Vereenvoudigde afwikkeling faillissement (Afd. 5A, Titel 1 Fw.)
Inleiding vereenvoudigde afwikkeling faillissement
In 2002 heeft de wetgever een nieuwe Afdeling 5A aan de Faillissementswet toegevoegd, waarin de zgn. “Vereenvoudigde afwikkeling” geregeld is (Staatsblad 2002, 185).
Deze regeling voorziet in een afwikkeling van het faillissement zonder dat er een verificatievergadering plaatsvindt. Tot dan toe waren er twee manieren waarop een faillissement kon eindigen, afgezien van het akkoord. Hetzij door opheffing wegens gebrek aan baten” op de voet van art. 16 Fw. hetzij door een uitdeling na verificatievergadering.
De vereenvoudigde afwikkeling is aan de orde als er wel een uitkering gedaan kan worden aan de (pre)faillissementscrediteuren, maar alleen aan de preferente crediteuren.
Opheffing wegens gebrek aan baten (art. 16 Fw.)
Wanneer het door de vereffeningswerkzaamheden van de curator gerealiseerde actief in de boedel (het saldo op de faillissementsrekening) ontoereikend is om de faillissementskosten en de boedelschulden te voldoen, dan is er sprake van een zgn. “negatieve boedel”. Een uitkering aan de faillissementscrediteuren (dat zijn zij die een vordering hebben, die voor faillietverklaring is ontstaan) niet mogelijk, ongeacht of zij een preferente of een concurrente vordering hebben. Verificatie is dan zinloos en het faillissement wordt opgeheven wegens gebrek aan baten.
Verificatie en uitdeling aan de crediteuren
Is er wel genoeg saldo, dan moet worden vastgesteld of de ingediende vorderingen juist zijn, en aan de hand daarvan wordt een uitdelingslijst worden opgesteld. De verificatie is echter met name bedoeld voor de niet-bevoorrechte schuldeisers (de concurrente crediteuren). Zie de pagina verificatie en de pagina vereffening.
Oneigenlijke opheffing
Voor de situatie waarin er wel voldoende geld was om de faillissementskosten en de boedelschulden te betalen (dus geen “negatieve boedel”), maar niet genoeg om na betaling van de preferente crediteuren nog een uitdeling aan de concurrente crediteuren te doen, was er geen goede regeling in de wet. In de praktijk werd dan de “oneigenlijke opheffing” toegepast: de curator keerde het overschot aan de preferente crediteuren (meestal Belastingdienst en UWV) uit op basis van een bepaling in de Invorderingswet. Daar stond in dat ook in faillissement deze vorderingen onmiddellijk betaald moesten worden.
Een procedure – waar andere crediteuren ook gekend werden in deze gang van zaken – bestond niet. Deze is ingevoerd door de introductie van de “vereenvoudigde afwikkeling”. Andere crediteuren kunnen ook tegen deze beslissingen opkomen.
Vereenvoudigde afwikkeling
De gang van zaken is als volgt. Wanneer de curator vaststelt, dat er geen sprake is van een negatieve boedel, maar wel onvoldoende geld om een uitkering te doen aan de concurrente crediteuren, dan kan hij de rechtbank verzoeken te beslissen, dat een verificatievergadering achterwege zal blijven (art. 137a lid 1 Fw.). De R-C beslist hierover.
De curator onderzoekt daartoe uiteraard met name de preferente vorderingen (art. 137b Fw.). Hij treedt daarover in gesprek met crediteuren, die een preferentie claimen. Zie ook het arrest NN/Eijking q.q. hierna.
Zie ook de pagina Algemene bepalingen verhaalsrecht, waar het begrip voorrang of preferentie wordt toegelicht. De gefailleerde mag zijn bezwaren ook kenbaar maken (art. 126 Fw. is van overeenkomstige toepassing). De curator moet bvb. ook opletten of de fiscale aanslagen niet “ambtshalve” zijn opgelegd, en gebruik maken van een evt. “carry back” faciliteit als dit mogelijk is. Soms kan daardoor toch een uitkering aan de concurrente crediteuren mogelijk blijken.
Art. 137c lid 1 Fw. gaat nog uit van de fictie, dat de boedel pas in deze fase te gelde gemaakt wordt. In de praktijk is die fase al afgerond, reden waarom de curator de slotsom kan trekken of er sprake is van een negatieve boedel of niet.
