen. Dat kan het lastig maken om het vonnis te executeren. Per slot van rekening is voor de aanzegging om aan het vonnis te voldoen nodig dat de deurwaarder kan vermelden, waaraan de veroordeelde partij moet voldoen.

      Het voordeel van het niet meteen vorderen van een hoge schadevergoeding kan zijn, dat het belang van de zaak ‘onbepaald’ is en daardoor een minder hoog griffierecht verschuldigd is. Zeker als niet vast staat dat de vordering zal worden toegewezen kan het verstandig zijn eerst een verklaring voor recht met schadestaat in het petitum op te nemen. De wederpartij moet het griffierecht immers ook betalen en als je verliest krijg je die kosten als eiser voor je kiezen.

      Ook kan het voorkomen, dat niet alle schadebestanddelen al vast staan. Zoals wanneer er nog onderzoek nodig is bij een complexe bedrijfsschade of een brand, of bij letselschade waarbij nog niet alle gevolgen van het letsel vast staan.

      Nadeel is dus, dat de executie wordt bemoeilijkt doordat er niet een exact bedrag in het vonnis staat, dat de veroordeelde partij moet betalen. Maakt dit de executie van een dergelijk vonnis echter onmogelijk? Het antwoord is nee: executie is wel mogelijk, maar deze kan pas voltooid worden als het te betalen bedrag in de schadestaatprocedure is vastgesteld.

      Executie van een vonnis waarin vordering schadestaat is toegewezen

      Het vonnis in de hoofdzaak, waarin de gevorderde verklaring voor recht en de schadestaat zijn toegewezen, vormt een executoriale titel. Op basis daarvan kan wel degelijk executoriaal beslag gelegd worden.

      In het arrest HR 27 december 1935 (niet gepubliceerd op ECLI) (NJ 1936/248) heeft de Hoge Raad al uitgemaakt, dat het feit dat het schadestaatvonnis in de hoofdzaak niet een bepaald bedrag bevat dat de aansprakelijk gestelde partij moet betalen, er niet aan in de weg staat dat een dergelijk vonnis geëxecuteerd kan worden. Dit geldt voor alle vormen van executoriaal beslag en is dus niet beperkt tot bvb. beslag op roerende zaken.

      Voor executoriaal beslag op roerende zaken is volgens art. 441 lid 1 Rv. vereist, dat het beloop van de vordering bepaalbaar is. Volgens art. 441 lid 2 Rv. kan het beslag echter niet voltooid worden, zolang de vordering ‘nog niet vereffend’ is. Tot die tijd kan dus nog niet worden uitgewonnen. De executoriale verkoop kan dus nog niet aanvangen, en door de deurwaarder ontvangen bedragen kunnen niet aan de executant worden uitgekeerd.

      Voor executie van onroerende zaken is een soortgelijke bepaling opgenomen in art. 504a Rv..

      De hoogte van de vordering hoeft echter volgens de wetsgeschiedenis niet te blijken uit de executoriale titel zelf. Het beloop van de vordering moet slechts kunnen worden vastgesteld, hetzij direct dan wel op een later tijdstip (zoals in de schadestaatprocedure).

      Anders dan afgeleid zou kunnen worden uit art. 475 lid 1 aanhef en sub c Rv. (inzake executie van roerende zaken) hoeft in het beslagexploot de hoogte van de vordering niet vermeld te worden. Weliswaar staat op het verzuim dit te vermelden nietigheid, maar op grond van art. 66 lid 1 Rv. geldt dat alleen als de geëxecuteerde door dit verzuim onredelijk benadeeld wordt.

      Tot de vaststelling van de hoogte van de schadevergoeding heeft het executoriaal beslag echter als het ware een bewarend karakter, omdat de executie pas voltooid kan worden wanneer de hoogte van de vordering is komen vast te staan.

      Voor het executoriaal beslag is zelfs niet vereist dat de schadestaatprocedure al aanhangig gemaakt is. Zie Rb. Voorzieningenrechter Amsterdam 10 mei 2017 (schadevergoeding wegens onterechte faillissementsaanvraag HSK).

      Kan een executoriaal beslag op aandelen op basis van een schadestaatvonnis worden voltooid?

