Pagina inhoud

    Slotbepalingen surseance (Afd. 3, Titel 2 Fw.)

    Inleiding slotbepalingen surseance

    In Afd. 3 van Titel 3 Fw. worden twee algemene slotbepalingen gegeven met betrekking tot de surseance. Die bepalingen zijn vooral van procedurele aard. Dit heeft ermee te maken dat de bepalingen inzake verzoekschriftprocedures van Titel 3, Boek 1 Rv. niet gelden voor insolventieprocedures.

    Geen hoger beroep tenzij uitdrukkelijk bepaald

    Van beslissingen in de surseance procedure is in beginsel geen hoger beroep mogelijk. Dit tenzij de wet dit expliciet bepaalt. Aldus art. 282 Fw.. Wel is cassatie in het belang der wet mogelijk, maar die mogelijkheid staat niet aan partijen ter beschikking, maar alleen aan het OM.

    In de zaak leidend tot HR 8 december 2017 (Poorthuis q.q./Propertize c.s. – faillissement Accessio Beheer) was de vraag aan de orde, of het rechtsmiddelenverbod van art. 282 Fw. in dat geval kon worden doorbroken. De Hoge Raad oordeelde van niet. De toegang tot hoger beroep werd geweigerd.

    Belangrijk is dat de Hoge Raad overweegt, dat indien er wel sprake zou zijn van een doorbreking, in dat geval de korte termijnen van de Fw. gelden: 8 dagen voor hoger beroep!

    Enkele nadere processuele bepalingen

    In art. 283 Fw. leden 1-3 worden nog enkele nadere processuele bepalingen gegeven voor procedures in het kader van de surseance. Deze zien met name op verplichte procesvertegenwoordiging. Dit betreft de volgende verzoeken:

    – hoger beroep tegen weigering verlening surseance (art. 219 Fw.)
    – verzoek tot verlenging (art. 223 Fw.)
    – verzoek bijkomende voorzieningen bij voorlopige surseance (art. 225 Fw.)
    – verzoek tot intrekking surseance (art. 242 Fw.)
    – hoger beroep tegen intrekking surseance (art. 243 Fw.)
    – verzoek intrekking surseance als deze niet meer nodig is (art. 247 Fw.)
    – hoger beroep tegen weigering omzetting in WSNP (art. 247b Fw.)
    – verbetering proces-verbaal houdende verwerping akkoord (art. 270 Fw.)
    – hoger beroep weigering homologatie akkoord financiële instelling (art. 272 lid 6 Fw.)
    – hoger beroep omzetting in faillissement na afwijzing akkoord (278 lid 2 Fw.)
    – verzoek tot ontbinding akkoord (art. 280 lid 1 jo 166 Fw.)

    Verzoeken ondertekend door advocaat

    In art. 283 lid 1 Fw. is bepaald, dat een aantal daar genoemde verzoeken moeten worden (mede)ondertekend door een advocaat.  Dit tenzij het een verzoek van een bewindvoerder is.

    Omzetting in kader van Europese hoofdprocedure

    Wanneer na het uitspreken van de surseance in Nederland een hoofdprocedure geopend wordt voor een insolventieprocedure in een andere Lidstaat van de EU, dan kan omzetting gevraagd worden op basis van art. 51 lid 1 EIV (Europese Insolventie Verordening (herschikt) PbEU 2015, L 141). Dit verzoek moet door een advocaat worden ingediend, aldus lid 2 art. 283 Fw..

    Cassatie via cassatie-advocaat

    Een nogal voor de hand liggende bepaling is lid 3, waarin is bepaald dat cassatie moet worden ingesteld via een cassatie-advocaat. Omdat de procedureregels voor insolventieprocedures apart geregeld moeten worden, is dit ook opgenomen voor de surseance.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 24-07-2018]

    Slotbepalingen surseance (Afd. 3, Titel 2 Fw.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Slotbepalingen surseance (Afd. 3, Titel 2 Fw.)

      Inleiding slotbepalingen surseance

      In Afd. 3 van Titel 3 Fw. worden twee algemene slotbepalingen gegeven met betrekking tot de surseance. Die bepalingen zijn vooral van procedurele aard. Dit heeft ermee te maken dat de bepalingen inzake verzoekschriftprocedures van Titel 3, Boek 1 Rv. niet gelden voor insolventieprocedures.

      Geen hoger beroep tenzij uitdrukkelijk bepaald

      Van beslissingen in de surseance procedure is in beginsel geen hoger beroep mogelijk. Dit tenzij de wet dit expliciet bepaalt. Aldus art. 282 Fw.. Wel is cassatie in het belang der wet mogelijk, maar die mogelijkheid staat niet aan partijen ter beschikking, maar alleen aan het OM.

      In de zaak leidend tot HR 8 december 2017 (Poorthuis q.q./Propertize c.s. – faillissement Accessio Beheer) was de vraag aan de orde, of het rechtsmiddelenverbod van art. 282 Fw. in dat geval kon worden doorbroken. De Hoge Raad oordeelde van niet. De toegang tot hoger beroep werd geweigerd.

      Belangrijk is dat de Hoge Raad overweegt, dat indien er wel sprake zou zijn van een doorbreking, in dat geval de korte termijnen van de Fw. gelden: 8 dagen voor hoger beroep!

      Enkele nadere processuele bepalingen

      In art. 283 Fw. leden 1-3 worden nog enkele nadere processuele bepalingen gegeven voor procedures in het kader van de surseance. Deze zien met name op verplichte procesvertegenwoordiging. Dit betreft de volgende verzoeken:

      – hoger beroep tegen weigering verlening surseance (art. 219 Fw.)
      – verzoek tot verlenging (art. 223 Fw.)
      – verzoek bijkomende voorzieningen bij voorlopige surseance (art. 225 Fw.)
      – verzoek tot intrekking surseance (art. 242 Fw.)
      – hoger beroep tegen intrekking surseance (art. 243 Fw.)
      – verzoek intrekking surseance als deze niet meer nodig is (art. 247 Fw.)
      – hoger beroep tegen weigering omzetting in WSNP (art. 247b Fw.)
      – verbetering proces-verbaal houdende verwerping akkoord (art. 270 Fw.)
      – hoger beroep weigering homologatie akkoord financiële instelling (art. 272 lid 6 Fw.)
      – hoger beroep omzetting in faillissement na afwijzing akkoord (278 lid 2 Fw.)
      – verzoek tot ontbinding akkoord (art. 280 lid 1 jo 166 Fw.)

      Verzoeken ondertekend door advocaat

      In art. 283 lid 1 Fw. is bepaald, dat een aantal daar genoemde verzoeken moeten worden (mede)ondertekend door een advocaat.  Dit tenzij het een verzoek van een bewindvoerder is.

      Omzetting in kader van Europese hoofdprocedure

      Wanneer na het uitspreken van de surseance in Nederland een hoofdprocedure geopend wordt voor een insolventieprocedure in een andere Lidstaat van de EU, dan kan omzetting gevraagd worden op basis van art. 51 lid 1 EIV (Europese Insolventie Verordening (herschikt) PbEU 2015, L 141). Dit verzoek moet door een advocaat worden ingediend, aldus lid 2 art. 283 Fw..

      Cassatie via cassatie-advocaat

      Een nogal voor de hand liggende bepaling is lid 3, waarin is bepaald dat cassatie moet worden ingesteld via een cassatie-advocaat. Omdat de procedureregels voor insolventieprocedures apart geregeld moeten worden, is dit ook opgenomen voor de surseance.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 24-07-2018]

      Slotbepalingen surseance (Afd. 3, Titel 2 Fw.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!