Deze beslissing om de verificatie achterwege te laten moet worden meegedeeld aan de crediteuren (art. 137a lid 2 Fw.), en deze kunnen daartegen opkomen. Het zou bvb. kunnen zijn, dat men de fiscale schuld (of een andere preferente vordering) betwist. De wet geeft hier geen voorziening voor in deze afdeling, maar een bezwaar op de voet van art. 67 Fw. is mogelijk. Zie bvb. HR 19 oktober 2012 n.a.l.v. Rb. Utrecht d.d. 16 februari 2012.
Nadat de beroepstermijn is verstreken, stelt de curator een uitdelingslijst voor de preferente crediteuren op (art. 137d Fw.). Ook tegen die uitdelingslijst kan bezwaar gemaakt worden (art. 137e Fw.), zodat ook deze gedeponeerd wordt en de crediteuren daarvan mededeling gedaan wordt.
Vervolgens treedt de “staat van insolventie” in en wordt – als er geen bezwaar is ingediend – conform deze lijst uitgedeeld (art. 137f Fw.). De wet verwijst dan verder naar de reguliere bepalingen over vereffening van art. 188 e.v. Fw..
Bezwaar tegen de uitdelingslijst bij vereenvoudigde afwikkeling
Een crediteur, die was vergeten te melden dat zijn vordering bevoorrecht is, kan door bezwaar te maken tegen de uitdelingslijst ervoor zorgen dat de vordering alsnog als bevoorrecht wordt erkend. Aldus HR 13 juni 2014 (NN/Eijking q.q.). De betreffende crediteur was gesubrogeerd in de vordering van de Belastingdienst, omdat hij die voor de gefailleerde had voldaan. Daardoor trad hij in de preferentie van de fiscus. Zie ook de pagina subrogatie.
Mocht onverhoopt blijken, dat er toch een uitdeling aan de concurrente crediteuren mogelijk is, dan kan de R-C alsnog een verificatievergadering gelasten en kan de weg van Afd. 5 worden gevolgd (art. 137g Fw.)..
Op deze wijze is er een transparante procedure in het leven geroepen voor de situatie dat er na voldoening van de faillissementskosten en boedelschulden nog een overschot is, waaruit (deels) wel de preferente, maar niet de concurrente crediteuren kunnen worden betaald. Deze situatie komt – naast de eigenlijke opheffing wegens gebrek aan baten – nog redelijk vaak voor.
Auteur & Last edit
[MdV, 6-05-2018]
Vereenvoudigde afwikkeling faillissement (Afd. 5A, Titel 1 Fw.)
Inleiding vereenvoudigde afwikkeling faillissement
In 2002 heeft de wetgever een nieuwe Afdeling 5A aan de Faillissementswet toegevoegd, waarin de zgn. “Vereenvoudigde afwikkeling” geregeld is (Staatsblad 2002, 185).
Deze regeling voorziet in een afwikkeling van het faillissement zonder dat er een verificatievergadering plaatsvindt. Tot dan toe waren er twee manieren waarop een faillissement kon eindigen, afgezien van het akkoord. Hetzij door opheffing wegens gebrek aan baten” op de voet van art. 16 Fw. hetzij door een uitdeling na verificatievergadering.
De vereenvoudigde afwikkeling is aan de orde als er wel een uitkering gedaan kan worden aan de (pre)faillissementscrediteuren, maar alleen aan de preferente crediteuren.
Opheffing wegens gebrek aan baten (art. 16 Fw.)
Wanneer het door de vereffeningswerkzaamheden van de curator gerealiseerde actief in de boedel (het saldo op de faillissementsrekening) ontoereikend is om de faillissementskosten en de boedelschulden te voldoen, dan is er sprake van een zgn. “negatieve boedel”. Een uitkering aan de faillissementscrediteuren (dat zijn zij die een vordering hebben, die voor faillietverklaring is ontstaan) niet mogelijk, ongeacht of zij een preferente of een concurrente vordering hebben. Verificatie is dan zinloos en het faillissement wordt opgeheven wegens gebrek aan baten.
Verificatie en uitdeling aan de crediteuren
Is er wel genoeg saldo, dan moet worden vastgesteld of de ingediende vorderingen juist zijn, en aan de hand daarvan wordt een uitdelingslijst worden opgesteld. De verificatie is echter met name bedoeld voor de niet-bevoorrechte schuldeisers (de concurrente crediteuren). Zie de pagina verificatie en de pagina vereffening.
Oneigenlijke opheffing
Voor de situatie waarin er wel voldoende geld was om de faillissementskosten en de boedelschulden te betalen (dus geen “negatieve boedel”), maar niet genoeg om na betaling van de preferente crediteuren nog een uitdeling aan de concurrente crediteuren te doen, was er geen goede regeling in de wet. In de praktijk werd dan de “oneigenlijke opheffing” toegepast: de curator keerde het overschot aan de preferente crediteuren (meestal Belastingdienst en UWV) uit op basis van een bepaling in de Invorderingswet. Daar stond in dat ook in faillissement deze vorderingen onmiddellijk betaald moesten worden.