      De vraag rijst of voor een beslag op aandelen of een derdenbeslag dezelfde beperkingen gelden als voor her beslag op (on)roerende zaken. In de wet is voor het derdenbeslag niet een soortgelijke bepaling te vinden als art. 441 Rv. of art. 504a Rv..

      In de Antilliaanse zaak leidend tot het arrest HR 14 oktober 2022 (aandeelhouder/BNP) heeft BNP op de voet van art. 474g Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Curaçao (hierna: RvC) verzocht om verlof om de in beslag genomen aandelen van verzoekster in een Curaçaose vennootschap te doen verkopen en overdragen. BNP had uit hoofde van vrijwaring een aanzienlijke vordering op de aandeelhouder op basis van door de Engelse rechter op Jersey uitgesproken vonnissen op basis waarvan BNP en de aandeelhouder ruim 100 miljoen USD moesten betalen aan een derde.

      De aandeelhouder verweerde zich dat het beloop van de vordering van BNP echter nog niet vast stond, en stelde cassatie in tegen de toewijzing van het verzoek van BNP door het Gerecht in 1e aanleg van Curaçao en de bekrachtiging daarvan door het Gemeenschappelijk Hof. De Hoge Raad wees de cassatieklachten echter af. De wettelijke bepalingen in het Curaçaose wetboek van Rv. zijn vergelijkbaar met de Nederlandse equivalenten.

      Het Hof had verlof gegeven om het Trial Judgment en de Act of Court van 11 september 2017 in Curaçao ten uitvoer te leggen, en heeft het daarbij geoordeeld dat is voldaan aan het vereiste van art. V lid 1 van het Nederlands-Brits Executieverdrag 1967 (Trb. 1967, 197) dat ingevolge het te executeren vonnis een geldsom verschuldigd is waarvan het beloop uit het vonnis zelf, althans uit een nadere beslissing blijkt.

      De Hoge Raad besliste (r.o. 3.3), dat het Hof niet gehouden zich bij de beoordeling van de vraag of de vordering van BNP was vereffend in de zin van art. 441 lid 2 RvC, te beperken tot de executoriale titel op grond waarvan het beslag was gelegd (het Trial Judgment en de Act of Court van 11 september 2017). Het hof mocht daarbij ook de nadere gegevens uit de Acts of Court 2018 en het vierde Certificate betrekken. Hieraan stond niet in de weg dat deze documenten, voor zover zij naar het recht van Jersey de status van vonnis hebben, niet voorzien waren van een exequatur.

      Volgens het Hof en de Hoge Raad was de vordering in dit geval dus voldoende ‘vereffend’ (d.w.z. de hoogte daarvan stond voldoende vast), waardoor de executie van de aandelen op basis van deze executoriale titel wel doorgezet kon worden, ondanks het feit dat uit de titel zelf niet de hoogte van de vordering bleek en er (nog) geen exequatur was.

      Zie ook de conclusie van de P-G in deze zaak d.d. 11 maart 2022 voor nadere toelichting op de wettelijke regeling en de wetsgeschiedenis.

      Is uitvoering van een executoriaal derdenbeslag op grond van een schadestaatvonnis uitvoerbaar?

      Voor het derdenbeslag is niet een soortgelijke bepaling als art. 475 lid 1 aanhef en sub c Rv. in de wet te vinden. Het ligt volgens mr. Vlastuin en mr. Van Lierop in hun bijdrage in BER 2023, nr. 2 dan ook in de rede, dat een derdenbeslag op basis van een schadestaatvonnis wel uitgevoerd kan worden en de derde aan de executerende deurwaarder moet afdragen, waarna deze diens opdrachtgever voldoet.

      Dit staat echter op gespannen voet met Rb. Rotterdam 11 auguatus 2021 (verklaringsprocedure tegen derde-beslagene CEVA Freight). De rechtbank besliste in die zaak, dat er geen verklaringsprocedure geëntameerd kan worden zolang het beslag is gelegd voor een vordering nader op te maken bij staat, zodat dat beslag zich nog in een conservatoire (niet-executoriale) fase bevindt.

      Slotsom: executie op basis van een schadestaatvonnis is mogelijk

      Maar voor de voltooiing van de executie is vaststelling van de executie wel vereist.

      26-08- 2023 mr. Maarten de Vries, DV Advocatuur

      Meer actualiteiten