Een procedure – waar andere crediteuren ook gekend werden in deze gang van zaken – bestond niet. Deze is ingevoerd door de introductie van de “vereenvoudigde afwikkeling”. Andere crediteuren kunnen ook tegen deze beslissingen opkomen.
Vereenvoudigde afwikkeling
De gang van zaken is als volgt. Wanneer de curator vaststelt, dat er geen sprake is van een negatieve boedel, maar wel onvoldoende geld om een uitkering te doen aan de concurrente crediteuren, dan kan hij de rechtbank verzoeken te beslissen, dat een verificatievergadering achterwege zal blijven (art. 137a lid 1 Fw.). De R-C beslist hierover.
De curator onderzoekt daartoe uiteraard met name de preferente vorderingen (art. 137b Fw.). Hij treedt daarover in gesprek met crediteuren, die een preferentie claimen. Zie ook het arrest NN/Eijking q.q. hierna.
Zie ook de pagina Algemene bepalingen verhaalsrecht, waar het begrip voorrang of preferentie wordt toegelicht. De gefailleerde mag zijn bezwaren ook kenbaar maken (art. 126 Fw. is van overeenkomstige toepassing). De curator moet bvb. ook opletten of de fiscale aanslagen niet “ambtshalve” zijn opgelegd, en gebruik maken van een evt. “carry back” faciliteit als dit mogelijk is. Soms kan daardoor toch een uitkering aan de concurrente crediteuren mogelijk blijken.
Art. 137c lid 1 Fw. gaat nog uit van de fictie, dat de boedel pas in deze fase te gelde gemaakt wordt. In de praktijk is die fase al afgerond, reden waarom de curator de slotsom kan trekken of er sprake is van een negatieve boedel of niet.
Deze beslissing om de verificatie achterwege te laten moet worden meegedeeld aan de crediteuren (art. 137a lid 2 Fw.), en deze kunnen daartegen opkomen. Het zou bvb. kunnen zijn, dat men de fiscale schuld (of een andere preferente vordering) betwist. De wet geeft hier geen voorziening voor in deze afdeling, maar een bezwaar op de voet van art. 67 Fw. is mogelijk. Zie bvb. HR 19 oktober 2012 n.a.l.v. Rb. Utrecht d.d. 16 februari 2012.
Nadat de beroepstermijn is verstreken, stelt de curator een uitdelingslijst voor de preferente crediteuren op (art. 137d Fw.). Ook tegen die uitdelingslijst kan bezwaar gemaakt worden (art. 137e Fw.), zodat ook deze gedeponeerd wordt en de crediteuren daarvan mededeling gedaan wordt.
Vervolgens treedt de “staat van insolventie” in en wordt – als er geen bezwaar is ingediend – conform deze lijst uitgedeeld (art. 137f Fw.). De wet verwijst dan verder naar de reguliere bepalingen over vereffening van art. 188 e.v. Fw..
Bezwaar tegen de uitdelingslijst bij vereenvoudigde afwikkeling
Een crediteur, die was vergeten te melden dat zijn vordering bevoorrecht is, kan door bezwaar te maken tegen de uitdelingslijst ervoor zorgen dat de vordering alsnog als bevoorrecht wordt erkend. Aldus HR 13 juni 2014 (NN/Eijking q.q.). De betreffende crediteur was gesubrogeerd in de vordering van de Belastingdienst, omdat hij die voor de gefailleerde had voldaan. Daardoor trad hij in de preferentie van de fiscus. Zie ook de pagina subrogatie.
Mocht onverhoopt blijken, dat er toch een uitdeling aan de concurrente crediteuren mogelijk is, dan kan de R-C alsnog een verificatievergadering gelasten en kan de weg van Afd. 5 worden gevolgd (art. 137g Fw.)..
Op deze wijze is er een transparante procedure in het leven geroepen voor de situatie dat er na voldoening van de faillissementskosten en boedelschulden nog een overschot is, waaruit (deels) wel de preferente, maar niet de concurrente crediteuren kunnen worden betaald. Deze situatie komt – naast de eigenlijke opheffing wegens gebrek aan baten – nog redelijk vaak voor.
Auteur & Last edit
[MdV, 6-05-2018]
Vereenvoudigde afwikkeling faillissement (Afd. 5A, Titel 1 Fw.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!